Ontvangen 11 maart 2009
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Na artikel I, onderdeel D, wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «van tijdelijke aard».
2. In het eerste lid wordt na «deze termijn» ingevoegd: «en de termijn bedoeld in artikel 2.13, eerste lid sub b».
Thans wordt in het eerste lid geregeld dat de diplomatermijn kan worden verlengd als een student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard niet in staat is binnen de diplomatermijn met goed gevolg het afsluitend examen te behalen. In het tweede lid is geregeld dat de toegekende prestatiebeurs wordt omgezet in een gift indien een student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is met goed gevolg het afsluitend examen te behalen.
Er is geen voorziening voor de situatie dat een student ten gevolge van bijzondere omstandigheden van structurele aard wel een diploma kan halen, maar niet binnen de diplomatermijn. De aanpassing van artikel 5.16 eerste lid voorziet daar in[1]. Tevens is geregeld dat de student eventuele aanspraak op studiefinanciering die betrokkene nog heeft na de diplomatermijn, ook kan opnemen in geval de diplomatermijn wordt verlengd. Dit wordt bereikt door in geval van verlenging van de diplomatermijn eveneens de termijn van 10 jaar waarbinnen de studiefinanciering moet zijn genoten (artikel 2.13, eerste lid sub b van de Wet studiefinanciering 2000) te verlengen.
Anker
Jan Jacob van Dijk
Besselink