Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in enkele bijzondere wetten de beslistermijnen aan te passen met het oog op de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1 MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN MINISTERIE VAN JUSTITIE
Aan artikel 9:11 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Verder uitstel is mogelijk voor zover de klager daarmee schriftelijk instemt.
HOOFDSTUK 2 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
In artikel 18h, achtste lid, van de Gaswet wordt «binnen vier maanden» vervangen door: binnen zes maanden.
HOOFDSTUK 3 MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 76, tweede lid, onderdeel f, van de Flora- en faunawet door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de termijn waarbinnen een vergunning of ontheffing wordt verleend.
De Natuurbeschermingswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 33, eerste lid, vervalt de zinsnede «binnen twee weken na de dag waarop het verzoek om schadevergoeding is ingediend,».
In artikel 35, vervalt de zinsnede «binnen dertien weken na de dag waarop het verzoek om schadevergoeding is ingediend,».
Artikel 38 komt te luiden:
1. Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken of, indien een schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 32, eerste lid, is ingeschakeld, binnen zesentwintig weken na de ontvangst van het verzoek om schadevergoeding.
2. Het bestuursorgaan kan de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken of, indien een schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 32, eerste lid, is ingeschakeld, zesentwintig weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 2, tweede lid, van de Natuurschoonwet 1928 komt te luiden:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de wijze van indiening van een verzoek als bedoeld in het eerste lid en de besluitvorming daarover, en
b. de omstandigheden waaronder een verzoek uitsluitend kan worden ingediend in samenhang met eenzelfde verzoek dat door de eigenaar van een aangrenzende onroerende zaak wordt ingediend.
Artikel 3, zevende lid, van de Wet op de dierenbescherming komt te luiden:
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het indienen van een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning en omtrent de behandeling daarvan.
HOOFDSTUK 4 MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vijfde tot vierde lid, vervalt het vierde lid.
2. Na het vierde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van de in het tweede tot en met vierde lid genoemde termijn van acht weken, geldt, tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, een termijn van veertien weken.
Na artikel 7 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een verzoek is gedaan aan Onze Minister om een uitzondering te maken op de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, beslist Onze Minister op dit verzoek niet eerder dan op het moment dat die bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zijn verklaard.
2. Indien tegen een besluit inzake het al dan niet maken van een uitzondering op de algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst bezwaar is gemaakt, beslist Onze Minister op dat bezwaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen veertien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Artikel 33c, vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen komt te luiden:
5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist, in afwijking van artikel 36, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, binnen zes weken over de opname, verbetering en aanvulling van gegevens van de werknemer naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het derde of vierde lid.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het vijfde tot vierde lid, vervalt artikel 101, vierde lid.
Artikel 102 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «binnen tien weken» vervangen door: binnen een redelijke termijn.
2. Aan het derde lid wordt na de eerste volzin een zin toegevoegd, luidende:
De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het vierde of vijfde lid is gedaan.
3. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid, vervalt het vierde lid.
4. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «binnen tien weken» vervangen door: binnen acht weken.
5. Na het vijfde lid (nieuw) wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van de in het derde tot en met vijfde lid genoemde termijn van acht weken, geldt, tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, een termijn van veertien weken.
De artikelen 72b, vierde lid, 72c, vierde lid, en 75l, derde lid, van de Ziektewet vervallen.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het vijfde tot vierde lid, vervalt artikel 86b, vierde lid.
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid, vervalt artikel 87, tweede lid.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het vijfde tot vierde lid, vervalt artikel 95, vierde lid.
Onder vernummering van het derde tot tweede lid, vervalt artikel 95a, tweede lid.
Artikel 29c, vierde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet vervalt.
Artikel 51, vierde lid, van de Algemene Ouderdomswet vervalt.
Artikel 64a, vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet vervalt.
HOOFDSTUK 5 MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat beslist op een aanvraag om nadeelcompensatie op grond van of met inachtneming van een door hem vastgestelde beleidsregel binnen de bij die beleidsregel vastgestelde termijn. Deze termijn geldt als een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn.
De Belemmeringenwet Privaatrecht wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de laatste volzin van het vierde lid wordt voor «aan den verzoeker en de gehoorde personen» ingevoegd: binnen zes weken na die zitting.
2. In het vijfde lid wordt geschrapt: gehoord Gedeputeerde Staten van de provincie, waarin de zaak is gelegen,.
3. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Op het verzoek tot het opleggen van een verplichting als bedoeld in artikel 1 wordt beslist binnen zes maanden na ontvangst daarvan.
7. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat beslist niet dan nadat gedeputeerde staten van de provincie, waarin de zaak is gelegen, zijn gehoord. Gedeputeerde staten maken hun standpunt kenbaar binnen zes weken na een daartoe strekkend verzoek van Onze Minister.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt geschrapt: gehoord Gedeputeerde Staten,.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Op het verzoek tot het opleggen van een verplichting als bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn artikel 2, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Op het verzoek om een bevel als bedoeld in het eerste lid wordt beslist binnen zes maanden na ontvangst daarvan.
HOOFDSTUK 6 MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8.19, derde lid, wordt «zes weken» vervangen door: acht weken.
Aan artikel 15.20 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Het in het eerste lid bedoelde gezag kan de beslissing, bedoeld in het vijfde lid, eenmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 18.16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen.
2. Na «het verzoek» wordt ingevoegd: , bedoeld in artikel 18.14,.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges, en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Justitie,
De Minister van Economische Zaken,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,