Ontvangen 7 december 2009
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I wordt gewijzigd als volgt:
a. In onderdeel A, komt onderdeel 6 te luiden:
6. Onder vervanging van de punt door een puntkomma, worden na onderdeel ee twee onderdelen ingevoegd, die luiden:
ff. behandeling: een samenstel van handelingen, gericht op het bij jeugdigen voorkomen, verminderen of opheffen van problemen of stoornissen van lichamelijke, geestelijke, sociale of pedagogische aard die hun ontwikkeling naar volwassenheid ongunstig kunnen beïnvloeden;
gg. adviescommissie: de adviescommissie individuele trajectafdelingen, bedoeld in artikel 22c, vijfde lid.
b. Onderdeel B komt te luiden:
In de artikelen 2, vierde lid, 4, derde lid, 13, tweede lid, 23, eerste en derde lid, 41, vierde lid, 45, eerste lid, 50, tweede lid, 52, tweede lid, en 63, eerste lid, wordt «verblijfs- of behandelplan» telkens vervangen door: perspectiefplan.
c. Onderdeel C wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde tot het vierde onderdeel, wordt een onderdeel 3 ingevoegd, dat komt te luiden:
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
2. Het vierde onderdeel (nieuw), komt te luiden:
4. Na het vierde lid (nieuw) worden twee leden ingevoegd, die luiden:
5. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden voor deelname, bedoeld in het derde lid, kan de directeur de deelname beëindigen en wordt de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen in de inrichting voortgezet.
6. De jeugdige heeft het recht bij de directeur een met redenen omkleed verzoekschrift in te dienen, strekkende tot deelname aan een scholings- of trainingsprogramma. Artikel 66, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
d. Onderdeel H wordt gewijzigd als volgt:
1. Het voorgestelde artikel 8, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. personen ten aanzien van wie een bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven, voor zover zij ten tijde van het begaan van het strafbaar feit waarvan zij worden verdacht, de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt en personen ten aanzien van wie een bevel tot voorlopige hechtenis is gegeven, voor zover zij ten tijde van het begaan van het strafbaar feit waarvan zij worden verdacht, de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt en de officier van justitie voornemens is te vorderen dat recht zal worden gedaan overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht;
2. In het voorgestelde artikel 8, eerste lid, onderdeel g, wordt tussen «personen» en «ten aanzien van wie», ingevoegd: die in de inrichting verblijven en.
3. Het voorgestelde artikel 8, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister bepaalt de bestemming van elke inrichting of afdeling. Onze Minister kan delen van een inrichting als afdeling met een aparte bestemming aanwijzen.
e. Onderdeel J wordt gewijzigd als volgt:
1. In het voorgestelde artikel 12, tweede lid, wordt «artikel 8, eerste lid, onderdelen e, f, en h» vervangen door: «artikel 8, eerste lid, onderdelen e en h».
2. In het voorgestelde artikel 12, wordt onder vernummering van de leden 7 en 8 tot 8 en 9, een lid ingevoegd, dat komt te luiden:
7. De selectiefunctionaris neemt de beslissing om een jeugdige te plaatsen op een individuele trajectafdeling als bedoeld in artikel 22c, na daarover advies te hebben ingewonnen van de adviescommissie.
f. Onderdeel N komt te luiden:
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 11, tweede lid» vervangen door: artikel 13, tweede lid.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 16, eerste onderscheidenlijk vijfde lid» vervangen door: artikel 12, eerste onderscheidenlijk achtste lid.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 22a of 22b» vervangen door: de artikelen 22a, 22b, 22c en 22d.
4. In het eerste lid vervalt onderdeel d en wordt onderdeel e geletterd d.
5. In het tweede lid wordt «artikel 66, tweede, vierde en vijfde lid», vervangen door: artikel 66, tweede, zesde en zevende lid.
g. Na onderdeel S, wordt een onderdeel ingevoegd, dat komt te luiden:
Na artikel 22b worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, die luiden:
1. Op een door Onze Minister als zodanig aangewezen individuele trajectafdeling nemen jeugdigen deel aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste zes uren per dag door de week en ten minste vier uren in het weekeinde.
2. Een jeugdige kan op een individuele trajectafdeling worden geplaatst indien:
a. de jeugdige extra individuele begeleiding behoeft,
b. de behoefte aan extra individuele begeleiding het gevolg is van een persoonlijkheidsstoornis en
c. de jeugdige ten gevolge van het gestelde onder a en b niet in een inrichting kan verblijven met een regime als bedoeld in artikel 22.
3. Het verblijf van de jeugdige is gericht op de bevordering van de terugkeer in een regime als bedoeld in artikel 22 of de terugkeer van de jeugdige in de samenleving.
4. Een jeugdige die op een individuele trajectafdeling is geplaatst, verblijft, in afwijking van artikel 1, onder v, in een groep van tenminste twee personen.
5. De directeur van de inrichting waar de jeugdige op de individuele trajectafdeling is geplaatst, bepaalt telkens binnen ten hoogste zes maanden en na het advies te hebben ingewonnen van de adviescommissie of de noodzaak tot voortzetting van het verblijf op de afdeling voor individuele trajectafdeling nog bestaat.
6. Onze Minister stelt nadere regels omtrent de taak, samenstelling en werkwijze van de adviescommissie, bedoeld in het vijfde lid.
1. Onze Minister kan bepalen dat een jeugdige aan wie de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd, voor een periode van ten hoogste zeven weken ter observatie wordt geplaatst in een daartoe aangewezen inrichting.
2. Onze Minister kan, indien dit noodzakelijk is, de termijn genoemd in het eerste lid met ten hoogste vier weken verlengen.
3. De jeugdige keert na het verstrijken van de observatietermijn terug naar de inrichting waar hij voorheen was geplaatst, tenzij uit de observatierapportage blijkt dat overplaatsing naar een andere inrichting aangewezen is.
4. De plaatsing ter observatie kan op verzoek van de directeur van de inrichting waar de jeugdige verblijft plaatsvinden in de volgende gevallen:
a. indien daartoe uit het oogpunt van de behandeling van de jeugdige aanleiding bestaat;
b. indien deze noodzakelijk wordt geacht met het oog op de opstelling van een advies ten behoeve van verlenging van de maatregel.
h. Na onderdeel X wordt een onderdeel ingevoegd, dat komt te luiden:
In artikel 53, vijfde lid, wordt tussen «dat» en «jeugdige» ingevoegd: de.
i. Onderdeel Z wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. In het eerste lid wordt na de aanhef een nieuw onderdeel ingevoegd, dat komt te luiden:
a. de weigering op het verzoek tot deelname aan een scholings- en trainingsprogramma, bedoeld in artikel 3, zesde lid, alsmede de beëindiging van de deelname aan een scholingsen trainingsprogramma, bedoeld in artikel 3, vijfde lid;
2. Onderdeel 4 komt te luiden:
4. In het eerste lid komt onderdeel c (nieuw) te luiden:
c. de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg, bedoeld in artikel 22a, derde lid, op een afdeling voor intensieve behandeling, bedoeld in artikel 22b, derde lid, of een individuele trajectafdeling, bedoeld in artikel 22c, vijfde lid;
3. In onderdeel 6 wordt «toepassing» telkens vervangen door: Toepassing.
j. Onderdeel CC wordt gewijzigd als volgt:
1. In het voorgestelde artikel 65, eerste lid, komt onderdeel a. te luiden:
a. de weigering op het verzoek tot deelname aan een scholings-en trainingsprogramma, bedoeld in artikel 3, zesde lid, alsmede de beëindiging van de deelname aan een scholingsen trainingsprogramma, bedoeld in artikel 3, vijfde lid;
2. In het voorgestelde artikel 65, eerste lid, komt onderdeel c. te luiden:
c. de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg, bedoeld in artikel 22a, derde lid, op een afdeling voor intensieve behandeling, bedoeld in artikel 22b, derde lid, of een individuele trajectafdeling, bedoeld in artikel 22c, vijfde lid;
k. Onderdeel GG wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding 1. geplaatst.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, dat komt te luiden:
2. Na het tweede lid, wordt een lid toegevoegd, dat komt te luiden:
3. Het tweede lid is overeenkomstig van toepassing op de beslissing van de selectiefunctionaris, strekkende tot weigering van het verlenen van een machtiging tot deelname aan het scholings- en trainingsprogramma, na het verzoek, bedoeld in artikel 3, zesde lid.
Artikel II wordt gewijzigd als volgt:
a. Voor onderdeel A, wordt een onderdeel aA ingevoegd, dat komt te luiden:
In artikel 77c wordt «artikel 37c» vervangen door: artikel 37a.
b. In onderdeel C komt het voorgestelde artikel 77tb, zesde lid, te luiden:
6. Indien de rechter bijzondere voorwaarden stelt, als bedoeld in het vijfde lid, is artikel 77z van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter de werking van de bijzondere voorwaarden kan beperken tot een in de beslissing te bepalen tijdsduur binnen de termijn waarmee de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd.
c. Onderdeel D komt te luiden:
In artikel 77u wordt «artikel 77t» vervangen door: de artikelen 77t, 77tb en 77wd.
d. Onderdeel E komt te luiden:
1. In artikel 77w, zevende lid, eerste volzin wordt «De jeugdreclassering» vervangen door: De stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg.
2. In artikel 77w, zevende lid, tweede en derde volzin, wordt «jeugdreclassering», vervangen door: stichting.
3. In artikel 77w, zevende lid, wordt na de laatste volzin ingevoegd: Indien de jeugdige ten tijde van de tenuitvoerlegging van de maatregel de leeftijd van achttien jaren bereikt of heeft bereikt, kan de rechter bepalen dat de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel geschiedt door een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid.
e. Onderdeel F komt te luiden:
Artikel 77wd wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de laatste volzin.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De artikelen 77wa, 77wb en 77wc zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel III komt te luiden:
Het Wetboek van Strafvordering wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 493 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, worden na de eerste volzin, twee volzinnen ingevoegd, die luiden:
De rechter kan daarbij een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg opdragen aan de verdachte hulp en steun te verlenen. Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van de hulp en steun.
2. In het derde lid, worden na de eerste volzin, de volgende zinnen ingevoegd:
Bij het bevel tot voorlopige hechtenis kan worden bepaald dat de verdachte gedurende de nacht in een inrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, dan wel op een andere plaats als bedoeld in de eerste volzin verblijft, en gedurende de dag in de gelegenheid wordt gesteld de inrichting of die plaats te verlaten.
3. In het zesde lid vervallen de zesde en zevende volzin.
Artikel 502 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, die luiden:
2. Tegen een beslissing als bedoeld in artikel 77tb en 77wd kunnen zowel het openbaar ministerie als de veroordeelde binnen veertien dagen na dagtekening van de beslissing in hoger beroep komen bij het gerechtshof in het ressort van het gerecht waar de beslissing is genomen.
3. Op het hoger beroep bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen 509v, derde lid, 509w en 509x van overeenkomstige toepassing.
Naast het aanbrengen van enkele redactionele en technische wijzigingen van het wetsvoorstel, maken wij van de gelegenheid gebruik met het voorliggende wetsvoorstel een nadere wettelijke basis te creëren voor twee soorten afdelingen in de jeugdinrichting met een bijzondere bestemming. Het betreft de individuele trajectafdelingen en de afdelingen voor forensische observatie. Ook worden met deze nota van wijziging verdere aanpassingen in de bepalingen over het jeugdstraf(proces)recht doorgevoerd.
Wij gaan hierna op de onderdelen afzonderlijk in.
Met het voorgestelde artikel 22c van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj) wordt voorzien in een expliciete regeling ten behoeve van de individuele trajectafdelingen (ITA). Het uitgangspunt van een verblijf van de jeugdige in groepsverband en deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, veronderstelt dat daarmee aan de doelstellingen van de beginselenwet in alle gevallen het meest recht wordt gedaan. Dit is niet zonder meer het geval bij jeugdigen die voor een verblijf op de groep of voor een deelname aan gemeenschappelijke activiteiten niet of minder geschikt zijn. De praktijk ziet zich met jeugdigen geconfronteerd die in groepsverband wegens ernstige gedragsproblematiek moeilijk te handhaven zijn.
Het huidige wettelijke kader blijkt te weinig flexibel om passende voorzieningen voor deze groepsongeschikte jeugdigen te treffen. Dit kwam in het verleden tot uitdrukking in een herhaalde overplaatsing van deze jeugdigen waardoor deze jeugdigen plachten te worden aangeduid als «carrouseljongeren». Wij achten dergelijke herhaaldelijke overplaatsingen in hoge mate onwenselijk, nu het uitgangspunt dat de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen ten dienste staat aan de opvoeding van de jeugdige en de terugkeer van de jeugdige in de maatschappij, daarmee onder druk komt te staan. Om aan de doelstellingen van de Bjj ook bij deze jeugdigen maximaal uitvoering te kunnen geven, is een meer op het individu gerichte aanpak noodzakelijk. Een dergelijke benadering van de jeugdige kan worden geboden op een individuele trajectafdeling. Het is de specifieke problematiek van de jeugdige die aanleiding geeft tot plaatsing op een dergelijke afdeling. Hier wordt aan deze jeugdigen vooral individuele aandacht besteed. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld specifieke therapieën gericht op de beheersing van agressie. Het individuele behandeltraject is primair gericht op het verminderen van ongewenst gedrag. Na stabilisatie wordt de jeugdige voorbereid op een terugplaatsing op een normale groep, of op diens terugkeer naar de samenleving.
In het eerste lid van het voorgestelde artikel 22c, is tot uitdrukking gebracht het aantal uren dat de jeugdige op de groep verblijft afwijkt van de normen in artikel 22.
De selectiefunctionaris neemt de beslissing tot plaatsing op een individuele trajectafdeling na het advies van de adviescommissie. Dit is in het voorgestelde artikel 12, zevende lid (nieuw) tot uitdrukking gebracht. Deze plaatsingsbeslissing is voor bezwaar en beroep vatbaar (artikel 18, eerste lid). Het is de directeur van de inrichting waar de jeugdige op de individuele trajectafdeling verblijft, die beslist of de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is. Ook dit geschiedt eerst na advies van de adviescommissie (artikel 22c, vijfde lid, Bjj). Over de taken en werkwijze van deze adviescommissie kunnen door Onze Minister nadere regels worden gesteld. Daarmee wordt verwezen naar de reeds bestaande «Tijdelijke regeling adviescommissie individuele trajectafdelingen», van de Staatssecretaris van Justitie van 29 februari 2008 (Stcrt. 2008, 47). De wijziging in onderdeel a. bevat een aanpassing van de begripsbepaling van de Bjj, waarin naar deze adviescommissie wordt verwezen.
Met het voorgestelde artikel 22d wordt voorzien in een wettelijke basis voor de plaatsing van de jeugdige aan wie een pij-maatregel werd opgelegd, op een afdeling voor forensische observatie. Thans geschiedt zodanige plaatsing op grond van de Tijdelijke regeling van de Minister van Justitie van 27 juli 2009, nr. 5 610 042/09/DJI, tot plaatsing van jeugdigen op een observatieafdeling (Stcrt. 2009, nr. 11 807), welke regeling is gebaseerd op de bestaande artikelen 15, eerste en derde lid, en artikel 16, zevende lid, Bjj. Wij hebben gemeend met deze nota van wijziging van de gelegenheid gebruik te kunnen maken om deze observatie van een meer specifieke wettelijke basis te voorzien.
De voorziening is bedoeld voor jeugdigen aan wie een pij-maatregel is opgelegd. Het voorgestelde artikel 22d, vierde lid, onderdeel a, ziet op de overplaatsing van een jeugdige met als doel het verkrijgen van een adviesrapportage bij een stagnerende behandeling. Van een stagnerende behandeling kan bijvoorbeeld sprake zijn, in het geval het delictgevaar niet voldoende afneemt of wanneer de jeugdinrichting met de jeugdige terecht is gekomen in een behandelimpasse. De tijdelijke plaatsing op de afdeling voor forensische observatie en het advies dat daaruit volgt, strekken ertoe de behandeling na terugplaatsing beter vorm te kunnen geven. Indien de adviesrapportage een indicatie oplevert voor plaatsing in een andere inrichting, zal de selectiefunctionaris in samenwerking met de inrichting van herkomst bezien wat de mogelijkheden zijn voor overplaatsing. Daarnaast kan de jeugdige ingevolge het voorgestelde artikel 22d, vierde lid, onderdeel b, naar een observatieafdeling worden overgeplaatst, met het oog op het verkrijgen van een verlengingsadvies als bedoeld in artikel 77t, vijfde lid, onderdeel a, Sr of een aanvulling daarop. De directeur beoordeelt of hij het noodzakelijk acht het verlengingsadvies van de inrichting aan te vullen met een observatieadvies.
Deze onderdelen bevatten redactionele wijzigingen van het wetsvoorstel en het herstel van geconstateerde omissies.
In het wetsvoorstel ligt besloten dat de directeur beslissingsbevoegd is ten aanzien van de deelname aan een scholings- en trainingsprogramma. Hij behoeft daartoe de machtiging van Onze Minister (artikel 3, eerste lid, Bjj). Met deze onderdelen wordt verhelderd dat de jeugdige ook zelfstandig een verzoek tot deelname aan de directeur kan richten (artikel 3, zesde lid). Deze voorziening is vormgegeven in lijn met de thans bestaande mogelijkheid een tot deelname strekkend verzoek aan de selectiefunctionaris te richten.
Met de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 61 en 65 Bjj (onderdelen i en j) wordt tot uitdrukking gebracht dat de jeugdige wordt gehoord op de beslissing van de directeur en dat de beslissing tot weigering vatbaar is voor bezwaar en beroep. Denkbaar is dat de directeur van de inrichting voornemens is het verzoek van de jeugdige in te willigen, doch dat de daartoe vereiste machtiging door de Onze Minister niet wordt verleend. In dat geval kan rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Rsj), overeenkomstig artikel 77 Bjj en de uitleg die daaraan door de Rsj wordt gegeven (Rsj 8 december 2008, zaaknr. 08/1908/JV). Met het voorgestelde artikel 77, derde lid, Bjj (onderdeel k) wordt in deze beroepsmogelijkheid voorzien.
De overige wijzigingen in deze onderdelen hangen samen met de hiervoor toegelichte wettelijke bases voor individuele trajectafdelingen en de afdelingen voor forensische observatie.
Met dit onderdeel wordt een wijziging voorgesteld van de bestemmingsbepaling (artikel 8 (nieuw) Bjj). In de wettelijke systematiek ligt besloten dat wanneer toepassing wordt gegeven aan de bepalingen van het jeugdstrafrecht, een vrijheidsbenemende straf of maatregel in beginsel wordt ondergaan in een justitiële jeugdinrichting. Het kan hierbij ook om personen gaan die ten tijde van de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel de leeftijd van achttien jaren zullen bereiken of reeds hebben bereikt.
Met dit voorstel wordt de bestemming van de jeugdinrichtingen uitgebreid voor jeugdigen die ten tijde van de voorlopige hechtenis de leeftijd van achttien jaren reeds hebben bereikt, maar ten aanzien van wie de officier van justitie voornemens is te vorderen dat zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 77c Sr zullen worden berecht volgens het jeugdstrafrecht. Met de voorgestelde wijziging is tot uitdrukking gebracht dat indien de officier van justitie voornemens is te vorderen dat ten aanzien van een jeugdige die de leeftijd van achttien jaren reeds heeft bereikt, recht zal worden gedaan overeenkomstig de bepalingen van het jeugdstrafrecht (artikel 77c Sr), de jeugdige ook tijdens zijn voorlopige hechtenis in een justitiële jeugdinrichting kan verblijven. Dit wordt in het voorgestelde artikel 8, eerste lid, onderdeel a, tot uitdrukking gebracht.
De overige wijzigingen in artikel 8 zijn van technische aard.
Met dit onderdeel worden verdere aanpassingen doorgevoerd in artikel 18 van de Bjj. Met de voorgestelde wijzigingen wordt tot uitdrukking wordt gebracht dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing in een individuele trajectafdeling en de plaatsing in observatie voor bezwaar en beroep vatbaar zijn.
Onderdeel a bevat het herstel van een onjuiste verwijzing in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Met de onderdelen wordt tot uitdrukking gebracht dat naast de beslissing tot verlenging van de pij-maatregel, ook de beslissing tot verlenging van de maatregel betreffende het gedrag (artikel 77wd) en de beslissingen die kunnen worden genomen in verband met de tenuitvoerlegging van het verplichte kader voor nazorg na een pij-maatregel (artikel 77tb, vijfde en zesde lid, Sr), bij beschikking worden genomen. Dit wordt in artikel 77u Sr tot uitdrukking gebracht (onderdeel c). In samenhang hiermee worden wijzigingen voorgesteld van de artikelen 77w (onderdeel d) en 77wd, eerste lid, Sr (onderdeel e).
Met deze wijzigingen wordt in de wet tot uitdrukking gebracht dat de veroordeelde jeugdige wordt gehoord en, indien hij minderjarig is, ook degenen die het gezag over hem uitoefenen. Daarnaast worden enkele procedurele bepalingen uit het volwassenstrafrecht op deze procedure overeenkomstig van toepassing verklaard.
De voorgestelde wijzigingen dienen te worden gezien in samenhang met de voorgestelde wijzigingen in artikel 502 Sv, waarmee voor de onderhavige beslissingen in een recht op hoger beroep is voorzien. Deze voorziening wordt toegelicht onder Artikel III, onderdeel B.
Met dit onderdeel worden verdere wijzigingen voorgesteld voor wat betreft de uitvoering van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (artikel 77w Sr). Ingevolge artikel 77w, zevende lid, Sr heeft de jeugdreclassering tot taak de voorbereiding en ondersteuning van deze maatregel. In lijn met de regeling van de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling, wordt voorgesteld bij de ondersteuning van de maatregel ook reclasseringsinstellingen voor volwassenen een rol te kunnen laten hebben. Het gaat dan om de gevallen dat de jeugdige ten tijde van de tenuitvoerlegging van de maatregel de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt of zal bereiken en de rechter begeleiding door een reclasseringsinstelling voor volwassenen meer aangewezen acht.
Onderdeel B bevat technische wijzigingen in de bepalingen van het jeugdstrafprocesrecht. Met de voorgestelde wijziging van artikel 502 worden procedurele voorschriften gegeven voor de behandeling van het hoger beroep na een tweetal beslissingen. Voor wat betreft het reeds bestaande hoger beroep tegen een beschikking tot verlenging van de pij-maatregel, wordt in artikel 77u Sr verwezen naar artikel 502 Sv. Voorgesteld wordt om, in lijn met deze systematiek, ook de beslissing tot verlenging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (artikel 77wd) en de beslissingen die de rechter kan nemen in verband met de tenuitvoerlegging van het verplichte kader voor nazorg na een pij-maatregel (artikel 77tb, vijfde en zesde lid), voor hoger beroep vatbaar te maken (artikel 502 Sv, tweede lid, Sv). Anders dan het geval is bij de verlengingsbeslissing van de pij-maatregel, zal het hoger beroep worden behandeld door het gerechtshof in het ressort waar de beslissing in eerste aanleg werd genomen.
Onderdeel A bevat wijzigingen van artikel 493 Sv die reeds van het wetsvoorstel deel uitmaakten. Aangezien artikel III van het wetsvoorstel geen onderverdeling kent in een onderdeel A en B, wordt de inhoud van de voorgestelde wijzigingen in artikel 493 Sv opnieuw weergegeven.