Gepubliceerd: 11 juni 2013
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31771-14.html
ID: 31771-14

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2013

Bij deze bied ik u een afschrift aan van de tweede rapportage inzake INSPIRE aan de Europese Commissie over de jaren 2010 t/m 20121. De rapportage beschrijft de stand van zaken van de implementatie van INSPIRE per 31 december 2012.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel basisregistratie grootschalige topografie heeft uw vaste Kamercommissie Infrastructuur en Milieu2 ook enige specifieke vragen gesteld over INSPIRE, onder andere over het budget en over deze rapportage. De antwoorden op deze onderstaande vragen geef ik u middels deze brief.

  • 1. De leden zijn benieuwd op welke wijze uitvoering is gegeven aan de – met algemene stemmen aangenomen – 31 771 nr. 7 waarin de regering verzocht werd «een hard budgetplafond vast te stellen, de Kamer jaarlijks over de kosten en baten van INSPIRE te informeren en uiterlijk 2011 een evaluatie van het project uit te voeren». De leden vernemen graag of het taakstellende budget van € 700.000 voor INSPIRE volledig is gebruikt.

  • 2. De leden van de SP-fractie zijn voorts benieuwd wanneer de tweede rapportage volgt.

Per brief van 14 december 2009 heeft de minister van VROM u laten weten dat zij de informatievoorziening aan de Kamer laat samenvallen met de driejaarlijkse rapportageverplichting aan de Europese Commissie om zo de uitvoeringslasten laag te houden (Kamerstuk 31 771, nr. 12). Mijn voorganger heeft voor het eerst gerapporteerd op 13 juli 2010. De bijgevoegde rapportage van 16 mei 2013 aan de Europese Commissie is de tweede rapportage.

In de brief van 14 december 2009 bent U ook geïnformeerd over een uitgevoerde kosten-batenanalyse voor de implementatie in Nederland. Daaruit blijkt dat invoering in Nederland volgens het basismodel tot de laagste kosten leidt. Dit model vergt een sterke coördinatie en leidt tot één bronhouder per datathema uit de Richtlijn.

Mijn voorganger heeft voor deze coördinatie een taakstellend budget van jaarlijks 700.000 euro ter beschikking gesteld op basis van de toen aanwezige kennis over het benodigde budget. In de jaren 2009 en 2010 is dit bedrag inderdaad uitgegeven aan begeleiding en coördinatie van de landelijke invoering.

In de jaren daarna kwamen de verder gespecificeerde regels van de Europese Commissie. Met het bekend worden van de technisch complexe dataspecificaties bleek dat het uitzoeken welke Nederlandse datasets en welke bronhouders dienen te voldoen aan de Europese richtlijn veel meer werk betekende dan van te voren was ingeschat.

Daardoor is het budget noodgedwongen hoger geworden. Dit betreft een verhoging van maximaal 550.000 euro in de jaren 2011 en 2012 en 350.000 euro in de jaren 2013 en 2014.

De verhoging heeft een goede reden: indien ik deze landelijke coördinatiekosten niet had verhoogd, waren de ICT-kosten in Nederland in totaal nog veel meer gestegen. De bronhouders, die aan de richtlijn moeten voldoen (ZBO’s, gemeenten, provincies, waterschappen, netbeheerders etc.) hadden dan extra kosten moeten maken. In de kosten-baten analyse is dit becijferd: zonder de sterke coördinatie vanuit IenM zouden de kosten in Nederland stijgen met 8,8 miljoen euro.

Ik streef ernaar om de coördinatiekosten na 2014 verder omlaag te brengen.

In mijn rapportage aan de Europese Commissie heb ik tevens mijn zorgen uitgesproken over de complexiteit, de hoge eisen en de late aanlevering van de specificaties door de Europese Commissie.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus