Gepubliceerd: 23 september 2009
Indiener(s): Hirsch Ballin , Nebahat Albayrak (staatssecretaris justitie) (PvdA)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31915-9.html
ID: 31915-9
Origineel: 31915-2

31 915
Wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 september 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel II wordt gewijzigd als volgt:

a. Onderdeel A komt te luiden:

A

Artikel 77s wordt gewijzigd als volgt:

1. Het zesde lid komt te luiden:

6. De maatregel geldt voor de tijd van drie jaar. Na twee jaar eindigt de maatregel voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 77t. De termijn gaat in nadat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. De maatregel vervalt bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij de betrokkene wederom de maatregel wordt opgelegd.

2. In het zevende lid wordt na onderdeel b en onder vervanging van de punt door een puntkomma, een nieuw onderdeel c ingevoegd, dat komt te luiden:

c. wanneer de maatregel voorwaardelijk is geëindigd en de veroordeelde buiten de plaats verblijft die voor de tenuitvoerlegging is aangewezen.

3. Het achtste lid komt te luiden:

8. Onverminderd het bepaalde in het zevende lid, kan Onze Minister de maatregel te allen tijde, na advies te hebben ingewonnen van de raad voor de kinderbescherming, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk beëindigen.

b. Onderdeel B komt te luiden:

B

Artikel 77t wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, wordt «77s, zesde lid,» vervangen door: «77s, zesde lid, eerste volzin» en wordt de zinsnede «het tijdstip waarop de maatregel door tijdsverloop zal eindigen» vervangen door: het tijdstip waarop de maatregel voorwaardelijk eindigt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Verlenging van de termijn van de maatregel is slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van vijf jaar niet te boven gaat, tenzij de maatregel is opgelegd aan een verdachte als bedoeld in artikel 77s, derde lid, tweede volzin. In zodanig geval is verlenging mogelijk voor zover de maatregel de duur van zeven jaar niet te boven gaat. In de gevallen waarin de maatregel is verlengd, eindigt de maatregel voorwaardelijk een jaar voordat de maximale duur van de maatregel wordt bereikt. Artikel 77s, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

4. In het zesde lid, wordt de zinsnede «bedoeld in het vierde lid, onder a,» vervangen door: bedoeld in het vijfde lid onder a,.

c. Onderdeel C wordt gewijzigd als volgt:

1. In het voorgestelde artikel 77ta, eerste lid, wordt na onderdeel b en onder vervanging van de punt door een puntkomma, een nieuw onderdeel c ingevoegd, dat komt te luiden:

c. de jeugdige zich niet onttrekt aan het toezicht op de naleving van de voorwaarden.

2. In het voorgestelde artikel 77ta, vervalt het derde lid en wordt het vierde lid vernummerd tot het derde lid.

3. In het voorgestelde artikel 77tb, derde lid, wordt de zinsnede «De rechter die in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd» vervangen door: De in het eerste lid bedoelde rechter.

4. In het voorgestelde artikel 77tb, vijfde lid, wordt de zinsnede «De in het derde lid bedoelde rechter» vervangen door: «De in het eerste lid bedoelde rechter» en wordt na onderdeel b en onder vervanging van de punt door een puntkomma, een nieuw onderdeel c ingevoegd, dat komt te luiden:

c. bijzondere voorwaarden stellen die het gedrag van de jeugdige betreffen.

5. Aan artikel 77tb, zesde lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Indien de rechter bijzondere voorwaarden stelt, als bedoeld in het vijfde lid, is artikel 77x van overeenkomstige toepassing. De rechter kan de werking van de bijzondere voorwaarden beperken tot een in de beslissing te bepalen tijdsduur binnen de termijn waarmee de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd.

d. Onderdeel D komt te luiden:

D

In artikel 77u wordt «artikel 77t» vervangen door: de artikelen 77t en 77tb.

e. Na onderdeel E, worden twee onderdelen ingevoegd, die luiden:

F

Artikel 77wd, vijfde lid, komt te luiden:

5. De artikelen 77wa, 77wb en 77wc zijn van overeenkomstige toepassing.

G

In artikel 77x vervalt de laatste volzin.

Toelichting

Onderdelen a tot en met d

De wijzigingen betreffen technische aanpassingen van de onderdelen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op de nazorg na een pij-maatregel. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt deze regeling verder te verduidelijken, aangezien de voorgestelde regeling voeding kan geven aan de veronderstelling dat met de introductie van het stelsel van de voorwaardelijke beëindiging, de duur van de pij-maatregel zou worden verkort. Dit is niet beoogd. Uitgangspunt van de voorgestelde regeling blijft dat de pij-maatregel een minimale duur van twee jaren en, in de zich daarvoor lenende gevallen, een maximale duur van zes jaren heeft. Deze termijnen, die zien op de periode die de jeugdige in een jeugdinrichting verblijft en op grond van de titel die opgelegde pij-maatregel daartoe biedt, behandeling ondergaat in verband met diens gedragsproblematiek, blijven met dit wetsvoorstel ongewijzigd. Aan de bestaande regeling worden met het wetsvoorstel twee elementen toegevoegd.

In de eerste plaats is beoogd een proeftijd te creëren. De duur van deze proeftijd is variabel. Zij duurt ten minste drie maanden (artikel 77tb, derde lid) en kan worden verlengd tot ten hoogste twee jaren (artikel 77tb, tweede lid). Gedurende deze proeftijd loopt de termijn van de maatregel niet (artikel 77s, zevende lid, onderdeel c).

Een tweede aanvulling op de bestaande regeling is gelegen in de mogelijkheid van terugplaatsing in een inrichting bij schending van de voorwaarden die in de proeftijd gelden. Deze terugplaatsing heeft een maximale duur van een jaar. De titel voor deze terugplaatsing ontstaat doordat de maatregel, een jaar voordat de maximale duur van de maatregel is bereikt, van rechtswege voorwaardelijk wordt beëindigd.

Om te voorkomen dat dit voortijdig einde van de maatregel een verkorting van de behandeling in de jeugdinrichting tot gevolg heeft, voorziet deze nota van wijziging er in dat in het voorgestelde artikel 77t, tweede lid, Sr de maatregel een duur heeft van maximaal vijf jaren, of maximaal zeven jaren.

Hieronder gaan wij nader op de gevolgen hiervan in.

De termijn van de maatregel bij het opleggen bedraagt drie jaren. De maatregel eindigt na twee jaren voorwaardelijk (artikel 77s, zesde lid). Waar in artikel 77t, eerste lid, wordt gesproken over de verlenging van de maatregel, wordt in eerste instantie gedoeld op de verlenging van deze termijn van drie jaren. In het voorkomende geval dat de maatregel met twee jaren wordt verlengd, beloopt de totale termijn van de verlengde maatregel daarmee vijf jaren. Dit is met deze nota van wijziging ook in artikel 77t, tweede lid, tot uitdrukking gebracht. Eveneens in dit artikellid is tot uitdrukking gebracht dat de verlengde maatregel een jaar voordat de maximale duur van de maatregel daarvan wordt bereikt voorwaardelijk eindigt. In het hier gegeven voorbeeld, waarin de maatregel met twee jaren werd verlengd tot vijf jaren, eindigt de maatregel voorwaardelijk vier jaren nadat deze werd opgelegd.

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat de oorspronkelijk opgelegde maatregel niet met twee jaren wordt verlengd, maar met een kortere termijn, bijvoorbeeld van een jaar. Ook in de hier voorgestelde systematiek is dit mogelijk. In dat geval wordt de termijn van drie jaren genoemd in artikel 77s, zesde lid, met een jaar verlengd en bedraagt de totale duur van de maatregel vier jaren. De maatregel eindigt dan ingevolge artikel 77t, tweede lid, voorwaardelijk na drie jaren.

Indien er bij de jeugdige ten tijde van het plegen van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, is naar huidig recht verlenging van de maatregel tot een maximale duur van zes jaren mogelijk. Ook dit blijft met het voorstel ongewijzigd, zij het dat in plaats van de genoemde zes jaren, in artikel 77t, tweede lid, Sr tot uitdrukking is gebracht dat de maatregel, maximaal zeven jaren kan duren. Ook hier geldt dat zes jaren worden gebruikt voor de behandeling van de jeugdige in, of onder de verantwoordelijkheid van, de jeugdinrichting en dat de maatregel een jaar voordat deze zijn maximale duur bereikt, van rechtswege eindigt. Ook in dit geval blijft er dus een jaar «op de lat», voor het geval de jeugdige na een niet geslaagde periode van nazorg, zou moeten terugkeren in een gesloten setting. De verlenging geschiedt volgens dezelfde systematiek zoals hiervoor uiteengezet. Daarbij geldt dat bij de eerste verlenging, die plaats heeft na twee jaren, de in artikel 77s, zesde lid, genoemde termijn van drie jaren wordt verlengd. De termijn van de pij-maatregel bedraagt dan vijf jaren. Vindt verdere verlenging plaats, dan is het ook deze termijn van vijf jaren die wordt verlengd, totdat het maximum van zeven jaren is bereikt.

In alle gevallen geldt dus dat het deel van de maatregel waarin de jeugdige in de jeugdinrichting verblijft, met de voorgestelde regeling hetzelfde blijft. Aldus gaat het voorgestelde verplichte kader van nazorg niet ten koste van de duur van de behandeling in de jeugdinrichting.

De proeftijd neemt een aanvang op het moment dat de maatregel voorwaardelijk eindigt. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nadere voorzieningen te treffen met betrekking tot de beslissingen die de rechter in deze proeftijd kan nemen. Op zijn vroegst drie maanden nadat de maatregel voorwaardelijk is geëindigd en de proeftijd een aanvang heeft genomen, wordt de jeugdige opgeroepen en zal de rechter hebben te beslissen over de voortzetting van de proeftijd die met het stelsel van de voorwaardelijke beëindiging is ontstaan. De rechter kan de verplichte begeleiding na drie maanden reeds beëindigen. De rechter kan eveneens beslissen tot verlenging van de proeftijd.

Met deze nota van wijziging wordt deze regeling aangevuld. De rechter kan, naar analogie met het bepaalde in artikel 77x bij een voorwaardelijke veroordeling, bijzondere voorwaarden stellen die het gedrag van de jeugdige betreffen. Hiertoe is artikel 77x van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 77tb, zesde lid).

Onderdeel e

Met onderdeel e van de nota van wijziging worden in artikel II van het wetsvoorstel twee onderdelen (F en G) ingevoegd. Deze bevatten technische wijzigingen in de bepalingen van het jeugdstrafrecht.

Met Onderdeel F wordt een in de rechtspraktijk geconstateerde omissie bij de invoering van de maatregel betreffende het gedrag (artikel 77w) hersteld. Naar aanleiding van de beslissing van de Rechtbank Maastricht, d.d. 16 februari 2009 LJN: BH4918) wordt in het wetsvoorstel verduidelijkt dat bij de beslissing tot verlenging van de maatregel de rechter eveneens kan bepalen dat bij het niet meewerken aan de maatregel, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast. Daartoe wordt artikel 77wc van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarnaast wordt met de aanpassing verduidelijkt dat ook van de maatregel die werd verlengd de inhoud kan worden aangepast, dan wel dat bij de beslissing tot verlenging van de maatregel de inhoud van de maatregel aanpassing kan ondergaan. Hiertoe wordt artikel 77wb van overeenkomstige toepassing verklaard.

Onderdeel G ziet op artikel 77x van het Wetboek van Strafrecht dat betrekking heeft op de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling. Zowel in artikel 77x als in artikel 77z is bepaald dat de rechter de werking van de bijzondere voorwaarden kan beperken tot een bij de uitspraak te bepalen tijdsduur binnen de proeftijd. Dit is een doublure. Daarom is deze zinsnede in artikel 77x vervallen. In artikel 77z wordt deze echter gehandhaafd, aangezien dit artikel niet slechts betrekking heeft op de bijzondere voorwaarden die de rechter kan stellen bij een voorwaardelijke veroordeling (artikel 77z) maar eveneens op de voorwaarden die de rechter kan stellen bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de door de rechter opgelegde straf van jeugddetentie, bedoeld in artikel 77j, vierde lid, Sr.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak