Gepubliceerd: 8 juni 2009
Indiener(s): Wouter Bos (viceminister-president , minister financiƫn) (PvdA)
Onderwerpen: economie financiƫn organisatie en beleid overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31892-7.html
ID: 31892-7
Origineel: 31892-2

31 892
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 juni 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid komt de definitie van «betaalinstrument» als volgt te luiden:

betaalinstrument: gepersonaliseerd instrument of gepersonaliseerde instrumenten of het geheel van procedures, overeengekomen tussen de betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener, waarvan de betaaldienstgebruiker gebruik maakt om een betaalopdracht te initiëren;

2.

In Artikel I, onderdeel E, wordt in artikel 1:25a, tweede lid, na «1:80» ingevoegd: , 1:81.

3.

Artikel I, onderdeel O, wordt als volgt gewijzigd:

a. Paragraaf 2.2.0.3 en artikel 2:3e worden vernummerd tot paragraaf 2.2.0.4 onderscheidenlijk artikel 2:3f.

b. Na artikel 2:3d wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2.2.0.3 Bijkantoren en betaaldienstagenten van en verrichten van diensten door betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2:3e

1. Een betaaldienstverlener met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het verrichten van haar werkzaamheden vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door tussenkomst van een in Nederland werkzaam zijnde betaaldienstagent, dan wel door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien hij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft.

2. Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing.

3a.

Na artikel I, onderdeel P, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

PA

In artikel 3:3 wordt na «beleggingsondernemingen» ingevoegd: , betaaldienstverleners.

4.

In artikel I, onderdeel T, wordt «artikel 3:15, tweede lid,» vervangen door: artikel 3:15, eerste lid,.

5.

Het tweede lid van artikel I, onderdeel U, komt te luiden:

2. In het tweede lid wordt «De kredietinstelling» vervangen door: De betaalinstelling, kredietinstelling.

6.

Na artikel I, onderdeel V, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

VA

Na artikel 3:20 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.3.3.1a. Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel 3:20a

1. Een betaaldienstverlener met zetel in een andere lidstaat die zijn bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door tussenkomst van een in Nederland werkzaam zijnde betaaldienstagent dan wel door middel van het verrichten van diensten naar Nederland dient te beschikken over een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning.

2. Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing.

7.

Na artikel I, onderdeel Y, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

YA

Artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «een clearinginstelling» vervangen door: een betaalinstelling, clearinginstelling.

b. In het tweede lid wordt «clearinginstellingen» vervangen door: betaalinstellingen, clearinginstellingen.

c. In het derde lid wordt «clearinginstelling» vervangen door: betaalinstelling, clearinginstelling.

8.

Na artikel I, onderdeel AC, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

ACA

Na artikel 2:273 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3.6.1a. Betaalinstellingen in een groep

Artikel 3:273a

Indien een betaalinstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, een dochteronderneming is van een Nederlandse moederkredietinstelling en ten aanzien van deze ondernemingen voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3:278, eerste lid, onderdelen a en b, is het solvabiliteitstoezicht, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, niet van toepassing op de betaalinstelling.

9.

Artikel I, onderdeel AH, komt te luiden:

AH

In de aanhef van artikel 4:17, eerste lid, wordt na «beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verleent,» ingevoegd: een betaaldienstverlener, .

10.

Artikel I, onderdeel AM, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de numerieke volgorde van artikelen in het eerste lid wordt ingevoegd: 2:3f, eerste lid.

b. In de numerieke volgorde van artikelen in het tweede lid wordt ingevoegd: 3:20a.

11.

Artikel I, onderdeel AN, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de numerieke volgorde van artikelen in het eerste lid wordt ingevoegd: 2:3f, eerste lid.

b. In de numerieke volgorde van artikelen in het tweede lid wordt ingevoegd: 3:20a.

12.

Artikel II, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 514, onderdeel g, komt te luiden:

g. betaalinstrument: gepersonaliseerd instrument of gepersonaliseerde instrumenten of het geheel van procedures, overeengekomen tussen de betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener, waarvan de betaaldienstgebruiker gebruik maakt om een betaalopdracht te initiëren;

b. Artikel 515, tweede lid, komt te luiden:

2. Deze titel is alleen van toepassing op betaaldiensten die in de Europese Gemeenschap of in staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte worden uitgevoerd in euro of in de valuta van een lidstaat van de Europese Gemeenschap buiten de eurozone of in de valuta van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

c. In artikel 517, tweede lid, wordt in de aanhef «een desbetreffende bevoegdheid» vervangen door: een bevoegdheid als hierna onder a bedoeld.

d. In artikel 550, tweede lid, wordt «de artikelen 520, eerste lid,» vervangen door: de artikelen 516 tot en met 519, 520, eerste lid,.

e. Artikel 551, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien de betaaldienstgebruiker geen consument is, kunnen partijen overeenkomen dat van de in lid 1 bedoelde regels kan worden afgeweken, behoudens voor zover zij zijn gesteld ter uitvoering van de artikelen 526 en 542.

13.

Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

In artikel 1, onder 2°, van de Wet economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht «1:74, eerste lid,» vervangen door «1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid, 2:3e, eerste lid, 2:3f, eerste lid»,wordt «2:103» vervangen door « 2:103, 2:106a, eerste lid», wordt «3:7, eerste en vierde lid,» vervangen door «3:7, eerste en vierde lid, 3:20a, 3:29a, 3:29b, 3:29c, eerste lid,» en wordt «3:72, eerste, derde tot en met zevende en negende lid,» vervangen door «3:72, eerste, derde tot en met zevende en negende lid, 3:74b,».

14.

Na artikel VI worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIA

Aan artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

5°. een dienst als bedoeld onder 6 van de bijlage van richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319);

ARTIKEL VIB

De Sanctiewet 1977 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 10, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. financiële ondernemingen, niet zijnde kredietinstellingen, die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van betaaldienstverlener mogen uitoefenen.

B

In artikel 10b, eerste en tweede lid, wordt «artikel 10, tweede lid, onder a tot en met h» telkens vervangen door: artikel 10, tweede lid, onder a tot en met i.

C

In artikel 10d, tweede lid, wordt «artikel 10, tweede lid, onder a, b, d, f, g en h» vervangen door: artikel 10, tweede lid, onder a, b, d, f, g, h en i.

15.

Artikel VII komt te luiden:

ARTIKEL VII

1. Op rechtspersonen die geen kredietinstelling zijn in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die aantoonbaar in overeenstemming met die wet voor 25 december 2007 betaaldiensten verleenden, is het verbod, bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, van die wet tot 30 april 2011 niet van toepassing.

2. Het eerste lid laat onverlet dat de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen een vergunning als bedoeld in artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht kunnen aanvragen.

3. Onverminderd het eerste lid is het verbod, bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing op financiële ondernemingen die voor 25 december 2007 overeenkomstig die wet betalingsverrichtingen uitvoerden en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 24, eerste lid, eerste alinea, onderdeel e, van de richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEU L 77).

4. Een in het derde lid bedoelde onderneming stelt de Nederlandsche Bank voor 25 december 2009 van deze werkzaamheden in kennis en toont daarbij aan dat wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

5. Indien de Nederlandsche Bank ervan overtuigd is dat aan de in het vierde lid bedoelde regels is voldaan, wordt de financiële onderneming ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht.

16.

Na artikel VIII wordt een artikel toegevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIIA

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 mei 2008 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving) (Kamerstukken I 2008/09, 31 458, nr. A) tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet,

a. wordt in artikel I, onderdeel E, van deze wet in artikel 1:25a, tweede lid, na «1:81» ingevoegd: , met uitzondering van het derde lid,

b. komt artikel V van deze wet te luiden:

ARTIKEL V

In artikel 1, onder 2°, van de Wet economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht «1:74, eerste lid,» vervangen door 1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid, 2:3e, eerste lid, 2:3f, eerste lid, en wordt «2:96,« vervangen door 2:96, 2:106a, eerste lid. Daarnaast wordt «artikel 3:7, eerste, lid» vervangen door artikel 3:7, eerste en vierde lid, 3:20a, 3:29a, 3:29b, 3:29c, eerste lid, en wordt «artikel 3:69, eerste lid,» vervangen door: artikel 3:69 eerste lid, 3:74b,.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 mei 2008 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving) (Kamerstukken I 2008/09, 31 458, nr. A), tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

a. In artikel I, Onderdeel E, wordt in artikel 1:25a, tweede lid, na «1:81» ingevoegd: , met uitzondering van het derde lid,.

b. Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

In artikel 1, onder 2°, van de Wet economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht «1:74, eerste lid,» vervangen door 1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid, 2:3e, eerste lid, 2:3f, eerste lid, en wordt «2:103» vervangen door: 2:103, 2:106a, eerste lid. Daarnaast wordt «artikel 3:7, eerste en vierde lid,» vervangen door artikel 3:7, eerste en vierde lid, 3:20a, 3:29a, 3:29b, 3:29c, eerste lid, en wordt «artikel 3:72, eerste, derde tot en met zevende en negende lid,» vervangen door: artikel 3:72, eerste, derde tot en met zevende en negende lid, 3:74b,.

Memorie van Toelichting

In deze nota van wijziging worden enige omissies hersteld. Daarnaast wordt op advies van de Raad van State en naar aanleiding van vragen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verbodsbepaling ingevoegd voor betaaldienstverlener met zetel in een andere lidstaat die zonder vergunning van die lidstaat betaaldiensten verlenen in Nederland. Ook is een samenloopbepaling opgenomen. Deze is afhankelijk van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van het boetestelsel financiële wetgeving (Kamerstukken II 2007/08, 31 458). Verder zijn de bepalingen waarin geregeld was van welke artikelen mag worden afgeweken als de betaaldienstgebruiker geen consument is, meer in overeenstemming gebracht met de richtlijn betaaldiensten. Ook het overgangsrecht is aangepast naar aanleiding van een correctie van de Europese Commissie.

1 (wijziging artikel I, onderdeel A)

De definitie van betaalinstrument wordt vervangen, aangezien inmiddels is gebleken uit een vergelijking van de tekstversies van de richtlijn betaaldiensten dat in de Nederlandse versie een fout is gemaakt. Deze fout wordt hierbij hersteld.

2 (wijziging van artikel I, onderdeel E)

In het nieuw voorgestelde artikel 1:25a, tweede lid, was per abuis artikel 1:81 van de Wft niet opgenomen. Dit wordt hierbij hersteld.

3 (wijziging van artikel I, onderdeel O)

Zowel in het advies van de Raad van State als in het verslag van de vaste kamercommissie kwam naar voren dat men een verbod miste voor betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat die in Nederland opereren zonder vergunning van de desbetreffende lidstaat. Hoewel het systeem in principe sluitend zou moeten zijn, aangezien de betaaldienstverlener valt onder een verbod van de lidstaat van herkomst, is er toch voor gekozen om de Nederlandsche Bank meer toezichts- en handhavingsmogelijkheden te geven in een dergelijk geval en wordt het verbod hierbij alsnog opgenomen. Overigens is het een verschijnsel dat ook op andere punten in de Wft voorkomt. Met de eerste Wijzigingswet Wft, waarvan de inwerkingtreding is voorzien voor 1 januari 2010, zal dit, indien hier nog niet in is voorzien, ook voor andere instellingen worden aangepast.

3a. (wijziging van artikel I, invoegen onderdeel PA)

Met deze wijziging wordt geregeld dat een eventuele vrijstelling van vergunningvereisten ook voor het lopend toezicht geldt.

4 (wijziging van artikel I, onderdeel T)

Per abuis was in dit artikel de aanduiding «tweede lid» gehanteerd, waar dit «eerste lid» had moeten zijn.

5 (wijzigen van artikel I, onderdeel U)

Per abuis werd in dit onderdeel het tweede lid van artikel 3:16 van de Wet op het financieel toezicht gewijzigd, zonder daarbij rekening te houden met de wijziging die in dit artikel eerder is doorgevoerd en waarbij de entititeit voor risico-acceptatie en de herverzekeraar zijn toegevoegd aan dit tweede lid. Deze omissie is met de voorgestelde wijziging hersteld.

6 (invoegen van artikel I, onderdeel VA)

Het verbod voor betaaldienstverleners uit een andere lidstaat zonder vergunning wordt in artikel 3:20a van de Wft opgenomen. Aangezien er vanuit de richtlijn betaaldiensten geen registratieplicht volgt voor betaaldienstverleners uit een andere lidstaat, is artikel 1:107, tweede lid, niet van toepassing verklaard.

7 (invoegen van artikel I, onderdeel YA)

In onderdeel E wordt een nieuw onderdeel Ya ingevoegd, waarin artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd. In artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht wordt in het eerste, tweede, derde en zevende lid ook de betaalinstelling ingevoegd. Toevoegen van de betaalinstelling in het zesde lid is niet nodig, omdat deze bepaling voorziet in een grondslag voor regels met betrekking tot het aanhouden van balansposten of posten buiten de balanstelling voor banken, beleggingsondernemingen, elektronischgeldinstellingen en beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten, waarin de richtlijn betaaldiensten voor betaalinstellingen niet voorziet. Toevoegen van betaalinstelling aan het zevende lid is niet mogelijk, omdat de richtlijn hier geen ruimte voor laat.

8 (invoegen van artikel I, onderdeel AC)

Dit artikel implementeert artikel 7, derde lid, van de richtlijn. In artikel 3:273b is bepaald dat het individuele solvabiliteitstoezicht niet van toepassing is indien de dochterbetaalinstelling wordt meegeconsolideerd met een moederkredietinstelling met zetel in Nederland. Als gevolg van de consolidatie worden de solvabiliteitseisen van de bank gehanteerd ook toegepast op de betaalinstelling.

9 (invoegen van artikel I, onderdeel AH)

Onderdeel AH was abusievelijk niet aangepast aan de laatste wijziging van artikel 4:17 van de Wet op het financieel toezicht. Deze omissie is met de hier voorgestelde wijziging hersteld.

10 en 11 (wijzigen artikel I, onderdelen AM en AN)

Met het opnemen van de artikelen 2:3f, eerste lid, en 3:20a in de opsomming in de bijlagen van de artikelen 1:79 en 1:80 wordt het mogelijk gemaakt dat als een betaaldienstverlener uit een andere lidstaat in Nederland betaaldiensten verleend zonder in het bezit te zijn van een vergunning van de toezichthouder uit de lidstaat van herkomst, deze betaaldienstverlener een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opgelegd krijgt.

12 (wijzigen artikel II, onderdeel C)

Voor de wijziging van artikel 7:514, onderdel g, wordt verwezen naar de toelichting onder 1 (artikel I, onderdeel A). In artikel 7:515, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek is de reikwijdte van de regelgeving die voortvloeit uit de richtlijn betaaldiensten opgerekt tot alle staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Daarmee is deze bepaling in overeenstemming gebracht met de reikwijdte die is opgenomen in artikel 1:5a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.

Verder worden aan de opsomming in artikel 7:550, lid 2, de artikelen 516 tot en met 519 toegevoegd. Dit betekent dat indien de betaaldienst-gebruiker geen consument is, door partijen van de artikelen 516 tot en met 519 kan worden afgeweken. De wijziging is in overeenstemming met artikel 30, eerste lid, tweede zin van de richtlijn betaaldiensten. De wijziging van artikel 551, lid 2, zorgt ervoor dat als de betaaldienstgebruiker geen consument is, ook kan worden afgeweken van regels die gesteld zijn bij algemene maatregel van bestuur.

13 (wijzigen artikel V)

Met de wijziging van artikel V worden twee nieuwe elementen aan de strafbaarstelling in de WED toegevoegd, zijnde de artikelen die betrekking hebben op het bij deze nota van wijziging opgenomen verbod voor betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat in Nederland om zonder vergunning betaaldiensten te verlenen (de opsomming van strafbaar gestelde artikelen in de WED wordt hiermee uitgebreid).

14 (invoegen artikel VIA en VIB)

Met dit artikel wordt artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet handhaving consumentenbescheming gewijzigd. Deze wijziging houdt verband met de in artikel III, onderdeel A, onder 1, van deze wet voorgestelde wijziging van in artikel 1, onderdeel c, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Wgt). Als gevolg van die wijziging, komt het huidige artikel 1, onderdeel c, onder 3°, van de Wgt, waarin de geldtransfer wordt beschreven, te vervallen. Die wijziging is noodzakelijk omdat van de verschillende in artikel 1, onderdeel c, van de Wgt opgenomen categorieën van geldtransacties, uitsluitend de geldtransfer als betaaldienst in de zin van de richtlijn betaaldiensten kan worden aangemerkt (zie punt 6 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten). Dit een en ander heeft tot gevolg dat de geldtransfer niet langer onder de reikwijdte van het begrip financiële dienst of activiteit als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, onder 3, van de Wet handhaving consumentenbescherming valt. Het voorgestelde nieuwe onderdeel van artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet handhaving consumentenbescherming bewerkstelligt dat de betaaldienst geldtransfer (weer) onder de reikwijdte van het begrip financiële dienst of activiteit in de zin van die wet wordt gebracht.

Na artikel VIA wordt artikel VIB ingevoegd. Onderdeel A van artikel VIB wijzigt artikel 10, tweede lid, van de Sanctiewet 1997. In dat lid zijn opgenomen de instellingen waarop de door de Minister van Financiën aangewezen rechtspersonen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling vijf (Toezicht) van de Sanctiewet 1977 met betrekking tot het financieel verkeer, toezicht houden. Deze rechtspersonen zijn aangewezen via de Aanwijzingsregeling rechtspersonen Sanctiewet 1977. Voorgesteld wordt een onderdeel toe te voegen aan artikel 10, tweede lid, van de Sanctiewet 1977 zodat financiële ondernemingen, niet zijnde kredietinstellingen, die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van betaaldienstverlener mogen uitoefenen onder het bereik van dat lid worden gebracht. In dat nieuwe onderdeel zijn kredietinstellingen uitgezonderd omdat die financiële ondernemingen reeds zijn ondergebracht in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van de Sanctiewet 1977. Door middel van een wijziging van artikel 1 van de Aanwijzingsregeling rechtspersonen Sanctiewet 1977 zal De Nederlandsche Bank N.V. worden aangewezen om toezicht te houden op de naleving, door de hiervoor bedoelde betaaldienstverleners, van het bepaalde bij of krachtens de vijfde afdeling van de Sanctiewet 1977 met betrekking tot het financieel verkeer. De in artikel VIB, onderdelen B en C, opge-nomen aanpassingen van de Sanctiewet 1977 houden verband met de in onderdeel A van dat artikel opgenomen wijziging van artikel 10, tweede lid, van die wet.

15 (wijziging artikel VII)

Hierbij wordt het overgangsartikel dat in het huidige wetsvoorstel is opgenomen vervangen. Inmiddels is door de Europese Raad een corrigendum in procedure gebracht waarbij niet de datum van artikel 88, eerste lid, van de richtlijn betaaldiensten wordt gewijzigd in 25 december 2009 (in plaats van 25 december 2007), maar slechts de tweede datum in artikel 88, tweede lid, wordt vervangen door 25 december 2009. Dit heeft tot gevolg dat:

1) uitsluitend betaaldienstverleners die al voor 25 december 2007 betaaldiensten verleenden, en aantoonbaar in overeenstemming met de Wet op het financieel toezicht, zoals deze luidt na de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel, handelen, niet onder de vergunningplicht vallen tot 30 april 2011.

2) bovendien is het verbod op het verlenen van betaaldiensten zonder vergunning niet van toepassing op betaaldienstverleners, zijnde dochters van kredietinstellingen, die voor 25 december 2007 betalingsverrichtingen uitvoerden en zijn opgenomen in het toezicht op geconsolideerde basis. Deze betaaldienstverleners kunnen om niet onder het verbod te vallen tot 25 december 2009 de Nederlandsche Bank in kennis stellen van het feit dat zij de genoemde werkzaamheden al voor 25 december 2007 uitvoerden. Dit betekent niet dat in het geheel niet dient te zijn voldaan aan enige regelgeving. Een aantal van de eisen die aan de vergunning zijn gekoppeld, wordt ook aan de bedoelde betaaldienstverleners gesteld. Deze eisen zullen in een algemene maatregel van bestuur worden vastgelegd, evenals de desbetreffende eisen voor vergunningplichtigen.

16 (invoegen artikel VIIIA)

Dit artikel betreft de afstemming met de wijziging van de zogenaamde Boetewet, die momenteel in de Eerste Kamer ligt (Kamerstukken I 2008/09, 31 458, nr. A). Hier is een apart element aan toegevoegd, zijnde de niet van overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 1:81, derde lid, van de Wft op het toezicht dat de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma) op grond van artikel 1:25a, eerste lid, juncto artikel 5:88 van de Wft op de toegang tot betaalsystemen gaat houden. In het bij de Boetewet nieuw op te nemen artikel 1:81, derde lid, van de Wft wordt toezichthouders de mogelijkheid geboden om een boete op te leggen van ten hoogste tweemaal het verkregen voordeel. Gezien de aard van de overtreding van artikel 5:88 zou dit voordeel niet te berekenen zijn. Bovendien heeft de Nma bij boeteoplegging in het kader van andere toezichtswetten deze bevoegdheid ook niet op deze wijze. Om enigszins bij het huidige instrumentarium van de Nma aan te sluiten is daarom besloten het met de Boetewet nieuw te introduceren artikel 1:81, derde lid, niet van overeenkomstige toepassing te verklaren op het toezicht dat wordt uitgeoefend door de Nma.

De minister van Financiën,

W. J. Bos