31 823
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (Aanpassingen tbs met voorwaarden)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 17 juli 2008 en het nader rapport d.d. 12 december 2008, aangeboden aan de Koningin door de minister en de staatssecretaris van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2008, no. 08.001746, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Justitie, mede namens de staatssecretaris van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (Aanpassingen tbs met voorwaarden), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel behelst enkele aanpassingen ten aanzien van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de beslissing tot tijdelijke gedwongen crisisopname en het overgangsrecht. Hij is van oordeel dat in verband daarmee (enige) aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juni 2008, no. 08.001746, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 17 juli 2008, no. W03.08.0214/II, bied ik U hierbij aan.

Dit wetsvoorstel voorziet, overeenkomstig de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderzoek tbs (Kamerstukken II 2005/06, 30 250, nrs. 4–5, blz. 123) in de verlenging van de maximale duur van de terbeschikkingstelling van vier naar negen jaar en de verhoging van de gevangenisstraf die kan worden opgelegd in combinatie met tbs met voorwaarden. Verder wordt in dit wetsvoorstel uitvoering gegeven aan een tweetal in het plan van aanpak Terbeschikkingstelling en Forensische zorg in strafrechtelijk kader (Kamerstukken II 2006/07, 29 452, nr. 48) aangekondigde wijzigingen. Het gaat om de mogelijkheid om personen aan wie tbs met voorwaarden is opgelegd, tijdelijk onder dwang op te nemen, zonder dat daarvoor een omzetting noodzakelijk is op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht. Verder wordt in dit wetsvoorstel een regeling getroffen voor de uitbreiding van de wettelijke acceptatieplicht van forensisch psychiatrische instellingen naar de maatregel tbs met voorwaarden.

1. Crisisopname

In het wetsvoorstel wordt voorzien in de mogelijkheid van een tijdelijke gedwongen crisisopname van degene aan wie tbs met voorwaarden is opgelegd. Met de tijdelijke opname wordt een zodanige behandeling van de betrokkene beoogd, dat de omzetting naar tbs met dwangverpleging kan worden voorkomen, aldus de toelichting. Voorgesteld wordt dat de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie kan bevelen dat de betrokkene voor de duur van zeven weken in een inrichting wordt opgenomen. Deze periode kan eenmaal (eveneens door de rechter-commissaris) met zeven weken worden verlengd (het voorgestelde artikel 509j bis van het Wetboek van Strafvordering).

De aan de rechter-commissaris opgedragen beslissing tot gedwongen opname en die tot verlenging hebben een ingrijpend karakter. Deze kunnen een opname van de betrokkene voor lange duur (2 x zeven weken) tot gevolg hebben. De Raad begrijpt dat de keuze hiervoor is ingegeven door het belang van snel optreden in situaties waarin stabilisatie van betrokkene noodzakelijk is.

De Raad merkt op dat in het wetsvoorstel dat ter consultatie aan de adviesinstanties is voorgelegd, een procedure was opgenomen volgens welke de rechtbank na de vordering van de officier van justitie over de tijdelijke crisisopname zou beslissen. In verband met mogelijke uitvoeringsproblemen is vervolgens de beslissing opgedragen aan de rechter-commissaris. De Raad is evenwel van oordeel dat het niet voor de hand ligt om een dergelijke ingrijpende beslissing door de rechter-commissaris te laten nemen, die normaliter met dit soort vorderingen niet wordt geconfronteerd. Het verdient naar zijn oordeel de voorkeur de beslissing tot tijdelijke crisisopname en de verlenging ervan in handen te leggen van de rechtbank die vertrouwd is met zaken die een crisisopname als hier bedoeld betreffen. In dit opzicht kan een vergelijking worden getrokken met bijvoorbeeld machtigingen tot voortzetting van de bewaring als bedoeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen.

De Raad adviseert de opdracht aan de rechter-commissaris tot toepassing van de maatregel van tijdelijke gedwongen opname nader te bezien.

1. Crisisopname

In het concept dat wij ter consultatie aan de adviesinstanties hebben voorgelegd, was een procedure opgenomen waarin de rechtbank uiterlijk binnen drie dagen na een vordering van de officier van justitie moet beslissen over de tijdelijke crisisopname. Naar aanleiding van adviezen van de NVvR, het openbaar ministerie en de RSJ, hebben wij deze bevoegdheid toebedeeld aan de rechter-commissaris. De Raad van State adviseert thans om de beslissing tot tijdelijke crisisopname en de verlenging daarvan in handen te leggen van de rechtbank. De rechtbank is vertrouwd met zaken die een crisisopname als hier bedoeld betreffen. De rechter-commissaris wordt normaliter niet met dit soort vorderingen geconfronteerd. Aan deze argumenten van de Raad van State kennen wij een doorslaggevende betekenis toe. Wij hebben om deze reden opnieuw gekozen voor de constructie, waarbij de rechtbank moet beslissen, uiterlijk binnen drie dagen na een vordering van de officier van justitie.

2. Overgangsrecht

Artikel V bepaalt dat de wet geen gevolgen heeft voor personen aan wie de maatregel van tbs met voorwaarden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, reeds is opgelegd. Toegelicht wordt dat de voorgestelde aanpassingen gelden voor de maatregel die door de rechter wordt opgelegd na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet. De tekst van de bepaling sluit niet uit dat de nieuwe regeling ook geldt voor gevallen waarin de maatregel op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet wel is gevorderd maar nog niet is opgelegd, terwijl de nieuwe regeling ook geldt in die gevallen dat een tbs met voorwaarden naar huidig recht is opgelegd en die uitspraak nog niet onherroepelijk is. De Raad adviseert in de toelichting te verduidelijken op welke gevallen het overgangsrecht ziet en artikel V zo nodig daarop aan te passen.

2. Overgangsrecht

Op basis van het advies van de Raad van State hebben wij artikel V zodanig aangepast dat de wetswijzigingen niet gelden in de gevallen dat een tbs met voorwaarden naar huidig recht is opgelegd en de uitspraak nog niet onherroepelijk is. De onherroepelijkheid van de maatregel is als vereiste toegevoegd. Wij achten het moment dat een opgelegde maatregel onherroepelijk is geworden het meest te rechtvaardigen als moment van inwerkingtreding, aangezien een veroordeelde tot dat moment nog gebruik kan maken van openstaande rechtsmiddelen. Deze keuze brengt mee dat de gevallen die de Raad van State noemt, waarbij een maatregel al wel is gevorderd maar nog niet is opgelegd, niet gebracht kunnen worden onder de nieuwe regeling. Dit hebben wij in de memorie van toelichting verduidelijkt.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Toezichtloze perioden.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een regeling te treffen voor de zogeheten toezichtloze periode bij de tbs met voorwaarden. De aanleiding hiervoor vormt het onderzoek dat hiernaar is verricht. Dit onderzoek, dat als bijlage bij de memorie van toelichting is gevoegd, is aangekondigd bij brief van 17 maart 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 452, nr. 19, blz. 5). In paragraaf 4 van de memorie van toelichting is dit nieuwe onderdeel toegelicht.

4. De redactionele kanttekeningen van de Raad van State zijn verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge u verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W03.08.0214/II met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Artikel I, onderdeel A, in artikel 38, vijfde lid, «In het geval als bedoeld» vervangen door: In het geval, bedoeld.

– Artikel I, onderdeel A, in artikel 38, vijfde lid, nader aanduiden waarover bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.