Ontvangen 14 januari 2010
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel G, onder 2, wordt in artikel 14, tweede lid, onderdeel a, de zinsnede «met uitzondering van de misdrijven, omschreven in de artikelen 111 en 112, voor zover daarbij niet tevens ontzetting van het recht, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is of kon worden uitgesproken, alsmede van de misdrijven, omschreven in de artikelen 113, 118, 119, 126, 127 en 128 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht» vervangen door: met uitzondering van de misdrijven, omschreven in de artikelen 111, 112, 113, 118, 119, 126, 127 en 128 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht.
In het wetsvoorstel wordt geregeld dat het Nederlanderschap kan worden ingetrokken ingeval van onherroepelijke veroordeling tot misdrijven tegen o.a. de veiligheid van de staat en misdrijven tegen de koninklijke waardigheid. Van deze mogelijkheid worden een aantal misdrijven uitgezonderd. In twee gevallen echter, de artikelen 111 (belediging van de Koning) en 112 (belediging van leden van het Koninklijk Huis) van het Wetboek van Strafrecht, kan de intrekking alsnog plaats hebben indien als bijkomende straf de ontzetting van het kiesrecht is uitgesproken.
Dit amendement strekt ertoe dat bij onherroepelijke veroordeling op grond van de artikelen 111 en 112 Sr. in geen geval intrekking van het Nederlanderschap kan plaatshebben.
Dijsselbloem