Gepubliceerd: 18 mei 2016
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31771-16.html
ID: 31771-16

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2016

Bij deze bied ik u een afschrift aan van de derde rapportage INSPIRE aan de Europese Commissie over de jaren 2013–20151. De rapportage beschrijft de stand van zaken van de implementatie van INSPIRE per 31-12-2015. Een belangrijk onderdeel van de rapportage is de kosten-batenanalyse (KBA), deze geactualiseerde kosten-batenanalyse ontvangt u ook als een aparte bijlage2.

Per brief van 14 december 2009 heeft de Minister van VROM u laten weten dat zij de informatievoorziening aan de Kamer laat samenvallen met de driejaarlijkse rapportageverplichting aan de Europese Commissie om zo de uitvoeringslasten laag te houden (Kamerstuk 31 771, nr. 12). Mijn voorganger heeft voor het eerst gerapporteerd op 13 juli 2010. Per brief van 11 juni 2013 heb ik voor de tweede keer gerapporteerd (Kamerstuk 31 771 nr. 14).

Verder heb ik u 19 maart 2014 de Nederlandse reactie op de publieke consultatie over INSPIRE gestuurd (Kamerstuk 31 771, nr. 15). Deze gezamenlijke reactie van de betrokken Nederlandse overheidsorganisaties wees onder meer op het belang een meer vraaggerichte benadering te kiezen en, bijvoorbeeld, INSPIRE te koppelen aan andere Europese milieurichtlijnen om het gebruik te stimuleren. Dit is de lijn die Nederland de afgelopen jaren gevolgd heeft en zal blijven volgen.

De rapportage kijkt terug op wat er de afgelopen 3 jaar in het kader van de implementatie van INSPIRE is gerealiseerd. In Nederland zijn de uitgangspunten voor de implementatie onveranderd: pragmatische invoering, op basis van het zogenaamde basismodel waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van basisregistraties en hun landelijke voorzieningen. De Nederlandse «INSPIRE aanmerkingsmethode» is efficiënt en overzichtelijk door per thema alleen de eigenaar van de meest geschikte dataset aan te merken om de verplichting vanuit Nederland te realiseren. Zo zijn de invoeringslasten, nationaal bezien, relatief beperkt gebleven en is de kwaliteit die geleverd wordt hoog. De rapportage laat zien dat INSPIRE goed is verankerd in de Nederlandse geo-informatievoorziening. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in GeoSamen, een door overheid, bedrijfsleven en wetenschap gedeelde visie op de toekomst van de geosector. INSPIRE wordt in deze visie meerdere malen genoemd als behorende tot de geodata basisinfrastructuur. Verder wordt gerapporteerd dat het gebruik van INSPIRE datasets is toegenomen en de vindbaarheid is vergroot door de koppeling tussen het Nationaal Georegister (NGR) en data.overheid.nl. INSPIRE heeft een belangrijke impuls gegeven aan de bekendheid en de beschikbaarheid van de geodata. De Algemene Rekenkamer constateerde in haar Trendrapport Open data 2014 (Kamerstuk 32 802, nr. 7) op basis van informatie van de opendatabarometer.org dat ongeveer 95% van alle «kaarten» als open data beschikbaar is. In het Trendrapport Open data 2015 (Kamerstuk 32 802, nr. 11) wordt de leidende rol van de geosector nog eens onderstreept. INSPIRE heeft zowel de kwaliteit als de kwantiteit van open geodata in Nederland bevorderd.

De rapportage toont aan dat er veel vooruitgang is geboekt, desondanks is de implementatie van INSPIRE nog niet voltooid. De Europese Commissie heeft geconstateerd dat de implementatie van de richtlijn in Nederland achterblijft (hetgeen overigens geldt voor alle lidstaten), met name op het vlak van de milieuthema’s. Dit is een complex terrein en vereist het stellen van prioriteiten. Om de implementatiekloof te dichten wil ik verder gaan op de al ingeslagen weg en prioriteit geven aan:

  • 1. Gebruik van INSPIRE als basis voor gegevensuitwisseling Europese rapportageverplichtingen milieurichtlijnen.

    In lijn met de prioriteiten van de Europese Commissie wordt samen met het Make it Work programma (verbetering van uitvoerbaarheid en samenhang van EU milieuregels) aangehaakt bij het rapporteren over de milieurichtlijnen. Door voor de gegevensuitwisseling aangaande de rapportageverplichtingen van deze richtlijnen gebruik te maken van INSPIRE wordt uniformiteit en vereenvoudiging van gegevensuitwisseling bewerkstelligd. Dat sluit uitstekend aan bij de doelstellingen van het Make it Work initiatief. Nederland is daarbij nu actief in twee veelbelovende Europese pilots; INSPIRE als basis voor de gegevensuitwisseling voor de Marine Strategy Directive en voor de Air Quality Directieven.

  • 2. Richten op synergie tussen INSPIRE en het Digitale Stelsel Omgevingswet

    Door de wettelijke verplichting vanuit INSPIRE heeft Nederland een waardevolle, goed beschikbare en snelle infrastructuur gecreëerd. Deze data infrastructuur bevat veel elementen die hergebruikt kunnen worden in het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO). De uitwerking van INSPIRE als bouwsteen voor het DSO begint steeds meer vorm te krijgen. Enerzijds is het de intentie dat het DSO gebruik gaat maken van dezelfde informatie- en ICT-standaarden als INSPIRE. Anderzijds is het voornemen het DSO zodanig op te zetten dat deze niet alleen de gegevensuitwisseling in het DSO ondersteunt, maar ook de wettelijke verplichtingen vanuit INSPIRE en andere Europese milieuwetgeving.

Met deze benadering wordt veel meer uitgegaan van de vraag en het sturen op het daadwerkelijk aantonen en realiseren van de veronderstelde baten van INSPIRE. Deze prioriteiten zal ik ook aangeven bij de Europese Commissie.

Het belang van het stellen van prioriteiten wordt onderstreept door de uitkomst van de kosten-batenanalyse (KBA) INSPIRE. De KBA constateert dat INSPIRE heeft gewerkt als katalysator voor een aantal ontwikkelingen, de adoptie van standaarden, de totstandkoming van het Nationaal Georegister, de instelling van gezamenlijke data infrastructuur knooppunten (zoals PDOK) en de al eerder genoemde resultaten wat betreft open geo data. Ook heeft INSPIRE bijgedragen aan efficiëntievoordelen bij gebruikers en is de kwaliteit en betrouwbaarheid van de distributie van datasets door INSPIRE sterk verbeterd. Kortom, INSPIRE heeft mede bijgedragen aan het open stellen van kwalitatief hoogwaardige geo-informatie.

Hoewel deze strategische effecten van INSPIRE niet ter discussie staan, is het monetariseren van kosten en met name de baten van INSPIRE niet eenvoudig. Nu in 2015 – na 6 jaar implementatie – blijken de kosten van de data providers (Nederlandse overheden) hoger uit te vallen dan in 2009 werd ingeschat. Dit was mede het gevolg van het ontbreken van implementatie-ervaringen in 2009 en de blijvende complexiteit. Wel is duidelijk dat het door Nederland gekozen basismodel de goedkoopste manier van implementatie is (conform de wensen van de Tweede Kamer), andere modellen hadden zeker meer implementatiekosten gevergd. De door IenM opgedragen coördinatiekosten zijn vanaf 2017 wel weer op het afgesproken niveau van het taakstellende budget, na een tijdelijke verhoging om extra kosten bij bronhouders te voorkomen.

Het monetariseren van de baten is in deze fase nog niet goed mogelijk gebleken. De kwalitatieve (strategische) baten worden weliswaar breed gedeeld, maar dit leidt op dit moment nog niet tot een positief saldo uitgedrukt in geldwaarde. Om de kans op een positieve business case te vergroten zal het perspectief van de vrager de komende jaren centraal komen te staan. Deze focus sluit aan bij de Nederlandse acties, die noodzakelijk zijn om het door de Europese Commissie geconstateerde implementatietekort te dichten. INSPIRE is geen doel op zich. Het gaat om een toegankelijke, kwalitatief hoogwaardige geo-informatievoorziening. Door aan te sluiten bij milieuwetgeving en voor de lange termijn in te zetten op de koppeling met het Digitale Stelsel Omgevingswet draagt INSPIRE hieraan bij en wordt eveneens voldaan aan de Europese verplichtingen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus