Kamerstuk 32007-12

Amendement van het lid Dezentjé Hamming-Bluemink c.s. over toetsing vooraf op deugdelijkheid

Dossier: Voorstel van wet van het lid Biskop houdende wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht inzake de aanscherping van het toezicht bij nieuw bekostigde scholen


Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID DEZENTJÉ HAMMING-BLUEMINK C.S.

Ontvangen 15 april 2010

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In de considerans vervalt «en daartoe het opstellen van een risicoanalyse door de inspectie mogelijk te maken».

II

Artikel I wordt vervangen door:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT

In de Wet op het onderwijstoezicht wordt na artikel 11 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Nieuwe instellingen

Een instelling die overeenkomstig artikel 81 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 87 van de Wet op de expertisecentra en artikel 66, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking wenst te komen, toont ten genoegen van de inspectie aan dat zij zal kunnen voldoen aan de vereisten met betrekking tot:

  • a. het schoolplan, bedoeld in artikel 12 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 21 van de Wet op de expertisecentra en artikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijs,

  • b. de bekwaamheid van degenen die onderwijs geven, bedoeld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra en artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs, en

  • c. de voorschriften omtrent onderwijstijd die gelden op grond van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs.

Toelichting

Dit amendement regelt dat de deugdelijkheid van een nieuwe school moet worden getoetst, alvorens deze kan worden gesticht. Een instelling zal ten genoegen van de inspectie moeten aantonen dat wordt voldaan aan die deugdelijkheidseisen. Indien niet wordt voldaan aan de deugdelijkheidseisen, kan de instelling niet op het plan van scholen worden geplaatst. Dit om te voorkomen dat belastinggeld wordt uitgegeven aan een instelling waarvan men van tevoren al sterk overtuigd is dat de onderwijskwaliteit onder de maat zal zijn.

Dezentjé Hamming-Bluemink

Van der Ham

Jasper van Dijk

Kraneveldt-van der Veen