Kamerstuk 31813-(R1873)-13

Amendement van het lid Dijsselbloem ertoe strekkend dat de intrekking van het Nederlanderschap bij staatsgevaarlijkheid in combinatie met enige genoemde delicten niet imperatief is

Dossier: Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties


31 813 (R1873)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID DIJSSELBLOEM

Ontvangen 14 januari 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel G, onder 2, wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 14, tweede lid, wordt de punt aan het slot van onderdeel c vervangen door een puntkomma en wordt aan het artikellid een alinea toegevoegd, luidende:

en er ernstige vermoedens bestaan dat de persoon een gevaar oplevert voor de veiligheid van het Koninkrijk.

II

Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.

III

In het (bestaande) vierde lid wordt «van het tweede of derde lid» vervangen door: van het tweede lid.

Toelichting

Artikel 14, derde lid, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel bevat de bepaling dat het Nederlanderschap altijd wordt ingetrokken wanneer de persoon die is veroordeeld voor een van de in artikel 14, tweede lid, genoemde misdrijven bovendien een gevaar voor de veiligheid van het Koninkrijk oplevert. Het amendement bepaalt allereerst dat de intrekking ook in dergelijke gevallen facultatief is. Door de overbrenging van de inhoud van het derde lid naar het tweede lid wordt tevens bewerkstelligd dat intrekking van het Nederlanderschap alleen kan plaatshebben, indien zowel sprake is van een van de in het tweede lid genoemde misdrijven als van staatsgevaarlijkheid.

Dijsselbloem