Gepubliceerd: 26 september 2011
Indiener(s): Jan Kees de Jager (minister financiƫn) (CDA)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32014-14.html
ID: 32014-14

Nr. 14 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET TWEEDE NADER VERSLAG

Ontvangen 27 september 2011

Algemeen

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het tweede nader verslag van de vaste commissie voor Financiën. Graag ga ik, mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, in deze nota in op de door de fracties gestelde vragen.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de CDA-fractie merken op dat ten tijde van het verschijnen van het rapport de economie er heel anders voor stond en vragen of dit gevolgen heeft voor de kijk van de regering op dit wetsvoorstel. In dat kader vragen de leden van de CDA-fractie of de regering een gemotiveerd en gedetailleerd oordeel kan geven over het rapport van de commissie De Wit.

Mede in het licht van de financiële crisis zijn de problemen die in het rapport van de Monitoring Commissie worden geadresseerd nog steeds actueel en tot op heden zijn deze niet door andere initiatieven ondervangen. De crisis benadrukt het belang van een goede corporate governance. Dit wetsvoorstel beoogt een bijdrage te leveren aan de versterking van het Nederlandse systeem van corporate governance. Door middel van de voorgestelde melding van intenties en verhoging van de drempel voor het agenderingsrecht kunnen de risico’s van activistische aandeelhouders met een korte termijn visie worden geadresseerd.

Ten aanzien van het rapport van commissie De Wit kan het volgende worden opgemerkt. De commissie De Wit onderschrijft onder meer het belang van duurzaam aandeelhouderschap. Eén van de onderdelen van het wetsvoorstel is een regeling voor identificatie van investeerders, hetgeen kan bijdragen aan een constructieve dialoog tussen vennootschappen en aandeelhouders en daarmee aan een duurzame relatie tussen beide partijen. De Tweede Kamer zal via een voortgangsrapportage worden geïnformeerd over de voortgang van het beleid- en wetgevingsprogramma op het terrein van de financiële markten.1 In deze voortgangsrapportage zal onder meer expliciet worden gemaakt op welke wijze invulling is gegeven aan de aanbevelingen van de commissie De Wit. De voortgangsrapportage zal naar verwachting dit najaar aan de Tweede Kamer worden toegezonden.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de SP-fractie vragen wat de reden is dat de nota naar aanleiding van het nader verslag zo lang op zich heeft laten wachten.

De afgelopen jaren is er mede naar aanleiding van de financiële crisis een omvangrijk wetgevingsprogramma uitgevoerd dat voor een groot deel bestaat uit (de implementatie van) Europese regelgeving. Gelet op de noodzaak van dit programma heeft dit absolute prioriteit gekregen. Deze prioriteitenstelling heeft helaas tot gevolg gehad dat de nota naar aanleiding van het nader verslag vertraging heeft opgelopen.

Het Nederlandse corporate governance systeem

De leden van de VVD-fractie vragen naar een overzicht van de corporate governance bepalingen in de VS, Frankrijk, Engeland, Duitsland en België in vergelijking met de bepalingen in het wetsvoorstel.

Gelet op de verwijzing naar de vorige schriftelijke inbreng van de leden van de VVD-fractie wordt het gevraagde overzicht toegespitst op de melding van intenties en identificatie van investeerders. Dit overzicht is opgenomen in Bijlage I.

Melding van intenties van aandeelhouders

De leden van de PvdA-fractie vragen om een uiteenzetting van de administratieve lasten bij een meldingsplicht zodra het aandelenbelang met meer dan één procent verandert.

Het aantal meldingen bij elke procent wijziging tussen de huidige drempelwaarden is thans voor de AFM niet inzichtelijk. Het is daardoor niet mogelijk om een realistische schatting te geven van het aantal meldingen, te meer nu over een dergelijke meldingsplicht geen consultatie heeft plaatsgevonden. Bij de onderstaande berekening is zoveel mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten die zijn gehanteerd in paragraaf 5 van de memorie van toelichting waarin de gevolgen voor het bedrijfsleven van dit wetsvoorstel uiteen zijn gezet. Hieruit volgt dat naar schatting een hoogopgeleide kenniswerker 2,5 uur nodig zal hebben om een melding te verrichten. Voor de berekening wordt uitgegaan van een intern uurtarief van € 45 voor een hoogopgeleide kenniswerker. Stel dat er 6 000 meldingen per jaar plaatsvinden, dit aantal is grof gezegd een tienvoud van het jaarlijkse aantal meldingen, bij een meldingsplicht bij elke procent wijziging tussen de huidige drempelwaarden. In dat geval zullen de administratieve lasten structureel € 675 000 (2.5*€ 45*6000) bedragen.

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering schrijft dat de aandeelhouders die zeggen de strategie niet te ondersteunen, voornemens zullen zijn om dit nu of in de toekomst actief te gaan uiten en vragen of dit noodzakelijkerwijs zo is. Daarnaast vragen deze leden of aandeelhouders inderdaad «ongestraft» kunnen melden de strategie niet te ondersteunen, terwijl uit feitelijke gedragingen iets anders blijkt. In dit kader vragen deze leden om een inhoudelijk antwoord op hun vraag uit de eerste schriftelijke ronde over mogelijk marktmisbruik.

Indien een aandeelhouder heeft gemeld de strategie niet te ondersteunen terwijl uit feitelijke gedragingen het tegendeel blijkt, ligt het in de rede dat deze aandeelhouder een onjuist standpunt ten aanzien van de strategie van de vennootschap heeft gemeld. De AFM kan indien niet tijdig voldaan is aan de wettelijke verplichting om wijzigingen ten aanzien van het standpunt van een aandeelhouder over het al dan niet hebben van bezwaar tegen de strategie van een vennootschap te melden, handhavend optreden middels het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

Een onjuiste melding van intenties zal op zichzelf in de regel niet kwalificeren als marktmisbruik. De verwachting is dat in de praktijk veelal bijkomende omstandigheden (zoals bijvoorbeeld het verspreiden van valse berichten omtrent het vertrek van een topman) nodig zullen zijn alvorens er sprake zal zijn van marktmisbruik. Het is aan de AFM om te beoordelen of er in een specifiek geval sprake is van marktmisbruik.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan aangeven of er in andere landen van een vergelijkbare melding gebruik wordt gemaakt en wat daar de ervaringen zijn. Voorts vragen deze leden op welke manier de regering verwacht dat deze maatregel bijdraagt aan het verbeteren van de dialoog tussen aandeelhouders en de vennootschap en of de regering andere mogelijkheden ziet om aan de doelstelling voor meer dialoog te voldoen.

Voor zover bekend zijn er geen andere landen waar een ja/nee melding van kracht is. Door de melding van intenties kan (meer) duidelijkheid ontstaan over de vraag of een aandeelhouder aandelen slechts voor beleggingsdoeleinden houdt of dat hij op enigerlei wijze invloed wenst uit te oefenen in de vennootschap waarin hij aandeelhouder is. Vennootschappen kunnen in een vroeg stadium, als zij dat wenselijk achten, contact opnemen met aandeelhouders die invloed wensen uit te oefenen in de vennootschap. De regeling voor melding van intenties kan op deze wijze bijdragen aan het verbeteren van de dialoog tussen aandeelhouders en de vennootschap. Een andere manier waarop de dialoog tussen aandeelhouders en de vennootschap kan worden bevorderd, is de invoering van een wettelijke regeling die beursvennootschappen in staat stelt de identiteit van haar investeerders te achterhalen, zoals in dit wetsvoorstel is voorgesteld.

De leden van de D66-fractie vragen hoe wordt aangekeken tegen de meldingen meer conform de Amerikaanse effectenwetgeving of een aanvullend transparantieregime voor economische longposities.

Aanvankelijk was in de consultatieversie van dit wetsvoorstel een uitgebreide inhoudelijke melding van intenties voorgesteld welke meer aansloot bij de melding uit de Amerikaanse effectenwetgeving. Gelet op de kritische consultatiereacties op deze geconsulteerde uitgebreide inhoudelijke melding is ervoor gekozen om in plaats hiervan een ja/nee melding voor te stellen.

Gelet op de vraagstelling wordt in de beantwoording ervan uitgegaan dat met een transparantieregime voor economische longposities, transparantie van cash settled instrumenten wordt bedoeld. Bij de Tweede Kamer is onlangs een wetsvoorstel ingediend dat voorziet in een meldingsplicht voor bepaalde cash settled instrumenten.2

De leden van de SP-fractie begrijpen de uitspraak van de regering op pagina 15 van de nota naar aanleiding van het verslag zo dat de AFM geen inhoudelijk toezicht zal houden op intentiemelding, oftewel dat niet gecontroleerd wordt of een aandeelhouder zich ook gedraagt naar zijn gemelde intentie en vragen of deze interpretatie klopt.

De AFM toetst of er in voldoende mate uitvoering is gegeven aan de wettelijke verplichtingen om melding te maken van het al dan niet hebben van bezwaar tegen de strategie van de vennootschap en wijzigingen daaromtrent. De AFM zal hierbij toezien op de tijdigheid van de melding. De AFM toetst bij de handhaving niet of het standpunt van de aandeelhouder over de strategie van de vennootschap inhoudelijk juist is, dit is immers een aangelegenheid van de vennootschap en haar aandeelhouders. Het is aan de vennootschap en haar aandeelhouders om bij de AFM te signaleren dat een aandeelhouder mogelijk niet tijdig zijn (gewijzigde) intentie heeft gemeld. Dit betekent dat wanneer een aandeelhouder bijvoorbeeld heeft gemeld geen bezwaar te hebben tegen de strategie van de vennootschap en deze aandeelhouder vervolgens het ontslag van het gehele bestuur agendeert, door de vennootschap bij de AFM kan worden gesignaleerd dat deze aandeelhouder mogelijk niet tijdig zijn gewijzigde intentie heeft gemeld. Door de AFM zal vervolgens worden nagegaan of deze aandeelhouder al dan niet tijdig zijn gewijzigde intentie heeft gemeld. Dit kan zij doen door middel van het vorderen van inlichtingen bij een ieder dan wel het geven van een aanwijzing voor het doen van een melding. Wanneer een meldingsplichtige zich niet houdt aan de wettelijke verplichtingen om melding te maken van het al dan niet hebben van bezwaar tegen de strategie van de vennootschap en wijzigingen daaromtrent kan de AFM een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen.

Identificatie van aandeelhouders

De leden van de fractie van D66 vragen waarom is gekozen voor de mogelijkheid dat aandeelhouders drie jaar hun stemrecht verliezen wanneer een tussenpersoon niet aan de identificatie meewerkt en of de regering bereid is het wetsvoorstel op dit punt te wijzigen. Daarnaast vragen deze leden of het mogelijk is om de schorsing van het stemrecht te vervangen door een boete voor de tussenpersoon en of de mening wordt gedeeld dat een dergelijke sanctie meer proportioneel is.

Het is mogelijk om de schorsing van stemrecht te vervangen door een boete voor de tussenpersoon. Een boete voor buitenlandse tussenpersonen zal in de praktijk veelal lastig handhaafbaar en uitvoerbaar zijn. Gelet op de grensoverschrijdende aspecten bij identificatie van investeerders is het de vraag of een dergelijke boete voor de tussenpersoon wel een doeltreffende sanctie zou zijn indien door een buitenlandse tussenpersoon niet wordt meegewerkt aan de identificatie van investeerders. Gelet hierop is ervoor gekozen om het verzoek aan de rechter om schorsing van stemrecht als sanctie op te nemen in het voorstel. Dit sluit ook aan bij nationale regelingen voor identificatie uit andere Europese landen, zoals Frankrijk en Engeland, op grond waarvan reeds het stemrecht kan worden geschorst. De in het artikel van het wetsvoorstel genoemde periode van drie jaar is een maximumtermijn. Het is aan de rechter om te beoordelen wat in een bepaald geval gelet op de omstandigheden een proportionele sanctie is.

De leden van de fractie van D66 merken op dat zij het belangrijk vinden dat institutionele beleggers voldoende mogelijkheden hebben om informatie uit te wisselen, maar dat er ook een beperking is om het doorgeven van informatie niet door te laten gaan wanneer de informatie misleidend is en vragen hoe de regering hier tegenaan kijkt.

Op grond van de voorgestelde regeling kunnen investeerders niet rechtstreeks met elkaar informatie uitwisselen. Wel voorziet de regeling er onder meer in dat investeerders via de uitgevende instelling kunnen communiceren met de overige investeerders. De door deze leden geuite zorg wordt ondervangen door de bepalingen die in de regeling voor identificatie van investeerders zijn opgenomen om te voorkomen dat misleidende informatie wordt uitgewisseld. Zo mag de uitgevende instelling onder meer geen informatie verzenden die kennelijk onjuist, misleidend of onduidelijk is.

Het bovenstaande laat onverlet dat het investeerders vrijstaat dat zij buiten de regeling voor identificatie van investeerders om rechtstreeks informatie met elkaar uitwisselen. Hierbij dienen de investeerders zich wel te houden aan de geldende wet- en regelgeving, waaronder de regels ter voorkoming van marktmisbruik.

Verhoging drempel agenderingsrecht

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de mening deelt dat het ook voor aandeelhouders van belang is om kennis te nemen van wat er speelt onder de werknemers en dat het werknemersbelang uiteindelijk ook het aandeelhoudersbelang is. Voorts vragen deze leden of de ondernemingsraad een mogelijkheid tot agendering op een aandeelhoudersvergadering zou moeten hebben.

Het Nederlandse vennootschapsrecht gaat uit van het zogenaamde stakeholdersmodel. De vennootschap is een samenwerkingsverband van diverse bij de vennootschap betrokken partijen. Het bestuur en de raad van commissarissen dienen bij hun taakuitoefening de belangen van de belanghebbenden af te wegen. Daarbij gaat het onder meer om het belang van de aandeelhouders, crediteuren en werknemers.

Ten aanzien van onderwerpen die voor werknemers in het bijzonder van belang zijn, hebben werknemers ook zelf reeds belangrijke invloed. Bij ondernemingen van een bepaalde omvang dient een ondernemingsraad te worden ingesteld (art. 2 WOR). De ondernemingsraad heeft adviesrecht ten aanzien van bepaalde belangrijke bestuursbesluiten, waaronder overdracht van zeggenschap over de onderneming (art. 25 e.v. WOR). Daarnaast heeft de ondernemingsraad het recht om een standpunt te bepalen over een aantal belangrijke besluiten van de algemene vergadering, namelijk (i) de goedkeuring van een belangrijk bestuursbesluit zoals fusie (art. 2:107a BW), (ii) besluiten tot benoeming, schorsing of ontslag van een bestuurder of commissaris (art. 2:134a, 135, 144a, 158 en 161a BW) en (iii) het besluit tot vaststelling van het bezoldigingsbeleid (art. 2:135 lid 2 BW). Teneinde aandeelhouders in staat te stellen tijdig van het standpunt van de ondernemingsraad over deze besluiten kennis te nemen, moet het standpunt aan de aandeelhouders bekend worden gemaakt. Vervolgens heeft de ondernemingsraad de mogelijkheid om zijn standpunt ten aanzien van de betreffende besluiten in de aandeelhoudersvergadering toe te lichten. Op die wijze hebben aandeelhouders de mogelijkheid om kennis te nemen van dat standpunt en kunnen zij dat mee laten wegen bij hun besluitvorming.

Er is geen aanleiding om een agenderingsrecht voor de algemene vergadering aan de ondernemingsraad te verlenen, nu deze voor kwesties die werknemers in het bijzonder aangaan voldoende is betrokken bij de besluitvorming. Overigens zijn er geen juridische belemmeringen voor werknemers om aandeelhouder te worden in de onderneming waar zij werkzaam zijn. Op die manier zouden zij ook de aan het aandeelhouderschap verbonden rechten kunnen uitoefenen, zoals het recht om de algemene vergadering bij te wonen en daarin het woord te voeren.

Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering dit wetsvoorstel in algemene zin vindt passen binnen het adagium van dit kabinet om de administratieve lasten niet te verhogen.

De regering onderkent dat de voorgestelde maatregelen naar verwachting zullen leiden tot een stijging van administratieve lasten, maar is van mening dat deze lasten opwegen tegen de voordelen die samenhangen met de beoogde versterking van het Nederlandse systeem van goed ondernemingsbestuur (corporate governance).

De leden van de SP-fractie vragen om een inschatting van de administratieve lasten van een uitgebreide intentiemelding bij een eerste drempel van 10% en 3%.

Voor deze berekening geldt dat niet met zekerheid te zeggen is hoeveel meldingen van intenties er in de toekomst zullen plaatsvinden. Het is daardoor niet mogelijk om een realistische schatting te geven van het aantal meldingen. Bij de onderstaande berekening is zoveel mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten die zijn gehanteerd in paragraaf 5 van de memorie van toelichting waarin de gevolgen voor het bedrijfsleven van dit wetsvoorstel uiteen zijn gezet. Hieruit volgt dat er naar schatting in totaal 250 meldingen van intenties per jaar zullen plaatsvinden bij een drempel van 3%. Een uitgebreide melding van intenties zal naar verwachting meer tijd kosten dan de in dit wetsvoorstel voorgestelde ja/nee melding. Er wordt vanuit gegaan dat een hoogopgeleide kenniswerker gemiddeld 3 uur nodig zal hebben om een uitgebreide melding van intenties te verrichten. Voor de berekening wordt uitgegaan van een intern uurtarief van € 45 voor een hoogopgeleide kenniswerker. Naar verwachting zullen de administratieve lasten bij een uitgebreide melding van intenties bij een eerste drempel van 3% verdubbelen ten opzichte van de voorgestelde ja/nee melding. Naar verwachting zullen de administratieve lasten structureel € 33 750 (250*3*€ 45) bedragen bij een uitgebreide melding van intenties bij een eerste drempel van 3%.

Daar waar mogelijk is aangesloten bij de hierboven uiteengezette uitgangspunten. Naar schatting zullen er in totaal 237 meldingen van intenties per jaar plaatsvinden bij een drempel van 10%. Deze ruwe schatting van 237 meldingen sluit aan bij het in het consultatiedocument bij dit wetsvoorstel genoemde aantal. De administratieve lasten zullen naar verwachting jaarlijks € 31 995 (237*3*€ 45) bedragen bij een uitgebreide melding van intenties bij een eerste drempel van 10%.

Overig

De leden van de PvdA-fractie vragen welke maatregelen de regering denkt te nemen om de naleving van de corporate governance code te verbeteren. Voorts vragen zij of de regering bereid is om uit te spreken dat de code wettelijk verankerd zal worden als blijkt dat bij de volgende rapportage de naleving opnieuw onvoldoende is verbeterd. Daarnaast vragen zij of de regering de mening deelt dat er in ieder geval een wettelijke verankering van de regeling voor gouden handdrukken voor topbestuurders moet komen, temeer omdat de niet naleving op dit punt bijna de helft is.

De Monitoring Commissie heeft aangegeven in de komende periode extra aandacht te besteden aan de naleving van de bepalingen over de maximale ontslagvergoeding en de maximale benoemingstermijn van bestuurders. Hierbij heeft de Monitoring Commissie aangegeven dat zij bij benoemingen na de inwerkingtreding van de Code in 2004, de uitleg dat deze bepalingen niet worden toegepast vanwege een afwijkend contract niet meer accepteert. Het kabinet deelt het standpunt van de Monitoring Commissie dat in het bijzonder de naleving en toepassing bij beloningen goed moet zijn. Op grond van de resultaten van vorig jaar, de extra aandacht die de Monitoring Commissie zal besteden aan de naleving van de bepalingen over de maximale ontslagvergoeding en de maximale benoemingstermijn en het gegeven dat naleving rondom beloningen de laatste jaren niet is verslechterd, ziet het kabinet geen aanleiding om wettelijke maatregelen voor de maximale ontslagvergoeding te introduceren. Het kabinet kijkt uit naar de bevindingen van de Monitoring Commissie in december dit jaar.

Voor de volledigheid wordt nog gewezen op de mogelijkheid van aanpassing van bestaande vertrekvergoedingen in het wetsvoorstel aanpassing en terugvordering van bonussen.3 Op grond van dit wetsvoorstel kan de raad van commissarissen een tussen de vennootschap en de bestuurder overeengekomen vertrekvergoeding ondermeer aanpassen indien uitkering ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe het staat met een zestal gerelateerde voorstellen.

Hieronder zal per voorstel worden aangegeven wat de huidige stand van zaken is.

  • 1. Wetsvoorstel tot verruiming van de mogelijkheden voor vennootschappen om te kiezen voor een one tier of two tier systeem (31 763).

    Dit voorstel is wet.4 De inwerkingtreding moet nog plaatsvinden.

  • 2. Wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn aandeelhoudersrechten in het Burgerlijk Wetboek en de Wft (31 746).

    Dit voorstel is wet5 en op 1 juli 2010 in werking getreden.6

  • 3. Wetsvoorstel tot limitering van de hoogte van de vergoeding bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter voor personen met een jaarsalaris van € 75 000 of hoger (31 682).

    Dit wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer ingediend. De behandeling daarvan in de Tweede Kamer is tot nader order opgeschort.

  • 4. Wetsvoorstel tot invoering van een recht voor de ondernemingsraad tot een standpuntbepaling ten aanzien van belangrijke bestuursbesluiten, benoeming en ontslag van bestuurders en het beloningsbeleid en spreekrecht op de algemene vergadering (31 877).

    Dit voorstel is wet7 en op 1 juli 2010 in werking getreden.8

  • 5. Publicatie conceptbesluit inzake de introductie van de «put up» or «shut up» regel in de Nederlandse biedingsregels.

    Het streven is om de aanpassing van de biedingsregels, waaronder de introductie van de «put up or shut up»-regel, uiterlijk per 1 juli 2012 in werking te laten treden. De aanpassingen van de biedingsregels op besluitniveau zullen overeenkomstig de daarvoor geldende procedure naar verwachting in de tweede helft van dit jaar bij beide Kamers worden voorgehangen respectievelijk begin 2012 worden nagehangen.

  • 6. Wettelijke verplichting voor alle institutionele beleggers om periodiek mededeling te doen over de naleving van de codebepalingen.

    Sinds 1 januari 2007 moeten Nederlandse institutionele beleggers mededelen of zij de toepasselijke principes en best practice bepalingen uit de Nederlandse corporate governance code naleven of gemotiveerd opgave doen waarom zij (onderdelen van) de principes en best practice bepalingen niet naleven.9 Institutionele beleggers hebben daarbij de keuze om de hiervoor bedoelde mededeling in het jaarverslag, op de website of rechtstreeks aan het adres van iedere deelnemer of cliënt te doen. Ten minste eenmaal per boekjaar dient een dergelijke mededeling te worden gedaan.10

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot andere recentere voorstellen/initiatieven op het terrein van de corporate governance en vragen om een gedetailleerd overzicht.

Dit wetsvoorstel maakt deel uit van het Nederlandse raamwerk op het gebied van corporate governance. Van het voornoemde raamwerk maakt tevens de wetgeving op het terrein van het vennootschapsrecht en het financieel recht en de jurisprudentie van met name de Hoge Raad en de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam deel uit. In aanvulling op het bij de vorige vraag weergegeven overzicht, besteedt het kabinet aandacht aan diverse onderwerpen op het gebied van corporate governance.

Zo besteedt het kabinet al enige tijd aandacht aan het bevorderen van langetermijnaandeelhouderschap. Er bestaan daarvoor verschillende manieren. Een belangrijke manier is te proberen om een constructieve dialoog tot stand te brengen tussen vennootschap en aandeelhouders. Identificatie van investeerders, zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel, kan hieraan bijdragen. Een andere mogelijkheid voor de vennootschap om langetermijnaandeelhouderschap te bevorderen, is het extra belonen van de aandeelhouders door meer stemrecht of dividend toe te kennen. In april 2011 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over langetermijnaandeelhouderschap.11 In deze brief gaat het om de betrokkenheid van de aandeelhouder bij het langetermijnbelang van de onderneming. In de brief wordt geschetst hoe een wettelijke regeling voor het belonen van aandeelhouders die gedurende langere tijd in een onderneming hebben geïnvesteerd, zou kunnen worden vormgegeven. Er zal een rondetafelgesprek worden georganiseerd met verschillende deskundigen en Kamerleden om te bespreken of een wettelijke regeling toegevoegde waarde heeft.

Voorts is in september 2010 het voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers (claw back) ingediend.12 De regeling verduidelijkt de bevoegdheden van de raad van commissarissen ten aanzien van bonussen van bestuurders en bevat een plicht tot aanpassing van een onaanvaardbaar hoge bonus in geval van wisseling van zeggenschap bij beursvennootschappen. De raad van commissarissen kan er zo voor zorgen dat de bezoldiging bijdraagt aan het (lange termijn) belang van de onderneming.

Daarnaast is recent een wetsvoorstel betreffende het enquêterecht bij de Tweede Kamer ingediend. De evaluatie van het enquêterecht leidt tot de conclusie dat er geen fundamentele problemen zijn met het huidige systeem, maar dat het enquêterecht op onderdelen kan worden verbeterd. In dit wetsvoorstel wordt onder meer de toegang tot de enquêteprocedure gewijzigd.

Tenslotte is vermeldenswaard dat de Minister van Veiligheid en Justitie heeft aangekondigd om een onderzoek uit te voeren naar de vraag wat de reden is van het vrijwel ontbreken van civielrechtelijke aansprakelijkheidsacties en andere op het civiele recht gebaseerde

gerechtelijke procedures die in geval van financieel wanbeleid door belanghebbenden aanhangig gemaakt zouden kunnen worden.13

De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan ingaan op de consultatiereacties van het wetsvoorstel dat de meldingsplicht voor financiële instrumenten uitbreidt. Ook vragen zij de regering of het wetsvoorstel naar aanleiding van de reacties nog gewijzigd is en zo ja, hoe.

Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met introductie van een meldingsplicht voor bepaalde cash settled instrumenten14 ingediend. In de paragraaf «Bespreking commentaar op het voorstel» van het voornoemde wetsvoorstel, wordt uitgebreid ingegaan op de consultatiereacties en de wijzigingen die naar aanleiding van deze reacties zijn doorgevoerd in het wetsvoorstel.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

BIJLAGE I

 

Melding van intenties

Identificatie van investeerders

Nederland (wetsvoorstel)

Ja/ nee melding vanaf een belang van drie procent.

Meldingsplichtige moet melden of hij al dan niet bezwaar heeft tegen de strategie van de uitgevende instelling.

Een uitgevende instelling kan identificatieverzoeken doen aan de verschillende schakels tussen de uitgevende instelling en de investeerder (bijvoorbeeld een bank).

Sanctie: verzoek bij rechter om bevel tot nakoming van een identificatieverzoek of schorsing van stemrecht.

     

Verenigde Staten

Inhoudelijke melding vanaf een belang van vijf procent.

Meldingsplichtige moet verklaren of hij de aandelen uitsluitend voor beleggingsdoeleinden houdt. Indien dat niet het geval is, moet hij een gedetailleerde beschrijving geven van het doel van de aankoop (bijvoorbeeld reorganisatie, fusie, overname).1

Nvt

     

Frankrijk

Inhoudelijke melding vanaf een belang van tien procent.

Meldingsplichtige dient te verklaren hoe zijn belang is gefinancierd, welke doelstellingen hij van plan is na te streven ten aanzien van de strategie en of hij zijn belang door middel van eigendom of securities lending heeft verkregen.2

Een vennootschap kan informatie opvragen bij de centrale depothouder, die deze vraag doorstuurt aan betrokken rekeningbewaarders en de informatie doorleidt naar de vennootschap. De vennootschap kan ook aan volgende schakels in de bewaarketen informatie vragen.

Sanctie: schorsing stemrecht en recht op dividend.3

     

Verenigd Koninkrijk

Nvt1

Een vennootschap kan aan de geregistreerde aandeelhouder (of diegene van wie de vennootschap een sterk vermoeden heeft dat diegene aandeelhouder is) informatie vragen over het aantal aandelen en over de identiteit van de persoon voor wie de formele aandeelhouder de aandelen houdt.

Sanctie: schorsing stemrecht en recht op dividend.3

     

Duitsland

Inhoudelijke melding vanaf een belang van tien procent.

Meldingsplichtige dient aan te tonen of hij van plan is strategische doelen na te streven of dat hij de aandelen uitsluitend voor beleggingsdoeleinden houdt, of hij van plan is nog meer zeggenschap te verwerven, of hij invloed wil gaan uitoefenen op de bestuurders of commissarissen en of hij van plan is wezenlijke veranderingen in de kapitaalstructuur of dividendbeleid door te voeren.2

Een vennootschap kan aan een aandeelhouder die is ingeschreven in het aandeelhoudersregister vragen of hij de aandelen voor zichzelf houdt of voor wie hij de aandelen houdt. De vennootschap kan deze informatie ook aan de volgende schakels in de bewaarketen vragen.4

     

België

Nvt

Nvt

X Noot
1

Monitoring Commissie Corporate Governance Code, consultatiedocument, december 2006.

X Noot
2

Commission staff working document on the review of the operation of Directive 2004/109/EC: emerging issues. COM (2010) 243.

X Noot
3

Monitoring Commissie Corporate Governance Code, consultatiedocument, december 2006 en Commission staff working document on the review of the operation of Directive 2004/109/EC: emerging issues. COM (2010) 243.

X Noot
4

§67 Aktiengesetz.