Ontvangen 15 oktober 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel AE, onder 3, komt te luiden:
3. Het eerste lid, onder 5°, wordt vervangen door:
5°. door een kind van de ouders, tot een bedrag van € 5000, met dien verstande dat dit bedrag voor een kind tussen 18 en 35 jaar voor één kalenderjaar wordt verhoogd, mits op deze verhoogde vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan, tot een bedrag van € 24 000;
6°. door een kind of kleinkind van de ouders onderscheidenlijk grootouders in één kalenderjaar tot een bedrag van € 50 000, mits op de vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan en het bedrag wordt aangewend voor de aankoop van een voor zelfbewoning bestemde onroerende zaak;.
2. Na onderdeel AG wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
AGa. In artikel 35a, eerste lid, wordt «33, eerste lid, 5° en 7°» vervangen door: 33, eerste lid, 5°, 6° en 7°.
Op grond van de voorgestelde wijziging wordt voor kinderen en kleinkinderen een extra eenmalige vrijstelling opgenomen ten bedrage van € 50 000. Voor de toepassing van deze extra eenmalige vrijstelling gelden twee voorwaarden. Ten eerste dient op die vrijstelling in de aangifte beroep te worden gedaan. Ten tweede dient de schenking te worden gebruikt voor de aanschaf van de eigen woning van het kind of het kleinkind. Voor de vrijstelling geldt geen beperking betreffende de leeftijd van het kind, respectievelijk kleinkind. De éénmalige vrijstelling voor de aanschaf van de eigen woning kan worden toegepast naast de vrijstellingen genoemd in artikel 33, eerste lid, onder 5o en onder 7o, van de Successiewet 1956.
De voorgestelde wijziging van artikel 35a van de Successiewet 1956 zorgt ervoor dat het bedrag van de extra vrijstelling voor de aanschaf van een eigen woning in verband met de inflatie wordt gecorrigeerd.
Remkes