Ontvangen 8 april 2010
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel 57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur wordt vanwege het Koninkrijk, gehoord de betrokken landen, een voorziening getroffen, waarbij een recherchesamenwerkingsteam wordt ingesteld. Bij de voorziening wordt het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk zoveel mogelijk in acht genomen.
II
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de zinsnede «met uitzondering van artikel» ingevoegd: 8, derde en vierde lid, hoofdstuk 5, paragrafen 1 en 2, en de artikelen 36, tweede lid, en.
2. Na het tweede lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. Bij koninklijk besluit wordt het tijdstip vastgesteld waarop artikel 8, derde en vierde lid, hoofdstuk 5, paragrafen 1 en 2, en artikel 36, tweede lid, in werking treden. De voordracht voor het koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan acht weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
4. Artikel 57a vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 8, derde en vierde lid, hoofdstuk 5, paragrafen 1 en 2, en artikel 36, tweede lid.
Een effectieve politieorganisatie is een essentiële schakel in de rechtshandhavingsketen. Met name voor de bestrijding van zware, internationaal georganiseerde criminaliteit is een kwalitatief hoogwaardige politiesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk en een eenduidige aansturing van het opsporingsapparaat nodig. Daartoe bestaat thans het recherchesamenwerkingsteam (RST). De indieners van onderhavig amendement hebben grote twijfel of de in het wetsvoorstel voorgestelde Gemeenschappelijke Voorziening Politie (GVP), zonder «eigen» medewerkers en zonder zelfstandige opsporingsbevoegdheid, die taak adequaat over kan nemen. De voorgestelde constructie maakt het gevaar groot dat die RST-taak verdrongen wordt door de bestrijding van «lokale» criminaliteit door de landelijke korpsen. Dit maakt ook Nederland als onderdeel van het Koninkrijk internationaal kwetsbaar en zou de verantwoordelijkheid van de Procureur-Generaal voor de opsporing van zware, internationaal georganiseerde criminaliteit ondermijnen. Die verantwoordelijkheid maakt een «vast» politieteam nodig dat zonodig ook de landelijke korpsen kan ondersteunen.
Onderhavig amendement strekt ertoe de artikelen over de Gemeenschappelijke Voorziening Politie (art.8, derde en vierde lid, hoofdstuk 5, paragraaf 1 en 2, en artikel 36, tweede lid) vooralsnog niet in werking te laten treden. Aan de hand van de feitelijke en kwalitatieve ontwikkelingen binnen de landelijke politiekorpsen kan beoordeeld worden wanneer inwerkingtreding eventueel plaats kan vinden. De landen zelf hebben terzake aldus een belangrijke eigen verantwoordelijkheid. Parlementaire medebetrokkenheid bij die besluitvorming is wenselijk en nodig.
Tot het tijdstip dat deze artikelen wel in werking kunnen treden, is een algemene maatregel van rijksbestuur (amvrb) van kracht waarbij een recherchesamenwerkingsteam «nieuwe stijl» wordt ingesteld. Met de zinsnede «vanwege het Koninkrijk» in artikel 57a wordt bedoeld dat het vaststellen van de algemene maatregel van rijksbestuur een opdracht is aan de Koninkrijksregering. Er is daarbij sprake van een «normale» amvrb, en dus niet van een consensusamvrb in de zin van artikel 38, tweede lid, van het Statuut.
Het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk dient bij de amvrb als uitgangspunt te worden genomen. Met het gebruik van de zinsnede «zoveel mogelijk» in artikel 57a wordt wel mogelijk gemaakt enkele onderdelen van het protocol aan te passen. Daarbij zal onder meer dienen te worden voorzien in het van rechtswege toekennen van opsporingsbevoegdheden en de bevoegdheid geweld te gebruiken voor «RST-ambtenaren». Het beheer dient voorts te berusten bij de Minister van BZK (KLPD), die daarbij de teamchef dient te benoemen. Feitelijk dienen de huidige RST-taken evenwel hetzelfde te blijven: onderzoeken naar zware, georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit.
Na inwerkingtreding van de artikelen over de gemeenschappelijke voorziening politie vervalt artikel 57a, de grondslag voor de amvrb. Dit brengt mee dat de amvrb op dat moment van rechtswege vervalt.
Remkes
Van Bochove
Leerdam