Ontvangen 13 oktober 2009
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 23 wordt na «in rechte getuigenis af te leggen» ingevoegd: als bedoeld in artikel 144, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.
Artikel 73 wordt als gevolgd gewijzigd:
a. In het tweede lid wordt na «eilandsraad» ingevoegd: , gehoord het bestuurscollege,.
b. In het derde lid wordt na de eerste volzin de volgende volzin ingevoegd:
De eilandsraad stelt het bestuurscollege in de gelegenheid een eilandgedeputeerde af te vaardigen die als adviseur aan de vertrouwenscommissie wordt toegevoegd.
c. In het vierde lid wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid.
d. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De Rijksvertegenwoordiger doet een voorstel tot herbenoeming. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop de eilandsraad in verband daarmee zijn gevoelen omtrent het functioneren van de gezaghebber kenbaar kan maken aan de Rijksvertegenwoordiger.
In artikel 83 wordt «met dien verstande dat in artikel 52 voor «eilandsraad» wordt gelezen: Onze Minister» vervangen door: met dien verstande dat in artikel 49 voor «ontslag» wordt gelezen «ontslag onderscheidenlijk afloop van de benoemingstermijn» en dat in artikel 52 voor «eilandsraad» wordt gelezen «Onze Minister».
Na artikel 122 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De eilandsverordeningen, bedoeld in de artikelen 120 tot en met 122, worden aan de Rijksvertegenwoordiger gezonden.
In artikel 141, eerste lid, wordt na «zijn alsdan van overeenkomstige toepassing» ingevoegd: met dien verstande dat de machtiging, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, wordt verleend door de Rijksvertegenwoordiger, het legitimatiebewijs, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt uitgegeven door de Rijksvertegenwoordiger en dat het schriftelijk verslag, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, wordt toegezonden aan de Rijksvertegenwoordiger.
In artikel 142, tweede lid, wordt voor »afkondigingsblad» ingevoegd: op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven.
Artikel 204, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het doen van een aanbeveling tot benoeming en een voorstel tot herbenoeming van de gezaghebber;.
In artikel 233, derde lid, onderdeel a, wordt «artikel 14, eerste tot en met derde lid», vervangen door: artikel 14.
Artikel 234 wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het eind van het tweede lid, onderdeel b, wordt de puntkomma vervangen door een punt.
b. In het derde lid wordt «1°.» vervangen door «a.».
c. Aan het eind van het derde lid, onderdeel a (nieuw), wordt de punt vervangen door een puntkomma.
d. In het derde lid wordt «2°.» vervangen door «b.».
Artikel 235, tweede lid, komt te luiden:
2. Ten aanzien van de gezaghebbers, bedoeld in het eerste lid, is gedurende de resterende tijd van hun benoeming:
a. artikel 78, vierde lid, niet van toepassing;
b. artikel 80 slechts van toepassing voor zover de Eilandenregeling Nederlandse Antillen, zoals die luidde op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, ter zake eveneens een verbod inhield.
Na artikel 240 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het bij koninklijke boodschap van 3 januari 2006 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties, tot wet wordt verheven, en artikel V van die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het derde lid komt te luiden:
3. Een eilandgedeputeerde maakt zijn nevenfuncties openbaar. De openbaarmaking vindt plaats terstond na benoeming tot eilandgedeputeerde of na aanvaarding van een andere functie en geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de functies op het bestuurskantoor van het openbaar lichaam.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Een eilandgedeputeerde maakt tevens de inkomsten uit nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het bestuurskantoor uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het vijfde lid komt te vervallen.
b. Na het vierde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:
5. Tot vergoedingen als bedoeld in het vierde lid, behoren inkomsten, onder welke benaming ook, uit nevenfuncties die de eilandgedeputeerde neerlegt bij beëindiging van het ambt.
6. Andere inkomsten dan die bedoeld in het vierde lid worden met de bezoldiging verrekend overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, met dien verstande dat in dat artikel:
a. onder neveninkomsten wordt verstaan: opbrengst van onderneming en arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES;
b. in het derde lid voor «de Wet inkomstenbelasting 2001» wordt gelezen: de Wet inkomstenbelasting BES.
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de eilandgedeputeerde gegevens over de inkomsten, bedoeld in het zesde lid, verstrekt, en de gevolgen van het niet verstrekken van deze gegevens.
In artikel 78 worden na het vierde lid drie leden toegevoegd, luidende:
5. Tot vergoedingen als bedoeld in het vierde lid, behoren inkomsten, onder welke benaming ook, uit nevenfuncties die de gezaghebber neerlegt bij beëindiging van het ambt.
6. Andere inkomsten dan die bedoeld in het vierde lid worden met de bezoldiging verrekend overeenkomstig artikel 3 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer met dien verstande dat in dat artikel:
a. onder neveninkomsten wordt verstaan: opbrengst van onderneming en arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES;
b. in het derde lid voor «de Wet inkomstenbelasting 2001» wordt gelezen: de Wet inkomstenbelasting BES.
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de gezaghebber gegevens over de inkomsten, bedoeld in het zesde lid, verstrekt, en de gevolgen van het niet verstrekken van deze gegevens.
Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het derde lid komt te luiden:
3. De gezaghebber maakt zijn nevenfuncties openbaar. De openbaarmaking vindt plaats terstond na benoeming tot gezaghebber of na aanvaarding van een andere functie en geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de functies op het bestuurskantoor van het openbaar lichaam.
b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De gezaghebber maakt tevens de inkomsten uit nevenfuncties openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het bestuurskantoor uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.
In artikel 234, derde lid, onderdeel b , wordt «artikel 56, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 56, derde tot en met zevende lid.
Artikel 235, tweede lid, komt te luiden:
2. Ten aanzien van de gezaghebbers, bedoeld in het eerste lid, is gedurende de resterende tijd van hun benoeming:
a. artikel 78, vierde tot en met zevende lid, niet van toepassing;
b. artikel 80 slechts van toepassing voor zover de Eilandenregeling Nederlandse Antillen, zoals die luidde op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet, ter zake eveneens een verbod inhield.
In artikel 239 wordt «binnen vijf jaar» vervangen door: binnen zes jaar.
Met deze nota van wijziging wordt een aantal wijzigingen in het wetsvoorstel aangebracht. De meest in het oog springende wijzigingen betreffen de mogelijkheid voor het bestuurscollege betrokken te worden bij de benoemingsprocedure van de gezaghebber en de openbaarmaking en verrekening van inkomsten uit nevenfuncties van de gezaghebber en van de eilandgedeputeerde. Voor het overige bevat de nota van wijziging hoofdzakelijk wijzigingen van wetstechnische en redactionele aard.
Dit onderdeel strekt ertoe, in lijn met het daarover gestelde in de nota naar aanleiding van het verslag naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie, artikel 23 in die zin aan te passen dat aan dat artikel eenzelfde reikwijdte wordt toegekend als aan artikel 22 van de Gemeentewet. Abusievelijk was in artikel 23 geen verwijzing opgenomen naar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES. In deze omissie wordt met onderdeel A voorzien.
Dit onderdeel strekt er toe ook het bestuurscollege de mogelijkheid te geven betrokken te worden bij de procedure tot benoeming van een nieuwe gezaghebber. In het wetsvoorstel zoals ingediend bij de Tweede Kamer is deze betrokkenheid er niet. De gezaghebber is voorzitter, tevens lid van het bestuurscollege. Het is met het oog op een vruchtbare samenwerking binnen het bestuurscollege gewenst dat ook het bestuurscollege zijn invloed kan hebben bij de benoeming van de gezaghebber. Daarom wordt met onderdeel B de mogelijkheid voor het bestuurscollege in het leven geroepen om een eilandgedeputeerde als adviseur af te vaardigen naar de vertrouwenscommissie, gesteld dat de eilandsraad besluit om uit zijn midden een vertrouwenscommissie in te stellen. Voorts is toegevoegd dat de eilandsraad het bestuurscollege in de gelegenheid moet stellen zijn opvatting te geven over de profielschets, alvorens deze wordt vastgesteld. Het is wenselijk dat het bestuurscollege in de gelegenheid wordt gesteld mee te denken over de aan de te benoemen gezaghebber te stellen eisen van bekwaamheid en geschiktheid. Onder het monisme, waaronder de onderhavige procedure in Nederland functioneerde, maakten de wethouders deel uit van de raad. Langs die weg hadden zij zitting in de vertrouwenscommissie en invloed op de burgemeestersbenoeming. Die vanzelfsprekende betrokkenheid gaat echter teniet bij de overgang van een monistisch naar een duaal bestel, vanwege de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de eilandsraad en de functie van eilandgedeputeerde. Het vijfde lid is redactioneel gewijzigd naar analogie van de bepaling in de Gemeentewet zoals die tot 2001 luidde.
Dit betreft een wijziging van redactionele aard.
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangekondigd, wordt met dit onderdeel een nieuw artikel 122a in het wetsvoorstel opgenomen dat bepaalt dat de eilandsverordeningen met betrekking tot geldelijke voorzieningen voor de eilandraadsleden en commissieleden aan de Rijksvertegenwoordiger gezonden moeten worden. Aanvankelijk is hiervan afgezien, omdat de Rijksvertegenwoordiger reeds via de algemeen toegankelijke afkondigingsbladen van de openbare lichamen kan kennis nemen van de desbetreffende eilandsverordeningen. De eilandsverordeningen waar het hier om gaat betreffen echter de rechtspositie van de leden van de eilandsraad, vergoedingen voor leden van commissies alsmede reis- en verblijfskosten. Het gaat derhalve om een kwetsbare bevoegdheid in termen van goed bestuur. Naar aanleiding van vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie is de regering bij nader inzien van mening dat het beter is een met artikel 98 van de Gemeentewet corresponderende bepaling op te nemen, dat de eilandsverordeningen bedoeld in de artikelen 120, 121 en 122 aan de Rijksvertegenwoordiger dienen te worden toegezonden. Voor een verdere toelichting zij verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag.
Artikel 141 regelt de bevoegdheid voor de Rijksvertegenwoordiger om namens het eilandsbestuur een last onder bestuursdwang op te leggen indien het bestuurscollege of de gezaghebber hun krachtens medebewind gevorderde taken niet of niet naar behoren uitvoeren. Ingevolge het vijfde lid van artikel 140 zijn de titels X en XI van het Wetboek van Strafvordering BES van overeenkomstige toepassing bij het opleggen van een last onder bestuursdwang door het bestuurscollege onderscheidenlijk de gezaghebber. In datzelfde lid is een aantal taken en bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering BES neergelegd bij het bestuurscollege en de gezaghebber. In artikel 141 was bepaald dat artikel 140 van overeenkomstige toepassing is in die gevallen dat de Rijksvertegenwoordiger een last onder bestuursdwang oplegt namens het eilandsbestuur, maar abusievelijk was hierbij niet bepaald dat hij in dat geval ook voor wat betreft de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 140, vijfde lid, in hun plaats treedt. Met de onderhavige wijziging wordt dat alsnog bepaald.
Alle drie de BES-eilanden hebben momenteel de beschikking over een eigen afkondigingsblad. Deze afkondigingsbladen worden momenteel op een algemeen toegankelijke wijze uitgegeven. Om die reden is in artikel 142, tweede lid, dan ook niet voorgeschreven dat het afkondigingsblad op een algemeen toegankelijke wijze wordt uitgegeven, zoals dit wel in artikel 139, tweede lid, onderdeel a, van de Gemeentewet is geregeld.
Bij nader inzien lijkt het toch aangewezen om ook voor de openbare lichamen een wettelijke verplichting op te nemen om de afkondigingsbladen op een algemeen toegankelijke wijze uit te (laten) geven. Hoewel de BES-eilanden, zoals gezegd, nu reeds aan deze verplichting voldoen wordt op deze wijze ook voor de toekomst zeker gesteld dat de afkondigingsbladen op een algemeen toegankelijke wijze zullen worden uitgegeven.
De formulering zoals opgenomen in het oorspronkelijke artikel 204, eerste lid, onderdeel c, dat de Rijksvertegenwoordiger een ordelijk verloop van de procedures inzake benoeming, herbenoeming en ontslag van de gezaghebbers heeft te bevorderen, wekt ten onrechte de indruk dat zijn rol beperkt is tot een procesrol. De Rijksvertegenwoordiger is echter de spil waar de procedure om draait. Hij doet immers een aanbeveling tot benoeming en een voorstel tot herbenoeming. Onderdeel G strekt er toe de taakomschrijving beter te laten aansluiten bij de bewoordingen van artikel 73.
Met dit onderdeel wordt in de overgangsregeling van artikel 233 tot uitdrukking gebracht dat in de overgangssituatie artikel 14 van het wetsvoorstel (onverenigbare functies) in zijn geheel slechts van toepassing is op zittende eilandsraadsleden voor zover de Eilandenregeling Nederlandse Antillen hetzelfde verbod bevatte.
Onderdeel I strekt tot wijzigingen van louter redactionele aard.
Door de gekozen redactie van artikel 235, tweede lid, onder 2°, zou de indruk kunnen bestaan dat de toevoeging «gedurende de resterende tijd van hun benoeming» niet tevens slaat op de overgangssituatie voor zittende gezaghebbers ten aanzien van de eisen die artikel 80 aan gezaghebbers stelt. Dit is echter wel de bedoeling. De nieuwe redactie van het tweede lid stelt buiten twijfel dat ook de eisen van artikel 80 in hun geheel gaan gelden voor zittende gezaghebbers nadat de resterende duur van hun benoeming is verlopen.
De in dit onderdeel opgenomen wijzigingsvoorstellen voorzien in de samenloop met een voorstel tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties, dat op dit moment eveneens bij uw Kamer aanhangig is (Kamerstukken II 2005/06, 30 425).
Met deze voorstellen, die deel uitmaken van een breder pakket van wetsvoorstellen die voortvloeien uit de adviezen van de commissie-Dijkstal, worden voor burgemeesters en wethouders eisen gesteld aan de openbaarmaking en de verrekening van inkomsten uit nevenfuncties.
Het is nu wenselijk om deze eisen, indien deze voor burgemeesters en wethouders worden ingevoerd, ook voor de gezaghebbers en de eilandgedeputeerden te laten gaan gelden.
De voorgestelde wijzigingen houden het volgende in:
• gezaghebbers en eilandgedeputeerden zullen hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar moeten maken door een opgave hiervan ter inzage te leggen op het bestuurskantoor;
• overige neveninkomsten van gezaghebbers en eilandgedeputeerden (zowel uit publieke als uit private kas) zullen zijn onderworpen aan de regeling zoals die nu al geldt voor leden van de Tweede Kamer.
Net als in voornoemd voorstel tot wijziging van de Gemeentewet is voorzien in een overgangssituatie voor zittende gezaghebbers (onderdeel F) en eilandgedeputeerden (onderdeel E).
Ten aanzien van het voorstel tot wijziging van de Gemeentewet zijn wel enige wijzingen aangebracht. Deze verwijzingen houden verband met verwijzingen naar de Nederlandse belastingwetgeving die op de BES niet gaat gelden. In de plaats hiervan is in dit onderdeel voorzien in verwijzingen naar dienovereenkomstige bepalingen in de Belastingwet BES.
Dit onderdeel wijzigt de evaluatiebepaling van artikel 239. Dit naar analogie met de wijziging die in de evaluatiebepaling van het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) (Kamerstukken II 2008/09, 31 958) wordt doorgevoerd. Tijdens de conferentie op 10 en 11 oktober 2006 over de toekomstige staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is blijkens de Slotverklaring afgesproken dat de evaluatie «vijf jaar na het moment waarop de drie eilanden een staatsrechtelijke positie binnen het Nederlands staatsbestel verkrijgen» zal worden gehouden. Om die reden wordt met dit onderdeel artikel 239 van dit wetsvoorstel in die zin gewijzigd dat «binnen vijf jaar» wordt vervangen door: binnen zes jaar. Die formulering is gekozen om de ruimte te hebben om volgens afspraak pas met de evaluatie te beginnen als vijf jaar zijn verstreken, terwijl het uitgangspunt gehandhaafd wordt dat er een duidelijke termijn wordt gesteld waarbinnen het verslag van die evaluatie naar de beide Kamers van de Staten-Generaal moet worden gezonden.