– In het gehele wetsvoorstel is «raad van toezicht» in de oorspronkelijke tekst vervangen door «raad van advies».
– Artikel 4 luidde:
Artikel 4
1. Het bestuur besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte stemmen. Elk lid heeft één stem. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.
2. Het bestuur stelt bij bestuursreglement in ieder geval regels omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming.
3. Het bestuur verstrekt, onverminderd zijn verplichtingen jegens Onze Minister ingevolge artikel 20 van de Kaderwet, op overeenkomstige wijze inlichtingen aan de raad van toezicht.
– Artikel II luidde:
Artikel II
In de artikelen 52, derde lid, en 64, tweede lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, de artikelen 24, derde lid, en 62, tweede lid, van de Overleveringswet, de artikelen 24, derde lid, en 55, tweede lid, van de Uitleveringswet, artikel 22, derde lid, van de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof, de artikelen 2, 6, 8, 12, eerste lid, 18, eerste lid, van de Uitvoeringswet Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen en Europese Overeenkomst inzake het doorzenden van verzoeken om rechtsbijstand, artikel 817, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 29f, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg, artikel 100, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 13, vijfde lid, van de Advocatenwet, en de artikelen 8, derde lid, en 41a, zesde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt «het bureau rechtsbijstandvoorziening» telkens vervangen door: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
– Enkele redactionele wijzigingen zijn aangebracht.
– In de gehele toelichting is «raad van toezicht» in de oorspronkelijke tekst vervangen door «raad van advies». In verband hiermee is in paragraaf 6, onderdeel 1, een zesde noot ingevoegd.
– In paragraaf 2.4 luidde de op een na laatste alinea, laatste tekstgedeelte:
Nieuw is de figuur van de raad van toezicht, die wordt belast met intern toezicht op de werkzaamheden van het bestuur. De toezichthouder kan het bestuur daarbij gevraagd en ongevraagd met advies terzijde staan. De raad van toezicht zal uit vijf leden bestaan. Anders dan bij het lidmaatschap van het bestuur, betreft het hierbij geen voltijdfunctie, maar een nevenfunctie. Op de taken en bevoegdheden van het bestuur en de raad van toezicht wordt in het onderstaande nader ingegaan.
– Paragraaf 3.4, onderdeel 5, luidde:
5. Artikel 14 van de Kaderwet. Dit artikel heeft betrekking op bezoldiging en schadeloosstelling. Het is echter niet de bedoeling dat de leden van de raad van toezicht een bezoldiging of een schadeloosstelling gaan ontvangen. Een lid van een raad van toezicht voert deze taak immers niet als hoofdfunctie maar als nevenfunctie uit. Met het nieuwe artikel 5, eerste lid, onderdeel a is in het wetsvoorstel voorzien dat voor de raad van toezicht in artikel 14 van de Kaderwet voor de bezoldiging of de schadeloosstelling vacatiegeld moet worden gelezen.
– In paragraaf 6, onderdeel 3, luidde:
3. De raden stellen dat het vanuit principes van good governance heel goed zou passen als er een vertegenwoordiging vanuit gremia zoals de Nederlandse Orde van Advocaten, mediators, Rechterlijke Macht of Openbaar Ministerie in de raad van toezicht zou worden opgenomen.
Een groep van 12 zelfstandige bestuursorganen, de handvestgroep Publiek verantwoorden, heeft in oktober 2005 de Code goed bestuur uitvoeringsorganisaties1 vastgesteld. In de code is een nadere uitwerking gegeven van algemene uitgangspunten die voor een deel in de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wettelijk zijn vastgelegd. In onderdeel 4.2 van de code is opgenomen dat de raad van toezicht zodanig is samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, het bestuur, de minister en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Een vertegenwoordiging in de raad van toezicht door de genoemde organisaties is niet onafhankelijk en is derhalve niet in overeenstemming met de Code goed bestuur uitvoeringsorganisaties. Dit betekent dat in de raad van toezicht geen vertegenwoordigers namens de door de raden genoemde organisaties zitting kunnen nemen. Daarmee zou namelijk de onafhankelijkheid van de raad voor toezicht schaden. Het vorengaande betekent niet dat er geen advocaten of mediators in de raad van toezicht opgenomen kunnen worden. Dit kan zelfs wenselijk zijn voor de bevordering van het draagvlak bij de aan het stelsel deelnemende beroepsgroep dan wel voor het delen van kennis en deskundigheid inzake de uitvoeringspraktijk.
– In de toelichting bij artikel 4 luidde de eerste alinea: Artikel 4 regelt de wijze van besluitvorming door het bestuur. Als hoofdregel geldt daarbij dat wordt besloten bij volstrekte meerderheid van stemmen. Daarbij heeft ieder lid één stem, tenzij de stemmen staken. In dat geval is de stem van de voorzitter doorslaggevend (eerste lid). Het bestuur dient bij bestuursreglement regels te stellen omtrent zijn werkwijze, procedures en besluitvorming (artikel 4, tweede lid). Daarbij mag uiteraard niet worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid. In het bestuursreglement kan het bestuur specifieke taken opdragen aan één of enkele leden van het bestuur. Zij blijven echter gezamenlijk verant-woordelijk voor de taakuitoefening door het bestuur. Het bestuursreglement behoeft ingevolge artikel 11 van de Kaderwet de voorafgaande goedkeuring van de minister.
– In de toelichting bij artikel 4 luidde de derde alinea: In het derde lid van artikel 4 is geregeld dat de raad van toezicht inlichtingen ontvangt als bedoeld in artikel 20 van de Kaderwet. Dit betekent dat de raad van toezicht op gelijke wijze en in dezelfde mate als de minister wordt geïnformeerd.
– De toelichting bij de artikelen II, III en IV luidde: Met de in de artikelen II, III en IV opgenomen wijzigingen van andere wetten vervalt het begrip «bureau rechtsbijstandvoorziening» . Dit begrip is reeds thans niet in overeenstemming met de systematiek van de Wet op de rechtsbijstand. Dit begrip wordt vervangen door het begrip «het bestuur van de raad voor rechtsbijstand». Het is niet de raad voor rechtsbijstand als rechtspersoon maar het bestuur van deze raad dat moet worden aangemerkt als het orgaan tot het welk de beslissingen van de diverse rechterlijke instanties zich richten (zie ook de toelichting bij de Onderdelen C, eerste lid en derde lid, subonderdeel a, D, E, F, G, J, eerste lid, N, tweede en derde lid, O, eerste en derde lid, R, eerste tot en met derde lid, S, eerste lid, U, eerste lid, onderdeel a, en het derde, vierde en vijfde lid).