Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2013
In aanvulling op mijn brief van vandaag (Kamerstuk 31 996, nr. 66), reageer ik nog op het amendement 19 van mw. Dille (PVV), over het behoud van het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt. De wijze van formulering in het wetsvoorstel geeft zo duidelijk mogelijk weer dat het de cliënt is die centraal staat. Hij neemt de beslissingen over de zorg. De formulering uit het amendement is formeel-juridischer. Daarnaast wordt in het wetsvoorstel de verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de wilsbekwaamheid primair bij een deskundige neergelegd, die dit volgens richtlijnen moet doen. Te denken valt aan een gedragskundige. Pas als de deskundige en vertegenwoordiger met elkaar van mening verschillen, neemt de arts de beslissing. Deze gelaagdheid ontbreekt in het amendement, waardoor de enige mogelijkheid het indienen van een klacht is. Hoewel ik van mening ben dat het wetsvoorstel duidelijker is in de bedoeling om de cliënt centraal te zetten, laat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn