Ontvangen 14 april 2009
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 21, eerste lid, wordt «c of d» vervangen door: c, d of f.
Artikel III, onderdeel R, komt te luiden:
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: arbeidsongeschiktheidsuitkering of.
2. De eerste zin van het tweede lid, komt te luiden: De door de eigenrisicodrager op grond van het eerste lid aan de verzekerde betaalde loonaanvullingsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 7, en vervolguitkering, bedoeld in artikel 62, derde lid, voor zover die uitkeringen meer bedragen dan hetgeen berekend is op grond van het eerste en tweede lid van dat artikel, alsmede de op grond van enige wet hierover verschuldigde premies die daarop niet in mindering kunnen worden gebracht en de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, over deze beide uitkeringen, kunnen door hem op het UWV worden verhaald.
In artikel XII wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aan artikel 99 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. de bedragen die het UWV ontvangt van de werkgever in het kader van de toepassing van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945.
In artikel XV wordt na onderdeel Aa een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 35 komt te luiden:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op de taken vermeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a.
In artikel XVI wordt na onderdeel Aa een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 35 komt te luiden:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op de taken vermeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a.
Artikel XXIVa vervalt.
Deze nota van wijziging wordt mede aangeboden door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vanwege haar betrokkenheid bij enkele van de in deze nota opgenomen wijzigingen.
Deze wijziging bewerkstelligt dat een recht op grond van de Werkloosheidswet (WW), dat is geëindigd omdat de WW-gerechtigde – na 52 weken onafgebroken werkloosheid – gaat werken tegen een loon dat meer bedraagt dan 87,5% van de grondslag van zijn uitkering, opnieuw tot uitkering komt als deze eindigingsgrond is vervallen. Dat kan het geval zijn als de nieuwe dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk eindigt of als het loon van de betrokken werknemer in hoogte varieert. In die gevallen is het wenselijk dat de WW-uitkering weer herleeft.
De tekst van de wijziging van artikel 83, tweede lid, eerste zin, is verbeterd. De wijziging zou de indruk kunnen geven dat de eigenrisicodrager de gehele loonaanvullingsuitkering bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zou kunnen declareren. Dit is niet de bedoeling. Alleen dat deel van deze uitkering dat meer bedraagt dan de vervolguitkering overeenkomstig de berekening, bedoeld in artikel 62, eerste en tweede lid, komt voor declaratie in aanmerking.
Bij het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten is een tijdelijke algemene ontheffing op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen gerealiseerd. Werkgevers die gebruikmaken van dit besluit kunnen, gedurende een door hen te bepalen periode van ten hoogste 13 aaneengesloten weken, die met tweemaal 26 weken verlengd kan worden, de arbeidsuren van hun werknemers reduceren met een door de werkgever te bepalen percentage van maximaal 50%. Bij vermindering van het aantal te werken uren met toepassing van het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten kan door de betrokken werknemer een beroep op de Werkloosheidswet worden gedaan. Aan het gebruik van dit besluit is een aantal voorwaarden gesteld. Eén van de voorwaarden is dat de werkgever zich jegens het UWV verplicht een vergoeding aan het UWV te betalen als de arbeidsomvang van zijn werknemer in de vooraf vastgelegde periode van urenvermindering met meer dan 50 procent wordt verlaagd of zijn werknemer onmiddellijk aansluitend aan die periode (dan wel indien sprake is van verlenging: de verlengde periode) of in de 13 weken daaropvolgend werkloos blijft of wordt.
In het voorgestelde onderdeel e van artikel 99 is geregeld dat deze betaalde vergoedingen aan het UWV ten gunste komen van het Algemeen Werkloosheidsfonds.
In artikel XXIVa van voorliggend wetsvoorstel is geregeld dat de wijzigingen die de Wet stimulering arbeidsparticipatie (Wet STAP) aanbrengt in de artikelen 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) komen te vervallen. Echter, inmiddels zijn de artikelen van de Wet STAP die de artikelen 35 van de IOAW en de IOAZ wijzigen al in werking getreden. Om deze reden worden de wijzigingen die door de Wet STAP in de artikelen 35 van de IOAW en de IOAZ zijn aangebracht ongedaan gemaakt, door deze artikelen opnieuw vast te stellen. Ook kan om deze reden artikel XXIVa van voorliggend wetsvoorstel, waarin de Wet STAP wordt gewijzigd, vervallen.