Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om op gemeentelijk niveau de hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen te verbeteren en in verband daarmee in een nieuw hoofdstuk in de Wet op de jeugdzorg op te nemen dat gemeenten Centra voor Jeugd en Gezin organiseren en de regierol krijgen op samenwerking in de jeugdketen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel w vervalt.
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel aa door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
ab. coördinatie van de zorg: de afstemming van de zorg en ondersteuning die vanuit verschillende instanties aan een jeugdige en diens gezin wordt geboden.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het begrip jeugdige, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op hoofdstuk IA.
Na artikel 1 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK IA. CENTRA VOOR JEUGD EN GEZIN
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een jeugdige: een persoon tot 23 jaar.
1. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de organisatie van een Centrum voor Jeugd en Gezin binnen de gemeente.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde taak draagt het college van burgemeester en wethouders er in ieder geval zorg voor dat:
a. via een of meerdere goed bereikbare en herkenbare locaties de jeugdgezondheidszorg, bedoeld in artikel 5 van de Wet publieke gezondheid, en de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, onder 2°, van de Wet maatschappelijke ondersteuning, in onderlinge samenhang worden aangeboden;
b. de uitvoering van de onder a bedoelde zorg en ondersteuning wordt afgestemd met de stichting en met het onderwijs.
1. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de instanties die de zorg en ondersteuning, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, verlenen, alsmede de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instanties die behoren tot de domeinen gezondheidszorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, werk en inkomen of politie en justitie, op effectieve wijze met elkaar samenwerken.
2. Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde taak maakt het college van burgemeester en wethouders schriftelijk afspraken met alle instanties als bedoeld in het eerste lid, zonodig op regionaal niveau. De instanties werken mee aan de totstandkoming van de afspraken, het beheer en de nakoming daarvan.
3. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op de taakverdeling tussen de instanties, de deelname aan casusoverleggen, de coördinatie van de zorg en het oplossen van mogelijke knelpunten in de coördinatie van de zorg door middel van een escalatiemodel.
4. Indien zorg wordt verleend als bedoeld in artikel 5, tweede lid, is de stichting verantwoordelijk voor de coördinatie van de zorg, nadat het in artikel 6 bedoelde besluit is genomen.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld waaraan de afspraken, bedoeld in het tweede lid, moeten voldoen.
Het college van burgemeester en wethouders verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister voor Jeugd en Gezin de gegevens die hij met betrekking tot dit hoofdstuk nodig heeft.
1. Indien met behulp van het overeengekomen escalatiemodel geen overeenstemming wordt bereikt over de coördinatie van de zorg en de cliënt dringend zorg behoeft, wijst de burgemeester de instantie aan die met de coördinatie van de zorg wordt belast. Een mondeling gegeven aanwijzing wordt binnen 24 uur schriftelijk bevestigd.
2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan worden gegeven aan de stichting, een instantie die jeugdgezondheidszorg uitvoert als bedoeld in artikel 5 van de Wet publieke gezondheid of een instantie die maatschappelijke ondersteuning biedt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, 2°, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
3. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geldt als een besluit.
Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:
2. In het besluit geeft de stichting aan of coördinatie van de zorg noodzakelijk is.
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1».
2. Het tweede lid vervalt.
In artikel 24, derde lid, vervalt de laatste volzin.
In artikel 47, eerste lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede: artikel 70 en.
Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de nakoming van de afspraken, bedoeld in artikel 1c, tweede lid, tweede volzin, zijn belast de ambtenaren van:
a. de Inspectie jeugdzorg,
b. het Staatstoezicht op de Volksgezondheid,
c. de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid,
d. de Inspectie van het Onderwijs,
ieder voor zover het hun domein betreft.
2. De inspecties, bedoeld in het eerste lid, alsmede de Inspectie Werk en Inkomen, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, maken met het oog op een efficiënt en effectief toezicht afspraken over de afstemming van hun toezichthoudende werkzaamheden.
3. Onze Minister voor Jeugd en Gezin kan in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat aanwijzingen geven aan de ambtenaren van de inspecties, bedoeld in het eerste lid.
4. De inspecties, bedoeld in het tweede lid, verrichten onderzoek uit eigen beweging, op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente of op verzoek van Onze Minister voor Jeugd en Gezin. Het college van burgemeester en wethouders dient een dergelijk verzoek in als een instantie als bedoeld in artikel 1c, eerste lid, het college hierom verzoekt.
5. De inspecties, bedoeld in het tweede lid, brengen verslag van hun bevindingen uit aan de verzoeker of verzoekers, bedoeld in het vierde lid, en aan degene bij wie het onderzoek is uitgevoerd en kunnen daarbij voorstellen doen tot verbetering.
Artikel 70 vervalt.
Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt, vervalt in artikel 71, onderdeel e.
In artikel 73 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1» voor de tekst.
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede en vierde lid vervallen.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Indien het bij Koninklijke boodschap van 6 februari 2009 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van jeugdigen die bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risico’s jeugdigen) (31 855) tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan het onderhavige voorstel, wordt artikel I van het onderhavige voorstel van wet als volgt gewijzigd:
Onderdeel A komt te luiden:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Het onderdeel «eigen bijdrage» vervalt.
b. Er wordt op alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:
coördinatie van de zorg: de afstemming van de zorg en ondersteuning die vanuit verschillende personen en instanties aan een jeugdige en diens gezin wordt geboden;.
2. In het tweede lid wordt «de hoofdstukken IA en IVA» vervangen door: de hoofdstukken IA, IB en IVA.
Onderdeel B wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1c, derde lid, komt te luiden:
3. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op de taakverdeling tussen de instanties, het gebruik van de verwijsindex risico’s jeugdigen, de deelname aan casusoverleggen, de coördinatie van de zorg en het oplossen van mogelijke knelpunten in de coördinatie van de zorg door middel van een escalatiemodel.
Indien het bij Koninklijke boodschap van 6 februari 2009 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van jeugdigen die bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risico’s jeugdigen) (31 855) tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan het onderhavige voorstel, wordt de Wet op de jeugdzorg als volgt gewijzigd:
De titel van Hoofdstuk 1A. Landelijke verwijsindex wordt vervangen door: Hoofdstuk IB. Landelijke verwijsindex.
Artikel 2g wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college van burgemeester en wethouders bevordert het gebruik van de verwijsindex en organiseert de aansluiting op de verwijsindex.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
4. Het tweede lid (nieuw), eerste volzin, komt te luiden: Bij regeling van Onze Minister voor Jeugd en Gezin kunnen regels worden gesteld omtrent het beheer en de nakoming van de afspraken die zijn gemaakt over de verwijsindex en kunnen voorts regels worden gesteld omtrent andere afspraken over de verwijsindex.
Indien het onderhavige voorstel tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan het bij Koninklijke boodschap van 6 februari 2009 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van jeugdigen die bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risico’s jeugdigen) (31 855), wordt het bij Koninklijke boodschap van 6 februari 2009 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt in de aanhef: in Nederland verblijvende.
2. De letteraanduidingen van de onderdelen van het eerste lid vervallen en de onderdelen worden in alfabetische volgorde geplaatst.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het begrip jeugdige, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de hoofdstukken IA, IB en IVA.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Deze wet is van toepassing op in Nederland verblijvende jeugdigen.
In artikel I, wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 1c, derde lid, komt te luiden:
3. De afspraken hebben in ieder geval betrekking op de taakverdeling tussen de instanties, het gebruik van de verwijsindex risico’s jeugdigen, de deelname aan casusoverleggen, de coördinatie van de zorg en het oplossen van mogelijke knelpunten in de coördinatie van de zorg door middel van een escalatiemodel.
In artikel I, onderdeel B, wordt de titel van Hoofdstuk IA. Landelijke verwijsindex vervangen door: Hoofdstuk IB. Landelijke verwijsindex.
Het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 2g, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college van burgemeester en wethouders bevordert het gebruik van de verwijsindex en organiseert de aansluiting op de verwijsindex.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
4. Het tweede lid (nieuw), eerste volzin, komt te luiden: Bij regeling van Onze Minister voor Jeugd en Gezin kunnen regels worden gesteld omtrent het beheer en de nakoming van de afspraken die zijn gemaakt over de verwijsindex en kunnen voorts regels worden gesteld omtrent andere afspraken over de verwijsindex.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Jeugd en Gezin,