Gepubliceerd: 27 april 2009
Indiener(s): Sharon Dijksma (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: organisatie en beleid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31874-9.html
ID: 31874-9
Origineel: 31874-2

31 874
Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 april 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, wordt het voorgestelde artikel 1 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt in de definities van «beroepskracht» en «kindercentrum»: of thuisopvang.

2. In de definitie van «gastouder» wordt «de houder van een minicrèche die gastouderopvang biedt» vervangen door: de natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt.

3. In het eerste lid vervallen in de definitie van gastouderbureau «of thuisopvang» en «onderscheidenlijk opvangouders».

4. In het eerste lid komt de definitie van «gastouderopvang» te luiden:

gastouderopvang: kinderopvang:

a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau;

b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner;

c. waarbij de houder in totaal niet meer dan één voorziening voor gastouderopvang exploiteert;

d. waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder of op het woonadres van de ouder; en

e. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt;.

5. De definitie van «houder» komt te luiden:

houder: de rechtspersoon of natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau exploiteert;.

6. In het eerste lid vervallen de definities van «minicrèche «, «opvangouder» en «thuisopvang».

7. In het eerste lid komt de definitie van «uitvoeringskosten» te luiden:

uitvoeringskosten: de kosten die door een gastouderbureau in rekening worden gebracht bij de ouder of de gastouder, niet zijnde de kosten van gastouderopvang;.

8. De voorgestelde wijziging van het tweede lid, onderdeel d, vervalt.

B

Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 5 wordt vervangen door:

Artikel 5

1. Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft:

a. kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum; of

b. gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.

2. Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

3. Indien een gastouderbureau uit het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, wordt verwijderd, geldt de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarde van registratie van het gastouderbureau niet, gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen uitlooptermijn waarbinnen de voorziening voor gastouderopvang op grond van artikel 47a, tweede lid, onderdeel c, in het register kinderopvang ingeschreven blijft.

C

Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:

F

In artikel 41, eerste lid, onderdeel a, vervalt: of gastouders.

D

In artikel I, onderdeel G, wordt het voorgestelde artikel 45 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «doet daarvan melding aan» vervangen door: doet daarvoor een aanvraag bij.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Degene die voornemens is een gastouderbureau in exploitatie te nemen of de houder van een gastouderbureau, dient een aanvraag in voor degene die door zijn tussenkomst voornemens is gastouderopvang te bieden. De aanvraag, bedoeld in de eerste volzin, wordt namens de gastouder gedaan bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging van de voorziening voor gastouderopvang.

3. In het derde lid wordt «minicrèche» vervangen door: voorziening voor gastouderopvang.

4. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven over de gegevens die worden verstrekt bij de aanvraag, bedoeld in het eerste en tweede lid, en over de wijze van verstrekking van deze gegevens, waaronder voorschriften over de verstrekking van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.

E

In artikel I, onderdeel G, komt het voorgestelde artikel 46 te luiden:

Artikel 46

1. Uiterlijk tien weken na de aanvraag, bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, geeft het college van burgemeester en wethouders, bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, een beschikking af aan de houder van een kindercentrum of gastouderbureau.

2. Indien na een aanvraag als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, is gebleken dat de exploitatie van het kindercentrum, het gastouderbureau onderscheidenlijk de voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging zorg voor de onverwijlde inschrijving van het kindercentrum, het gastouderbureau of de voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang.

3. Het college van burgemeester en wethouders deelt de houder van het kindercentrum of gastouderbureau schriftelijk mee dat inschrijving van het kindercentrum, het gastouderbureau onderscheidenlijk de voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.

4. De houder van het gastouderbureau deelt de gastouder schriftelijk mee dat inschrijving van de voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.

5. Bij een inschrijving als bedoeld in het tweede lid, doet het college van burgemeester en wethouders opgave van de gegevens die ingevolge artikel 45, vierde lid, zijn verstrekt.

6. Het register kinderopvang is bij de gemeentesecretarie kosteloos te raadplegen.

F

In artikel I, onderdeel G, wordt het voorgestelde artikel 47 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij de melding» vervangen door: bij de aanvraag.

2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

3. In het derde lid (nieuw) vervalt: of de opvangouder.

G

In artikel I, onderdeel H, wordt het voorgestelde artikel 47a als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «kinderopvang, gastouderopvang en thuisopvang» vervangen door: kinderopvang en gastouderopvang.

2. In het tweede lid, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

H

In artikel I, onderdeel I, wordt het voorgestelde artikel 48 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «minicrèche» telkens vervangen door: voorziening voor gastouderopvang

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien een ouder voornemens is gebruik te maken van een kindercentrum of een voorziening voor gastouderopvang door tussenkomst van een gastouderbureau buiten Nederland, doet hij bij Onze Minister een aanvraag om opneming van dat centrum, die crèche of dat bureau in het register buitenlandse kinderopvang. Opname in dat register vindt slechts plaats, indien aannemelijk is gemaakt dat de kwaliteit ervan naar aard en strekking overeenkomt met de op grond van deze wet gestelde regels.

3. In de punten 3, 6 en 7 wordt «minicrèche» telkens vervangen door: voorziening voor gastouderopvang

I

Het in artikel I, onderdeel K, voorgestelde artikel 49, derde lid, komt te luiden:

3. Een houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

a. het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

b. het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

J

In artikel I, onderdeel L, wordt na punt 1 een nieuw punt 1a ingevoegd, luidende:

1a. In het derde lid (nieuw) wordt «Personen werkzaam bij een kindercentrum» vervangen door: De houder van een kindercentrum en de personen werkzaam bij een kindercentrum.

K

Artikel I, onderdeel N, komt te luiden:

N

Artikel 56 wordt vervangen door:

Artikel 56

1. De houder van een gastouderbureau organiseert zijn werkzaamheden op zodanige wijze, voorziet het bureau zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig beleid, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde uitvoering van die werkzaamheden.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de kwaliteit van gastouderbureaus. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

a. de opleidingseisen waaraan de beroepskrachten voldoen;

b. de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal gastouders.

3. Op de houder van een gastouderbureau en personen, werkzaam bij een gastouderbureau, is artikel 50, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

4. Gastouderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van het gastouderbureau en de ouder. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst.

5. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat de uitvoeringskosten een bij die regeling vast te stellen maximum per nader te bepalen soort kosten niet te boven gaan.

6. Bij regeling van Onze Minister kunnen ten behoeve van een goede uitvoering van deze wet regels worden gesteld omtrent:

a. de administratie van gegevens bij gastouderbureaus;

b. het betalingsverkeer tussen gastouders, het gastouderbureau en vraagouders.

L

In de artikelen I, onderdelen I (artikel 48), O (artikel 56b), V (artikel 62), W (artikel 63) en Y (artikel 66) wordt «minicrèche» telkens vervangen door: voorziening voor gastouderopvang

M

In artikel I, onderdeel Q, wordt «56, eerste en vierde lid,» vervangen door: 56, eerste en derde lid,.

N

Artikel I, onderdeel R, komt te luiden:

R

In artikel 59, eerste lid, wordt «De houder stelt binnen zes maanden na de melding» vervangen door: De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau stelt binnen zes maanden na de aanvraag.

O

Artikel I, onderdeel Q, komt te luiden:

Q

In artikel 57a, eerste lid, wordt «49, 50, 51 en 56» vervangen door: 49, 50, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 51, 56, eerste en derde lid, en 56b, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, voor zover dat laatste lid betrekking heeft op artikel 51.

P

Artikel I, onderdeel U, wordt als volgt gewijzigd:

1. Punt 1 komt te luiden:

1. Het eerste lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Het college van burgemeester en wethouders wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

2. In punt 3 wordt «minicrèche» vervangen door: voorziening voor gastouderopvang

Q

Artikel I, onderdeel V, punt 1, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «De toezichthouder onderzoekt na een melding als bedoeld in artikel 45, eerste lid,» vervangen door: De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid,.

R

In het in artikel I, onderdeel X, voorgestelde artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In punt 1 wordt «minicrèche» vervangen door: voorziening voor gastouderopvang.

2. In het derde lid, vervalt »of thuisopvang» en wordt «minicrèche» telkens vervangen door: voorziening voor gastouderopvang.

S

Artikel I, onderdeel AB, komt te luiden:

AB

In artikel 87, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, eerste lid, onder c en e,» vervangen door: artikel 1, eerste lid, wat betreft de begrippen gastouderbureau en gastouderopvang,.

T

Artikel I, onderdeel AC, vervalt.

U

Artikel I, onderdeel AD, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef en in het opschrift van artikel 91 wordt «Artikel 91» telkens vervangen door: Artikel 90.

2. In het eerste lid van het voorgestelde artikel 90 (nieuw) wordt «onderdelen F en G» vervangen door «onderdelen G en H».

V

Artikel I, onderdelen AE en AF, worden vervangen door:

AE

De artikelen 91 en 92 worden vervangen door vier nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 91

1. Personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en G, van de wet van ... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ...) werkzaam waren als gastouder als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van deze wet, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat artikel I, onderdelen B en G, worden door het college van burgemeester en wethouders in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, ingeschreven als voorziening voor gastouderopvang indien op het moment van inschrijving na een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid, uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, eerste lid, is gebleken dat exploitatie van de voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3.

2. Indien de inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt voor 31 december van het eerste kalenderjaar waarop artikel I, onderdelen B en G, van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet betrekking heeft, werkt de inschrijving, onder voorwaarde dat de aanvraag, bedoeld in artikel 45, tweede lid, voor 1 september van genoemd kalenderjaar plaatsvindt, terug tot en met 1 januari van dat kalenderjaar.

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op voorzieningen voor gastouderopvang die hun exploitatie aanvangen in het eerste kalenderjaar waarop artikel I, onderdelen B en G, van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet betrekking heeft.

Artikel 92

1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid, die is gedaan ten hoogste vier maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en G, van de wet van ... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ...), geldt als aanvraag gedaan op de eerste dag van inwerkingtreding van dat artikel I, onderdelen B en G.

2. Een oordeel van de toezichthouder als bedoeld in artikel 63, inhoudende dat de exploitatie van een voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van deze wet zoals luidend na inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet, dat is gegeven ten hoogste vier maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van genoemd artikel I, onderdelen B en G, geldt als oordeel gegeven op de eerste dag van laatstbedoeld tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 92a

Aan het bepaalde in de artikelen 90, 91 en 92 kan bij ministeriële regeling met het oog op een goede invoering van de wet van ... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb.) in het eerste kalenderjaar waarop deze wet betrekking heeft, zo nodig een andere uitvoering worden gegeven.

Artikel 92b

De artikelen 90 tot en met 92b vervallen drie jaar na inwerkingtreding van de wet van ... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb....).

W

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

A

Indien artikel I, onderdeel H, op een later tijdstip in werking treedt dan artikel I, onderdelen B en G, gelden tot dat latere tijdstip met ingang van het tijdstip waarop artikel I, onderdelen B en G, in werking treden, de volgende voorschriften:

1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging houdt een register bij van op grond van artikel 45, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang gemelde kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang. In het register worden na de melding onverwijld opgenomen:

a. de gegevens, bedoeld in paragraaf 3, van de Regeling Wet kinderopvang, zoals die paragraaf luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en G;

b. de gegevens met betrekking tot gastouders, bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet kinderopvang.

2. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kunnen nadere regels worden gesteld over de op te nemen gegevens, bedoeld onder 1 sub b.

3. Het college van burgemeester en wethouders deelt de houder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang schriftelijk mede dat inschrijving van het kindercentrum, het gastouderbureau onderscheidenlijk de voorziening voor gastouderopvang in het register heeft plaatsgevonden.

4. Het college van burgemeester en wethouders maakt de opneming in het register bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis- aan-huisblad.

5. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kunnen regels worden gesteld omtrent de vastlegging van gegevens in het register, de verwijdering van gegevens uit het register, de wijze waarop verbetering van onjuistheden in het register plaatsvindt en de verstrekking van gegevens.

6. Onder het register kinderopvang, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang zoals luidend ingevolge artikel I, onderdeel A, wordt voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet kinderopvang verstaan het onder 1 bedoelde register. Onder een geregistreerd kindercentrum, een geregistreerd gastouderbureau of een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang wordt voor de toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet kinderopvang verstaan een ingevolge het bepaalde onder 1 geregistreerd kindercentrum of gastouderbureau, onderscheidenlijk een ingevolge onder 1 geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.

7. Artikel 45, vierde lid, is niet van toepassing.

8. Het register ligt ter gemeentesecretarie kosteloos voor een ieder ter inzage.

B

Indien artikel I, onderdeel H, op een later tijdstip in werking treedt dan artikel I, onderdelen B en G, komt artikel I, onderdeel AD, te luiden:

AD

Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging draagt er zorg voor dat kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 47a zijn opgenomen in het door het college van burgemeester en wethouders gehouden register, bedoeld in artikel IA, onderdeel A, van de wet van ... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb...), voor 1 juli van het eerste kalenderjaar waarop artikel 47a betrekking heeft, worden ingeschreven in het in dat artikel bedoelde register. Deze inschrijving werkt terug tot en met 1 januari van voornoemd kalenderjaar.

2. Indien de overheveling van gegevens vanuit een door het college van burgemeester en wethouders gehouden register, bedoeld in artikel IA, onderdeel A, naar het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, nog niet volledig heeft plaatsgevonden, blijft artikel IA, onderdeel A, van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet tot uiterlijk 1 juli van het eerste kalenderjaar waarop artikel 47a betrekking heeft van toepassing op het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente.

3. Een houder van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang als bedoeld in het eerste lid, verstrekt desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders de gegevens, bedoeld in artikel 45, vierde lid.

4. De in het eerste lid bedoelde inschrijving in het door het college van burgemeester en wethouders gehouden register alsmede de daarop volgende inschrijving in het register kinderopvang van gastouderbureaus betreft een voorlopige inschrijving voor de periode tot en met uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin artikel I, onderdelen B en G, van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet in werking is getreden.

5. De in het vierde lid bedoelde inschrijving wordt definitief indien uiterlijk op het in dat lid bedoelde tijdstip uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, is gebleken dat de exploitatie van het gastouderbureau zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3.

C

Indien artikel I, onderdeel H, op een later tijdstip in werking treedt dan artikel I, onderdelen B en G, worden artikel I, onderdeel AE en AF, vervangen door:

AE

De artikelen 91 en 92 worden vervangen door vier nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 91

1. Personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en G, van de wet van ... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ...) werkzaam waren als gastouder als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van deze wet, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat artikel I, onderdelen B en G, worden door het college van burgemeester en wethouders in het door dit college gehouden register ingeschreven als voorziening voor gastouderopvang indien op het moment van inschrijving na een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid, uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, eerste lid, is gebleken dat exploitatie van de voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3.

2. Indien het college van burgemeester en wethouders uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het eerste kalenderjaar waarop artikel 47a betrekking heeft, onder voorwaarde dat de aanvraag, bedoeld in artikel 45, tweede lid, voor 1 september van eerstgenoemd kalenderjaar heeft plaatsgevonden, alsnog een voorziening voor gastouderopvang inschrijft in het door het college van burgemeester en wethouders gehouden register, bedoeld in artikel IA, onderdeel A, van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet, werkt die inschrijving terug tot en met 1 januari van eerstgenoemd kalenderjaar.

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op voorzieningen voor gastouderopvang die hun exploitatie aanvangen in het eerste kalenderjaar waarop artikel I, onderdelen B en G, van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet betrekking heeft.

Artikel 92

1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 45, tweede lid, die is gedaan ten hoogste vier maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en G, van de wet van ... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ...), geldt als aanvraag gedaan op de eerste dag van inwerkingtreding van dat artikel I, onderdelen B en G.

2. Een oordeel van de toezichthouder als bedoeld in artikel 63, inhoudende dat de exploitatie van een voorziening voor gastouderopvang redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van deze wet zoals luidend na inwerkingtreding vande in het eerste lid genoemde wijzigingswet, dat is gegeven ten hoogste vier maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van genoemd artikel I, onderdelen B en G, geldt als oordeel gegeven op de eerste dag van laatstbedoeld tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 92a

1. Aan het bepaalde in de artikelen 90 en 92 kan bij ministeriële regeling met het oog op een goede invoering van de wet van ............... tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb................) in het eerste kalenderjaar waarop artikel I, onderdelen B en G, van deze wet betrekking heeft zo nodig een andere uitvoering worden gegeven.

2. Aan het bepaalde in artikel 91 kan bij ministeriële regeling met het oog op een goede invoering van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet in het eerste kalenderjaar waarop artikel 47a betrekking heeft zo nodig een andere uitvoering worden gegeven.

Artikel 92b

De artikelen 90 tot en met 92b vervallen drie jaar na de dag van inwerkingtreding van artikel 47a.

X

Artikel II vervalt.

Toelichting

1. Algemeen

Deze nota van wijziging bevat de volgende inhoudelijke wijzigingen:

a. schrappen van de voorgestelde regels over thuisopvang en de verwijzingen daarnaar in andere artikelen;

b. verbreding van het begrip «gastouderopvang» tot ook opvang bij de vraagouder; een gastouder mag niet meer dan één voorziening exploiteren;

c. vervanging van «minicrèche» door: voorziening voor gastouderopvang;

d. opnemen van voorzieningen voor het geval het voorgestelde landelijk register kinderopvang niet al op 1 januari 2010 operationeel kan zijn.

Verder bevat deze nota nog enkele vooral wetstechnische verbeteringen. Voor zover nodig zijn die wijzigingen afzonderlijk toegelicht.

De inhoudelijke wijzigingen zijn in hoofdzaak al aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag.

2. Gevolgen voor het overgangsrecht

Het schrappen van de thuisopvang uit het wetsvoorstel leidt tot aanpassingen in de volgende onderdelen van het overgangsrecht:

• De bepaling van de toeslag voor bestaande gebruikers van gastouderopvang;

• De opname van bestaande gastouders in het register kinderopvang.

De bepaling van de toeslag voor bestaande gebruikers van gastouderopvang

De volgende lijn zal worden gehanteerd:

• De huidige gebruikers van gastouderopvang moeten een nieuwe aanvraag indienen en daarbij aangeven van welke opvangvorm (gastouderopvang, dagopvang, buitenschoolse opvang) zij gebruik zullen maken;

• Indien sprake is van gastouderopvang, zal de opvang moeten voldoen aan de eisen die daarvoor vanaf 1 januari 2010 gelden;

• Ouders die van gastouderopvang gebruik maken, zullen zich ervan op de hoogte moeten stellen of de gastouder aan de nieuwe eisen voldoet, of zal gaan voldoen voor het einde van het jaar van inwerkingtreding van het wetsvoorstel;

• Indien de gastouder niet binnen deze termijn aan de eisen voldoet, heeft de ouder geen aanspraak op een toeslag en zullen eventueel uitbetaalde voorschotten worden teruggevorderd.

De opname van bestaande gastouders in het register kinderopvang

Voor de opname in het register van bestaande gastouders zal het volgende overgangsrecht gelden:

• Registratie als gastouder is mogelijk nadat gebleken is dat de opvang aan alle eisen voldoet;

• Registratie voor of op 31 december van het jaar van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, werkt terug tot en met 1 januari van dat jaar;

• In dat geval komen de ouders voor die hele periode in aanmerking voor een toeslag voor gastouderopvang.

3. De afzonderlijke wijzigingen

Onderdeel A (Artikel I, onderdeel A)

De definitie van gastouderopvang is verruimd, waardoor een gastouder opvang kan aanbieden op het eigen woonadres óf op het adres van één van de vraagouders, maar in totaal op nooit meer dan één adres.

Door het vervallen van de thuisopvang zijn enkele definities geschrapt en zijn verwijzingen aangepast.

De aanpassing in punt 5 van de definitie van «houder» brengt beter tot uitdrukking dat de houder zowel een natuurlijke als een rechtspersoon kan zijn. Een gastouder moet wel altijd een natuurlijke persoon zijn. Dat is in punt 2 opgenomen.

In punt 4 wordt onderdeel e van de definitie van «gastouderopvang» technisch aangepast, ter vervanging van de de verwijzing naar artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

Onderdeel B (Artikel I, onderdeel B)

Nu de categorie thuisopvang vervalt, moet ook de aanspraak op een kinderopvangtoeslag/tegemoetkoming in de kosten van die kinderopvang vervallen. Onderdeel B regelt dit door aanpassing van artikel 5, eerste lid.

Aan artikel 5 wordt nog een derde lid toegevoegd, dat regelt dat indien een gastouderbureau uit het landelijk register wordt uitgeschreven, de ouders die gebruikmaken van de voorzieningen voor gastouderopvang die bij dit gastouderbureau zijn aangesloten, recht houden op toeslag gedurende een nog te bepalen overgangstermijn. De registratie van voorzieningen voor gastouderopvang die bij het bureau zijn aangesloten, blijft tijdens deze overgangstermijn van kracht. Komt er geen nieuwe aansluiting bij zo’n bureau binnen deze overgangstermijn, dan vervalt het recht op toeslag van de ouders en wordt de voorziening voor gastouderopvang uit het register uitgeschreven. Hiervoor is gekozen omdat een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang beschikt over een GGD-onderzoek waaruit blijkt dat de kwaliteit van de opvang voldoende is.

Voor de leesbaarheid is heel artikel 5 vervangen, met ongewijzigde handhaving van het bestaande tweede lid.

Onderdeel C (Artikel I, onderdeel F)

Door de in artikel 1 van het wetsvoorstel opgenomen definitiebepaling van «gastouder» valt de gastouder onder het begrip «houder», zoals dat in artikel 41, eerste lid, onderdeel a, van de Wet kinderopvang wordt gehanteerd, en daarom hoeft de gastouder daar niet meer apart genoemd te worden. Verder is «of opvangouder» in artikel 41, eerste lid, onderdeel a, geschrapt.

Onderdeel D (Artikel I, onderdeel G, artikel 45)

In het oorspronkelijk voorgestelde artikel 45, eerste, tweede en vierde lid, is «melding» overal vervangen door «aanvraag». Dat is een technische aanpassing aan artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Verder wordt het oorspronkelijk voorgestelde artikel 45, vierde lid, opnieuw vastgesteld. Om te kunnen beoordelen of een te starten voorziening voor kinderopvang aan de wettelijke kwaliteitseisen voldoet, moet de gemeente beschikken over gegevens die van belang zijn voor de kwaliteitsbeoordeling. Die gegevens zijn ook de basis voor inschrijving in het landelijk register kinderopvang.

Voor gebruik van het burgerservicenummer (BSN) door natuurlijke personen en rechtspersonen die niet te kwalificeren zijn als overheidsorgaan, zoals een gastouderbureau, moet op grond van artikel 24 van de Wet bescherming persoonsgegevens juncto artikel 1, onderdeel d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, een wettelijke basis bestaan. Daarin voorziet het voorgestelde vierde lid van dit artikel. Bij die algemene maatregel van bestuur wordt ook bepaald welke gegevens bij de melding worden verstrekt. Artikel 56a bevat de basis voor het gebruik van het BSN door (de houder van) het gastouderbureau.

Onderdeel E (Artikel I, onderdeel G, artikel 46)

In dit onderdeel wordt het voorgestelde artikel 46 aangepast. Ten eerste wordt in artikel 46, eerste lid (nieuw), geregeld dat B en W, nadat uit onderzoek door de GGD, bedoeld in artikel 62, is gebleken dat de exploitatie zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang, een beschikking afgeven aan de houder van een kindercentrum of een gastouderbureau (voor de goede orde: het gastouderbureau handelt ook namens degene die de voorziening voor gastouderopvang aanbiedt). B en W doen dat uiterlijk 10 weken nadat de aanvraag is ingediend.

Het oorspronkelijk voorgestelde eerste lid is vernummerd tot tweede lid.

De regels over de registratie van de opvangouder door het gastouderbureau in het register kinderopvang zijn vervallen.

Geschrapt zijn verder steeds «onderscheidenlijk de opvangouder» en «of thuisopvang» .

Onderdeel F (Artikel I, onderdeel G, artikel 47)

Zie voor punt 1 de hierboven toegelichte wijzigingen in artikel 45, eerste en tweede lid.

In het derde lid komt de toevoeging «of de opvangouder» te vervallen vanwege het schrappen van de thuisopvang .

Onderdeel G (Artikel I, onderdeel H)

De inrichting van het register kinderopvang zal geen betrekking meer hebben op thuisopvang. Artikel 47a, eerste lid, van de Wet kinderopvang wordt in verband hiermee aangepast.

Verder wordt het (zie artikel 47a, tweede lid) alsnog mogelijk om bij ministeriële regeling technische en administratieve voorschriften te geven over de wijze waarop gegevens in het register kinderopvang worden opgenomen, gewijzigd of verwijderd.

Onderdeel H (Artikel I, onderdeel I)

Vanwege het voorstel om de thuisopvang te laten vervallen, is ook het voorgestelde artikel 48, tweede lid, aangepast.

Onderdeel I (Artikel I, onderdeel K)

Ook het voorgestelde artikel 49, derde lid, is vanwege het voorstel om de thuisopvang te laten vervallen, aangepast.

Onderdelen J en K (Artikel I, onderdelen L en N)

In de praktijk blijkt het niet helder of een verklaring omtrent het gedrag voor de houder van een kindercentrum of een gastouderbureau die een natuurlijke persoon vereist is. Door deze wijziging wordt duidelijk geregeld dat ook voor deze personen zo’n een verklaring verplicht is.

Onderdeel K (Artikel I, onderdeel N)

Artikel 56 van de Wet kinderopvang zoals opgenomen in het voorstel van wet, gaat over de kwaliteitseisen waaraan een gastouderbureau moet voldoen en is aangepast vanwege het voorstel om de thuisopvang te laten vervallen. Voor de duidelijkheid is het artikel in zijn geheel opnieuw vastgesteld.

Onderdeel P (Artikel I, onderdeel U)

In dit onderdeel wordt punt 1 in onderdeel U van het voorstel van wet opnieuw vastgesteld. Het daarin voorgestelde artikel 61, eerste lid, tweede volzin, wordt nu vervangen door de zin dat B en W de directeur van de GGD aanwijzen als toezichthouder. Omdat B en W verantwoordelijk zijn voor het toezicht en de handhaving op het gebied van de Wet kinderopvang, dient dit college en niet de wetgever verantwoordelijk te zijn voor het aanwijzen van de toezichthouder, de directeur van de GGD.

Onderdeel R (Artikel I, onderdeel X)

Omdat de aanvankelijk voorgestelde thuisopvang komt te vervallen, moet ook artikel 65, derde lid, onderdeel b, van de Wet kinderopvang geen betrekking meer te hebben op thuisopvang. Daarom is onderdeel X van het wetsvoorstel aangepast.

Onderdeel S (Artikel I, onderdeel AB)

Nu wordt voorgesteld om de thuisopvang geen onderdeel meer uit te laten maken van het wetsvoorstel is het niet meer noodzakelijk om de experimenteerbepaling in artikel 87 van de Wet kinderopvang betrekking te laten hebben op de thuisopvang. De aanvankelijk voorgestelde wijziging van artikel 87, eerste lid, wordt hierop aangepast.

Onderdeel T (Artikel I, onderdeel AC)

Nu wordt voorgesteld de splitsing tussen gastouderopvang en thuisopvang ongedaan te maken, is de inhoud van het in artikel I, onderdeel AC, voorgestelde artikel 90 niet meer relevant. Daarom kan deze bepaling vervallen. Na inwerkingtreding van het eenmaal tot wet verheven wetsvoorstel zal de kinderopvangtoeslag voor gebruikers van gastouderopvang niet automatisch worden gecontinueerd (zie artikel 16, eerste lid, van de Awir). Ouders kunnen een nieuwe aanvraag indienen nadat zij zich ervan vergewist hebben of hun gastouder aan de nieuwe eisen voldoet of zal gaan voldoen in het eerste jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Indien de gastouder na het verstrijken van dit eerste jaar niet aan de eisen voldoet, heeft de ouder geen aanspraak op toeslag en zullen eventueel betaalde voorschotten worden teruggevorderd.

Onderdeel U (Artikel I, onderdeel AD)

De wijziging in dit onderdeel betreft allereerst een vernummering ten gevolge van het voorstel in deze nota van wijziging om onderdeel AC (artikel 90) te laten vervallen.

Onderdeel V (Artikel I, onderdelen AE en AF)

Allereerst wordt met dit onderdeel voorgesteld om artikel I, onderdelen AE en AF, van het voorstel van wet samen te voegen tot één onderdeel: onderdeel AE. Gevolg is dat het relevante overgangsrecht in de artikelen 90 tot en met 92b overzichtelijk bij elkaar wordt geplaatst.

Artikel 92 van het voorstel van wet wordt vernummerd tot artikel 91. Tevens wordt dit artikel aangepast aan de situatie waarin de kleinschalige opvang beperkt is tot gastouderopvang.

Artikel 94 van het voorstel van wet wordt vernummerd tot artikel 92. Het derde en vierde lid vervallen in verband met het feit dat de verwerking van persoonsgegevens in alle gevallen een wettelijke basis behoeft.

De artikelen 95 en 96 van het voorstel van wet worden vernummerd tot respectievelijk artikel 92a en 92b.

Onderdeel W (Artikel IA)

Het is cruciaal dat er ook indien de bepalingen over het landelijk register kinderopvang later in werking zouden treden dan op 1 januari 2010, op die datum een functionerend register bestaat. Artikel IA voorziet in die eventualiteit.

Op de belangrijkste wijzigingen, neergelegd in artikel IA, wordt hieronder afzonderlijk ingegaan.

Onderdeel A

Voorgesteld wordt om in de eventuele overbruggingsperiode naar een landelijk register nog even de huidige gemeentelijke registers kinderopvang voort te zetten. Registratie van de voorzieningen voor gastouderopvang vindt dan plaats door B en W van de gemeente van vestiging. Onder vestiging moet hier worden verstaan het adres waarop die opvang plaatsvindt.

Verder waarborgt onderdeel A dat alle in dit wetsvoorstel opgenomen bepalingen waarvoor registratie een voorwaarde is hun werking kunnen doen.

Onderdeel B

Onderdeel B ziet op de overheveling van gegevens uit de gemeentelijke registers naar het landelijk register kinderopvang indien dat landelijk register er niet meteen al op 1 januari 2010 is. De gemeentelijke registers in uitgebreidere vorm blijven in werking voor zolang deze overheveling nog niet heeft plaatsgevonden.

Artikel 90, vierde lid, geeft gastouderbureaus enige tijd de gelegenheid om de exploitatie van hun gastouderbureau in overeenstemming te brengen met het bepaalde krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de Wet kinderopvang.

Onderdeel C

Het hier voorgestelde tweede lid komt overeen met artikel 92, vijfde lid, zoals oorspronkelijk ingediend, en heeft tot doel om gastouders oude stijl gedurende het eerste jaar waarin de aangescherpte criteria voor gastouders gelden de gelegenheid te bieden alsnog de nieuwe kwalificaties te verwerven.

Lukt dat vóór 31 december van dat eerste jaar in, dan geldt hun inschrijving als voorziening voor gastouderopvang voor dat gehele kalenderjaar.

Het hier voorgestelde derde lid komt overeen met artikel 92, vierde lid, van het oorspronkelijke voorstel van wet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma