Ontvangen 14 januari 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel 2.3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
In artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorgingwordt na «Wetboek van Strafrecht» ingevoegd: dan wel artikel 306, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 307, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht BES.
Na artikel 8.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding wordt als volgt gewijzigd:
Na Hoofdstuk III wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk IIIA. Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba met inachtneming van het in deze paragraaf bepaalde.
1. Voor de toepassing van:
– artikel 1, onderdeel b, wordt in plaats van «artikel 294, tweede lid, tweede volzin, Wetboek van Strafrecht» gelezen: artikel 307, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht BES.
– artikel 1, onderdeel f, wordt in plaats van «een regionale toetsingscommissie als bedoeld in artikel 3» gelezen: een commissie als bedoeld in artikel 19c.
– artikel 1, onderdeel g, wordt in plaats van «regionaal inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid» gelezen: de inspecteur, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet Inspectie voor de Volksgezondheid BES
– artikel 2, eerste lid, aanhef, wordt in plaats van «artikel 294, tweede lid, tweede volzin, Wetboek van Strafrecht» gelezen: artikel 307, tweede lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafrecht BES.
– artikel 8, derde lid, vervalt: of de betrokken hulpverleners.
– artikel 9, tweede lid, aanhef, wordt in plaats van «het College van procureurs-generaal» gelezen: de procureur-generaal.
2. Artikel 1, onder e, is niet van toepassing.
In afwijking van artikel 3, eerste lid, is er een door Onze Ministers aan te wijzen commissie, die bevoegd is de meldingen van gevallen van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 306, tweede lid, onderscheidenlijk 307, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht BES te toetsen.
Bij het overleg, bedoeld in artikel 13, is de voorzitter van de commissie, bedoeld in artikel 19c, betrokken. Tevens zijn betrokken de procureur-generaal of een door hem aan te wijzen vertegenwoordiger en een vertegenwoordiger van de Inspectie voor de Volksgezondheid.
Artikel 8.64 (Wetboek van Strafrecht BES) wordt als volgt gewijzigd:
Na onderdeel AAAAAA worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
De artikelen 306 en 307 komen te luiden:
1. Hij die opzettelijk het leven van een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen beëindigt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien het is begaan door een arts die daarbij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, en hiervan mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging.
1. Hij die opzettelijk een ander tot zelfdoding aanzet, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie. Artikel 306, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 312 wordt na «306» ingevoegd: , eerste lid.
Na onderdeel CCCCCCC wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 437, eerste lid, wordt na «306» ingevoegd: , eerste lid.
Aan artikel 13.2 (Gezondheidswet) wordt na onderdeel C een onderdeel toegevoegd, luidende:
Aan artikel 38, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Het is ten principale wenselijk dat uit een oogpunt van gelijke behandeling van alle burgers en ter versterking van de autonome positie van de individuele mens de wetgeving op het terrein van levensbeëindiging en hulp bij zelfdoding op de BES-eilanden als staatkundig onderdeel van Nederland gelijk luidend is aan de wetgeving in het Europese deel van het Koninkrijk. Dit amendement strekt daartoe en maakt een einde aan strafbaarstellingsbepalingen in het Wetboek van Strafrecht BES. Eventuele noodzakelijke overige wettelijke aanpassingen naar aanleiding van onderhavig amendement kunnen in het vervolg van het wetgevingsproces worden aangebracht.
Remkes