Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2012
Op 25 januari jl. heeft uw Kamer in eerste termijn gesproken over het wetsvoorstel Zorg en dwang (Handelingen II, vergaderjaar 2011/12, nr. 45, behandeling van de Wet zorg en dwang). Tijdens deze eerste termijn werd nogmaals duidelijk hoe complex het onderwerp is dat in het wetsvoorstel wordt behandeld. Ethische, juridische en zorginhoudelijke aspecten komen daarbij samen.
Ik waardeer dan ook zeer dat mij de mogelijkheid is geboden om de inbreng van de Kamer zorgvuldig te wegen. Die inbreng heeft mij namelijk gesterkt in mijn idee dat het wetsvoorstel aan kracht kan én moet winnen door de emancipatiebeweging vast te leggen die de afgelopen periode is doorgemaakt in het denken over onvrijwillige zorg. Ik constateer dat we daarin een gedeelde doelstelling hebben.
Ik ben dan ook voornemens om het wetsvoorstel op een aantal onderdelen te verbeteren. Specifiek denk ik daarbij aan:
1. Het primaat van het cliëntenperspectief. Op welke manier zorgen we ervoor dat de stem van deze kwetsbare, afhankelijke cliënten goed wordt gehoord en hun positie daarmee zo stevig mogelijk is?
2. Het omgaan met handelingsverlegenheid bij zorgverleners, die mede ontstaat omdat een cliënt niet (meer) kan zeggen wat hij zelf wil.
3. Zorgverlening in de thuissituatie, die maximale regie voor de cliënt en mantelzorger moet bieden, en tegelijkertijd met voldoende waarborgen moet zijn omkleed.
Op deze punten verwacht ik rond het krokusreces een nota van wijziging te zullen indienen. Deze nota van wijziging kan, tezamen met een schriftelijke reactie op de vragen van de Kamer in eerste termijn die ik gelijktijdig naar u zal sturen, de basis vormen voor een voortzetting van de wetsbehandeling.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner