Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om technische verbeteringen en enige andere wijzigingen in wetgeving op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te brengen;
Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 6 wordt het vierde lid beginnend met «Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd» en eindigend met «of vrijwillig vervroegd uittreden.» vernummerd tot vijfde lid.
In artikel 42a, derde lid, wordt na «die is gegrond op artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten» ingevoegd: of op artikel 5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 62, vierde lid, komt te luiden:
4. Mede heeft recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk de persoon, niet zijnde werknemer, bedoeld in de artikelen 3 of 3a, die gewoonlijk arbeid in Nederland verricht voor de werkgever, bedoeld in artikel 61 of 61a, mits er geen recht op een uitkering bestaat in een andere lidstaat van de Europese Unie.
In artikel 76, derde lid, wordt «een plan als bedoeld in artikel 29, tweede lid, dat» vervangen door: een re-integratievisie als bedoeld in artikel 30a, vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, die, of een re-integratieplan als bedoeld in artikel 30a, zesde lid, van die wet, dat.
Artikel 77 vervalt.
ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 29, twaalfde lid, beginnend met «Voor de toepassing van het tweede lid onderdeel d, onder 1°,» en eindigend met «dezelfde oorzaak» wordt vernummerd tot dertiende lid.
Na artikel 29b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien ten aanzien van een werknemer als bedoeld in de artikelen 29b en 90 van deze wet bij aanvang van het dienstverband wordt vastgesteld dat hij lijdt aan een ziekte of een gebrek die respectievelijk dat maakt dat hij binnen de in artikel 29b, eerste en vierde lid, van deze wet bedoelde termijn van vijf jaren na aanvang van de dienstbetrekking respectievelijk na vaststelling van het recht op uitkering een aanzienlijk verhoogd risico heeft op ernstige gezondheidsklachten, wordt die termijn van vijf jaar voor afloop daarvan verlengd, indien op dat moment de ziekte of het gebrek dan wel het verhoogde risico op ernstige gezondheidsklachten naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen nog bestaat.
Artikel 38a, zesde lid, komt te luiden:
6. Indien de verzekerde door toepassing van artikel 629, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geen recht heeft op loon dan wel op grond van artikel 76b, tweede lid, geen recht heeft op bezoldiging, meldt de werkgever dit aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
In artikel 38ab, tweede lid, wordt «uiterlijk de vierde dag» vervangen door: uiterlijk de tweede dag.
In artikel 45, eerste lid, onderdeel j, wordt «wachtgeldfonds» vervangen door: sectorfonds.
In artikel 72b, eerste lid, wordt «Onverminderd artikel 72b» vervangen door: Onverminderd artikel 72c.
Artikel 87 vervalt.
Artikel 93 beginnend met «In gedingen» en eindigend met «dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.» wordt vernummerd tot artikel 94.
ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde wordt ingevoegd:
– wachtgeld: wachtgeld op grond van het Rijkswachtgeldbesluit 1959, uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, wachtgeld of daarmee gelijkgestelde uitkering op grond van de Algemene militaire pensioenwet, of een met die wachtgelden of die uitkeringen vergelijkbare uitkering op grond van ontslag of werkloosheid, met uitzondering van een uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig vervroegd uittreden;.
2. In de subonderdelen 1° en 2° van het onderdeel «zelfstandige» wordt na «bedoeld in paragraaf 3.2.4. van die wet,» ingevoegd: en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in paragraaf 3.2.5 van die wet,.
Artikel 6, vijfde lid, eerste volzin, komt te luiden: De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel van bestuur, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen.
In artikel 15, zesde lid, wordt na «die is gegrond op artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten» ingevoegd: of op artikel 5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning,.
Aan artikel 18, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de persoon, wiens recht op een uitkering krachtens deze wet is beëindigd.
In artikel 23, zesde lid, wordt aan het slot van de laatste volzin toegevoegd: en die geen recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door; UWV.
2. In het derde lid, onderdeel a,vervalt de komma.
In artikel 41 wordt na «nog volledig» ingevoegd: en duurzaam.
In artikel 49, eerste lid, onderdeel a, wordt «niet meer volledig arbeidsongeschikt is» vervangen door: niet meer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
In artikel 51 wordt «70% van het maandloon» vervangen door: 75% van het maandloon.
In artikel 52, tweede lid, wordt «het maatmaninkomen per kalendermaand» vervangen door: het maatmaninkomen per maand.
In artikel 55, eerste lid, onderdeel c, wordt «als» vervangen door: dan.
Artikel 58, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt «of».
2. Aan het slot van onderdeel c wordt de punt vervangen door een puntkomma.
3. Er worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
d. hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd wegens werkloosheid niet werkt en wachtgeld ontvangt uit hoofde van een dienstbetrekking die is geëindigd voor 1 januari 2001;
e. hij onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd wegens werkloosheid niet werkt en wachtgeld ontvangt uit hoofde van een dienstbetrekking die is geëindigd op of na 1 januari 2001 voor zover het recht op wachtgeld zich uitstrekt over een periode gelegen na het bereiken van de volledige uitkeringsduur van het, in verband met dezelfde werkloosheid ontstane, recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet, bedoeld in hoofdstuk II van die wet, inclusief een eventuele verlenging van die duur op grond van artikel 76 van die wet; of
f. het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidwet is geëindigd wegens het ontvangen van een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de verzekerde onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd deze laatste uitkering genoot.
Artikel 59, derde lid, komt te luiden:
3. De duur van de loongerelateerde uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt verminderd met de duur van de ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet of met de duur van het ontvangen wachtgeld indien de verzekerde, onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van de wachttijd, uitsluitend verzekerd was als gevolg van het van toepassing zijn van de in artikel 58, eerste lid, onderdeel b, c, d, e of f bedoelde situaties. De duur van de loongerelateerde uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt voorts verminderd met de duur van de ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet die de verzekerde ontving onmiddellijk voorafgaand aan het ontstaan van een recht op een WGA-uitkering als bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel b of c.
Artikel 60, derde lid, komt te luiden:
3. Voor de verzekerde, die op de dag dat recht ontstaat op een WGA-uitkering, of die gedurende tenminste twee kalendermaanden slechts in staat is geweest om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, als bedoeld in het tweede lid, geldt geen inkomenseis tot de dag dat zijn resterende verdiencapaciteit hoger dan 20% van zijn maatmaninkomen per uur is geweest gedurende een periode van 24 kalendermaanden. Deze periode eindigt op het moment dat de verzekerde gedurende ten minste twee kalendermaanden slechts in staat was met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Onder vernummering van het twaalfde lid tot dertiende lid wordt in artikel 64 een lid ingevoegd, luidende:
12. Het elfde lid is van overeenkomstige toepassing indien het recht op uitkering op grond van deze wet later ontstaat dan wel herleeft of indien de uitkering op grond van deze wet wordt verhoogd.
Aan artikel 65 wordt een zin toegevoegd, luidende: De derde zin is niet van toepassing indien de verzekerde, op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, van de Ziektewet, recht heeft op ziekengeld.
Artikel 82, vierde lid, komt te luiden:
4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitkering wordt toegekend aan de verzekerde die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet, dan wel indien de uitkering wordt toegekend in aansluiting op een uitkering toegekend op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: arbeidsongeschiktheidsuitkering of.
2. De eerste zin van het tweede lid, komt te luiden: De door de eigenrisicodrager op grond van het eerste lid aan de verzekerde betaalde loonaanvullingsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 7, en vervolguitkering, bedoeld in artikel 62, derde lid, voor zover die vervolguitkering meer bedraagt dan hetgeen berekend is op grond van het eerste en tweede lid van dat artikel, alsmede de op grond van enige wet hierover verschuldigde premies die daarop niet in mindering kunnen worden gebracht en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, over deze beide uitkeringen, kunnen door hem op het UWV worden verhaald.
Aan artikel 101 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 112 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien in verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beslissing op bezwaar niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn gegeven kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in kennis gesteld.
Na artikel 123b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 123c Overgangsrecht in verband met artikel 59, derde lid
1. Bij de toepassing van artikel 59, derde lid, van deze wet is de duur van de te ontvangen loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering niet korter dan de nog resterende duur van de beëindigde en niet herleefde loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
2. Dit artikel vervalt op 1 oktober 2018.
Artikel 126 vervalt.
ARTIKEL IV WIJZIGING VAN DE WET INVOERING EN FINANCIERING WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN
De Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.7a vervalt.
Artikel 2.7b komt te luiden:
Artikel 2.7b Overgangsrecht persoonsgebonden re-integratiebudget voor zieke werknemer in dienstbetrekking
Artikel 2.7a zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009, blijft van toepassing op de werknemer aan wie subsidie is verstrekt in de vorm van een op zijn arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden re-integratiebudget als bedoeld in artikel 2.7a of ten behoeve van wie een overeenkomst die is gericht op zijn arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 2.7a is gesloten en op de werknemer die een aanvraag daartoe heeft ingediend voor de datum van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009.
Na artikel 2.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.10a Afzien van horen belanghebbende
In afwijking van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gestelde redelijke termijn, verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET
De Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e, wordt «seksuele intimidatie» vervangen door «direct of indirect onderscheid met inbegrip van seksuele intimidatie» en wordt na «werkdruk» een komma geplaatst.
2. Het onderdeel waarin vrijwilliger wordt gedefinieerd komt te luiden:
l. vrijwilliger: de persoon, die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een privaatrechtelijk of publiekrechtelijk lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting dan wel voor een sportorganisatie en die geen werknemer is in de zin van artikel 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van de persoon die arbeid verricht:
1°. ter voorbereiding op beroepsmatige arbeid;
2°. in het kader van een taakstraf dan wel in het kader van het voldoen aan voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel f, of artikel 77f, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht dan wel in het kader van deelneming aan een project als bedoeld in artikel 77e van het Wetboek van Strafrecht;
3°. als bedoeld in artikel 16, zesde lid, onderdeel c.
In artikel 4, eerste lid, wordt «artikel 1, onderdeel a» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel a.
In artikel 14, tweede lid, onderdeel c, wordt «ten behoeve van wie overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven» vervangen door: als bedoeld in het eerste lid, aanhef.
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde, vierde en vijfde lid komen te luiden:
3. Een certificaat als bedoeld in het eerste lid en een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid worden gegeven voor een beperkte tijdsduur. Aan een aanwijzing en een certificaat kunnen voorschriften worden verbonden. De bedoelde beperking en voorschriften worden in de aanwijzing en het certificaat vermeld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld onder meer met betrekking tot:
a. de wijze waarop de aanvraag om een certificaat als bedoeld in het eerste lid en een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid wordt gedaan en de gegevens die daarbij van de aanvrager worden verlangd;
b. de gronden waarop een aanwijzing kan worden gegeven, gewijzigd, geschorst of ingetrokken;
c. de gronden waarop en de gevallen waarin de afgifte van een certificaat kan worden geweigerd dan wel een afgegeven certificaat kan worden geschorst of ingetrokken;
d. de vergoeding van de kosten die is verschuldigd in verband met de afgifte van een certificaat of het geven van een aanwijzing.
5. De kosten van onderzoeken of nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden voor de afgifte van een certificaat onderscheidenlijk het geven van een aanwijzing, kunnen eveneens ten laste worden gebracht van de houder van het certificaat onderscheidenlijk de aangewezen instelling, mits deze onderzoeken en kosten zijn vastgelegd in een voorschrift als bedoeld in het derde lid.
2. Onder vernummering van het zesde lid tot negende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
6. Indien bij de afgifte van een certificaat, het geven van een aanwijzing of het verrichten van een onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, diensten van derden worden benut, kunnen ook de door die derden gemaakte kosten ten laste worden gebracht van de houder van het certificaat onderscheidenlijk de aangewezen instelling dan wel de aanvrager, bedoeld in het vierde lid, onder a.
7. De berekening van de door derden gemaakte kosten als bedoeld in het zesde lid, voor zover deze ten laste worden gebracht van de houder van een certificaat onderscheidenlijk de aangewezen instelling dan wel de aanvrager, bedoeld in het vierde lid, onder a, geschiedt door die derden op zorgvuldige, transparante en éénduidige wijze met inachtneming van de redelijkheid en proportionaliteit.
8. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld betreffende de wijze van betaling van de vergoeding van de kosten, bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid.
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «ambtenaar» vervangen door: toezichthouder.
2. In het vijfde lid wordt «Degene» vervangen door: De toezichthouder.
Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 29a Gegevensuitwisseling
1. Bestuursorganen en een instelling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan Onze Minister en de toezichthouder kosteloos alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
2. Onze Minister en de toezichthouder verstrekken andere bestuursorganen en een instelling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, kosteloos alle gegevens en inlichtingen, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taak en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
3. Onze Minister, bestuursorganen, de toezichthouder en een instelling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens gebruik maken van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.
4. De gegevensverstrekking, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt niet plaats indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor onevenredig wordt geschaad.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop in ieder geval gegevens worden verstrekt.
ARTIKEL VI WIJZIGING VAN DE ARBEIDSTIJDENWET
De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
Onder vervanging van de punt achter onderdeel g van artikel 1:7 door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. toezichthouder: de toezichthouder, bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, en als zodanig aangewezen op grond van artikel 8:1, eerste of tweede lid.
Aan artikel 2:8, onderdeel d, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
3°. in of op spoorvoertuigen;.
In artikel 3:3, eerste lid, wordt «Een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 8:1, eerste lid» vervangen door: De toezichthouder, bedoeld in artikel 8:1, eerste lid.
In artikel 4:1, vijfde lid, wordt «Een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 8:1» vervangen door: De toezichthouder.
Na artikel 8:6 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan Onze Minister en de toezichthouder kosteloos alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
2. Onze Minister en de toezichthouder verstrekken andere bestuursorganen kosteloos alle gegevens en inlichtingen, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taak en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
3. Onze Minister, bestuursorganen en de toezichthouder kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens gebruik maken van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.
4. De gegevensverstrekking, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt niet plaats indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor onevenredig wordt geschaad.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop in ieder geval gegevens worden verstrekt.
In artikel 10:10 wordt «artikel 10:5, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 10:5, eerste of tweede lid.
In artikel 10:16, eerste lid, wordt «en in artikel 8:1, tweede lid» vervangen door: of in artikel 8:1, tweede lid.
ARTIKEL VII WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 18, negende lid, komt te luiden:
9. De voordracht voor een krachtens het achtste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel van bestuur, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers van de Staten-Generaal overgelegd.
Aan artikel 44, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. wordt onderbroken met de periode waarin inkomsten uit arbeid zijn genoten doch waarin geen arbeid is verricht, mits die periode langer dan vier weken duurt.
In artikel 65h wordt na «bedoeld in artikel 65d,» ingevoegd: de termijn waarbinnen die aanvraag wordt ingediend, alsmede omtrent de rechtsgevolgen die aan overschrijding van die termijn zijn verbonden, en met betrekking tot de aanvraag.
Aan artikel 86b wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 87d wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien in verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beslissing op bezwaar niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn gegeven kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 91e beginnend met «In gedingen» en eindigend met «dan staat een rechtsmiddel daartegen slechts gelijktijdig met de einduitspraak open.» wordt vernummerd tot artikel 91h.
ARTIKEL VIII WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdelen f en g, wordt na «bedoeld in paragraaf 3.2.4. van die wet» telkens ingevoegd: en de MKB-winstvrijstelling bedoeld in paragraaf 3.2.5 van die wet.
Artikel 2, achtste lid, komt te luiden:
8. De voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel van bestuur, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers van de Staten-Generaal overgelegd.
Aan artikel 58, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. wordt onderbroken met de periode waarin inkomsten uit arbeid zijn genoten doch waarin geen arbeid is verricht, mits die periode langer dan vier weken duurt.
In artikel 65, onderdeel b, wordt «en van een voorziening als bedoeld in artikel 67c» vervangen door:, de termijn waarbinnen die aanvraag wordt ingediend, alsmede de rechtsgevolgen die aan overschrijding van die termijn zijn verbonden, en de aanvraag van een voorziening als bedoeld in artikel 67c.
Artikel 65, zoals dat luidt nadat het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2007 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) (Kamerstukken II 2007/2008, 31 124) tot wet is verheven en in werking is getreden, komt te luiden:
Artikel 65. Nadere regelgeving
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald;
b. de aanvraag van loonsuppletie als bedoeld in artikel 67a, van inkomenssuppletie als bedoeld in artikel 67b, de termijn waarbinnen die aanvraag wordt ingediend, alsmede de rechtsgevolgen die aan overschrijding van die termijn zijn verbonden, en de aanvraag van een voorziening als bedoeld in artikel 67c.
Aan artikel 95 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na « beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» ingevoegd: , in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien in verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beslissing op bezwaar niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn gegeven kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in kennis gesteld.
ARTIKEL IX WIJZIGING VAN DE WET ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSUITKERING ZELFSTANDIGEN
In artikel VI, eerste lid, van de Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen, wordt « de bepalingen van deze wet» vervangen door «de bepalingen van de Wet arbeid en zorg» en wordt «paragraaf 2» vervangen door «hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, van de Wet arbeid en zorg».
ARTIKEL X WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2, negende lid, komt te luiden:
9. De voordracht voor een krachtens het achtste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel van bestuur, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers van de Staten-Generaal overgelegd.
In artikel 9a, derde lid, wordt «voor» vervangen door: met betrekking tot.
In artikel 59i wordt na «bedoeld in artikel 59g,» ingevoegd: de termijn waarbinnen die aanvraag wordt ingediend, alsmede omtrent de rechtsgevolgen die aan overschrijding van die termijn zijn verbonden, en met betrekking tot de aanvraag.
Aan artikel 69 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het eerste lid een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na « beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» ingevoegd: , in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien in verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beslissing op bezwaar niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn gegeven kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in kennis gesteld.
ARTIKEL XI WIJZIGING VAN DE WET ARBEID EN ZORG
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3:23, derde lid, wordt na «het tweede lid» ingevoegd: en van artikel 3:29, derde lid, onder b,.
In artikel 3:27, vijfde lid, wordt «de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst» vervangen door: de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst of de vrouwelijke zelfstandige.
ARTIKEL XII WIJZIGING VAN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
In het dertiende en veertiende lid van artikel 40 vervalt telkens: onderdeel b,.
In artikel 97, derde lid, wordt «ambtshalve of op verzoek» vervangen door: op aanvraag.
Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a, aanhef, komt te luiden:
a. de op grond van de Werkloosheidswet te betalen uitkeringen:.
2. In onderdeel b wordt na «uitkeringen» ingevoegd: en de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b, en c die direct aansluitend zijn toegekend op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f, of g van de Ziektewet of artikel 70 van de Ziektewet;.
Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «te betalen uitkeringen» ingevoegd: en de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f en g die direct aansluitend zijn toegekend op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c of artikel 70 van de Ziektewet,.
2. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de door het UWV te betalen WGA-uitkeringen aan een werknemer die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht had op een uitkering als bedoeld in onderdeel c dan wel van dit recht was uitgesloten op grond van artikel 19a of artikel 19b van de Ziektewet, gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht op een uitkering op grond van die wet is ontstaan, te rekenen vanaf de laatstgenoemde dag.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het UWV brengt hetgeen ten laste van het sectorfonds komt, ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds voor zoveel dit meer bedraagt dan het voor het sectorfonds op grond van artikel 105, eerste en derde lid, vastgestelde maximum, met dien verstande, dat het UWV ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds brengt, voor zoveel dit uitkeringen, bedoeld in artikel 104, eerste lid, onderdeel d, betreft die meer bedragen dan dit maximum.
In artikel 105, eerste lid, onderdeel b, wordt na «Algemeen Werkloosheidsfonds» ingevoegd: of het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
Artikel 108, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de door het UWV te betalen WGA-uitkeringen aan de personen, bedoeld in artikel 24, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht hadden op een uitkering als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c, van de Ziektewet dan wel van dit recht waren uitgesloten op grond van de artikelen 19a en 19b van de Ziektewet, en op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e,f en g die aansluitend is toegekend op de uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a,b, of c van de Ziektewet of artikel 70 van de Ziektewet, gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht op een uitkering op grond van die wet is ontstaan, te rekenen vanaf de laatstgenoemde dag;
Aan artikel 115, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
r. de bedragen die op grond van artikel 104, vierde lid, ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds kunnen worden gebracht.
In artikel 117b, eerste lid, vervalt: onderdeel b,.
In hoofdstuk 7a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 122e Voortzetting eigenrisicodragen WAO bij overgang onderneming naar nieuwe werkgever
Artikel 40, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen zoals dat lid luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet van 12 december 2007 houdende wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met het afschaffen van de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, het afschaffen van de premiedifferentiatie voor de Arbeidsongeschiktheidskas en enige andere wijzigingen (Stb. 557) blijft van toepassing bij overgang van de onderneming van de werkgever die zelf het risico draagt van betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, naar een werkgever, die daarmee de hoedanigheid van werkgever heeft verkregen, met dien verstande dat indien sprake is van meerdere rechtsvoorgangers, voor toepassing van dit artikel al deze rechtsvoorgangers zelf het risico dragen van betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De aanvraag tot voortzetting van het eigenrisicodragen wordt uiterlijk op het moment van overgang van de onderneming gedaan, waarbij een garantie als bedoeld in artikel 40, tweede lid, aan de inspecteur wordt overgelegd uiterlijk binnen vijf weken nadien.
ARTIKEL XIII WIJZIGING VAN DE WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG
De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 18a komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaren.
2. Met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van arbeid zijn met het toezicht op de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen belast of mede belast de door hem aangewezen andere ambtenaren dan de in het eerste lid bedoelde. Indien ambtenaren worden aangewezen die ressorteren onder een andere minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister en die andere minister gezamenlijk.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 18p komt te luiden:
1. Bestuursorganen zijn bevoegd uit eigen beweging en verplicht desgevraagd aan Onze Minister en de ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, kosteloos alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
2. Onze Minister en de ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, verstrekken andere bestuursorganen kosteloos alle gegevens en inlichtingen, die zijn verkregen door de uitvoering of het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, welke noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke taak en dit noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband tussen twee of meer van de voornoemde instanties.
3. Onze Minister, bestuursorganen en de ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens gebruik maken van het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer.
4. De gegevensverstrekking, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt niet plaats indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor onevenredig wordt geschaad.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop in ieder geval gegevens worden verstrekt.
6. Indien aan een werkgever een boete is opgelegd worden de daarvoor in aanmerking komende verenigingen van werknemers en werkgevers daarvan in kennis gesteld.
In artikel 20 wordt «twee jaren» vervangen door: vijf jaren.
ARTIKEL XIV WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND
De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 7 vervalt het vierde lid onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.
Artikel 31, tweede lid, onderdeel o, komt te luiden:
o. inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 183,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon jonger dan 65 jaar geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling.
In artikel 74, eerste lid, wordt «een aanvullende uitkering« vervangen door: een incidentele aanvullende uitkering of een meerjarige aanvullende uitkering.
Na artikel 74 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 74a Nadere bepaling meerjarige aanvullende uitkering
1. Onze Minister kan voorwaarden verbinden aan het besluit tot verlening van een meerjarige aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid.
2. Onze Minister kan een verleende meerjarige aanvullende uitkering verminderen of intrekken indien het college in strijd handelt met een wettelijk voorschrift dat betrekking heeft op de meerjarige aanvullende uitkering, of met een voorwaarde die aan het besluit tot verlening van een meerjarige aanvullende uitkering is verbonden.
3. De meerjarige aanvullende uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in het tweede lid onverschuldigd is betaald wordt door Onze Minister teruggevorderd.
4. Indien volledige terugvordering naar het oordeel van Onze Minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, stelt Onze Minister de terugvordering vast op een percentage van de meerjarige aanvullende uitkering.
5. Onze Minister kan de onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in het derde lid, invorderen bij dwangbevel.
6. Een oordeel als bedoeld in artikel 73, tweede lid, dat betrekking heeft op een verzoek tot een meerjarige aanvullende uitkering, wordt gepubliceerd op internet.
In artikel 75, onderdeel c, wordt «de aanvullende uitkering» vervangen door: de incidentele aanvullende uitkering en de meerjarige aanvullende uitkering.
ARTIKEL XV WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
Het bij de Wet van 20 december 2007 tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen (Stb. 564) aan artikel 14 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers toegevoegde zevende lid wordt vernummerd tot het achtste lid.
ARTIKEL XVI WIJZIGING VAN DE WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
Het bij de Wet van 20 december 2007 tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen (Stb. 564) aan artikel 14 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen toegevoegde zevende lid wordt vernummerd tot het achtste lid.
ARTIKEL XVII WIJZIGING VAN DE WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 54, tiende lid, wordt na «inlichtingen» toegevoegd: ,waarbij bepaald kan worden, dat gegevens, die verwerkt worden door Onze Minister of Onze Minister, wie het aangaat, aangewezen toezichthouders, verstrekt worden aan opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 85, tweede lid.
Artikel 73, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «Onze Minister» wordt ingevoegd: en de Inspectie Werk en Inkomen.
2. Na «opgedragen taken,» wordt ingevoegd: waarbij regels worden gesteld voor het door opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 85, tweede lid, verwerken van gegevens bij de uitvoering van hun taak, die verder verwerkt worden door toezichthouders, en.
ARTIKEL XVIII WIJZIGING VAN DE INVOERINGSWET WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN
Artikel 43, onderdeel Za, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen vervalt.
ARTIKEL XIX WIJZIGING VAN DE PENSIOENWET
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 40, derde lid, wordt «de deelnemer» vervangen door: de gewezen deelnemer.
In artikel 55, eerste lid, vervalt «op grond van het pensioenreglement».
In artikel 72, onderdeel b, onder 1°, wordt «artikel 3:160» vervangen door: artikel 3:161.
In artikel 146 wordt na «met dien verstande» ingevoegd: dat artikel 390 van genoemd wetboek niet van toepassing is en.
ARTIKEL XX WIJZIGING VAN DE WET VERPLICHTE BEROEPSPENSIOENREGELING
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 19a. Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op de pensioenuitvoerder die een beroepspensioenregeling uitvoert.
In artikel 51, derde lid, wordt «de deelnemer» vervangen door: de gewezen deelnemer.
In artikel 66, eerste lid, vervalt «op grond van het pensioenreglement».
In artikel 83, onderdeel b, onder 1°, wordt «artikel 3:160» vervangen door: artikel 3:161.
In artikel 141 wordt na «met dien verstande» ingevoegd: dat artikel 390 van genoemd wetboek niet van toepassing is en.
ARTIKEL XXI WIJZIGING VAN DE WET VERPLICHTE DEELNEMING IN EEN BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS 2000
In de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt na artikel 16 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 16a. Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op bedrijfstakpensioenfondsen.
ARTIKEL XXII WIJZIGING VAN DE WET VEREVENING PENSIOENRECHTEN BIJ SCHE IDING
In artikel 1, vierde lid, onderdeel i, wordt «een pensioenovereenkomst van een natuurlijk persoon aan degene» vervangen door: een pensioenovereenkomst tussen een natuurlijk persoon en degene.
ARTIKEL XXIII WIJZIGING VAN DE WET OP DE BEDRIJFSORGANISATIE
Artikel 54, eerste lid, komt te luiden:
1. De middelen tot dekking van de bij de begroting toegestane uitgaven worden verkregen door opslagen te heffen op bedragen, welke krachtens artikel 49 van de Handelsregisterwet 2007 verschuldigd zijn.
Artikel 55 van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «bij het voorgaande artikel, onder a, vervangen door: in het voorgaande artikel, eerste lid, onder a.
2. In het tweede lid, wordt «bij het voorgaande artikel, onder b, «vervangen door: in het voorgaande artikel, eerste lid, onder b,.
Artikel 55 komt te luiden:
1. De Raad stelt jaarlijks bij verordening het aantal opslagen, als bedoeld in het voorgaande artikel, eerste lid, vast. De Kamers van Koophandel en Fabrieken innen deze opslagen voor de Raad tegelijk met en op dezelfde wijze als de haar krachtens artikel 49 van de Handelsregisterwet 2007 verschuldigde bedragen.
2. De verordening, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
ARTIKEL XXIV WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 664, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de verkrijger aan de werknemer, bedoeld in artikel 663, een zelfde aanbod doet tot het sluiten van een pensioenovereenkomst, als hij reeds voor het tijdstip van overgang heeft gedaan aan zijn werknemers;.
In artikel 655, vierde lid, wordt «drie dagen» vervangen door: vier dagen.
Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet SZW-wetgeving 2009.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,