Vastgesteld 16 maart 2009
De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
1. Inleiding 1
2. Systematiek tbs met voorwaarden 3
3. Verlenging maximale duur van de terbeschikkingstelling met voorwaarde 3
4. Aansluiting tenuitvoerlegging gevangenisstraf en tbs met voorwaarden 6
5. Verhoging maximale gevangenisstraf 7
6. Tijdelijke crisisopname 8
7. Wettelijke acceptatieplicht Forensische psychiatrische klinieken 10
8. Verplichte advisering GGz 11
9. Intensivering toezicht reclassering 12
10. Financiële en organisatorische gevolgen 14
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel tot aanpassing de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. Zij constateren met de regering dat van tbs met voorwaarden beter gebruik kan worden gemaakt. Zij vinden het daarom terecht dat de regering in navolging van de parlementaire onderzoekscommissie het mogelijk wil maken de gevangenisstraf die met tbs met voorwaarden kan worden opgelegd te verhogen van drie naar vijf jaar. Ook kunnen zij zich vinden in de verlenging van de maximale duur van tbs met voorwaarden van vier naar negen jaar. Deze leden benadrukken dat de doelgroep voor tbs met voorwaarden verschilt van die voor tbs met dwangverpleging. Dat verschil komt tot uiting in de ernst van het delict en het gevaar voor recidive. Ook is bij dwangverpleging altijd behandeling achter gesloten deuren noodzakelijk om recidivegevaar te voorkomen. Bij tbs met voorwaarden is dat niet het geval, maar is wel vereist dat de tbs’er zich aan de opgelegde voorwaarden houdt en daarmee ook expliciet instemt. Daarmee is tbs met voorwaarden tot op zekere hoogte te vergelijken met de fase van de voorwaardelijke beëindiging van de gewone tbs. De leden van de CDA-fractie vinden het daarom ook terecht dat de maximale termijn voor tbs met voorwaarden gelijk wordt getrokken met de maximale termijn voor de voorwaardelijke beëindiging van de gewone tbs met dwangverpleging. Het kan uit oogpunt van proportionaliteit niet de bedoeling zijn om levenslang boven het hoofd te laten hangen dat tbs met dwangverpleging mogelijk is voor het delict waarvoor de straf al lang is uitgezeten.
Deze leden zijn tevreden over de wijze waarop de regering de acceptatieplicht voor klinieken gaat invoeren.
De leden van de CDA-fractie hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Hoewel zij het eens zijn met het doel van het voorstel, te weten de veiligheid voor de samenleving bij de tenuitvoerlegging van de tbs beter te waarborgen als ook de instroom in de tbs met dwangverpleging te beperken, hebben zij leden nog enkele opmerkingen en vragen bij hetgeen door de regering in het onderhavige wetsvoorstel naar voren is gebracht.
Deze leden zijn het met de regering eens dat de instroom in de tbs met dwangverpleging momenteel te groot is en er soms betere alternatieven zijn. Volgens deze leden dienen niet alleen aan de instroomverbeteringen plaats te vinden, maar dient ook de problematiek met de doorstroom te worden aangepakt. De doorstroom is momenteel beperkt door de gebrekkige uitstroom als gevolg van beperkte GGz-voorzieningen na tbs.
De leden van de PvdA-fractie staan positief tegenover het feit dat er nu wettelijk meer mogelijkheden zullen komen om meer maatwerk te leveren, betere samenwerking te bewerkstelligen en de controle na de tbs te verbeteren. Deze leden willen graag een doorkijk van de regering naar de praktijk. Hoe zal zorg worden gedragen voor daadwerkelijke verandering op het gebied van meer maatwerk, betere samenwerking en betere controle na de tbs? Deze leden menen dat juist door het gebruik van vignetten van beoogde doelgroepen er meer maatwerk geleverd zal kunnen worden, hetgeen toch ook een van de doelen van deze wetswijziging.
Hoe wordt de continuïteit van de behandeling en begeleiding beter geborgd? Ziet de regering hier ook een rol voor de door de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) aanbevolen manier van werken?
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot aanpassingen van tbs met voorwaarden. Tbs met voorwaarden is naar de mening van de leden een nuttige maatregel, en verbeteringen van deze maatregel zijn dan ook toe te juichen. De leden hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Toch hebben de leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze leden zijn in beginsel positief over de voorgestelde aanpassingen van de terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden). Wel hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Zij zien dit voorstel in het licht van de bedoeling om de tbs met voorwaarden op een effectieve(re) en vertrouwenwekkende manier te laten functioneren, zulks ter beveiliging van de samenleving. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel heeft bij deze leden enige vragen opgeroepen, welke zij gaarne aan de regering voorleggen.
2. Systematiek tbs met voorwaarden
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering een nadere toelichting te geven op de doelgroep van tbs met voorwaarden en de mate waarin deze doelgroep verschilt van degenen die tbs met dwangverpleging hebben opgelegd gekregen. Mag bijvoorbeeld worden aangenomen dat, in tegenstelling tot de doelgroepen van de tbs-klinieken en de intramurale GGz, er bij tbs met voorwaarden geen sprake is van «blijvend delictgevaarlijke patiënten»1 ?. Daarbij willen zij graag een overzicht van het aantal opgelegde tbs met voorwaarden en tbs met dwangverpleging in de afgelopen tien jaar en het aantal verlengingen en beëindigingen. Indien mogelijk zouden deze leden ook graag meer inzicht krijgen in de opgelegde voorwaarden, in de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven door bijvoorbeeld intramurale opname in de reguliere psychiatrie of behandeling op een forensisch psychiatrische afdeling en in het aantal omzettingen van tbs met voorwaarden in tbs met dwangverpleging. Ook willen zij weten of er door dit wetsvoorstel een verschuiving in de doelgroepen voor deze twee maatregelen gaat optreden. De regering geeft enerzijds aan dat zij de instroom in de gewone tbs met dwangverpleging wil beperken door het verbeteren van tbs met voorwaarden. Anderzijds zegt de regering geen wijziging te beogen in de categorie van personen die voor tbs met voorwaarden in aanmerking komen. Hoe verhouden deze twee uitspraken zich tot elkaar?
3. Verlenging maximale duur van de terbeschikkingstelling met voorwaarde
De leden van PvdA-fractie willen graag een nadere onderbouwing van de gekozen termijn van negen jaar. Is het niet zo dat juist voor het bieden van maatwerk een maximale termijn een obstakel kan zijn? Kan de regering uitgebreider onderbouwen waarom het ontbreken van een wettelijk gemaximeerde duur niet bij het karakter van een tbs-maatregel passen? De regering schrijft dat de motivatie en bereidverklaring tot naleving aanzienlijk zullen afnemen. De leden van de PvdA-fractie menen dat het in deze niet zozeer gaat om het feit dat de maatregel al dan niet eindig is, maar dat de tbs’ers ook als de maatregel met onbepaalde duur is verlengd nog perspectief geboden kan worden in het geleidelijk afbouwen van voorwaarden en dat juist hiermee maatwerk geboden kan worden. Is er in de optiek van de regering niet meer mogelijkheden dan de verlenging van de maximale duur om de tbs’er perspectief te bieden en hierdoor de motivatie en bereidheid tot naleving wel te laten blijven bestaan?
Graag willen de leden van de PvdA-fractie een nadere toelichting op het standpunt van de regering over het voorstel van de RSJ om het stemmingsvereiste van de veroordeelde met de op te leggen voorwaarden te laten vervallen.
Volgens de leden van de PvdA moet ook de situatie met de plaatsing van tbs’ers op de longstay bij de oplossing van instroom- en doorstoomproblemen in de tbs bezien worden. De plaatsing op longstay-afdelingen staat onder druk. Het aantal tbs’ers dat op een dergelijke afdeling terechtkomt en daarmee in feite geen behandeling meer krijgt, is in tien jaar gestegen van drie naar ruim 200. De vraag vanuit de samenleving is dan in de mening van de leden van de PvdA-fractie ook terecht of er geen beter alternatief voor handen is voor deze groep. Zij wijzen dan ook op het mogelijke alternatief van de RSJ. Zij wijzen er op dat de groep die nu in een longstay-voorziening verblijft soms met intensieve zorg ook buiten een tbs-instelling kan worden begeleid. De RSJ denkt voor deze groep aan «longtermzorg», intensieve, eventueel levenslange zorg. Hiervoor zou het mogelijk moeten zijn dat personen met tbs met dwangverpleging kunnen doorstromen of terugstromen naar de tbs met voorwaarden. Hoe staat de regering tegenover dit mogelijke alternatief dat de RSJ biedt?
De leden van de PvdA-fractie willen voorts weten of de tijd die beschikbaar komt door de verlenging van de maatregel ook gebruikt zal gaan worden voor inspanningen op het gebied van resocialisatie. Hoe zullen deze inspanningen in het traject ingepast gaan worden?
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten waarom de regering geen plaats ziet voor het verder uitwerken van doelgroepen en behandelscenario’s in dit wetsvoorstel, maar dit overlaten aan de rechter. Is het voor de effectiviteit van de maatregel niet beter te weten wie er mee bereikt dienen te worden, zodat degenen die met deze maatregel aan de slag moeten beter zicht hebben op de mogelijkheden van deze maatregel?
De leden van de SP-fractie delen de mening dat het wenselijk kan zijn langdurig toezicht te houden op de betrokkene, juist ook in het kader van tbs met voorwaarden. De voorwaarden die worden gesteld kunnen van groot belang zijn om iemand op het rechte pad te krijgen en te houden. De leden steunen dan ook de voorgestelde verlenging van vier naar negen jaar, maar vragen de regering te heroverwegen of er wel een maximale termijn in de wet thuis hoort. De leden delen op dit punt de mening van de RSJ. In bijzondere gevallen kan ook langer toezicht dan negen jaar een positief effect hebben op de betrokkene. Erkent de regering dit? Waarom zou het na het negende jaar twijfelachtig zijn of er nog wel een nuttige invulling kan worden gegeven aan het reclasseringstoezicht?
Ook al zou er zeer zelden sprake zijn van een situatie waarin negen jaar toezicht niet voldoende is, is dat toch een reële mogelijkheid die beter in de wet kan komen te staan? De rechter zou ook na het negende jaar moeten toetsen of verlenging met een jaar al dan niet wenselijk is. Graag ontvagen deze leden een reactie hierop.
De verwachting is dat het aantal opleggingen van tbs met voorwaarden zal toenemen ten gunste van het aantal opleggingen van tbs met dwangverpleging. Dat zou mooi zijn, maar wat is de onderbouwing van deze verwachting? Waarop is deze veronderstelling gebaseerd?
Gesteld wordt dat indien langer toezicht noodzakelijk is, de Wet bopz voldoende mogelijkheden biedt. Kan dit worden toegelicht? Is er in deze gevallen steeds voldoende grond voor bopz-opname? Is in deze gevallen altijd aan deze wettelijke voorwaarden zijn voldaan? Verloopt deze overgang in voorkomende gevallen soepel?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering aangeeft dat door de verlenging van de maximale duur van de tbs met voorwaarden het mogelijk is de duur en de intensiteit zoveel mogelijk op maat te snijden voor de betrokkene. Deze leden erkennen dat dit met het oog op resocialisatie een goede ontwikkeling is. Toch vragen zij, in lijn van het plan van de RSJ, waarom de regering geen specifieke scenario’s voor specifieke groepen uit moet werken. De rechter verplichten onderscheid te maken tussen de verschillende groepen zal volgens hen effectiever zijn voor resocialisatie. Iedere verschillende groep heeft immers zijn eigen kenmerken in verband met bijvoorbeeld recidiveproblematiek en maatschappelijke verontwaardiging.
De regering spreekt de verwachting uit dat door er de verlenging van de maximale termijn in combinatie met de verhoogde maximale gevangenisstraf vaker tbs met voorwaarden zal worden uitgesproken. Door de instroom van meerdere zaken, de intensivering van het toezicht en het gemiddeld langer aanwezig blijven van de zaken, zal er een grotere druk ontstaan op de reclassering. Hoe is de regering voornemens om de reclassering hierop voor te bereiden?
De regering vindt het niet nodig om, in de lijn van de RSJ, de maximumduur van de tbs met voorwaarden uit de wet te schrappen en houdt vast aan de termijn van negen jaar. De leden van de VVD-fractie blijven zich afvragen of een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet van onbeperkte duur moet zijn. Deze leden vragen hoe de regering vindt dat er gehandeld moet worden als er na die negen jaar nog altijd twijfels bestaan over de desbetreffende persoon.
De regering geeft op grond van een onderzoek gegevens over de recidive in de periode zonder toezicht. De leden van de VVD-fractie willen daarnaast graag de cijfers hebben over recidive tijdens het toezicht en de cijfers over recidive na het toezicht. Ook willen zij graag weten wat het recidivepercentage is na de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Als deze niet bekend zijn, wil de regering dan een onderzoek hiernaar starten?
De regering heeft erkend dat het voor de rechter lastig kan zijn op langere termijn passende en effectieve voorwaarden te formuleren voor tbs. Toch wijst de regering het plan van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming af om het gemakkelijker te maken de voorwaarden te wijzigen. Dit omdat de voorwaarden zo ingrijpend zijn in het leven van de veroordeelde. De leden van de VVD-fractie willen graag weten waarom de ingrijpendheid van de voorwaarden zwaarder moet wegen dan het snel kunnen aanpassen van deze voorwaarden voor meer effectiviteit.
De leden van de D66-fractie van D66 wijzen bij de wijziging van artikel 38, tweede lid, Sv op de adviezen van de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak over het feit dat de maximale duur van tbs met voorwaarden niet gelijk te stellen is met de maximale duur van tbs met voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging (artikel 38j Sr). Tbs met voorwaarden heeft immers betrekking op een situatie waarin de behandeling van betrokkene nog moet beginnen, terwijl de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege nu juist voorziet in de situatie waarin betrokkene zich in de laatste fase van de behandeling bevindt. Deze leden vragen waarom de regering in de memorie van toelichting niet ingaat op de adviezen van de geconsulteerde instellingen. Voorts vragen zij wat de meerwaarde is van het in lijn brengen van de duur van tbs met voorwaarden en de voorwaardelijke beëindiging van tbs met dwangverpleging. Gaat het bij tbs met voorwaarden nu juist niet om een maatregel waarbij de gevaarzetting voor de maatschappelijke veiligheid niet zodanig is dat dwangverpleging achterwege kan blijven? Begrijpen deze leden het goed dat tbs- veroordeelden onder voorwaarden dezelfde gevaar vormen voor de maatschappelijke veiligheid als veroordeelden tot tbs met dwangverpleging?
De leden van de D66-fractie achten een maximale duur van negen jaar van tbs met voorwaarden tamelijk lang. Zij begrijpen de achterliggende gedachte van deze verlenging: het doel is immers om «maatwerk» te realiseren voor betrokkenen door betere afstemming van duur en intensiteit op de persoonlijke omstandigheden. Echter, blijkens artikel 38, derde lid, Sr kan een voorwaarde slechts gesteld worden als de ter beschikking gestelde bereid is tot naleving hiervan. Deze leden betwijfelen dan ook of tbs’ers na een eventuele voorafgaande gevangenisstraf gemotiveerd en bereid zullen zijn om nog eens negen jaar de voorwaarden die bij de tbs horen na te leven. Er bestaat immers de mogelijkheid dat als in combinatie met tbs met voorwaarden tevens een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaar opgelegd wordt, de totale maximale duur van de strafrechtelijke reactie (maatregel en straf) op veertien jaar uitkomt. Ook in de memorie van toelichting wordt aangegeven dat een voorwaarde slechts kan worden gesteld, indien de tbs’er zich bereid heeft verklaard tot naleving (artikel 38, derde lid). Zien deze leden het goed dat een verdachte die niet instemt met de voorwaarden waaronder de tbs maatregel ten uitvoer wordt gelegd, een tbs met bevel tot dwangverpleging riskeert? Hoe denkt de regering hierover in het licht van de voorgenomen effectiviteit van deze maatregel?
4. Aansluiting tenuitvoerlegging gevangenisstraf en tbs met voorwaarden
De leden van de SP-fractie delen de mening dat een toezichtloze periode tussen de beëindiging van de voorlopige hechtenis en de tbs met voorwaarden onwenselijk is. Gelukkig is het aantal incidenten tijdens toezichtloze perioden gering, maar hoe kan het eigenlijk dat deze toezichtloze perioden nog mogelijk zijn, hoe kan het dat deze «lacune» niet eerder is gerepareerd?
De leden van de SP-fractie steunen de voorgestelde wijziging zodat onmiddellijke tenuitvoerlegging van tbs met voorwaarden mogelijk wordt. Kan worden toegelicht waarom deze mogelijkheid voor de rechter facultatief is geformuleerd? In welke gevallen zal de officier van justitie onmiddellijke tenuitvoerlegging vorderen. Wanneer zal de rechter dit bijvoorbeeld afwijzen? Moeten deze leden hieruit begrijpen dat onmiddellijke tenuitvoerlegging niet in alle gevallen wenselijk is?
De leden van de D66-fractie willen een paar kanttekeningen plaatsen bij de voorgestelde aanpassing van artikel 557, eerste lid, Sv. Bij de voorgestelde aanpassing wordt een uitzondering gemaakt op de wettelijke regel van de schorsende werking van rechtsmiddelen. Deze uitzondering maakt het mogelijk voor de rechter om te beslissen tot onmiddellijke tenuitvoerlegging van de tbs met voorwaarden aan verdachte na diens aanhouding of na het einde van een voorlopige hechtenis. Deze leden achten deze uitzondering een grote inbreuk op de rechten van verdachte. Ten eerste wordt hij beknot in zijn recht om zijn veroordeling aan te vechten. Theoretisch gezien heeft hij de mogelijkheid om de ingrijpende maatregel aan te vechten, maar feitelijk gaat de tenuitvoerlegging van de door hem aangevochten maatregel van start. Ten tweede is deze gang van zaken een inbreuk op de onschuldpresumptie. Hij wordt immers al voor schuldig gehouden, voordat er onherroepelijk is beslist over zijn schuld.
In de memorie van toelichting lezen zij dat de inbreuk op de onschuldpresumptie een gerechtvaardigde keuze is om de toezichtloze periode tussen de gevangenisstraf en de tenuitvoerlegging van tbs met voorwaarden te overbruggen. Zo lezen zij op blz. 7 van de memorie van toelichting dat het gaat om een lichtere variant op de maatregel tbs met dwangverpleging, waarbij instemming nodig is van de veroordeelde en de betrokkene doorgaans een ruimere bewegingsvrijheid heeft.De leden van de D66-fractie vragen zich echter af of de verdachte daadwerkelijk iets te kiezen heeft. Immers, zoals hiervoor al aangegeven, riskeert hij een tbs met bevel tot dwangverpleging als hij niet instemt met de voorwaarden. Een tweede rechtvaardigingsgrond lezen deze leden op blz. , 8 van de memorie van toelichting waar staat dat het gaat om een modaliteit die uitsluitend door de rechter kan worden toegewezen, waardoor het op de meest zorgvuldige wijze in het strafproces is ingebed. Ten aanzien van deze rechterlijke selectie vragen deze leden af of het in het licht van de proportionaliteitsbeginsel niet beter zou zijn dat directe tenuitvoerlegging van de maatregel van tbs met voorwaarden voorbehouden blijft aan betrokkenen bij wie een toezichtloze periode niet verantwoord is.
De leden van de SGP-fractie merken op dat uit onderzoek is gebleken, aldus de memorie van toelichting, dat toezichtloze perioden zich thans regelmatig voordoen, dat het aantal incidenten in absolute aantallen klein is en dat de kans op recidive groter is naarmate de toezichtloze periode langer duurt. De onderzoekers menen dat voor het bekorten van de langdurige toezichtloze periode in dit soort strafzaken, de onderzoeken ter terechtzitting sneller zouden moeten volgen op de uitspraak in eerste of tweede aanleg. Deze leden vragen welke moeilijkheid zich in dit verband voordoet en tot welke resultaten het overleg met de rechterlijke macht heeft geleid of zal leiden waardoor dit knelpunt wordt opgeheven.
Teneinde het toezicht zo snel mogelijk te realiseren nadat de rechter de maatregel heeft uitgesproken (maar deze nog niet onherroepelijk is en dus de schuld van de verdachte nog niet definitief is vastgesteld) wordt voorgesteld een uitzondering op artikel 557, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) te maken. De regering motiveert dit besluit met een verwijzing naar artikel 73, eerste lid, Sv om onmiddellijke uitvoerbaarheid van de uitspraak van de rechter mogelijk te maken. Deze motivering brengt deze leden tot de vraag of gesteld kan worden dat aan de onmiddellijke uitvoerbaarheid (of opheffing) van de voorlopige hechtenis eveneens het passeren van de onschuldpresumptie ten grondslag ligt.
5. Verhoging maximale gevangenisstraf
De leden van de PvdA-fractie zijn het met de regering eens dat de verhoging van de maximale gevangenisstraf, waardoor de rechter ook bij zwaardere delicten tbs met voorwaarden kan opleggen, de rechter meer ruimte geboden wordt en dat hierdoor beter maatwerk mogelijk is en de effectiviteit van de maatregel verhoogd zal zijn. Deze leden zijn het ook eens met het voorstel waarbij de rechter op een later moment in de rol van executierechter de voorwaarden nader kan invullen, met de beperking dat dit alleen geldt voor de gevallen waarbij een straf langer dan drie jaar opgelegd wordt.
Bij een veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in combinatie met tbs met voorwaarden zal sprake zijn van twee afzonderlijke voorwaardelijke kaders. Kan de regering nader toelichten waarop haar verwachting is gebaseerd dat de praktijk adequaat met deze samenloop zal kunnen omgaan.? De leden van de PvdA-fractie willen in dit kader graag een nadere uitwerking van de minister en staatssecretaris met betrekking tot de verhouding tussen de voorwaarden bij de maatregel en voorwaarden bij een voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De leden van de SP-fractie hebben twijfels bij het verlengen van de maximale gevangenisstraf die in combinatie met tbs onder voorwaarden kan worden opgelegd. Voortaan is maximaal vijf jaar gevangenisstraf mogelijk in combinatie met tbs met voorwaarden. Welke beperkingen worden momenteel concreet door de rechter ervaren die deze wijziging noodzakelijk maken? Komt het vaak voor dat een rechter meer dan drie jaar gevangenisstraf op wil leggen in combinatie met tbs met voorwaarden?
De vraag moet worden gesteld hoe effectief gevangenisstraf is voorafgaand aan tbs. Tbs, ook onder voorwaarden, wordt opgelegd aan degene aan wie een strafbaar feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend. Is een periode van vijf jaar gevangenisstraf wel effectief, en kan deze periode wel worden overzien door degene die zich bereid moet verklaren tot naleving van de voorwaarden? Wat gebeurt er aan behandeling gedurende detentie? Hoe wordt iemand voorbereid op de tbs met voorwaarden? Zullen er wachttijden zijn voor de tbs-passanten, ook wanneer het om tbs met voorwaarden betreft?
Ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de RSJ wijzen op mogelijke problemen. De behandeling van een persoon laat langer op zich wachten waarmee de behandelbaarheid afneemt en de concrete formulering van de voorwaarden wordt moeilijker naarmate de tijd dat deze in zullen gaan langer wordt. Dat laatste geldt mogelijk ook wanneer de rechter deze voorwaarden later nog zal kunnen wijzigen. Daarnaast stelt de NVvR dat vooral een probleem was en is dat er een behandelplek voor een tbs’er gevonden kan worden. Graag ontvangen deze leden een uitgebreide reactie op al deze bezwaren.
De NVvR wijst er verder nog op dat de maximale gevangenisstraf van drie jaar is gekozen om iemand zo spoedig mogelijk na diens vrijheidsstraf te behandelen. Waarom wordt dit uitgangspunt nu verlaten?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de maximale straf om in aanmerking te komen voor tbs met voorwaarden wordt verhoogd van drie naar vijf jaar. Aangezien delicten waarvoor meer dan drie jaar wordt opgelegd toch behoorlijk pittige delicten zijn, vragen deze leden zich af of dat geen extra gevaarzetting met zich meebrengt. Hoe staat de regering er tegenover om de drempel van drie jaar te handhaven?
Op de vraag van de RSJ over de mogelijke samenloop van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met de tbs met voorwaarden verklaart de regering geen problemen te zien. Uit zijn antwoord blijkt echter niet wat de regering denkt dat er moet gebeuren na overtreding van één van de voorwaarden. De leden van de VVD-fractie zien graag toegelicht wat de sancties zijn van overtreding na de voorwaarden.
De leden van de CDA-fractie vinden dat een tijdelijke crisisopname geen vluchtroute mag worden om onder tbs met dwangverpleging uit te komen. Deze leden begrijpen dat soms een tijdelijke crisisopname nodig kan zijn zonder dat tbs met voorwaarden wordt omgezet in dwangverpleging. Zij zien hierin een overeenkomst met de Wet bopz waarin de voorwaardelijke machtiging kan voortbestaan ondanks dat de persoon tijdelijk wordt opgenomen. Maar er is wel een verschil tussen een tijdelijke crisisopname na een psychiatrische terugval of het overtreden van voorwaarden die door de rechter zijn opgelegd. Het lijkt er nu op dat het enige verschil tussen het overtreden van een voorwaarde voor een tijdelijke crisisopname en een permanente dwangverpleging de tijdsperiode van zeven weken is. Er is zelfs nog een verlenging van nogmaals zeven weken mogelijk zonder dat de tbs met voorwaarden wordt omgezet in tbs met dwangverpleging. In de Wet bopz is de periode voor een crisisopname veel korter. Deze leden willen van de regering precies weten bij welk soort overtredingen van de gestelde voorwaarden sprake is van een crisis. Deze leden denken dan bijvoorbeeld aan een toename van psychiatrische problematiek die opname in een kliniek rechtvaardigt. Zij vragen zich af of in zo’n geval niet gewoon een gedwongen opname via de Wet bopz kan plaatsvinden, al dan niet in de forensische psychiatrie. Volgens deze leden mag het nooit zo zijn dat een nieuw delict reden is voor enkel een crisisopname. Zij willen eerst meer helderheid over het omgaan met overtredingen van voorwaarden en de precieze definitie van een crisisopname, voordat zij kunnen instemmen met het regelen van een dergelijke tijdelijke crisisopname.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de memorie van toelichting wordt gesproken over een tijdelijke crisisopname en lijkt het crisisaspect benadrukt te worden. Deze leden zijn dan ook van mening dat als dit crisisaspect leidend is, ook direct moet kunnen worden ingegrepen. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het acute karakter van een crisisopname zich verhoudt tot de voorgestelde route van een wijziging van de voorwaarden waar, doordat een aantal partijen er zich over moeten buigen, er plek gevonden moet worden en het feit dat de bevoegdheid van de officier van justitie om opname te bevelen pas na één week ingaat. Wat is de achterliggende gedachte om toch te kiezen voor een langere procedure?
De leden van de SP-fractie verwelkomen de wettelijke grondslag voor de tijdelijke crisisopname, zodat het zwaarste middel van dwangverpleging niet altijd direct nodig is. Kan nader worden toegelicht voor welke situaties deze crisisopname van maximaal zeven weken, te verlengen met maximaal zeven weken, geschikt wordt geacht? Moet het altijd gaan om een overtreding van een gestelde voorwaarde, of ook om een dreigende overtreding? Hoe urgent en ernstig moet de bedreiging voor de veiligheid van persoon of goed zijn? Is er beroep mogelijk tegen de beslissing van de rechtbank? Zo ja, binnen welke termijn is dit mogelijk?
Hoe vaak zal naar verwachting van de tijdelijke crisisopname gebruik worden gemaakt? Zijn er dan voldoende behandelplekken beschikbaar?
Wat vindt de regering van de suggestie van het College van procureurs-generaal om crisisplaatsen te creëren binnen de tbs-klinieken om te ondervangen dat juist bij iemand die in een crisis verkeert het recidivegevaar sterk toeneemt?
De leden van de VVD-fractie vragen wat er gebeurt als er een periode van zeven weken wordt ingeroepen voor stabilisatie en er maar vier nodig blijken te zijn. Hoe wordt omgegaan met de mogelijke overcapaciteit door een korter verblijf?
Voor de crisisopname is geen instemming van de veroordeelde vereist. Hoe voorziet de regering de behandeling van een onwillige verdachte tijdens de crisisopname aangezien dwangbehandeling niet is toegestaan? Hoe wordt er voorkomen dat er een gevaarlijke situatie ontstaan binnen de GGz-instelling waar de betrokkene tijdelijk geplaatst zal worden? De leden van de VVD-fractie vragen of er al overleg is met de directies.
De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in de voorgestelde wijziging van artikel 11, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. Deze wijziging voorziet in een wettelijke opnameplicht van door de rechter tot tbs met voorwaarden veroordeelden door forensisch psychiatrische ziekenhuizen. Deze leden zien deze regeling als een verbetering ten opzichte van de huidige situatie waarin instellingen vaak niet bereid zijn tbs’ers met voorwaarden op te nemen. Niettemin hebben zij enkele kritische vragen. Is de acceptatieplicht voor instellingen afdoende om ook daadwerkelijk de behandeling van veroordeelden tot tbs met voorwaarden te garanderen? Deze leden verwijzen hieromtrent nogmaals naar het advies van de NVvR. Zij lezen vervolgens in de memorie van toelichting op p. 13 dat de minister niet verwacht dat het probleem die de NVvR schetst zodanig substantieel van omvang zal zijn, dat dit nadere maatregelen rechtvaardigt. Welke omvang verwacht de regering wel? En is de regering bereid voor die geringe omvang van verwachte problemen wel nadere maatregelen te treffen? En aan welke concrete maatregelen denkt de regering dan?
De leden van de D66-fractie hebben bij deze voorgestelde regeling tevens een paar vragen van praktische aard. De instellingen kunnen wel verplicht worden tot opname, maar hebben zij daar wel voldoende opnamecapaciteit voor? Denkt de regering daadwerkelijk te kunnen voorzien in voldoende behandelplekken mochten er inderdaad meer veroordelingen tot tbs met voorwaarden volgen? Heeft de regering een redelijke inschatting gemaakt van het aantal vonnissen tbs met voorwaarden? Zo ja, kan hierover informatie worden verschaft? Zo nee, hoe denkt de regering dan in te kunnen schatten hoeveel extra behandelplekken benodigd zijn?
De leden van de SGP-fractie kunnen instemmen met het voornemen om een tijdelijke crisisopname van maximaal zeven weken mogelijk te maken en zij onderschrijven de stelling dat hiervoor een wettelijke grondslagnoodzakelijk is. Mede in verband met deze mogelijkheid zal een regeling tot stand gebracht moeten worden met forensisch psychiatrische klinieken. Deze leden vragen of de opnameplicht op grond van artikel 51, vierde lid, van de Wet bopz, zonder nadere regeling hiertoe volstaat.
7. Wettelijke acceptatieplicht Forensische psychiatrische klinieken
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat er steeds meer aandacht komt voor de forensische psychiatrische problematiek en de behandeling van daders en verdachten. Dat zal immers de kans op recidive doen afnemen. Maar zij vinden het een verkeerde ontwikkeling dat de rechter en het Openbaar Ministerie zich steeds meer als «behandelaars» moeten gedragen. Deze leden zien in de wetsvoorstellen van de afgelopen tijd, zoals de gedragsbeïnvloedende maatregel, de voorwaardelijke invrijheidsstelling en in de komende wetsvoorstellen rond de wet verplichte zorg en de wet op de forensische zorg een trend waarin de rechter steeds meer behandelaar wordt. Waarom moet de rechter nu bij de terbeschikking stelling de behandeldoelen en de beoogde behandelresultaten vastleggen? (wijziging artikel 38, lid 4). Bovendien kunnen deze behandeldoelen en behandelresultaten in de loop van de tijd wijzigen. De leden van de CDA-fractie vinden dat de uitspraak van de rechter zich moet beperken tot het al dan niet opleggen van tbs met voorwaarden. Daarbij is het de vraag hoe concreet de rechter zich over de op te leggen voorwaarden moet uitspreken. Hoe concreter de opgelegde voorwaarden zijn geformuleerd, hoe vaker een wijziging van de voorwaarden weer aan de rechter moet worden voorgelegd. Wanneer bij het bepalen van de voorwaarden de forensische psychiatrische expertise is geborgd, is het volgens deze leden mogelijke kleine wijzigingen in de op te leggen voorwaarden aan het professionele oordeel over te laten en de rechter niet op de stoel van de behandelaar te zetten. Graag willen deze leden op dit punt een uitgebreide reactie van de regering. Zij overwegen daarover namelijk een amendement in te dienen.
De leden van de PvdA-fractie zijn het niet eens met de invoering van de wettelijke acceptatieplicht voor forensische psychiatrische instellingen. Graag willen zij weten waarom deze wettelijke acceptatieplicht geen afbreuk doet aan de verplichtingen van de kant van het ministerie om in voldoende behandelplaatsen te voorzien. De regering schrijft dat de acceptatieplicht slechts een ultimum remedium is en alleen in relatie tot die instellingen waarmee Justitie een contractrelatie heeft. Maar zal de plicht, ook als het slechts in het uiterste geval gebruikt gaat worden, niet de contractuele relaties dusdanig onder druk zetten dat het doel, voldoende behandelplaatsen, alsnog niet bereikt wordt?
De RSJ wijst in de context van de wettelijke acceptatieplicht op de goede samenwerking tussen diverse instantie binnen de arrondissementen en dat het verschil in succes van de maatregel sterk afhangt van hoe een arrondissement invulling geeft aan samenwerking tussen de ketenpartners. De leden van de PvdA-fractie vragen aan de regering wat zij doet om deze samenwerking tussen de rechterlijke macht, de reclassering en de GGz op arrondissementsniveau te verbeteren en te bevorderen. Hoe wordt zorg gedragen voor het door het veld dragen, uitvoeren en controleren van de verbeteringen?
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op de wettelijke acceptatieplicht van forensisch psychiatrische klinieken. Hoe zal deze in de praktijk worden afgedwongen? Hoe vaak zal dit middel naar verwachting moeten worden ingezet? Om welke reden ontbrak deze grondslag in de wet voor tbs met voorwaarden tot dusver?
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het verslag van de onderzoekscommissie staat dat er binnen de GGz terughoudendheid is ten opzichte van tbs’ers vanwege de gecompliceerde problematiek waar ze mee te maken hebben. Deze leden vragen welk effect dit zal hebben op het verplichte advies dat de GGz zal moeten geven.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de verplichte advisering van de GGz naast de al verplichte pro justitia rapportage aan toegevoegde waarde heeft.
Het verplichte advies zou volgens de onderzoekscommissie tot stand kunnen komen via een intakegesprek en/of een proefbehandeling. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit zal gaan gebeuren als de verdachte in voorlopige hechtenis zit. Verder vragen deze leden zich op dit punt af wanneer deze kennismaking plaats moet vinden. Stel bijvoorbeeld dat de verdachte niet voornemens is mee te werken totdat er een veroordelend vonnis ligt.
De leden van de CDA-fractie vinden dat ook bij de tbs met voorwaarden de forensisch psychiatrische inbreng gewaarborgd moet zijn. Bij de tbs met dwangverpleging is er een belangrijke rol weggelegd voor het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie, het onafhankelijke college verloftoetsing, het forensisch psychiatrisch centrum en het forensisch psychiatrisch toezicht. Zij staan garant voor de noodzakelijke forensische psychiatrische expertise. Deze forensisch psychiatrische expertise is bij tbs met voorwaarden alleen in het begin, bij de pro justitia rapportage, gewaarborgd. Daarna heeft de reclassering «het rijk alleen» en adviseert over de op te leggen voorwaarden en controleert de naleving ervan. De regering neemt de aanbeveling van de parlementaire commissie wel over om de GGz bij het bepalen van de voorwaarden te betrekken. Hun specifieke rol is echter niet afgebakend en ook is daarmee nog niet gegarandeerd dat het behalve om psychiatrische expertise ook echt gaat om forensische psychiatrische expertise. De leden van de CDA-fractie vinden dat juist bij tbs met voorwaarden de forensisch psychiatrische deskundigheid noodzakelijk en dominant moet zijn. Graag horen zij hoe bij tbs met voorwaarden de inbreng van de forensisch psychiatrische expertise wordt geborgd. Ook hier vinden zij het van belang dat bij het bepalen van de op te leggen voorwaarden rekening wordt gehouden met de belangen van slachtoffers en nabestaanden. Ook bij tbs met voorwaarden kan om die reden als voorwaarde een contact- of straatverbod worden opgelegd. Is de regering bereid in het bepalen van de voorwaarden het belang van de slachtoffers en nabestaanden expliciet mee te wegen?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de De OM-aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging zal worden aangepast door de GGz-advisering in de vorderingsprocedure in te bouwen. Deze vragen wie binnen de GGz precies gevraagd gaan worden om dat advies te gaan leveren en hoe dit vorm zal gaan krijgen. Kan een preciezere uitwerking van dit voornemen gegeven worden?
De leden van de PvdA-fractie willen graag meer duidelijkheid van de regering over hoe in samenwerking met de GGz de behandelingen en zorgtrajecten verbeterd kunnen worden. Worden daar ook kansen gezien door het beter uitwerken van de behandelplannen?
De leden van de SP-fractie denken dat het waardevol is dat ook de GGz de rechter adviseert over de behandelbaarheid van de betrokkene. Wordt dit als een plicht geformuleerd in de OM-aanwijzing, zodat dit advies altijd zal worden gevraagd? Wat gebeurt er indien dit in een bepaald geval wordt verzuimd? Heeft de GGz hier wel de tijd voor, en op welke wijze wordt de door de GGz bestede tijd gefinancierd?
9. Intensivering toezicht reclassering
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat, wil tbs met voorwaarden effectief zijn, het cruciaal is welke voorwaarden worden opgelegd, hoe het toezicht dat daarop plaatsvindt en het vervolg wat wordt gegeven aan het overtreden van voorwaarden of aan het beëindigen van de tbs met voorwaarden. Deze leden vragen hoe het wetsvoorstel inspeelt op alle aanbevelingen die in het inspectierapport zijn gedaan over het reclasseringstoezicht op veroordeelden tot tbs met voorwaarden. De inspectie wijst ook op de professionele afweging die de reclassering maakt bij het overtreden van voorwaarden. De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe de professionaliteit van die afweging wordt bevorderd en wordt geborgd. Nu is die immers nog niet in dossiers terug te vinden. Deze leden vragen hoe bijvoorbeeld in de praktijk wordt omgegaan met voorwaarden als «geen drugsgebruik» en «geen alcoholgebruik». Zij merken nu al dat de reclassering een overtreding van deze voorwaarden soms niet meldt, omdat zij het de onder hen toezicht gestelde niet willen aandoen dat deze dwangverpleging krijgen opgelegd. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Het is volgens de leden van de CDA-fractie een goede zaak dat de tbs met voorwaarden onmiddellijk kan worden uitgevoerd zodat recidive kan worden voorkomen. Dan is het wel noodzakelijk dat de reclassering of de forensisch psychiatrisch toezichthouder direct op de hoogte is. Wordt de toezichthouder daar dan ook terstond over geïnformeerd? Deze leden willen ook nogmaals wijzen op de risicovolle tijd tussen de constatering van de reclassering dat de voorwaarden worden overtreden, de beslissing van het Openbaar Ministerie en de uitspraak van de rechter dat de tbs met voorwaarden wordt omgezet in tbs met dwangverpleging. Deze leden vragen waarom het niet mogelijk is dat direct na de geconstateerde overtreding de dwangverpleging ingaat. De inspectie wijst verder op de zorgen over de vrijwilligheid van de behandeling na afloop van de tbs met voorwaarden. Er bestaat dan geen noemer meer om verplicht toezicht uit te oefenen. Het CDA vindt dat moet worden geregeld dat na afloop van de tbs met voorwaarden er sprake kan zijn van aansluitend toezicht. Dat kan via het afdwingen van psychiatrische zorg op basis van een bopz-machtiging. In de nieuwe wet forensische zorg wil de regering regelen dat ook de strafrechter een bopz-machtiging mag opleggen. Dat wetsvoorstel gaat nog wel even duren. Ziet de regering mogelijkheden om een dergelijk artikel reeds in het onderhavige wetsvoorstel op te nemen?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat er een grote intensivering van het werk van de reclassering is voorzien van gemiddeld 30 uur naar 120 uur per half jaar. Het OM vraagt zich af of de reclassering voldoende mogelijkheden krijgt om al het werk te doen. Ook signaleert het OM dat de reclassering van de rechtbank niet de tijd krijgt een en ander goed te regelen en dat de rechtbank vooruitlopend op de definitieve instemming van de kliniek al vonnis wijst en de voorwaarden formuleert. De regering meldt in de memorie van toelichting dat bij implementatie van het wetsvoorstel aan deze problematiek aandacht zal worden gegeven. De leden van de PvdA-fractie willen graag een uitgebreidere toelichting over hoe hieraan aandacht zal worden geschonken omdat een goede uitvoering essentieel is voor het effectief zijn van de maatregel.
In de memorie van toelichting is te lezen dat in het Plan van aanpak tbs en forensische zorg in strafrechtelijk kader is aangekondigd dat het reclasseringstoezicht verder zal worden verbeterd in kwalitatief en in kwantitatief opzicht. De leden van de PvdA-fractie willen weten of hierin ook een mogelijkheid is voor de introductie van de in samenspraak met de reclassering en de forensische GGz op te zetten verbetering van de controle op tbs’ers en het invoeren van een systeemcontrole op het werk van reclassering en forensische GGz.
De leden van de SP-fractie maken zich al geruime tijd enige zorgen om de reclassering. De reclassering heeft juist een zeer belangrijke rol in dit wetsvoorstel. Kan nader worden ingegaan op de zorgen van het OM, de NVvR en de Raad voor de Rechtspraak op dit punt? De NvvR en de Raad voor de Rechtspraak betwijfelen of de reclassering thans goed is toegerust om haar toezichthoudende taak te kunnen vervullen, en ook het College van procureurs-generaal vraagt zich af of de reclassering voldoende mogelijkheden wordt geboden het werk te kunnen doen. De toelichting van de regering is summier op dit punt. Deze leden vragen een uitgebreide reactie op de naar voren gebrachte zorgen op dit punt Naar de mening van de leden kan intensivering van reclasseringstoezicht zeer waardevol zijn voor deze doelgroep die de tbs met voorwaarden krijgt opgelegd. Maar wat houdt de intensivering concreet in voor de betrokkene? Is voor iedere tbs’er met voorwaarden 120 uur reclasseringstoezicht per half jaar beschikbaar? Zo niet, voor hoeveel betrokkenen geldt dit wel?
Wanneer zal de modernisering van het reclasseringstoezicht zijn afgerond, en welke veranderingen brengt dit voor de werkvloer met zich mee? Hoe wordt voorkomen dat de intensivering van het reclasseringstoezicht vooral in de bureaucratie gaat zitten, en dat het daadwerkelijk een verhoogd aantal contacturen betekent? Wat wordt er precies bedoeld met «meer aandacht voor dossiervorming» en het «zorgvuldig documenteren», is deze momenteel gebrekkig of niet voldoende? Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een toelichting op dit punt.
De leden van de VVD-fractie constateren het College van procureurs-generaal er op heeft aangedrongen dat in ieder arrondissement een tbs-officier van justitie aan te stellen. Moet dit een nieuwe functie zijn of kan dit door herplaatsing van een officier van justitie? Deze leden vragen zich af of dit wel een specialisatiefunctie zou moeten zijn.
Het intensievere toezicht van de reclassering zal een afzonderlijk product zijn. Blijft de huidige vorm van toezicht dan ook bestaan? Zijn er criteria aan de hand waarvan gekozen kan worden welk product toepasbaar is?
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie hoe de forensisch psychiatrische deskundigheid van de reclassering vergroot zal worden. Hoe was de regering dit van plan te realiseren? Door het geven van cursussen en opleidingen of door mensen van buiten aan te trekken? Welke effect hebben deze beslissingen op korte termijn voor de capaciteit en de kosten die gemaakt moeten worden?
Er zal een dossier komen over de uitvoering van de taken van de reclassering met onder andere de afweging die zijn gemaakt bij (signalen van) recidivegevaar. Is de opbouw en het systeem van de verschillende dossiers hetzelfde of is het waarschijnlijk dat per reclasseringsinstantie een andere vorm gebruikt wordt? Is de regering dan ook van plan op termijn een evaluatie plaats te laten vinden om te onderzoeken bij welke situaties er in de toekomst anders gehandeld moet worden?
Het OM signaleert dat de reclassering van de rechtbank niet de tijd krijgt een en ander goed te regelen en dat de rechtbank vooruitlopend op de definitieve instemming van de kliniek al vonnis wijst en de voorwaarden formuleert. Bij de implementatie van het wetsvoorstel zal er aandacht besteed aan worden. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering voornemens is dit te doen.
De leden van de D66-fractie zijn het met de regering eens dat een goed toezicht en een snelle en consistente reactie bij niet naleving van voorwaarden die gesteld worden bij de tbs, essentieel is voor een effectief functioneren van de tbs met voorwaarden. Zij menen echter dat hierdoor een extra inspanning van de reclassering wordt verwacht en vragen zich af of de reclassering voldoende geëquipeerd is om deze vernieuwing aan te kunnen. Hoe reëel acht de regering het, dat in de praktijk daadwerkelijk diegenen die het werk moeten doen de nieuwe ontwikkeling tot zich nemen?
Met de regering stellen de leden van de SGP-fractie vast dat de implementatie van het wetsvoorstel een aanzienlijke intensivering van het toezicht door de reclassering met zich meebrengt. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat bij de controleactiviteiten door de reclassering technische hulpmiddelen kunnen worden uitgezet. Aangezien dit niet nader wordt toegelicht, stellen deze leden de vraag aan welke hulpmiddelen wordt gedacht.
Vooral met het oog op de kwantitatieve en kwalitatieve inspanningen die van de reclassering in het kader van het wetsvoorstel worden gevergd, stellen deze leden tenslotte de vraag of een indicatie gegeven kan worden op welke termijn het wetsvoorstel in werking zal kunnen treden.
10. Financiële en organisatorische gevolgen
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering voor de grotere kosten financiële middelen beschikbaar heeft gesteld, oplopend tot structureel € 5,6 miljoen vanaf 2011. Is het zeker dat dit genoeg is of kunnen de kosten eventueel oplopen, zo vragen deze leden.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU), Heemelaar (GL) en Vacature (algemeen).
Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Vacature (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Vacature (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU), Vacature (GL) en Halsema (GL).
Kogel, C.H., de, C. Verwers, V.E. den Hartogh (2005). «Blijvend delictgevaarlijk»: empirische schattingen en conceptuele verhelderingen. WODC. Meppel: Boom.