Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de gastouderopvang op te splitsen in twee nieuwe vormen van kleinschalige opvang, het toezicht op de kinderopvang te verbeteren, misbruik en oneigenlijk gebruik terug te dringen en het stelsel van de Wet kinderopvang toegankelijk en beheersbaar te houden en dat daartoe de Wet kinderopvang wordt gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beroepskracht:
1°. de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum en is belast met de verzorging en opvoeding van kinderen;
2°. de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau en is belast met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang of thuisopvang;
beroepskracht in opleiding: degene die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, en ten behoeve van beroepspraktijkvorming is belast met de verzorging en opvoeding van kinderen bij een kindercentrum;
gastouder: de houder van een minicrèche die gastouderopvang biedt, met uitzondering van de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;
gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang of thuisopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders onderscheidenlijk opvangouders geschiedt;
gastouderopvang: kinderopvang, die plaatsvindt door tussenkomst van een gastouderbureau, in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen op het woonadres van de gastouder, waaronder begrepen het kind, bedoeld in artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt;
GGD: een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;
houder: de persoon van 18 jaar of ouder die een kindercentrum, een minicrèche of een gastouderbureau exploiteert;
kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang of thuisopvang;
kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;
kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;
minicrèche: een voorziening waar gastouderopvang plaatsvindt;
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
opvangouder: de natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die thuisopvang biedt, met uitzondering van de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;
ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft;
oudercommissie: de commissie, bedoeld in artikel 58;
overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
overheidswerknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
register kinderopvang: het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a;
thuisopvang: kinderopvang, die plaatsvindt door tussenkomst van een gastouderbureau, in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste vier kinderen in de woning waar de ouder of de opvangouder zijn hoofdverblijf heeft, waaronder begrepen het kind, bedoeld in artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt;
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
uitvoeringskosten: de kosten die door een gastouderbureau in rekening worden gebracht bij de ouder, de gastouder of de opvangouder, niet zijnde de kosten van gastouderopvang of thuisopvang;
werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet financiering sociale verzekeringen.
2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt na «gastouderopvang» ingevoegd: of thuisopvang.
Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:
1. Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft:
a. kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum;
b. gastouderopvang in een geregistreerde minicrèche die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau; of
c. geregistreerde thuisopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
In artikel 7 wordt onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Het aantal uren kinderopvang dat in aanmerking wordt genomen bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gaat een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximum, dat per soort kinderopvang verschillend kan worden vastgesteld, niet te boven.
In artikel 8, vierde lid, wordt «artikel 7, tweede lid,» vervangen door: artikel 7, tweede en derde lid,.
Artikel 24, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. voor een ouder als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder c, voor zover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, g, j, k of l, een derde deel van de kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 7, eerste lid.
In artikel 41, eerste lid, onderdeel a, wordt «of gastouders» vervangen door: of opvangouders.
De artikelen 45 tot en met 47 komen te luiden:
1. Degene die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen, doet daarvan melding aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging.
2. Degene die voornemens is een gastouderbureau in exploitatie te nemen of de houder van een gastouderbureau, doet melding van het voornemen van degene die door zijn tussenkomst gastouderopvang wil bieden. De melding, bedoeld in de eerste volzin, wordt gedaan aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging van de minicrèche.
3. Een kindercentrum, een gastouderbureau of een minicrèche wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek als bedoeld in artikel 62 heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens bij de melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verstrekt en op welke wijze deze worden verstrekt. Bij die maatregel kunnen nadere regels worden gesteld over de verstrekking van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, van degene ten behoeve van wie een melding als bedoeld in het tweede lid wordt gedaan bij het doen van die melding.
5. In de gevallen waarin het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer, dient te worden verstrekt, is degene ten behoeve van wie een melding als bedoeld in het tweede lid wordt gedaan gehouden dat nummer te verstrekken aan degenen, bedoeld in het tweede lid.
1. Indien na een melding als bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, is gebleken dat de exploitatie van het kindercentrum, het gastouderbureau onderscheidenlijk de minicrèche redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging zorg voor de onverwijlde inschrijving van het kindercentrum, het gastouderbureau of de minicrèche in het register kinderopvang.
2. Nadat uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, is gebleken dat de exploitatie van het gastouderbureau redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, draagt de houder van het gastouderbureau zorg voor de onverwijlde inschrijving in het register kinderopvang van de opvangouder die door zijn tussenkomst thuisopvang aanbiedt.
3. Het college van burgemeester en wethouders deelt de houder van het kindercentrum of gastouderbureau schriftelijk mee dat inschrijving van het kindercentrum, het gastouderbureau onderscheidenlijk de minicrèche in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.
4. De houder van het gastouderbureau deelt de gastouder onderscheidenlijk de opvangouder schriftelijk mee dat inschrijving van de minicrèche onderscheidenlijk de opvangouder in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.
5. Bij een inschrijving als bedoeld in het eerste lid, doet het college van burgemeester en wethouders opgave van de gegevens die ingevolge artikel 45, vierde lid, zijn verstrekt.
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald van welke gegevens opgave wordt gedaan bij een inschrijving als bedoeld in het tweede lid. Artikel 45, vierde lid, tweede volzin, en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
7. Het register kinderopvang is bij de gemeentesecretarie kosteloos te raadplegen.
1. De houder van een kindercentrum of gastouderbureau doet van wijzigingen in de gegevens die bij de melding, bedoeld in artikel 45, eerste of tweede lid, zijn verstrekt, onverwijld mededeling aan het college van burgemeester en wethouders. Het college draagt er zorg voor dat deze wijzigingen worden doorgevoerd in het register kinderopvang.
2. Het college van burgemeester en wethouders deelt de houder van het kindercentrum of gastouderbureau schriftelijk mee dat de wijziging in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.
3. De houder van een gastouderbureau doet van wijzigingen in de gegevens die bij de inschrijving, bedoeld in artikel 46, tweede lid, zijn verstrekt, onverwijld opgave aan het register kinderopvang.
4. De houder van het gastouderbureau deelt de gastouder of de opvangouder schriftelijk mee dat de wijziging in het register kinderopvang heeft plaatsgevonden.
Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting van een register kinderopvang ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de kinderopvang, gastouderopvang en thuisopvang alsmede ten behoeve van het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 3 gestelde regels.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het register kinderopvang. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:
a. de vorm van het register;
b. de in het register op te nemen gegevens;
c. de vastlegging van gegevens in het register en de verwijdering van gegevens daaruit;
d. de wijze waarop verbetering van onjuistheden in het register plaatsvindt;
e. de verstrekking van gegevens;
f. de openbaarheid van gegevens;
g. de verantwoordelijkheden van degenen die gegevens aanleveren ten behoeve van het register.
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan een buiten Nederland gevestigd kindercentrum, een buiten Nederland gevestigde minicrèche of een buiten Nederland gevestigd gastouderbureau gelijkstellen met een geregistreerd kindercentrum, een geregistreerde minicrèche of een geregistreerd gastouderbureau, door opneming ervan in een door hem bij te houden register buitenlandse kinderopvang.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien een ouder voornemens is gebruik te maken van een kindercentrum, een minicrèche of thuisopvang door tussenkomst van een gastouderbureau buiten Nederland, doet hij bij Onze Minister een aanvraag om opneming van dat centrum, die crèche of dat bureau in het register buitenlandse kinderopvang. Een kindercentrum, minicrèche of gastouderbureau wordt slechts in dat register opgenomen, indien aannemelijk is gemaakt dat de kwaliteit ervan naar aard en strekking overeenkomt met de op grond van deze wet gestelde regels.
3. In het derde lid wordt «onderscheidenlijk het gastouderbureau» vervangen door », de minicrèche onderscheidenlijk het gastouderbureau» en wordt «het centrale register» vervangen door «het register buitenlandse kinderopvang».
4. In het vierde, vijfde, zesde en zevende lid, wordt «het centrale register» telkens vervangen door: het register buitenlandse kinderopvang.
5. Het achtste lid, eerste volzin, vervalt.
6. In het negende lid, onderdeel a, wordt «of gastouderbureau» vervangen door: , minicrèche of gastouderbureau.
7. In het tiende lid wordt «of gastouderbureau» telkens vervangen door: , de minicrèche of het gastouderbureau.
Artikel 48a komt te luiden:
1. Bij regeling van Onze Minister kunnen categorieën van buiten Nederland gevestigde kindercentra, minicrèches of gastouderbureaus worden aangewezen die worden gelijkgesteld met geregistreerde kindercentra, geregistreerde minicrèches of geregistreerde gastouderbureaus, indien deze kindercentra, minicrèches of gastouderbureaus voldoen aan de in het land van vestiging geldende regels met betrekking tot de kwaliteit en deze regels naar aard en naar strekking overeenkomen met de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
2. Artikel 48 is niet van toepassing op kindercentra, minicrèches en gastouderbureaus als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 49, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Een gastouder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.
3. Een houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:
a. het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang en van thuisopvang die bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;
b. het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders onderscheidenlijk opvangouders.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. de veiligheid en de gezondheid;
b. de opleidingseisen waaraan de beroepskrachten voldoen;
c. de inzet van beroepskrachten in opleiding;
d. het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie;
e. de groepsgrootte;
f. de accommodatie en de inrichting van de ruimte die bestemd is voor kinderopvang;
g. de beschikbare ruimte voor kinderen;
h. het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het tweede lid» telkens vervangen door: bedoeld in het derde lid.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: als bedoeld in het derde lid.
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. De overeenkomst bevat geen beding dat de ouder verplicht tot afname en betaling van een hoger aantal uren dan een bij regeling van Onze Minister vastgesteld aantal uren per dag.
3. Het aantal uren, bedoeld in het tweede lid, kan per soort kinderopvang verschillend worden vastgesteld.
Artikel 56 wordt vervangen door:
1. De houder van een gastouderbureau organiseert zijn werkzaamheden op zodanige wijze, voorziet het bureau zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig beleid, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde uitvoering van die werkzaamheden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de kwaliteit van gastouderbureaus. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. de opleidingseisen waaraan de beroepskrachten voldoen;
b. de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal gastouders onderscheidenlijk opvangouders.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de kwaliteit van thuisopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Deze regels kunnen betrekking hebben op de veiligheid en de gezondheid van thuisopvang.
4. Op personen, werkzaam bij een gastouderbureau en op opvangouders, is artikel 50, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
5. Artikel 54 is van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau ten aanzien van ouders die gebruik maken van thuisopvang.
6. Gastouderopvang en thuisopvang geschieden op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van het gastouderbureau en de ouder. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst.
7. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat de uitvoeringskosten een bij die regeling vast te stellen maximum per nader te bepalen soort kosten niet te boven gaan.
8. Bij regeling van Onze Minister kunnen ten behoeve van een goede uitvoering van deze wet regels worden gesteld omtrent:
a. de administratie van gegevens bij gastouderbureaus;
b. het betalingsverkeer tussen gastouders, opvangouders, het gastouderbureau en vraagouders.
Na artikel 56 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
De houder van een gastouderbureau maakt ten behoeve van een goede uitvoering van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde regels gebruik van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, van het sociaal-fiscaalnummer.
1. De gastouder beschikt over een zodanige deskundigheid, organiseert de gastouderopvang op zodanige wijze, voorziet de minicrèche zodanig van materieel en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde gastouderopvang.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de kwaliteit van de gastouderopvang. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. de veiligheid en de gezondheid;
b. de deskundigheidseisen waaraan de houder voldoet;
c. de groepsgrootte;
d. de accommodatie en de inrichting van de ruimte die bestemd is voor gastouderopvang;
e. de beschikbare ruimte voor kinderen;
f. het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk.
3. De gastouder en andere personen van 18 jaar of ouder die op hetzelfde woonadres als de houder hun hoofdverblijf hebben, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
4. De verklaringen, bedoeld in het derde lid, worden door de gastouder aan de houder van het gastouderbureau overgelegd, voordat de gastouder zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaringen zijn op het moment dat zij worden overgelegd, niet ouder dan twee maanden.
5. Indien de toezichthouder redelijkerwijs mag vermoeden dat een persoon als bedoeld in het derde lid niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de toezichthouder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon legt de verklaring over binnen een door de toezichthouder vast te stellen termijn.
6. De artikelen 51, 53, 54 en 55 zijn van overeenkomstige toepassing op de gastouder.
In artikel 57 wordt «artikel 50, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door: artikel 50, tweede tot en met vijfde lid,.
In artikel 57a, eerste lid, wordt «49, 50, 51 en 56» vervangen door: 49, 50, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 51, 56, eerste en vierde lid, en 56b, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, voor zover dat laatste lid betrekking heeft op artikel 51.
In artikel 59, eerste lid, wordt «De houder» vervangen door: De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau.
In artikel 60, eerste lid, aanhef, wordt «De houder» vervangen door: De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau.
In artikel 60a, eerste volzin, wordt «De houder» vervangen door: De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, tweede volzin, wordt vervangen door: De directeur van de GGD is belast met het toezicht op deze wet.
2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid vervalt het tweede lid.
3. In het (vernummerde)tweede lid wordt «of een gastouderbureau» vervangen door: een minicrèche of een gastouderbureau.
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 45, eerste lid» vervangen door: artikel 45, eerste of tweede lid.
2. In het tweede lid, wordt «of gastouderbureau» vervangen door: , elke minicrèche of elk gastouderbureau.
In artikel 63, eerste lid, wordt «of een gastouderbureau» vervangen door: , een minicrèche of een gastouderbureau.
Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «of een gastouderbureau» vervangen door: , een minicrèche of een gastouderbureau.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De toezichthouder kan een schriftelijk bevel geven aan een kindercentrum, gastouderbureau of minicrèche indien hij oordeelt:
a. dat de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum of een minicrèche zodanig tekortschiet dat het nemen van maartregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden; of
b. dat de kwaliteit van een gastouderbureau zodanig tekort schiet, en daardoor het risico bestaat dat ook de kwaliteit van de gastouderopvang of thuisopvang in gevaar komt, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Het bevel, bedoeld in het derde lid, heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door het college van burgemeester en wethouders kan worden verlengd.
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «of gastouderbureau» vervangen door: , een minicrèche of een gastouderbureau.
2. In het tweede lid wordt «of het gastouderbureau» vervangen door «, de minicrèche of het gastouderbureau en wordt na «dat kindercentrum» ingevoegd «, die minicrèche of dat gastouderbureau».
Artikel 69, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad verstrekken Onze Minister alle gegevens en inlichtingen die hij voor het toezicht nodig heeft.
In artikel 78 wordt «van een ingevolge artikel 61 aangewezen ambtenaar» vervangen door: de directeur van de GGD.
In artikel 87, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 1, eerste lid, onder c en e,» vervangen door: artikel 1, eerste lid, wat betreft de begrippen gastouderbureau, gastouderopvang en thuisopvang,.
Artikel 90 komt te luiden:
Aan een ouder die op grond van artikel 5 van deze wet op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van ................... tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ... ...................) aanspraak heeft op een kinderopvangtoeslag voor onderscheidenlijk een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten voor gastouderopvang, wordt voor het eerste berekeningsjaar waarop voornoemde wijzigingswet betrekking heeft een voorschotbeschikking voor kinderopvangtoeslag of tegemoetkoming toegekend op basis van de kosten voor thuisopvang.
Artikel 91 komt te luiden:
1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging draagt er zorg voor dat kindercentra en gastouderbureaus die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen F en G, van de wet van .............................. tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. .................) zijn opgenomen in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 46, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van voornoemde wijzigingswet, voor 1 juli van het eerste kalenderjaar waarop voornoemde wijzigingswet betrekking heeft, worden ingeschreven in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a. Artikel 46, derde en vijfde lid, alsmede artikel 47, eerste en tweede lid, zijn van toepassing.
2. Indien de overheveling naar het register kinderopvang, bedoeld in het eerste lid, nog niet volledig heeft plaatsgevonden blijft artikel 46, zoals dat luidde de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet, tot 1 juli van het eerste kalenderjaar waarop voornoemde wijzigingswet betrekking heeft van toepassing op het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente.
3. Een houder van een kindercentrum of gastouderbureau als bedoeld in het eerste lid, verstrekt desgevraagd aan het college de gegevens, bedoeld in artikel 45, vierde lid.
4. De in het eerste lid bedoelde inschrijving in het register kinderopvang van gastouderbureaus betreft een voorlopige inschrijving, welke voortduurt tot en met uiterlijk 31 december van het eerste kalenderjaar waarop de in het eerste lid genoemde wijzigingswet betrekking heeft.
5. De in het vierde lid bedoelde inschrijving wordt definitief indien uiterlijk op de in dat lid genoemde datum uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, is gebleken dat de exploitatie van het gastouderbureau zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3.
Artikel 92 komt te luiden:
1. Personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van .............................. tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. .........................) werkzaam waren als gastouder als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van deze wet, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van voornoemde wijzigingswet, worden door het gastouderbureau in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, ingeschreven als opvangouder.
2. De inschrijving als opvangouder, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats voor 1 juli van het eerste kalenderjaar waarop de in het eerste lid genoemde wijzigingswet betrekking heeft en werkt terug tot en met 1 januari van dat kalenderjaar.
3. In afwijking van het eerste lid wordt de in dat lid bedoelde gastouder door het college van burgemeester en wethouders in het register kinderopvang ingeschreven als minicrèche indien op het moment van inschrijving na een melding als bedoeld in artikel 45, tweede lid, uit het onderzoek, bedoeld in artikel 62, eerste lid, is gebleken dat exploitatie van de minicrèche redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3.
4. Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op opvangouders en minicrèches die hun exploitatie aanvangen in het eerste kalenderjaar waarop de wet van ............................ tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ..........................) betrekking heeft.
5. Indien het college van burgemeester en wethouders uiterlijk op 31 december van het eerste kalenderjaar, waarop de wet van ................... tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. .....................) betrekking heeft, onder voorwaarde dat de melding, bedoeld in artikel 45, tweede lid, voor 1 september van genoemd kalenderjaar heeft plaatsgevonden, alsnog een minicrèche inschrijft in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, dan werkt die inschrijving terug tot en met 1 januari van genoemd kalenderjaar.
Na artikel 93 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een melding als bedoeld in artikel 45, tweede lid, die is gedaan ten hoogste vier maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van de wet van ........................ tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. .........................), geldt als melding gedaan op de eerste dag van inwerkingtreding van voornoemde wijzigingswet.
2. Een oordeel van de toezichthouder als bedoeld in artikel 63, inhoudende dat de exploitatie van een minicrèche redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 3 van deze wet zoals deze luidt na inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet, dat is gegeven ten hoogste vier maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van de genoemde wijzigingswet, geldt als oordeel gegeven op de eerste dag van inwerkingtreding van die wijzigingswet.
3. Indien het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, reeds voorafgaande aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde wijzigingswet voldoet aan de bij of krachtens artikel 47a gestelde eisen, geldt een inschrijving van een kindercentrum, gastouderbureau of minicrèche in dat register, die is gedaan ten hoogste vier maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet en die voldoet aan de in de artikelen 45, vierde lid, en 46, eerste lid, bedoelde voorwaarden, als inschrijving gedaan op de eerste dag van inwerkingtreding van die wijzigingswet.
4. Indien het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet voldoet aan de bij of krachtens artikel 47a gestelde eisen, en alle kindercentra en gastouderbureaus die zijn opgenomen in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 46, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wijzigingswet, door het college van burgemeester en wethouders zijn ingeschreven in het register kinderopvang, bedoeld in artikel 47a, vervalt daarmee het register kinderopvang, bedoeld in artikel 46, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van voornoemde wijzigingswet.
Aan het bepaalde in de artikelen 90, 91, 92 en 94 kan bij ministeriële regeling met het oog op een goede invoering van de wet van ..................... tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ....................) in het eerste kalenderjaar waarop deze wet betrekking heeft zo nodig een andere uitvoering worden gegeven.
De artikelen 90, 91, 92, 94, 95 en 96 vervallen drie jaar na inwerkingtreding van de wet van ...................... tot Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang (Stb. ....................).
De artikelen 99 tot en met 112 en 114 vervallen.
In artikel 11, eerste lid, onderdeel w, van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt «of gastouderopvang» vervangen door: , minicrèche of thuisopvang.
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector komt te luiden:
3°. een kindercentrum en een gastouderbureau als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Staatssecretaris van Financiën,