Vastgesteld 9 september 2009
De algemene commissie voor Jeugd en Gezin1, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Algemeen 1
1. Inleiding 1
2. Voorgestelde maatregelen 2
3. Budgettaire gevolgen 3
4. Inkomenseffecten ten opzichte van voorgenomen beleid 3
5. Uitvoeringslasten 5
6. Inwerkingtreding 5
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij erkennen (mede gelet op de huidige economische situatie) de noodzaak tot het treffen van enkele maatregelen, temeer daar deze voortvloeien uit de taakstelling die al was opgenomen in de begroting 2009. Bovendien zijn maatregelen geboden, gelet op de geconstateerde en voorziene overschrijdingen in de uitvoering van de Wet op het kindgebonden budget. Desalniettemin hebben genoemde leden wel vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderkennen dat er bezuinigingen doorgevoerd moeten worden maar willen meer duidelijkheid over de concrete financiële gevolgen van dit voorstel voor de gezinnen die het treft. Zij willen dat de lagere inkomens zoveel mogelijk worden ontzien en dat de negatieve inkomenseffecten evenwichtig verdeeld worden.
Voor de leden van de SP-fractie blijft het onbegrijpelijk dat de regering ervoor kiest om te bezuinigen op de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Om de economische crisis te bestrijden kiest de regering ervoor juist die groep te duperen, namelijk de kinderen, die geen enkele invloed hebben gehad op diezelfde crisis. Vooral de gezinnen met de lagere inkomens hebben de kinderbijslag hard nodig om rond te kunnen komen, juist in tijden van crisis.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de regeling voor aanpassing van bedragen in de Wet op het kindgebonden budget en niet-indexering van kinderbijslagbedragen en bedragen kindgebonden budget in de jaren 2010 en 2011. Deze leden zijn van mening dat het kindgebonden budget bedoeld is als tegemoetkoming in de uitgaven van de lagere inkomens. Zij stellen met name vragen bij de effecten op verschillende gezinssamenstellingen en de keuze voor maatregelen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vragen waarom deze regeling niet meteen behandeld is bij het voorstel tot niet-indexering per 1 juli 2009. Zij vragen of de regering het gevaar onderkent dat hierdoor onnodig het beeld kan ontstaan dat op dit terrein keer op keer wordt bezuinigd.
Waarom wordt binnen de begroting voor Jeugd en Gezin juist bezuinigd op de directe financiële ondersteuning van gezinnen, terwijl dit voor gezinnen zo belangrijk is, zo vragen genoemde leden. Kan de regering inzichtelijk maken dat deze maatregelen niet deels op een andere wijze hadden kunnen worden getroffen?
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de voorgestelde bezuinigingen zich verhouden tot de recente wijziging van de Wet kinderopvang, in het licht van het gegeven dat de kinderopvangtoeslag niet op alle ouders van toepassing is. Wordt ernaar gestreefd dat de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag gezien de eigen verantwoordelijkheid van ouders forser is dan de bezuiniging op algemene regelingen als de kinderbijslag en het kindgebonden budget? Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie een vergelijking van de inkomenseffecten bij beide wijzigingen.
De leden van de CDA-fractie willen weten of de integratie van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) in het kindgebonden budget doorgaat. Genoemde leden menen begrepen te hebben dat het knelpunt ligt bij de eerder voorgenomen beleidsmatige verhogingen voor het tweede en derde kind en dat deze verhoging niet wordt meegenomen. Kan de regering op dit punt duidelijkheid verschaffen? En kan de regering dan meteen aangeven welke huishoudens hiervan nadeel dan wel voordeel hebben?
Voorgesteld wordt om de verhoging van de kindgebonden budgetbedragen voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar respectievelijk 16 en 17 jaar te verminderen met 20%. De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom juist deze groep getroffen wordt met maar liefst 20% budgetvermindering.
Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een nadere onderbouwing van de vermindering van de verhoging van kindgebonden budgetbedragen voor kinderen van 12 tot en met 17 jaar. De regering geeft hiervoor geen inhoudelijke argumenten in de memorie van toelichting.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering in dit wetsvoorstel een combinatie maakt van structurele en incidentele maatregelen. Waarom is niet gestreefd naar alternatieven voor de verlaging van de inkomensgrens en de wijziging van het afbouwpercentage?
Zoals bekend pleiten de leden van de SP-fractie voor het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag. Kan de regering aangeven waarom de bezuinigingen niet gevonden worden in het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag? Hoe zouden de budgettaire gevolgen eruit zien als men de bezuinigingen zou opvangen in het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag en deze zou aftoppen bij een jaarinkomen van € 100 000 of meer?
Deze leden vragen voorts hoeveel kinderen kinderbijslag ontvangen in de verschillende categorieën, namelijk: 0 tot en met 5 jaar, 6 tot en met 11 jaar en 12 tot en met 17 jaar.
De regering heeft zich een taakstelling opgelegd om per jaar in 2010–2014 € 120 miljoen te bezuinigen. Deze bezuinigingsmaatregel levert meer op, namelijk € 179 miljoen in 2010, € 252 miljoen in € 2011, € 277 miljoen in 2012 en € 276 miljoen in 2013 en 2014. Waarom zoveel bezuinigen als de taakstelling lager ligt, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Genoemde leden hebben tevens vernomen dat de regering voornemens is om de kinderbijslag voor kinderen in het buitenland aan te passen aan de kosten van levensonderhoud in het land waar het kind verblijft. Zij vragen hoeveel deze maatregel gaat opleveren.
4. Inkomenseffecten ten opzichte van voorgenomen beleid
De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat de regering meer inzicht zou verschaffen in de koopkrachteffecten. Er is slechts een onduidelijk schema in de memorie van toelichting opgenomen dat de inkomenseffecten ten opzichte van het eerder beoogde beleid toont. Hoeveel euro een gemiddeld gezin door de voorgestelde maatregelen erop achteruitgaat is hieruit evenwel niet op te maken. Genoemde leden verwachten van de regering een overzicht zoals ook verstrekt op vragen ten aanzien van de indexering van de kinderbijslag in 2009 (een procentueel overzicht van de koopkracht- en inkomenseffecten voor diverse gezinssamenstellingen/gezamenlijke inkomens).
In het oorspronkelijke wetsvoorstel zoals dat ter advisering aan de Raad van State is aangeboden had de regering nog een extra grafiek opgenomen. De Raad van State had hierover opgemerkt dat bedoelde grafiek een toelichting behoefde. Met name zou onduidelijk zijn hoe de opmerking dat lage inkomens zoveel mogelijk zouden worden ontzien te begrijpen viel gelet op de grafiek. Hierop heeft de regering de grafiek laten vervallen. Waarom heeft de regering hiervoor gekozen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan de regering de oorspronkelijke grafiek alsnog aan de Kamer zenden vergezeld van de toelichting waar ook de Raad van State naar vroeg?
De leden van de CDA-fractie vragen of er nog andere regelingen zijn waarmee met name gezinnen met kinderen te maken hebben, waarvan de bedragen/toeslagen niet geïndexeerd worden. Alleen aan de hand van een totaalplaatje zijn immers de koopkracht-/inkomenseffecten te beoordelen.
In de memorie van toelichting blijft het koopkrachteffect onbesproken. De leden van de PvdA-fractie willen een breder inzicht in de gevolgen van dit voorstel voor de mensen die rond moeten komen van een inkomen lager dan modaal. Kan de regering aangeven wat het effect op de koopkracht is voor een gezin met twee kinderen jonger dan 12 jaar dat rond moet komen van een inkomen op bijstandsniveau? Kan de regering aangeven wat het effect op de koopkracht is voor een gezin met twee kinderen die ouder zijn dan 12 jaar dat rond moet komen van een inkomen op bijstandsniveau? Kan de regering aangeven wat het effect op de koopkracht is van een alleenstaande bijstandsmoeder (of vader) met twee kinderen onder de twaalf jaar? En kan de regering aangeven wat de gevolgen zijn voor de koopkracht van een gezin met twee kinderen boven de twaalf jaar dat rond moet komen van een inkomen op minimumniveau? Ook op dit punt willen deze leden graag een nadere toelichting.
Kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn factoren die van invloed zijn op het gezinsinkomen. Kan de regering inzicht geven in het effect dat deze maatregel teweegbrengt op het totale gezinsinkomen? Zijn er cumulerende effecten? Zo ja, welke? En wat is de invloed van alle inkomenseffecten samengenomen voor de koopkracht? Kan de regering een overzicht geven over meerdere jaren en kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen de hierboven vermelde groepen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat door deze maatregel de laagste en middeninkomens onevenredig hard worden getroffen in verhouding tot de hogere inkomens.
Deze leden vragen of de regering kan aangeven hoeveel de gezinnen er netto en procentueel op achteruitgaan bij: een eenoudergezin met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar), een eenoudergezin met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar), een echtpaar met twee jonge kinderen (3 en 5 jaar) en een echtpaar met twee oudere kinderen (14 en 16 jaar).
Hoeveel raken gezinnen ten opzichte van de huidige situatie kwijt als gevolg van de voorgestelde maatregel om de verhoging van de kindgebonden budgetbedragen voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar respectievelijk 16 en 17 jaar te verminderen met 20%, zo vragen de leden van de SP-fractie vervolgens. En hoeveel in verhouding tot de in het vooruitzicht gestelde extra verhoging in 2010?
De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat voor circa 20% van de gezinnen een inkomensachteruitgang tot een half procent en voor ongeveer 80% een achteruitgang van een half tot twee procent optreedt. Wat zijn de verschillen in samenstelling tussen deze groepen en door welke maatregel(en) zijn de verschillen te verklaren? Welke gezinsgrootte is in beide groepen oververtegenwoordigd? Welke rol speelt de leeftijd van kinderen in de mate van inkomensachteruitgang? Wat zijn de inkomenseffecten bij eenoudergezinnen? Wat zijn de effecten op de vrij besteedbare ruimte van gezinnen?
Deze leden vragen naar de inkomenseffecten van de vermindering van de verhoging van kindgebonden budgetbedragen voor kinderen van 12 tot en met 17 jaar.
Genoemde leden vragen voorts naar de inkomenseffecten van de verschillende maatregelen voor grotere gezinnen. Welk effect heeft de vermindering van de verhoging voor kinderen van 12 tot en met 17 jaar op grotere gezinnen? Wat zijn de inkomenseffecten voor een groot gezin met meerdere kinderen van 12 jaar en ouder? Welke verschillen zijn er tussen grote gezinnen met een laag inkomen en een middeninkomen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen ook om uiteen te zetten wat het afzien van de extra verhoging van de bedragen van het kindgebonden budget in 2010 betekent. Welke inkomenseffecten treden na deze wijziging op in de komende jaren? Wat zijn de gevolgen voor eenoudergezinnen?
Deze leden vragen tot slot naar de gevolgen voor gezinnen die in armoede leven. Hoe wordt voorkomen dat deze gezinnen zwaar worden getroffen door deze maatregelen? Een inkomensterugval bij arme gezinnen kan leiden tot het stopzetten van bijvoorbeeld het lidmaatschap van een sportvereniging. Op welke manier wordt sociale uitsluiting bij kinderen uit arme gezinnen voorkomen?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering de effecten van het voorgenomen beleid voor de geschetste inkomens inzichtelijk kan maken bij een aantal van twee, vier en zes kinderen.
De leden van de CDA-fractie hechten zeer aan een duidelijke en tijdige communicatie aan ouders. Hierop hebben genoemde leden ook gewezen bij de schriftelijke behandeling van het voorstel om de bedragen over 2009 niet te indexeren. Op welke wijze gaat de regering hierin voorzien?
De maatregelen krijgen hun beslag vanaf 1 januari 2010. In de memorie van toelichting staat echter dat het voorstel per 15 oktober 2009 in werking dient te treden omdat de Belastingdienst het kindgebonden budget bij wijze van voorschot voor de betreffende maand uitkeert. De leden van de CDA-fractie kunnen dit niet goed begrijpen. Dat zou toch betekenen dat de wet iets later in werking moet treden?
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Dijsselbloem (PvdA), Çörüz (CDA), Gerkens (SP), ondervoorzitter, Sterk (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Wolbert (PvdA), Voordewind (CU), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Dibi (GL), Heijnen (PvdA), voorzitter, Van Toorenburg (CDA), Uitslag (CDA) en Vacature (SP).
Plv. leden: Vacature (SGP), Heerts (PvdA), Omtzigt (CDA), Kant (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Meeuwis (VVD), Biskop (CDA), Van der Ham (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Verdonk (Verdonk), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Schippers (VVD), Timmer (PvdA), Gesthuizen (SP), Vacature (PvdD), Bosma (PVV), De Wit (SP), Azough (GL), Arib (PvdA), De Vries (CDA), Van Dijk (CDA) en Karabulut (SP).