Gepubliceerd: 2 februari 2010
Indiener(s): Hirsch Ballin , Nebahat Albayrak (staatssecretaris justitie) (PvdA)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31823-7.html
ID: 31823-7
Origineel: 31823-2

31 823
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (Aanpassingen tbs met voorwaarden)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 februari 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onder A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel 2 komt te luiden:

2. Na vernummering van het derde lid tot vijfde lid en het vierde lid tot achtste lid, worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

3. Indien bij de uitspraak tevens een vrijheidsstraf wordt opgelegd voor een langere periode dan drie jaar legt de rechter in de uitspraak de aard van de zorgverlening vast, die als voorwaarde is vastgesteld.

4. In het geval als bedoeld in het derde lid, stelt de rechter voorafgaand aan het ontslag uit detentie zo nodig opnieuw de voorwaarden vast betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde. Het openbaar ministerie kan hiertoe, uiterlijk zes maanden voorafgaand aan het ontslag uit detentie, een met redenen omklede vordering indienen.

b. Na onderdeel 2 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

3. In het vijfde lid wordt «in het eerste lid» vervangen door; in het eerste en vierde lid.

4. Na het vijfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

6. De rechter kan op vordering van de officier van justitie of ambtshalve bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7. Een bevel als bedoeld in het zesde lid gaat in op het ogenblik waarop de verdachte ter tenuitvoerlegging van dit bevel wordt aangehouden, dan wel op het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van een ander bevel tot vrijheidsbeneming, in dezelfde zaak gegeven, eindigt.

B

Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Indien het bij Koninklijke Boodschap van 8 augustus 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de minister van Justitie, tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt na artikel 38la een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 38lb

De rechter kan, ambtshalve dan wel op vordering van het openbaar ministerie, ten aanzien van een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. Artikel 38la, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

A

Met de voorgestelde wijziging in het nieuwe derde lid van artikel 38 Wetboek van Strafrecht wordt voldaan aan de toezegging gedaan in de nota naar aanleiding van het verslag naar aanleiding van de vragen van de leden van de fractie van het CDA. De wijziging strekt ertoe te verduidelijken dat de rechter wel de categorie van zorg vaststelt voor de behandeling ten behoeve van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, bijvoorbeeld ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of klinische opname, maar niet de behandeldoelen en beoogde behandelresultaten zelf. Het vaststellen van behandeldoelen en behandelresultaten is aan de behandelaar. Evenals de nadere invulling van de behandeling, die door de rechter in het vonnis wordt bepaald, vindt plaats door de behandelaar. Ter nadere toelichting wordt verwezen naar pagina twee van de Nota naar aanleiding van het verslag.

De voorgestelde wijzigingen in het vijfde lid beogen het openbaar ministerie de mogelijkheid te geven om bij een langere detentie zonodig te vorderen dat de rechter de door hem bij vonnis opgelegde voorwaarden met betrekking tot de behandeling, vlak voor het einde van de detentie wijzigt. Bij een detentie langer dan drie jaar is het immers zeer wel mogelijk dat tijdens detentie veranderingen optreden in het toestandsbeeld van de tbs-gestelde. Door de structuur en regelmaat van het verblijf in detentie kan een psychotische tbs-gestelde bijvoorbeeld zodanig opknappen dat hij niet langer psychotisch is. In plaats van met een klinische opname kan dan mogelijk worden volstaan met een ambulante behandeling.

Voor het overige bevat onderdeel A technische aanpassingen.

B

Met deze aanvulling op het wetsvoorstel geeft de regering uitvoering aan de toezegging die is gedaan in de brief van de staatssecretaris van Justitie van 1 februari 2010 (Kenmerk ministerie van Justitie 5 637 406/10/66). In het wetsvoorstel dat de tussentijdse beëindiging van de terbeschikkingstelling door de minister van Justitie bij illegale vreemdelingen regelt (Kamerstukken I, 2008/09, 31 552, A), is bepaald dat bij deze tussentijdse beëindiging de terbeschikkingstelling herleeft, indien de vreemdeling terugkeert naar Nederland. In de genoemde brief is toegezegd dat zal worden voorgesteld om in de wet aan de rechter een expliciete bevoegdheid toe te kennen om de terbeschikkingstelling te beëindigen onder de voorwaarde dat de betrokkene niet terugkeert naar Nederland. Dit betekent dat niet alleen bij een tussentijdse beëindiging door de Minister van Justitie, maar ook in het geval waarin de rechter de tbs beëindigt onder de voorwaarde dat de vreemdeling niet terugkeert naar Nederland, de illegale vreemdeling bij een dergelijke terugkeer opnieuw in een tbs-inrichting kan worden opgenomen. Door artikel 38la, zesde en zevende lid, van het genoemde wetsvoorstel van overeenkomstige toepassing te verklaren, geldt voor alle uitgezette vreemdelingen op wie de voorwaarde van toepassing is en terugkeren naar Nederland, hetzelfde regime. Bij de tussentijdse beëindiging door de minister van Justitie geldt er geen limitering in tijdsduur. Teneinde geen rechtsongelijkheid te creëren is er nadrukkelijk van afgezien om bij de nieuwe bevoegdheid van artikel 38lb de beperkingen in tijdsduur van artikel 38j, eerste en tweede lid, zoals die gelden bij een voorwaardelijke beëindiging op grond van artikel 38g, van toepassing te verklaren.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch-Ballin

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak