Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2010
In de motie Ortega-Martijn c.s.1 wordt de regering gevraagd de inzet van interne jobcoaches te bevorderen en te bezien hoe re-integratiemiddelen hiertoe eventueel herschikt dienen te worden. Deze motie zie ik als een goede ondersteuning en stimulans van het door mij in het kader van de nieuwe Wajong ingezette beleid om Wajongers zoveel mogelijk te laten deelnemen aan het reguliere arbeidsproces. De inzet van een (interne) jobcoach kan immers bijdragen aan het realiseren van een duurzaam regulier dienstverband.
Op 13 oktober 20092 heb ik u al laten weten dat ik met het UWV zou onderzoeken hoe de motie het best kan worden uitgevoerd. Inmiddels is er een start gemaakt met de uitvoering van de motie.
Bij de inzet van een interne jobcoach zijn verschillende varianten mogelijk.
Een variant kan zijn dat er per bedrijf(svestiging) door een jobcoachorganisatie zoveel mogelijk eenzelfde jobcoach wordt ingezet. Voor de werkgever is er dan één duidelijk aanspreekpunt en daarnaast heeft hij te maken met een jobcoach die het bedrijf goed kent. Een andere variant kan zijn de inzet van (een werknemer van) de werkgever, die begeleiding geeft. Deze kan daarbij – al dan niet tijdelijk – begeleid worden door iemand van een door UWV erkende jobcoachorganisatie. Als een derde variant kan worden gedacht aan een werkgever die zelf een jobcoach in dienst neemt.
De eerste variant heeft het UWV in een aantal regio’s al in praktijk gebracht. De uitvoering van de twee andere varianten verkeert in de startfase. Dit jaar en het komend jaar zal het UWV deze en mogelijke andere varianten (verder) in de praktijk toetsen.
Ik verwacht dat deze toetsing zinvolle informatie zal geven voor de verdere uitwerking van deze motie, zoals gegevens over de mate waarin de inzet van een interne jobcoach bijdraagt aan de duurzaamheid van een dienstverband, vermindering van administratieve lasten voor de werkgever en of de inzet daarvan ook anderszins efficiënt is. Een belangrijk uitgangspunt bij deze toetsing is ook dat de dienstverlening aan cliënten van voldoende kwaliteit moet zijn. Na afloop van 2011 zullen de in de praktijk getoetste varianten worden geëvalueerd waarna kan worden bezien hoe re-integratiemiddelen eventueel herschikt dienen te worden.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner