Ontvangen 24 juni 2009
Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I, onderdeel C, wordt in artikel 6a, derde lid, «artikel 6, tweede lid» vervangen door: artikel 6, derde lid.
Artikel I, onderdeel D, komt als volgt te luiden:
Artikel 8, eerste lid, onderdeel d, komt als volgt te luiden:
d. die in het Koninkrijk en het land van ingezetenschap als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal en – indien hij in de Nederlandse Antillen of Aruba hoofdverblijf heeft – de taal die op het eiland van het hoofdverblijf gangbaar is, alsmede van de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse staatsinrichting en maatschappij, en hij zich ook overigens in de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse, of Arubaanse samenleving heeft doen opnemen; en
In artikel I, onderdeel G, wordt in het vierde lid (nieuw) van artikel 14 «tweede en derde» vervangen door: tweede of derde.
De wijziging van artikel I, onderdeel C, in artikel 6a, derde lid betreft een wijziging van juridisch technische aard.
Met de wijziging van artikel I, onderdeel D, wordt bewerkstelligd dat iedere nieuwe Nederlander dezelfde mate van kennis verwerft van de staatsinrichting van het Koninkrijk, alsmede van de staatsinrichting en maatschappij van het land van ingezetenschap. Het belang van de eenheid van het Koninkrijk wordt hierdoor onderstreept.
In artikel I, onderdeel G, wordt het vierde lid (nieuw) van artikel 14 aldus gewijzigd dat de persoon die de Nederlandse nationaliteit heeft verloren op grond van het tweede òf derde lid de Nederlandse nationaliteit in beginsel niet kan herkrijgen. In het oorspronkelijke artikel gold dit uitsluitend voor de persoon bedoeld in het derde lid (nieuw).