Kamerstuk 31765-191

Verslag van een algemeen overleg

Kwaliteit van zorg

Gepubliceerd: 3 februari 2016
Indiener(s): Helma Lodders (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31765-191.html
ID: 31765-191

Nr. 191 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 februari 2016

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 18 november 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 juli 2015 inzake de voortgang van Waardigheid en Trots, ruimte voor verpleeghuizen (Kamerstuk 31 765, nr. 160);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 juli 2015 met antwoorden op vragen van de commissie over de brief van 28 april 2015 waarin een reactie wordt gegeven op het artikel in het AD van 4 april 2015 met als titel «WZH weer onder vuur, nu om bezuiniging» (Kamerstuk 29 538, nr. 193);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 oktober 2015 ter aanbieding van de tussenrapportage inzake het toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg op 150 verpleegzorginstellingen (Kamerstuk 31 765, nr. 166);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 oktober 2015 inzake het verslag van een schriftelijk overleg over het Inspectierapport Continuïteit van zorg voor kwetsbare ouderen vanuit het ziekenhuis naar verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg en huisartsen niet gewaarborgd (Kamerstuk 31 765, nr. 167);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 november 2015 inzake Waardigheid en Trots (Kamerstuk 31 765, nr. 171).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Teunissen

Voorzitter: Lodders

Griffier: Sjerp

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Agema, Bergkamp, Otwin van Dijk, Dik-Faber, Van Gerven, Keijzer, Lodders en Potters,

en Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vergezeld is door enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14.45 uur.

De voorzitter: Hartelijk welkom bij het algemeen overleg over de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. Excuses aan het grote aantal belangstellenden in de zaal en de mensen die dit debat op een andere manier volgen, voor het feit dat we drie kwartier later zijn begonnen in verband met stemmingen in de plenaire zaal. Ik stel voor om snel van start te gaan. Ik heet de Staatssecretaris, zijn ambtelijke ondersteuning, de Kamerleden en iedereen die het debat volgt welkom. Ik stel voor om in de eerste termijn onderling geen interrupties te hebben, of bij uitzondering uiterlijk één korte interruptie, om tijd in te halen en zo mogelijk voor 17.00 uur af te ronden. Interrupties richting de bewindspersoon sta ik wel toe.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Op 14 november 2014 luidde Ben Oude Nijhuis bij het programma Pauw de noodklok over de dramatische situatie van zijn vrouw in het verpleeghuis. Herinnert de Staatssecretaris zich dat nog? Er ging destijds een schok van ontzetting en herkenning door Nederland. Het was heel duidelijk dat er iets moest veranderen in de verpleeg- en verzorgingshuizen.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik vind de opmerking van de SP richting de Staatssecretaris niet getuigen van veel smaak. Daar wil ik het bij laten.

De voorzitter: Waarvan akte.

De heer Van Gerven (SP): Het was heel duidelijk dat er iets moest veranderen in de verpleeg- en verzorgingshuizen. Wat heeft het afgelopen jaar ons gebracht? Waardigheid en Trots? We zijn bedolven onder rapporten, voortgangsrapportages, taskforces enzovoorts. Waardigheid en Trots is wederom een programma ter verbetering. We krijgen bij elk kabinet een nieuw programma, zonder dat het echt zoden aan de dijk zet, want van papier worden verpleeghuizen niet beter. De Staatssecretaris zit kennelijk nog steeds in de ontkenningsfase. Gisteren kreeg de FNV ervan langs. Er zou niets kloppen van de stelling dat er alleen maar wordt bezuinigd. Waarom zijn dan niet alle bezuinigingen van tafel? Kan de Staatssecretaris eens eerlijk zeggen hoe het zit? Als de Staatssecretaris echt waardigheid en trots wil, waarom zegt hij dan hier en nu niet dat de bezuinigingen van tafel gaan?

De SP heeft de afgelopen maanden onderzoek gedaan onder het personeel van verzorgings- en verpleeghuizen. De resultaten laten niets aan de verbeelding over. Van de ruim 5.000 deelnemers aan ons onderzoek zegt 90% dat de zorg in verpleeghuizen is verslechterd, zegt 72% dat de toegang is beperkt, ziet 73% een toename van de bureaucratie, zegt 87% dat er minder personeel is gekomen, ziet 97% een toename van de werkdruk en kan slechts 58% het werk nog aan. Ik wil de Staatssecretaris bij dezen onze resultaten overhandigen. Ik hoor graag zijn eerste reactie op deze resultaten. De Staatssecretaris kan de noodsignalen toch niet meer negeren? Ook uit de enquête van de FNV komt een schokkend beeld naar voren. Het water staat het personeel aan de lippen. Een op de twee medewerkers spreekt van een onaanvaardbaar personeelstekort. Volgens de FNV is het aantal verpleeghuisbewoners dat wel eens uitdrogingsverschijnselen en ondervoeding vertoont met 30% gestegen. Waardigheid en trots? Zo kan het niet langer. De Staatssecretaris moet eindelijk eens een goede, landelijke personeelsnorm en overheadnorm invoeren. Stop met doekjes voor het bloeden zoals het aandachtsuurtje en met nieuwe registratie-ellende en bureaucratie. Waardige zorg begint met voldoende en goed opgeleid personeel. Dat geldt in het bijzonder voor de avond-, nacht- en weekenddiensten. Beteugel de bureaucratie, want het draait om de principes uniformiteit, eenvoud en acceptatie. Snoei de regels waarvan de mensen op de werkvloer het nut niet inzien weg en voer overal onverwijld regelarm werken in. De overheid moet niet wegkijken, maar regie voeren en voor normen zorgen. Weg met de vrijblijvendheid. Het werkt niet om goede voorbeelden in de etalage te zetten en daarmee te pronken en vervolgens de slechte aanbieders hun gang te laten gaan. Normeer op overhead. Geld moet naar de zorg. Normeer op personeel. Normeer op de topinkomens van de bestuurders. Goede normering vormt een belangrijke basis voor gemotiveerd personeel. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) moet erbovenop zitten. Men moet niet alleen blaffen, maar als het moet ook bijten. Waardigheid en trots? Dat betekent geen bezuinigingen, maar meer personeel, minder bureaucratie en een betere toegang tot de verpleeg- en verzorgingshuizen. Onze ouderen verdienen dit.

Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. De Staatssecretaris is de Staatssecretaris van de grote wetten, de majeure veranderingen in de zorg, vooral de ouderenzorg, en de megabezuinigingen. Ik word er een beetje moe van dat de Staatssecretaris ons wil laten geloven dat hij de verpleeghuiszorg wil verbeteren, want dat gebeurt niet. Ons wordt op alle mogelijke manieren een rad voor ogen gedraaid. Zo wilde de Staatssecretaris de verblijfsrechten gebruiken als speerpunt om de kwaliteit te verbeteren. De verblijfsrechten zijn echter door de PvdA uit de wet gesloopt. De Staatssecretaris komt nu met het mooie verhaal van experimenteren met minder regels. Regels zijn de instellingszorg inderdaad een grote doorn in het oog. De Staatssecretaris pronkt met mooie woorden, maar we weten eigenlijk allemaal wel dat het experiment allang gedaan is. In 2010 hadden we immers het experiment regelarm werken. Ik heb hier twee ordners met 700 regels die voor het experiment zijn aangemeld, die ik hierbij graag aan de Staatssecretaris overhandig. Het experiment dat hij nu start, is allang begonnen. Dat is allang geweest. Het wordt tijd dat die regels worden geëvalueerd. Ik wil wel zeggen waar ik de ordners vandaan heb, namelijk van het ministerie. De Staatssecretaris moet niet steeds met nieuwe plannen beginnen, maar eens bekijken wat er op zijn eigen ministerie al lang en breed ligt. Hetzelfde geldt voor het zogenaamde extra geld. Ook daarmee wordt ons een rad voor ogen gedraaid. Er is immers geen extra geld. Het eerste dat bij het Koendersakkoord werd gedaan, was het schrappen van de Agemagelden. Dat was goed voor 600 miljoen euro. De bezuiniging van 500 miljoen euro voor 2017 staat ook nog steeds gepland. Er wordt hier altijd met heel veel miljoenen en miljarden over en weer gesmeten, maar als de Staatssecretaris ons het eerlijke verhaal zou vertellen, wisten we dat de kostprijs voor het verblijf in het verpleeghuis inmiddels door de bodem is gegaan en een stuk onder de 100% ligt. In alle onderzoeken die we binnenkrijgen, staat dat het veel slechter gaat sinds het kabinet is aangetreden. In 2014 gaf 33% van de zorgmedewerkers aan dat er te weinig personeel was om goed voor iedereen te kunnen zorgen. Een jaar later is dat de helft. In 2014 zat 20% van de bewoners dagelijks langer dan een uur zonder toezicht. In 2015 is dat een kwart. In 2014 zegt ruim 28% van de cliënten soms te lijden aan ondervoeding en uitdroging. In 2015 is dat 40%. Ik kan hier nog heel erg lang mee doorgaan. Ik vraag de Staatssecretaris om eerlijk te zijn en op te houden met zijn waardigheid en trots, want daar heeft dit alles in elk geval niets mee te maken. De Staatssecretaris moet beginnen met een eerlijk verhaal en met een eerlijke oplossing. Als je ziet dat de zorg in één jaar tijd zo gigantisch achteruit kan gaan, moet je toch echt een groot bord voor je hoofd hebben als je nog steeds volhoudt dat het er allemaal beter op wordt.

De heer Potters (VVD): Voorzitter. Hoewel het onderwerp «verpleeghuiszorg» bij de begrotingsbehandeling uitvoering aan bod is gekomen, spreken we bij dit algemeen overleg nogmaals over dit onderwerp. Het is een feit dat de kwaliteit van de ouderenzorg beter moet en kan. Het is daarom goed dat de Staatssecretaris met een uitgewerkt plan van aanpak is gekomen. De risico's voor de kwaliteitstekorten die de IGZ in 2014 heeft geconstateerd, moeten op korte termijn worden weggenomen. Op de langere termijn moet een fundamentele omslag in de verpleeghuiszorg volgen. De fundamentele verandering zit in de relatie tussen cliënten, hun naasten en de professionals. Het is overigens niet zo dat we nog niets hebben gedaan. Het kabinet doet vanaf het begin al heel veel om de kwaliteit van de ouderenzorg te verbeteren. De VVD steunt dat. Het plan Waardigheid en Trots ondersteunt dat ook. We kunnen de kwaliteit verbeteren door het structurele stelsel van zorg meer cliëntgericht te maken door meer openheid over kwaliteit, vraaggestuurde bekostiging, een stevige positie van de cliënten, goed geschoold personeel en goed bestuur. Een hele lijst. Veel van deze acties vergen echter ook langere adem.

Mevrouw Agema (PVV): Ik heb toch moeite met dit mooiweerverhaal, vooral met wat ik hoor over vraaggestuurde zorg. We zijn de afgelopen jaren bezig geweest met majeure veranderingen en enorme wetswijzigingen. De VVD wil eigenlijk naar de volgende systeemwijziging, namelijk cliëntvolgende bekostiging. Klopt dat?

De heer Potters (VVD): Volgens mij hebben we bij de begrotingsbehandeling duidelijk aangegeven dat we meer naar een persoonsvolgende bekostiging willen. In de ouderenzorg gaat het erom dat de cliënt centraal komt te staan. Er moet optimaal worden geluisterd naar wat de cliënt wil, namelijk de beste zorg, soms kleinschalig, soms op een andere manier. Bij persoonsvolgende bekostiging bepaalt de instelling niet wat het aanbod is, maar wordt de vraag bepaald door wat de cliënt zelf wil. Dat is een heel goede ontwikkeling. Het is niet dat we van de ene op de andere dag even een nieuwe stelselwijziging invoeren, maar het is wel de stip op de horizon waar we naartoe willen. De Kamer heeft de motie hierover inmiddels met brede steun aangenomen.

Mevrouw Agema (PVV): De sector wordt knettergek van al die systeemwijzigingen. Wat nog belangrijker is, is dat de heer Potters totaal niet voor ogen heeft welke mensen er nog over zijn in de Wet langdurige zorg (Wlz). Er is een kleine groep met enkel somatische klachten, maar er zijn afdelingen bij verpleeghuizen waar wij tijdens een werkbezoek niet eens meer op komen. Die mensen zijn dood- en doodziek. Zouden zij volgens de heer Potters nog kunnen aangeven wat ze willen? Realiseert hij zich wel dat het bij cliëntvolgende bekostiging gaat om ernstig zieke patiënten? We mogen hopen dat ze een liefdevol einde krijgen in plaats van dat ze ineens een mondige patiënt moeten zijn.

De heer Potters (VVD): Er zijn inderdaad mensen die heel kwetsbaar zijn en die weinig zelf kunnen aangeven, maar voor wie de omgeving wel kan aangeven wat hij of zij graag zou willen. Daar kun je naar luisteren. Er zijn ook heel veel patiënten die wel mondig zijn en juist graag nog veel eigen regie willen kunnen voeren, in soms heel kleine dingen. We moeten daarnaar luisteren. Persoonsvolgende bekostiging kan een vorm zijn om zorg veel dichter bij de cliënt te brengen. Daar gaat het om. Het gaat om de cliënt en niet om de instelling. Daarnaast moeten we ook realistisch zijn. Als iemands partner, ouder, opa of oma ouder wordt, komt dat vaak met gebreken. Soms lichamelijk, soms geestelijk en soms een combinatie daarvan. Sommige mensen raken de regie over hun leven kwijt door dementie of een hersenbloeding. Soms verandert hun gedrag. Mensen die naar een verpleeghuis gaan, zijn vaak mensen die de regie over hun eigen leven zijn kwijtgeraakt. Dat is in de eerste plaats pijnlijk voor henzelf, maar ook voor hun naasten. Daar moet vanuit de samenleving nog meer aandacht voor komen. Het is echter tegelijkertijd geen reden om de kwaliteit van zorg in de ouderenzorg niet verder te verbeteren. Er zijn instellingen die het goed doen en er zijn instellingen die het niet goed doen, beide met hetzelfde budget. Minder bureaucratie, betrokken bestuurders, goed personeel; het kan gewoon. Daarom heeft de VVD bij de begrotingsbehandeling aandacht gevraagd voor het normstellend maken van de goede voorbeelden in de verpleeghuiszorg. De Staatssecretaris verwijst daar ook naar in zijn recentste brief. Ik zie in de eerste aanzet voor het kwaliteitskader van de taskforce Waardigheid en Trots, dat op 1 januari gereed moet zijn, echter weinig terugkomen over de goede voorbeelden om die tot norm te maken. Kan de Staatssecretaris hierop een reactie geven?

Ik heb bij de begrotingsbehandeling via een motie aandacht gevraagd voor persoonsvolgende bekostiging als een volwaardig alternatief voor of naast zorg in natura. De Kamer heeft deze motie breed gesteund. Hoe wil de Staatssecretaris de motie verder uitwerken? Wanneer kan de algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden verwacht? In de motie staat voor de zomer van 2016, maar we zien de AMvB graag snel terug in de Kamer.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Voorzitter. Een verpleeghuis moet een plek zijn waar iemand liefdevol wordt verzorgd. Een plek waar iemand ook zo veel mogelijk wordt uitgedaagd om actief te blijven en dingen te doen die hij of zij nog wel kan. Waar de ene organisatie er een puinhoop van maakt, biedt de andere aanbieder fantastische zorg, met hetzelfde budget, met hetzelfde wettelijk kader. Dat accepteren we niet langer. De Staatssecretaris werkt hard om de kwaliteit van de verpleeghuiszorg te verbeteren. Daarvoor verdient hij complimenten.

Ik wil tijdens dit algemeen overleg voortborduren op een aantal moties die de PvdA eerder heeft ingediend en die ook zijn aangenomen. De PvdA vindt dat goede voorbeelden de norm moeten bepalen. De eerste stappen daarvoor worden momenteel gezet. Een selectie van 150 instellingen krijgt experimenteerruimte. Ik merk dat dit veel energie losmaakt in de sector. Wordt er naast de grote, bestaande aanbieders echter voldoende aandacht besteed aan vernieuwende initiatieven, bijvoorbeeld aan tehuizen die nu moeilijk een plek kunnen vinden in het stelsel? Hoe gaat de Staatssecretaris de ervaringen van de goede voorbeelden echt omzetten in beleid? De heer Potters vroeg dat zojuist ook al. Goede voorbeelden voldoen bijna altijd aan een paar voorwaarden: een duidelijke visie, zelfsturende teams van zorgmedewerkers, een heel lage overhead en zeggenschap bij cliënten. Wanneer worden die vier elementen als norm opgelegd? Ik lees een mooie aanzet om te komen tot een kwaliteitskader, maar wat wordt er concreet gevraagd van alle aanbieders in de verpleeghuiszorg? Hoe wordt daarop gestuurd?

De heer Van Gerven (SP): De heer Van Dijk zegt dat er instellingen zijn die fantastisch werk doen. Ik weet niet of hij De Wereld Draait Door heeft gezien, met het fantastische verhaal van Hugo Borst over zijn moeder? Dat was in een fantastische instelling. Die instelling kent drie woongroepen met 25 mensen. Op die 25 mensen werken 5 personeelsleden. Dat gaat prima. Maar in 2017 moet vanwege de bezuinigingen op elke afdeling één personeelslid verdwijnen. Dat gebeurt dan bij een uitstekend werkende instelling. Is de heer Van Dijk het met mij eens dat we de bezuinigingen in 2017 van tafel moeten halen en dat in het genoemde concrete geval gewoon met vijf man op die afdeling gewerkt moet blijven worden, omdat vier te weinig is?

De heer Otwin van Dijk (PvdA): We hebben deze discussie ook bij de begrotingsbehandeling gehad. Ik heb de heer Van Gerven er toentertijd op gewezen dat de PvdA ervoor heeft gezorgd dat er in de begrotingen van 2015 en 2016 extra geld voor de zorg kwam ten opzichte van het tijdpad dat er lag. Als de heer Van Gerven andersom vraagt of wij per definitie tegen besparingen in de zorg zijn, zeg ik nee. Ik hoop dat ik hem aan mijn zijde vind om uiteindelijk wat te doen aan de verspilling of de buitensporige overhead. Mensen die in een zorginstelling wonen of daar werken, moeten kunnen rekenen op fatsoenlijke zorg. We werken dat uit in een gemeenschappelijke motie met de SP, die ik medeondertekend heb, om tot een personeelsnorm te komen. We tackelen op inhoud wat er moet gebeuren. Ik hoop dat we die route kiezen en niet alleen maar geld pompen in soms failliete systemen of failliete aanbieders.

De heer Van Gerven (SP): De heer Van Dijk doet de instelling ontzettend tekort. De instelling werkt pico bello, zegt Hugo Borst namens zijn moeder die daar is opgenomen. De instelling moet van vijf naar vier personeelsleden per afdeling. De PvdA is de afgelopen drie jaar aan het bewind geweest en heeft meer dan 70.000 banen vernacheld. Die banen zijn uit de zorg verdwenen. Lees de cijfers van het CBS. Is de heer Van Dijk bereid om de bezuinigingen in 2017, de taakstelling van een 0,5 miljard euro die er nog steeds ligt, van tafel te halen en te garanderen dat de instelling waar de moeder van de heer Borst verblijft, in 2016 of 2017 geen personeel hoeft weg te halen bij uitstekend draaiende afdelingen, als voorbeeld voor alle instellingen van Nederland?

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Dat is dezelfde vraag die de heer Van Gerven in de eerste interruptie stelde. Ik kan mijn antwoord dus herhalen. De PvdA heeft tot tweemaal toe extra geld in de zorg gestoken. De PvdA heeft mede een motie ingediend om uiteindelijk tot voldoende personeel in de zorg te komen. Ik mag toch hopen dat de heer Van Gerven niet tegen besparingsmogelijkheden is die er soms zijn, zoals het aanpakken van bureaucratie, het aanpakken van overhead en het aanpakken van verspilling. Die kansen moeten we zeker niet laten liggen.

Ik kom op de zeggenschap, het element dat de PvdA heeft ingebracht bij de begrotingsbehandeling. De PvdA wil af van het idee dat iemand die oud is, hoe kwetsbaar hij of zij ook is, niet meer kan bepalen hoe zijn of haar dag eruitziet. De cliënt en de persoonlijke wensen van de cliënt moeten via persoonlijke zorgplannen, sterkere cliëntenraden en stevige betrokkenheid van mantelzorgers en familie centraal komen te staan. We zien echter helaas dat het zorgplan nog steeds geen gespreksdocument is om tot persoonlijke zorg te komen. Soms leidt het zorgplan eerder tot bureaucratisch gedoe. Wat doet de Staatssecretaris hieraan? Dankzij een amendement van de PvdA is het mogelijk gemaakt om zelf een zorgplan op te stellen. Hoe wordt dit in de praktijk gebracht? Hoe versterken we daarnaast de rol van cliëntenraden in de verpleeghuiszorg? Hoe wordt de motie-Otwin van Dijk/Krol zo uitgevoerd dat cliënten zelf bepalen waaraan het extra geld voor dagbesteding wordt besteed?

In de tussenrapportage van de inspectie is te lezen dat intensief toezicht door de inspectie tot verbetering leidt. Dat is mooi. Ik heb met de motie gevraagd om meer te sturen op aandacht voor kwaliteit van leven in plaats van het controleren van afvinklijstjes. Hoe wordt deze vraag betrokken bij de huidige verbeterplannen? Worden er alleen nog maar onaangekondigde bezoeken in intramurale AWBZ-instellingen of Wlz-instellingen afgelegd? Worden de bezoeken ook in de avonduren, nachten en weekenden afgelegd? Alleen op die wijze kan de inspectie controleren of de verbetering van kwaliteit een papieren werkelijkheid is of dat de zorg daadwerkelijk dag en nacht is verbeterd. Hoe zorgen we ervoor dat de verbetering van de kwaliteit van verpleeghuizen vooral een proces van de werkvloer wordt en geen bestuurders- of consultantsspeeltje? Ik heb eerder gevraagd om de inzet van aanjaagteams van ervaren verpleegkundigen in de verpleeghuizen, om die te helpen met het aanpakken van problemen op de werkvloer en voor te doen hoe het wel kan. Op de werkvloer ontstaan vaak de beste ideeën en de beste plannen om de zorg persoonlijker, passender en beter te maken. Zo kan de ene organisatie praktisch leren van de andere. Zijn die teams al aan de slag? Waar werken ze, hoeveel zijn het er en wat hebben ze tot nu toe gedaan? Hoe zijn de teams verweven met het plan Waardigheid en Trots en de bijbehorende doelstellingen?

Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Ik zie dat er echt stappen worden gezet om de kwaliteit van de verpleeghuizen te verstevigen. Kwaliteit van zorg zit hem vooral in kleine dingen waaraan je kunt zien dat de wensen van de cliënt centraal staan. Ik ben dan ook benieuwd hoe we in het kwaliteitskader kunnen bevorderen dat de wensen van de cliënt echt centraal staan. De inspectie richt zich heel erg op het vergroten van de verbeterkracht van instellingen. De focus ligt heel erg op bestuurders in plaats van op cliënten en medewerkers. Graag hoor ik daarop een reactie van de Staatssecretaris.

In de rapportage van de inspectie komen een aantal zorgpunten naar voren, bijvoorbeeld over de scholing van medewerkers. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de scholing via de extra middelen, die overigens ook met steun van de oppositie tot stand zijn gekomen, kan worden verbeterd? Op welke manier is er voldoende tijd voor reflectie? Het is belangrijk dat mensen naast scholing voldoende tijd hebben om in teamvergaderingen zaken te bespreken. In het rapport van de inspectie komen zorgen naar voren over de medicatieveiligheid en de cliëntdossiers. Zo heeft bijna de helft van de instellingen geen tweede controle bij risicovolle medicatie. Ook worden zorgplannen intern soms onvoldoende afgestemd. Hoe kunnen we dit veranderen en ervoor zorgen dat de risico's worden verminderd? Is de Staatssecretaris bereid om de zorgpunten in zijn plannen mee te nemen?

Het zorgleefplan is een heel mooi hulpmiddel bij het maken van afspraken over de zorg. Cliënten voelen zich echter nog te vaak geen eigenaar van het plan of mogen het niet eens inzien van professionals. Welke oplossingen ziet de Staatssecretaris hiervoor?

In het rapport «Continuïteit van zorg voor kwetsbare ouderen vanuit het ziekenhuis naar verpleeg- en verzorgingshuizen» stond een heel duidelijke aanbeveling. De continuïteit, de overdracht, zou voor 1 januari geregeld moeten zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of dit inmiddels zo is?

Ik kom op de brandveiligheid. Afgelopen maandag was er weer een grote brand in een verzorgingstehuis, in Hilversum, door een storing in de elektra. We horen wel vaker dat er in verzorgings- en verpleeghuizen sprake is van brand. De Kamer heeft daarover in 2008 een uitgebreid onderzoeksrapport gehad. D66 vraagt zich af hoe het hiermee staat, mede gezien de aanbevelingen daarin.

Een aantal collega's hebben al het een en ander gezegd over de regeldruk. Er komt een apart algemeen overleg over de regeldruk in de langdurige zorg. Is de Staatssecretaris voor die tijd al in de gelegenheid om in overleg te gaan met de bestuurders die bezig zijn met het project Keten Informatie Systeem (KIS)? D66 had daar onlangs een werkbezoek. Het lijkt ons goed als we de input kunnen meenemen voor het algemeen overleg. De bestuurders gaven aan dat zij veel meer ruimte willen hebben om anders om te gaan met regels. Ze willen eigenlijk met veel minder regels uitvoering geven aan de zorg. D66 vindt dat een heel sympathiek voorstel en vraagt zich af of de Staatssecretaris daarover in gesprek wil gaan. D66 heeft tijdens het werkbezoek overigens ook gesproken met verzorgenden en verpleegkundigen. Zij gaven aan dat zij trots zijn om in de zorgsector te werken, maar dat het voor hen soms lastig is om dat ook te uiten, tegen de beeldvorming in. Herkent de Staatssecretaris dit soort signalen? Wat kunnen we eraan doen om ervoor te zorgen dat mensen die in deze ontzettend mooie sector werkzaam zijn, dat gevoel van trots kunnen uiten, gezien de beeldvorming die toch aan de verpleeg- en verzorgingshuissector blijft hangen?

Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. We praten vandaag over de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. Het is een jaar geleden dat de heer Ben Oude Nijhuis dit onderwerp weer op de agenda zette. Ik kan me voorstellen dat hij het bijzonder had gevonden om ons nu weer zo over dit belangwekkende onderwerp te horen praten. We spraken zojuist over de extra middelen in de begroting om de verpleeghuiszorg te verbeteren. Dat is natuurlijk goed, want wie is er nu tegen een cadeautje voor de verpleeghuiszorg? Het CDA heeft daar echter wel een aantal vragen bij. Bij het bestuurlijk overleg zien we alleen instellingen staan, zoals Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en ActiZ. Waarom zijn de patiëntenorganisaties daar niet bij betrokken, zoals de Landelijke Organisatie Cliëntenraden (LOC)? Misschien was ik dan tot heel andere ideeën gekomen.

In het bestuurlijk akkoord staat dat 110 miljoen euro in de contracteerruimte gaat vallen. Wil dat zeggen dat er op die manier geen extra eisen aan mogen worden gesteld? Kan de Staatssecretaris dan achteraf nooit zeggen dat het niet goed is besteed? Er wordt ook nog een bedrag van 45 miljoen euro genoemd, namelijk het terugdraaien van een bezuiniging op de Wlz. Is het niet gewoon een Wlz-brede bezuiniging geweest? Wat betekent het voor de gehandicaptensector nu die bezuiniging wordt weggehaald en in de verpleeghuiszorg wordt gestopt? De Staatssecretaris is ook in de gehandicaptensector bezig met een plan ter verbetering van de kwaliteit. Het CDA wil meer toelichting op de cijfers. Hoe zit het? Hoe gaat het geld naar de sector toe?

Waar is dit allemaal mee begonnen? Zoals zojuist gezegd, hebben we het vandaag over de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. De inspectie heeft 150 verpleeghuisinstellingen onder verscherpt toezicht staan. Het gaat dan bijvoorbeeld over medicatie en veiligheid, over een cliëntendossier dat niet op orde is, over onvoldoende opleiding van personeel en over brandveiligheid. Als ik het stuk lees, heb ik de indruk dat het extra geld in best practices, in pilots en in instellingen wordt gestopt waar het al goed gaat. Wat betekent dat voor de huizen waar het nu al slecht is? Wat gaat de Staatssecretaris eraan doen om de kwaliteit daar op een hoger niveau te krijgen? Wij leggen allemaal werkbezoeken af en we komen allemaal in verpleeghuizen waar het goed in orde is. Het is fijn om te zien hoe goed er op heel veel plekken in Nederland voor onze hoogbejaarde mensen wordt gezorgd, maar het gaat juist om die andere verpleeghuizen. Ik hoor graag van de Staatssecretaris wat daar gebeurt. Verzorgings- en verpleeghuizen moeten sluiten omdat ze moeten worden gerenoveerd of omdat de lagere zzp's geëxtramuraliseerd zijn. Ik krijg nog steeds heel veel e-mails van mensen over tehuizen waar het heel raar gaat.

De heer Potters (VVD): Ik hoor het CDA zeggen dat het eigenlijk wil dat de goede voorbeelden, waar we het vaak over hebben en waar we ook regelmatig naartoe gaan, de norm moeten worden in de sector. De vrijblijvendheid moet daar eigenlijk van af. Dat is ook het pleidooi dat de VVD heeft gehouden bij de begrotingsbehandeling. De heer Van Dijk heeft er ook al het nodige over gezegd. Is mevrouw Keijzer het ermee eens dat we af moeten van het alleen maar benoemen van de goede voorbeelden? We moeten tegen de inspectie kunnen zeggen dat de goede voorbeelden de norm zijn. De kwaliteit van leven staat voorop. Als de instellingen niet voldoen aan de norm die de sector zelf aan het opstellen is, moeten we ze harder afrekenen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Daar kan ik kort over zijn: ja. Ik zat in voorbereiding op dit overleg hierover te praten met de beleidsmedewerker van de CDA-fractie. Ik zit drie jaar in de Kamer, zij zit acht jaar in de CDA-fractie. Eigenlijk zijn de problemen in bepaalde delen van de sector nog steeds hetzelfde. Het moet een keertje klaar zijn. Ik ben het dus volledig eens met de VVD-fractie.

Ik was gebleven bij berichten die ons bereiken. Hoe zorg je ervoor dat er een zorgvuldige afbouw is? Hoe zorg je ervoor dat verzorgingshuisplekken goed worden omgezet naar zorgappartementen? Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe het inmiddels staat met het aanjaagteam onder leiding van de heer Norder.

Het laatste punt uit het plan van aanpak, dat ook uit de FNV-enquête naar voren komt, betreft het personeel. Wat gaat de Staatssecretaris eraan doen om ervoor te zorgen dat het personeelsprobleem verbetert? Ik vind dat heel erg lastig. In de FNV-enquête geven heel veel mensen aan dat ze er geen collega's hebben bijgekregen en dat er collega's zijn ontslagen. Tegelijkertijd zie je, logisch, dat de zorgbehoefte van mensen in verpleeghuizen steeds maar weer toeneemt. Is het dan niet verstandig om te proberen de basis in de verpleeghuiszorg op orde te krijgen, in plaats van met een plukje geld iets op zich goeds te doen? Als de basis niet op orde is, heb je niet zo veel aan die extra's, hoe leuk ze soms ook zijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik was afgelopen maandag gastspreker bij Zikna, een organisatie voor geestelijke en pastorale zorg binnen de joodse gemeenschap. Daar ging het ook over de zorg voor onze ouderen. Een rabbijn noemde in dit verband de woorden «waardigheid» en «heiligheid». Menselijkerwijs kan het moeilijk zijn om om te gaan met ouderdom en gebreken, maar volgens de joodse leer heeft het leven van mensen in hun ouderdom meer waardigheid en heiligheid, omdat zij de liefde en zorg van hun medemens opwekken. Aan die liefde en zorg twijfel ik geen seconde. Zorgprofessionals, vrijwilligers en mantelzorgers werken elke dag hard om onze zorgbehoevende medemens alles te geven wat nodig is. Ook de Staatssecretaris heeft veel tijd en energie gestoken in zijn plan Waardigheid en Trots. Het is niet alleen een plan, maar een beweging binnen de ouderenzorg om de kwaliteit van leven voor ouderen te verbeteren. De uitvoering van het plan kost 2,5 miljoen euro. Kan de Staatssecretaris mij geruststellen dat deze 2,5 miljoen euro ook echt ten gunste van de sector komt? Natuurlijk, er is tijd en geld nodig voor reflectie, maar uiteindelijk moet het geld naar de uitvoering van projecten en de verbetering van de kwaliteit van leven en niet te veel naar de processen eromheen. Ik hoor graag een reactie hierop van de Staatssecretaris.

De FNV kwam deze week met een rapport naar buiten over de verpleeghuiszorg. Een op de twee zorgmedewerkers geeft aan dagelijks met te weinig personeel op de werkvloer te staan. Bijna de helft van de zorgmedewerkers geeft aan dat bewoners dagelijks niet de zorg conform hun zorgplan krijgen. Ondervoeding is ook steeds vaker aan de orde. De Staatssecretaris heeft zelf ook een rapportage naar de Kamer gestuurd. Ook daarin lezen we dat 28% van de medewerkers de kwaliteit van de zorg onvoldoende vindt. De helft is van mening dat er te weinig aandacht wordt gegeven aan de bewoners. Een opvallend verschil tussen de onderzoeken zijn de cijfers. In het rapport van de Staatssecretaris lezen we een ruime 8 voor wonen, zorg en ondersteuning. Bij de FNV zijn er eigenlijk alleen onvoldoendes. Graag een reactie van de Staatssecretaris op de inhoud van de rapportages, ook die van de FNV, en op het verschil in waardering.

Als instellingen moeten bezuinigen, wordt er vaak naar geestelijk verzorgers gekeken. We hebben het daar in de Kamer vaak over gehad. Hoe wordt de positie van de geestelijk verzorger uitgewerkt in Waardigheid en Trots? Is de Staatssecretaris het met mij eens dat geestelijke verzorging zich niet leent voor vraaggestuurde zorg?

Het zorgleefplan is niet meer het middel waarmee medewerkers van dag tot dag de zorg voor cliënten hooghouden. Het is een checklist geworden voor de inspectie en zorgverzekeraars. Hoe is dit zo gekomen? We hebben hierover bij de behandeling van de Wlz een uitvoerig debat gehad. We wilden die afvinklijstjes juist voorkomen. Wil de Staatssecretaris de partijen oproepen om het zorgleefplan in ere te herstellen? De zorgverzekeraars leggen dwingende eisen neer voor één classificatiesysteem. Het bestaan van verschillende systemen biedt de diversiteit in de sector juist veel mogelijkheden. Er moet natuurlijk wel een gemeenschappelijke taal zijn. Dat is de Nationale Kernset, die in ontwikkeling is. Wil de Staatssecretaris hiervoor de tijd geven?

Het is goed dat er afspraken zijn gemaakt over de besteding van het extra geld. Is hierbij rekening gehouden met het voorkomen van extra bureaucratie? Een instelling moet nu naast ontwikkelplannen, bestpracticeplannen en verbeterplannen ook activiteitenplannen en opleidingsplannen maken. Is dat niet te veel van het goede? Zorgaanbieders moeten voor 1 april een plan indienen dat is ondertekend door de cliëntenraad en de OR. Daarna moet het plan worden goedgekeurd door de zorgkantoren. Pas daarna komt het geld beschikbaar. Zijn we dan al halverwege 2016?

Hoe gaat het met de uitvoering van mijn motie over coaching on the job?

Ik vraag aandacht van de Staatssecretaris voor de krimpregio's. We hebben het vandaag vooral over de kwaliteit van zorg, maar in de krimpregio's is beschikbaarheid ook kwaliteit. Graag hoor ik een reactie hierop van de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris kan niet met de ene hand geld geven en met de andere hand geld terughalen. De bezuiniging in 2017 moet van tafel. Waarom is het plan voor de verbetering van de gehandicaptenzorg zo vertraagd? De ChristenUnie wacht hier al maanden op. De Staatssecretaris heeft het nu over februari. Later kan echt niet.

De vergadering wordt van 15.20 tot 15.25 geschorst.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in de eerste termijn. Als er iets duidelijk is in de verpleeghuiszorg, en in de zorg in het algemeen, is het dat de zorg geen productieproces is waarin cliënten allemaal hetzelfde worden behandeld en professionals volgens vaste routines werken. De cliënten, de bewoners en hun verwanten moeten centraal staan. Zij moeten de laatste fase van hun leven in waardigheid kunnen doorbrengen in een verpleeghuis. De kwaliteit dient daarbij niet ter discussie te staan. Dat is de kern van het plan Waardigheid en Trots, met als ondertitel Liefdevolle zorg voor onze ouderen, dat ik naar de Kamer heb gestuurd. Bij de kwaliteit van zorg moet de samenwerking tussen de cliënt, zijn naasten en de professionals centraal staan. De zorg moet aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de cliënt, met betrokkenheid van familie en naasten. Dergelijke zorg leidt tot een waardige kwaliteit van leven. De gemotiveerde en professionele verzorgenden en verpleegkundigen en behandelaars leveren die zorg met plezier en kunnen terecht trots zijn op hun beroep. Alle andere partijen, zoals de bestuurders, de zorgkantoren, de inspectie, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en andere departementen, zijn daar dienend aan. Ik wil benadrukken dat er geen gemakkelijke, snelle of quickfixoplossingen zijn. Om tot een structurele verbetering van de verpleeghuiszorg te komen, moet er een belangrijke omslag plaatsvinden. Die kan betrekking hebben op het gebouw, het management, de deskundigheid van het personeel, de bejegening van cliënten en hun verwanten of op de relatie naar de gemeente. Kortom, het gaat over alles. Het is een grote omslag, die her en der al wordt gemaakt. Een dergelijke omslag vraagt het nodige van de professionals en zorgaanbieders, maar ook van familie en soms ook van de maatschappij. Hoe kijkt men tegen de laatste levensfase aan?

Ik was vanmorgen op werkbezoek bij Vivium, De Hogeweyk. Dat werkbezoek emotioneerde mij. Als er één voorbeeld is van wel degelijk kunnen inspelen op de individuele wensen van mensen, is het daar. Er wordt ingespeeld op de wijze waarop het contact tussen cliënten en bewoners en hun verwanten verloopt. Er wordt rekening gehouden met de leefwijze en de leefstijl die mensen hadden voordat ze in het verpleeghuis terechtkwamen. De professionals hebben zeer veel ruimte om goede dingen te doen. Ze kunnen in zekere rust hun werk doen. Er vinden gesprekken plaats met de bewoners, cliënten en familie om te bekijken of het werk nog goed gaat. Ik gun iedereen deze benadering. Het kan dus wel, als we maar willen en als we maar kunnen. Iets dergelijks is uiteraard gemakkelijker te realiseren als je helemaal opnieuw moet starten, dan wanneer je een en ander vanuit een bestaande situatie moet veranderen. Ik ben er zeer van overtuigd dat het kan en moet en ook zal gebeuren.

De heer Van Gerven (SP): Woorden alleen zijn niet voldoende. De meters papier met allerlei plannen die de Kamer heeft ontvangen, zijn niet voldoende. De enquête van de SP is door ruim 5.000 mensen ingevuld. Negen van de tien mensen zeggen dat de kwaliteit van de verpleeghuizen is verslechterd. Negen van de tien mensen zeggen dat er minder personeel is gekomen. Is de Staatssecretaris bereid om een moratorium te leggen op het verdwijnen van nog meer personeel, van handen aan het bed in de verpleeghuiszorg?

Staatssecretaris Van Rijn: Er wordt nu weer één element uitgehaald. Dat zou de verklaring voor goede verpleeghuiszorg zijn en dan denken we dat we goed bezig zijn. We kunnen er verschillend over denken, maar in mijn ogen heeft de sector verpleeghuiszorg er juist ontzettend behoefte aan dat we ophouden met alleen maar te vertellen hoe slecht en verkeerd het is en hoe slecht de geleverde kwaliteit is. Het is niet overal even goed. Er valt een hoop te verbeteren. Dat valt ook op te maken uit de inspectierapporten. Maar overal waar ik kom, zie ik mensen die zeer bereid zijn om aan kwaliteitsverbetering te werken. Ze zijn zeer betrokken en snakken ernaar dat er eens aandacht wordt gegeven aan positieve verhalen over hoe er wordt gewerkt, over hoe er steeds verder wordt verbeterd en over hoe men steeds meer moet omgaan met een steeds zwaardere zorgvraag. Mijn plan van aanpak gaat uit van de dingen die goed gaan. Hoe kunnen we die versterken? Hoe kunnen we die verbeteren? Hoe kunnen we mensen inspireren om overal die verbeterslag te maken? Ik merk dat men daar enthousiast over is. Ik merk dat heel veel mensen daarin meedoen. Het zou heel goed zijn dat de ongelooflijke beroepstrots die bij heel veel mensen in de sector aanwezig is, wordt gewaardeerd, met oog voor de moeilijkheden. Ik heb ook oog voor de moeilijkheden. We moeten proberen positieve aandacht te geven aan de verpleeghuiszorg en de prestaties die daar worden geleverd. Dan zou de halve wedstrijd al zijn gespeeld.

De heer Van Gerven (SP): De Staatssecretaris diskwalificeert 5.000 mensen die hebben geantwoord op de vraag van de SP of de kwaliteit van de verpleeghuizen achteruitgaat. Negen van de tien mensen zeggen dat de kwaliteit achteruitgaat. Negen van de tien mensen zeggen dat er steeds minder personeel komt, waardoor de kwaliteit achteruitgaat. Is voldoende en goed opgeleid personeel niet het uitgangspunt, de basis, om fatsoenlijke zorg te kunnen leveren? Ik herhaal de vraag waar de Staatssecretaris voor duikt. Is de Staatssecretaris bereid te verbieden dat instellingen, welke dan ook, personeel weghalen bij de directe zorg die ze aan patiënten in de verpleeghuizen leveren? Als de Staatssecretaris daar geen ja op zegt, dien ik daarover een motie in om het via de Kamer af te dwingen.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb het idee dat dit ongeacht mijn antwoord toch wel gebeurt. Wat ik wil betogen, is het volgende. We hebben het over de structurele verbetering van de verpleeghuiszorg. We maken dit plan van aanpak niet voor niets. Het is een breed plan van aanpak waarin wordt gekeken naar de deskundigheid, de kwaliteit, het personeel en inderdaad ook naar aantallen personeelsleden. Er wordt tevens gekeken naar wat de structurele verbetering van de verpleeghuiszorg betekent voor de gebouwen, de schaal, de organisatie en de zeggenschap en medezeggenschap van werkenden in de zorg en van degenen die daar cliënt zijn of hun naasten. Het is niet zo dat de kwaliteit van de verpleeghuiszorg beter wordt als je aan een wieltje draait. We maken dit plan van aanpak niet omdat we zo tevreden zijn over de kwaliteit. Die moet en kan worden verbeterd, omdat we met zwaardere zorgvragen te maken krijgen. Gedurende tientallen jaren zijn verzorgingshuizen automatisch verpleeghuizen geworden, omdat bewoners ouder werden, op latere leeftijd binnenkwamen en zwaardere zorgvragen hadden. We moeten dus nadenken over de vraag of de kwaliteit en deskundigheid van het personeel, het aantal personeelsleden, het management, de schaal, het gebouw en de organisatie geschikt zijn voor die zwaardere zorgvraag. Dat vraagstuk moeten we de komende jaren tackelen. De quick fix geldt niet en we moeten ook niet beweren dat die plaatsvindt. Ik werk liever aan een heel gestructureerde aanpak. Ik wil veel meer aandacht hebben voor die zaken waar de inzet tot zeer goede voorbeelden leidt; voorbeelden die je iedereen gunt, voorbeelden die bewijzen dat het mogelijk is om op die manier de verpleeghuiszorg te verbeteren, voorbeelden met een inspirerend motief, waarbij iedereen op ongelooflijk betrokken wijze aan het werk is. Het helpt geen steek als we elke keer weer benadrukken hoe slecht het allemaal is.

Mevrouw Bergkamp (D66): Er is een probleem ten aanzien van de capaciteit en de deskundigheid van mensen in de zorg. Kwaliteit van zorg begint met voldoende mensen van voldoende kwaliteit. De Staatssecretaris geeft zelf aan dat mensen langer thuis blijven wonen. Als de mensen in een verzorgingshuis of een verpleeghuis komen, hebben ze vaak complexere klachten. Van alle plannen zou het belangrijkste plan moeten zijn dat er voldoende mensen zijn die voldoende geschoold zijn en dat er voldoende tijd is. Dan neemt de kwaliteit van de zorg toe. Van alle plannen die ik heb gelezen, vind ik de plannen over capaciteit en deskundigheid nog het minst concreet. Kan de Staatssecretaris daarop een reactie geven?

Staatssecretaris Van Rijn: De besteding van de extra middelen is in hoofdlijnen op twee elementen gericht. Het eerste element is verbetering van de kwaliteit van leven door personeel meer mogelijkheden te geven om samen met de cliënten aandacht te geven aan activiteiten en dagbesteding. Het tweede, misschien nog belangrijkere, element is de wijze waarop we aandacht besteden aan de deskundigheid, opleiding en vorming van het personeel dat te maken krijgt met zwaardere zorgvragen van patiënten. De deskundigheid kan nog veel meer worden bevorderd, met opleidingen zodat je over enige tijd resultaten ziet en met interne opleidingen nu. Er wordt tevens gekeken naar de aantallen personeelsleden. We hebben het Zorginstituut Nederland niet voor niets gevraagd om met een personeelsrichtlijn te komen. Van de organisaties die goed presteren, kunnen we leren wat dat betekent voor de kwaliteit en kwantiteit van het personeel. Ik loop niet weg voor die discussie. Sterker nog, ik heb hem ingevoerd. We moeten het over de hele linie bekijken, dus kijken zowel naar de opleidingen, de dagbesteding en de kwaliteit als naar het overleg met de cliënten en hun verwanten. We moeten hier de komende jaren gestructureerd aan werken. Ik geef toe dat de deskundigheid de belangrijkste slag is die we de komende jaren moeten maken, zowel qua aantallen als qua kwaliteit van personeel, gelet op de zwaardere zorgvraag waarmee het personeel wordt geconfronteerd. Met excuus voor het wat lange antwoord, maar ik was geïnspireerd door de vraag.

Mevrouw Bergkamp (D66): Het is een helder verhaal. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij in de praktijk de eerste resultaten verwacht? Mensen kijken hiernaar uit. Er zijn nu plannen en er is extra geld voor mensen. Wanneer kunnen instellingen zichtbare resultaten zien van dit soort verbeteringen? Ik weet dat het een microvraag is, omdat de Staatssecretaris niet iets over alle instellingen kan zeggen, maar hij kan een indicatie geven.

Staatssecretaris Van Rijn: We beginnen komend jaar al met de besteding van de extra middelen. Ik kom straks terug op de eerste denkbeelden die ik daarbij heb. Ik wil dat in 2016 al stappen worden gezet in de wijze waarop we de dagbesteding en activiteiten een impuls geven. Hoe zorgen we ervoor dat de interne opleidingen en opleidingen op scholen en hogescholen een verdere impuls krijgen? Het voordeel is dat we veel aandacht geven aan de opleidingen. Het nadeel van opleidingen is dat het opleiden van nieuwe mensen enige tijd duurt. Ik ben samen met mijn collega's van Onderwijs en Wetenschappen en van Sociale Zaken bezig met een zorgpact. We bekijken hoe we de verbinding tussen onderwijs en zorg qua opleiding verder kunnen versterken, rekening houdend met de zwaardere zorgvragen. Als ik me niet vergis, maken we daarover begin december afspraken met de sector om er op regionaal niveau veel meer aandacht aan te geven.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Voldoende en voldoende goed opgeleid personeel is een van de belangrijke factoren waaraan de kwaliteit van zorg wordt afgemeten. De Staatssecretaris begon met een goed voorbeeld. Zo kennen we er meer. Dergelijke voorbeelden zullen ook bij die 150 voorvechters zitten. Er is echter ook een hele groep waarmee het nog niet zo goed gaat. Wanneer en hoe zorgt de Staatssecretaris er bij het zoeken naar een personeelsnorm of zelfsturende teams of onzinnige overhead voor dat die groep die niet wil of waar het nog niet zo goed is, een beetje bijtrekt?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik kom hier in de loop van mijn verhaal op terug. Ik kan nu alvast heel kort aangeven dat er een paar manieren zijn. Eén manier is het uitoefenen van goed toezicht. De heer Van Dijk heeft in het rapport van de inspectie kunnen lezen dat er vrij snel verbeteringen mogelijk zijn als er toezicht of verscherpt toezicht komt. Dat stemt tevreden. Dat zei de heer Van Dijk ook. De borging daarvan is echter het grote issue. We moeten niet alleen maar toezicht uitoefenen, maar ook bekijken wat het betekent voor het personeel, de deskundigheid en de opleidingen. We moeten de goede voorbeelden als norm stellen. De heren Van Dijk en Potters hebben daar al eerder op gewezen. Er moet een leidraad zijn voor de wijze waarop goede verpleeghuiszorg wordt geboden; niet zozeer een norm in cijfertjes, als wel een kwaliteitsnorm voor de sector die de inspectie bij haar werk kan hanteren. Misschien moet de werkwijze van de inspectie wel veranderen. Men moet niet uitsluitend bekijken of het handboek Voedsellabeling in de kast staat, maar daadwerkelijk met cliënten, hun verwanten en de cliëntenraad spreken en kijken hoe het ermee staat, om zo tot een oordeel te komen over de wijze waarop de dagelijkse zorg wordt verleend, in plaats van op basis van wat er op papier staat. Aan de ene kant moeten we dus een aantal kwaliteitsnormen maken. Dat proces is momenteel in volle gang. Aan de andere kant moet de werkwijze van de inspectie veranderen. Dat proces is ook in volle gang. In de nieuwe kwaliteitsnormering is het van belang dat we goede voorbeelden pakken die de norm kunnen worden. Wat misschien nog veel belangrijker is, is dat professionals samen met cliënten ruimte krijgen om afspraken te maken over goede zorg. Ik teken daarbij aan dat het in veel gevallen niet alleen om zorg gaat die goed op orde moet zijn. Het gaat om de kwaliteit van leven en het rekening houden met de wensen die de cliënten al hadden voordat ze überhaupt in het verzorgings- of verpleeghuis terechtkwamen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Ik heb al eerder gevraagd om een andere rol voor de inspectie: niet het controleren van afvinklijstjes, maar veel meer letten op de kwaliteit van leven. Ik zoek echter wel de scherpte. Als een zorgaanbieder op pad gaat, afrekent of controleert, moet er wel een houvast zijn voor de hoeveelheid personeel en hetgeen waarop moet worden gelet bij de vraag hoe mensen leefden voordat ze in een verpleeghuis kwamen. Ik zoek meer scherpte van de Staatssecretaris dan het noemen van een veelheid aan maatregelen. Ik zoek een houvast waaraan een aanbieder moet voldoen. Het kwaliteitskader dat we vandaag ontvingen biedt een perspectief, maar is toch vooral veel perspectief en weinig concreet.

Staatssecretaris Van Rijn: Misschien kan het nieuwe beoordelen van de werkwijze in een instelling niet alleen worden gebaseerd op normen die op papier staan. Stel dat een van de normen is dat er een goed zorgleefplan is, dat goed met de cliënten en hun verwanten is besproken. Het zou dan niet voldoende zijn om te constateren dat er een zorgleefplan is. Je hebt dan het papier bekeken, maar dan weet je nog niet hoe het gaat. Een aantal basiszaken moeten op orde zijn, zoals hygiëne en medicatieveiligheid. Ik wil van de inspectie echter vooral een oordeel over de manier waarop het echt gaat in de zorgverlening. Dat betekent een andere manier van kijken: niet alleen nakijken welke ordners er staan, maar vooral nagaan hoe het in een instelling gaat. Welke opvattingen hebben de cliënten en hun naasten? Kennen de bestuurders de mensen wel goed genoeg? Hoe wordt de instelling bestuurd? Wordt er voldoende gereageerd op signalen als die er zijn? Het is een andere manier van kijken, die voor een deel is gebaseerd op normen, maar voor een heel belangrijk deel ook niet, omdat we willen weten hoe het in het echt gaat.

Het plan van aanpak is momenteel in werking en gaat vooral over de manier waarop we meer ruimte kunnen maken tussen cliënten, mantelzorgers en zorgverleners. Op dat vlak zijn de eerste resultaten al zichtbaar. De resultaten zijn misschien nog niet zo tastbaar, maar er is een verandering ten goede ingezet, gezien het enthousiasme dat in de sector op gang is gebracht door mee te denken over en mee te helpen aan de plannen van aanpak en de verbetering. Ik noem een voorbeeld van een organisatie in het midden van het land. De familie van een ernstig demente bewoner had afgesproken dat mevrouw elke dag een uur ging wandelen. Op een dag keerde mevrouw niet terug. In de media werd gezegd dat een demente bejaarde uit de instelling was weggelopen. De familie heeft diezelfde dag de pers gecorrigeerd en gezegd dat moeder niet was weglopen, maar dat ze was verdwaald omdat ze zo van wandelen houdt. Het is een klein voorbeeld van de discussie die we gaan en moeten krijgen over de vraag wat men kwaliteit vindt en welke risico's daaraan zijn verbonden als we tot meer vrijheid overgaan. Iemand in een rolstoel vastzetten kan een heel veilige maatregel zijn om het risico op vallen te verminderen en ervoor te zorgen dat iemand zijn heup niet breekt. Het kan echter ook leiden tot een heel ongelukkige manier van zorg verlenen waar zowel de zorgverlener als de cliënt helemaal niet blij mee is.

Zo'n 150 zorgaanbieders met bijna 670 locaties hebben voorstellen ingediend over de manier waarop de zorg verder kan worden verbeterd. Ze hebben enkele specifieke onderwerpen aangegeven. Het meten en verantwoorden van kwaliteit is een belangrijk onderwerp. Zo'n 50 zorgaanbieders zijn nu aan de slag om dit op een andere manier zichtbaar, mogelijk en toetsbaar te maken. Ook de persoonsvolgende bekostiging is een belangrijk issue. Zo'n 20 zorgaanbieders gaan cliënten veel meer zeggenschap geven over de aanwending van hun eigen zorgbudget. Zo'n 40 zorgaanbieders gaan aan de slag om mantelzorgers en familie op een andere en veel directere manier bij de zorg in het verpleeghuis te betrekken. Op veel plaatsen in het land gaat de vernieuwing opbloeien. Niet alles zal lukken. We zullen ook mislukkingen meemaken, maar dat is juist de ruimte die wij zoeken.

De heer Van Dijk vroeg zojuist naar het kwaliteitskader.

Mevrouw Agema (PVV): Was dit alles over de experimenten?

Staatssecretaris Van Rijn: Nee, maar ik ga eerst verder met het punt van het kwaliteitskader. De Kamer heeft een eerste schot voor de boeg van mij gekregen. Het kwaliteitskader wordt de komende tijd uitgewerkt. Het kader is gemaakt met mensen uit de sector. Juist de mensen op de werkvloer hebben aangegeven zich in het eerste schot voor de boeg te herkennen. In het kader wordt de basis van goede verpleeghuiszorg aangegeven. Het gaat in de kern om drie zaken. Ten eerste moet de basis, de kwaliteit van de medische zorg, op orde zijn. Ten tweede gaat het om de verzorging en de grotere zorgvraag van ouderen die niet meer alles zelf kunnen. Ten derde gaat het om het simpelweg ervoor zorgen dat iedereen elke dag een beetje een plezierig bestaan heeft. Dat klinkt simpel en heeft te maken met alle dagbesteding en activiteiten. Het kwaliteitskader ligt bij het Zorginstituut Nederland, dat het samen met de sector verder gaat uitwerken.

Het eerste resultaat van de experimenten, of eigenlijk daarop vooruitlopend, is dat ActiZ, Branchebelang Thuiszorg Nederland, ZN en de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) in het kader van vermindering van administratieve lasten hebben afgesproken om vanaf 1 januari de Consumer Quality Index (CQ-index) af te schaffen. Die meetmethoden worden niet meer gebruikt. Tijdens de zomerperiode is geïnventariseerd welke ervaren verpleegkundigen en andere professionals de kennis, kunde en ervaring hebben om deel uit te maken van de expertpool die de heer Van Dijk heeft voorgesteld. Het gaat om mensen van wie we weten dat zij ervaring hebben met de verandering die zij zelf bij zorgaanbieders hebben doorgevoerd. Zij kunnen zorgaanbieders helpen die willen veranderen. De inventarisatie heeft geleid tot een lijst van 150 personen, aan wie momenteel wordt gevraagd of ze willen meedoen. Zodra zij daarmee hebben ingestemd, worden ze op de website van Waardigheid en Trots op de lijst geplaatst. Enkele zorgaanbieders hebben al aangegeven belangstelling te hebben. Ik verwacht dat enkele teams nog voor het einde van het jaar aan de slag zijn. We hebben de tussenevaluatie van regelarm werken gehad. Daarna krijgen we de eindevaluatie. Deze resultaten kunnen allemaal worden meegenomen bij de verdere ontwikkeling van de vernieuwing en het experimentenprogramma, wat ook zal gebeuren. Mevrouw Agema heeft gelijk dat daaruit zal blijken dat heel veel al is uitgevonden. We moeten het nu breed gaan toepassen. Ik zal de ordners die ik van mevrouw Agema heb gekregen nog eens bekijken en nagaan of de informatie daaruit ook in de evaluatie zit. Het gaat erom dat we niet van papier blijven spreken, maar dat een en ander daadwerkelijk in de praktijk wordt uitgerold.

Mevrouw Agema (PVV): Dit is wel een heel gemakkelijke reactie. De Staatssecretaris laat 680 aangemelde regels op de plank liggen. Ik heb ze ervan afgehaald en neem ze vandaag mee. Het betreft 680 regels die volgens de mensen uit het veld kunnen worden afgeschaft, maar waar de Staatssecretaris niets mee doet. De Staatssecretaris zegt nu dat hij ze meeneemt. Hij begint gewoon opnieuw een experiment. Er is al jarenlang geëxperimenteerd tussen 2012 en 2015. De Staatssecretaris zegt dat er straks een eindevaluatie komt. Het gaat echter om de uitvoering. Wanneer worden de door zorgmedewerkers aangemelde 680 regels die in de ordners zitten, geëvalueerd? Wanneer worden ze afgeschaft? Wanneer wordt het experiment regelarme instellingen uitgevoerd, waaraan 26 concerns hebben meegewerkt, die hebben geëxperimenteerd met indicatiestelling, met AWBZ- brede zorgregistratie en met andere productregistraties? De Staatssecretaris kan niet steeds opnieuw beginnen met nieuwe experimenten, met weer mooi nieuws en met weer mooie persberichten. Wanneer wordt het uitgevoerd?

Staatssecretaris Van Rijn: Zoals mevrouw Agema weet, ging een aantal aanbevelingen in de evaluatie over experimenten die vooruitliepen op de doorgevoerde grote hervorming, namelijk de nieuwe Wlz. Een groot aantal van die aanbevelingen is daarin verwerkt. Mevrouw Agema heeft ook kunnen lezen dat een groot aantal aanbevelingen betrekking had op het registreren en verantwoorden in de nogal gedetailleerde regelgeving rondom de jaarverslaglegging. Alle regels rondom de jaarverslaglegging zijn opgeschoond, verbeterd en vereenvoudigd. Een groot aantal van de aanbevelingen is dus al doorgevoerd. Een aantal daarvan had betrekking op het onnodig meten van resultaten. De CQ-index schaffen we af. Een aantal aanbevelingen in de tussenevaluatie is dus al uitgevoerd. Uit de eindrapportage komen nog meer aanbevelingen die we kunnen invoeren. Dat gaan we doen, conform de afspraken die destijds daarover zijn gemaakt.

Mevrouw Agema (PVV): Dat is helemaal niet waar. De eindevaluatie van het experiment regelarme instellingen is achtergehouden. Die was al binnen voordat we de Wlz gingen behandelen. De eindevaluatie is achtergehouden tot na de behandeling van de Wlz. Er stonden zaken in, bijvoorbeeld de indicatiestelling, die de Staatssecretaris vervolgens op wettekstniveau in beton heeft gegoten. Die zaken kunnen we nu heel moeilijk nog veranderen, want dan moeten er wetswijzigingen naar de Kamer. Ik vraag de Staatssecretaris om het experiment van de 26 concerns uit te voeren en met de wetswijzigingen naar de Kamer te komen. Dat doet de Staatssecretaris niet, want dan haalt hij bakzeil. Daarom zegt hij nu dat hij een nieuw experiment begint en kan iedereen zich weer aanmelden en met regels komen. Wil de Staatssecretaris in elk geval de 680 regels die ik bij het Ministerie van VWS van de plank heb gehaald, beoordelen en de Kamer een tijdpad geven wanneer hij met de evaluatie van die regels naar de Kamer komt? De Staatssecretaris laat de regels al drie jaar liggen. Ik wil weten wanneer we de evaluatie van de 680 regels krijgen. Is dat in januari, februari of maart?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik zal een genuanceerd antwoord geven. Mevrouw Agema heeft het over de indicatieregels. We hebben hierover in de Kamer al eerder gesproken. De discussie ging destijds over de vraag hoeveel mandaat wordt verstrekt. We hebben om moverende redenen gezegd dat we de gemandateerde indicaties niet bij de instellingen leggen, maar bij het Centrum Indicatiestelling Zorg. Daar kan mevrouw Agema het niet mee eens zijn, maar dat is destijds besloten. Daarnaast is afgesproken hoe we de experimenten regelarme instellingen afronden. Ten eerste komt er een tussenevaluatie. De Kamer heeft die gehad. Ten tweede komt er een eindevaluatie. Die komt in februari 2016 naar de Kamer.

Mevrouw Agema (PVV): Ik vroeg naar een evaluatie van de 680 regels die ik zojuist heb overhandigd. Kan de Staatssecretaris een tijdsspanne geven wanneer we de evaluatie van die regels tegemoet kunnen zien?

De voorzitter: Uw punt is duidelijk. Ik heb de Staatssecretaris daarop een reactie horen geven.

Staatssecretaris Van Rijn: Als de regels in het kader van alle experimenten regelarme instellingen zijn ingebracht, komt de eindevaluatie van het experiment regelarme instellingen eind februari naar de Kamer.

De voorzitter: Mevrouw Agema, interrupties gaan in tweeën.

Mevrouw Agema (PVV): Dat snap ik, maar dit is geen interruptie. Dat begrijpt u als voorzitter ook heel erg goed. Ik probeer de Staatssecretaris te vragen wanneer de Kamer hoort ...

De voorzitter: De Staatssecretaris heeft geantwoord. U kunt het daar niet mee eens zijn.

Mevrouw Agema (PVV): Dat is feitelijk onjuist.

De voorzitter: Nee. U hebt in twee termijnen vragen gesteld. De Staatssecretaris heeft daar in twee termijnen op gereageerd. U gaat over uw vragen en de Staatssecretaris gaat over het antwoord. Zo dadelijk volgt een tweede termijn. Anders is een laatste middel ...

Mevrouw Agema (PVV): Daar ga ik mijn tijd niet aan besteden. U bent ook mijn voorzitter. Ik wil van de Staatssecretaris weten wanneer hij de 680 regels evalueert en wanneer de Kamer die evaluatie krijgt. De Staatssecretaris zegt in februari. Als u als voorzitter daarmee akkoord gaat, ga ik ervan uit dat die 680 regels geëvalueerd zijn en naar de Kamer komen. Het gaat niet om die andere evaluatie.

De voorzitter: De Staatssecretaris heeft een antwoord gegeven. Dat antwoord kan in het verslag worden nagelezen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik heb een punt van orde. Ik begrijp van mevrouw Agema dat die 680 regels iets anders zijn dan het project regelarme instellingen. Ze vraagt of de Staatssecretaris die regels tegen het licht wil houden en de Kamer wil informeren. Klopt dat? Ik ben daar namelijk ook wel in geïnteresseerd.

Mevrouw Agema (PVV): Dat is juist het punt. Het experiment bestaat uit twee onderdelen. Aan de ene kant het experiment van de 26 concerns en aan de andere kant de 680 regels.

De voorzitter: Uw punt is duidelijk mevrouw Agema. Ik heb de Staatssecretaris horen zeggen dat op het moment dat de 680 regels zijn ingevoerd, ze worden meegenomen in de evaluatie.

Staatssecretaris Van Rijn: Het experiment regelarm werken bestond inderdaad uit twee onderdelen. Ten eerste: hoe kun je experimenteren met minder of andere regels? Ten tweede: kan een groot aantal regels waar ook mee is geëxperimenteerd wellicht worden afgeschaft? Dat wordt allemaal meegenomen in de eindrapportage van het experiment regelarm werken, die in februari 2016 naar de Kamer komt.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik heb geen tweede interruptie. Ik wilde hetzelfde punt van orde maken als mevrouw Keijzer. Dat punt is opgelost.

Staatssecretaris Van Rijn: Een aantal Kamerleden had vragen over de extra middelen. Worden die middelen op een goede manier besteed, met minder bureaucratie en met voldoende inspraak van degenen die daar het nodige over te zeggen hebben? Er zal wisselend over worden gedacht, maar ik ben blij dat we erin zijn geslaagd om in de begroting voor 2016 ruimte te vinden en te maken voor de doelen van het plan Waardigheid en Trots, om extra middelen ter beschikking te stellen, uiteindelijk oplopend naar structureel ruim 200 miljoen euro. In de brief die ik de Kamer vorige week heb gestuurd, heb ik de inzet daarvan beschreven. De kern van de afspraken is dat de rol van cliënten en professionals bij de besteding van de extra middelen vooropstaat. Mijn doel is dat binnen de organisatie voortdurend wordt bepaald wat voor die organisatie het beste is met betrekking tot de genoemde onderwerpen, zowel aan de kant van dagbesteding en activiteiten als aan de kant van deskundigheid, personeel en opleidingen. De cliëntenraad en de ondernemingsraad praten hierover mee, en als ze aanwezig zijn de verpleegkundigen en verzorgenden ook. Dat is voor het zorgkantoor een voorwaarde om te kunnen beoordelen of de doelen zijn behaald en dus voor het toekennen van de middelen. Daarna kunnen we met zo min mogelijk administratieve lasten in het voorjaar van 2016 op landelijk niveau een analyse uitvoeren. Wordt er voldoende gekeken naar de plannen? Zijn die in overeenstemming met de plannen van degenen die erover moeten gaan? Vervolgens kunnen we bekijken wat ervan is terechtgekomen en dat bij de volgende inkoopronde meenemen. Er worden extra middelen toegevoegd aan de contracteerruimte. De extra middelen kunnen worden verkregen, mits er overeenstemming is binnen de organisatie met de cliëntenraad aan de ene kant en met de verplegenden en verzorgenden aan de andere kant. Na het toekennen van de middelen wordt bekeken hoe ze zijn besteed en of dat tot tevredenheid is gebeurd. Het is een vrij lichte procedure, die niet tot allerlei nieuwe plannenmakerij en bureaucratie leidt. Het allerbelangrijkste punt is dat de middelen worden besteed in overleg en overeenstemming met de cliënten, cliëntenraden en verwanten enerzijds en met de verplegenden en verzorgenden anderzijds.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb contact gehad met een aantal instellingen. Zij geven aan dat ze naast ontwikkelplannen voor minder tariefafslag door het zorgkantoor, bestpracticeplannen voor Waardigheid en Trots en verbeterplannen voor het zorgkantoor, nu ook activiteiten- en opleidingsplannen maken. Ik begrijp heel goed dat we moeten voorkomen dat er nieuwe bureaucratie ontstaat en dat we allerlei nieuwe, zware plannen optuigen. Hoe voorkomen we echter dat er straks allerlei eisen worden gesteld aan zwaarder opgetuigde plannen? Het zorgkantoor wil natuurlijk weten of het geld efficiënt wordt ingezet. Kan het ook een licht plan zijn, met de goedkeuring van cliënten, verplegenden en verzorgenden? Hoe is het samenspel tussen de instelling en het zorgkantoor? Hoe voorkomen we dat het een te zwaar traject wordt?

Staatssecretaris Van Rijn: Het plan is inderdaad vormvrij. Het zorgkantoor gaat niet nog een keer apart bekijken of die het ook goed vindt. De voorwaarde is dat er overeenstemming is met de cliënten en met de ondernemingsraden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Het is heel belangrijk dat het plan vormvrij is, dat het zorgkantoor er niet ook nog eens een toets overheen legt en dat instemming van cliënten, verplegenden en verzorgenden voldoende is. Dat stelt mij gerust.

Staatssecretaris Van Rijn: Vandaag kwam aan de orde wat er nog meer loskomt rondom de vernieuwingsagenda en het plan Waardigheid en Trots. Er is gesproken over de personeelsbezetting. Het is goed om aan te geven waar we staan. De leidraad voor verantwoorde personeelssamenstelling is toekomstgericht en beschrijft de benodigde kwaliteit en de personeelsopbouw. Er zijn verschillende scenario's denkbaar. Ik wil benadrukken dat we juist niet willen zeggen dat een verpleeghuis van een bepaalde grootte en een bepaalde schaal ...

Mevrouw Keijzer (CDA): De Staatssecretaris komt nog met een reactie op het verhaal van de 45 miljoen euro en hoe zich dat verhoudt tot de gehandicaptenzorg. Begrijp ik goed dat het in de 110 miljoen euro ... Dat zeg ik toch goed, voorzitter?

De voorzitter: Ik krijg 220 miljoen euro ingefluisterd.

Mevrouw Keijzer (CDA): Dat is op langere termijn, maar voor 2016 is het 110 miljoen euro. Ik begrijp toch goed dat dit bedrag in de contracteerruimte wordt gestopt? Alle instellingen krijgen dat, dus ook de slecht functionerende instellingen. Ik hoor graag hoe dit zit. Ik vraag me af of het wel verstandig is wat de Staatssecretaris aan het optuigen is. Mevrouw Dik-Faber had het daar ook over. Een bedrag van 110 miljoen euro wil zeggen: € 2,65 per dag per bewoner, waarvan 30% moet worden besteed aan opleiding. Dan houd je € 1,60 per dag per bewoner over voor dagbesteding. De instelling moet hierover met haar cliëntenraad praten, maar is het in het verlengde van wat mevrouw Dik-Faber zegt niet wijs dat ze aan het eind niet weer een totale analyse doet of de beoogde doelen wel zijn behaald, ook nog met als doel weinig administratieve lasten? Dat staat hier ook in. Bij € 1,60 per dag per bewoner is elke euro die aan papier wordt besteed er één te veel.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat vind ik ook en daarom doen we het zoals we doen. Het geld wordt toegevoegd aan de contracteerruimte. Die ruimte komt beschikbaar zodra een instelling hierover overeenstemming bereikt met haar cliënten en de ondernemingsraad. Het is prima als die overeenstemming tot andere mixen leidt die veel beter zijn voor de organisatie. We willen achteraf bekijken of het tot resultaat heeft geleid en niet bekijken wat een instelling heeft gedaan. Ik neem aan dat de Tweede Kamer over enige tijd wil weten of er iets is terechtgekomen van de extra middelen die in het kader van Waardigheid en Trots ter beschikking zijn gesteld voor kwaliteit en opleiding van personeel aan de ene kant en een impuls voor de dagactiviteiten en dagbesteding aan de andere kant. De kritiek was dat na een tijdje niet meer te zien is wat er van het extra geld dat in de systemen wordt gestopt, is terechtgekomen. Daarom bekijken we het op een lichte manier. Er worden geen plannen getoetst, want de voorwaarden zijn al gesteld. Er wordt bijvoorbeeld gewoon aan de mensen gevraagd of het is verbeterd. Dat kunnen we op dezelfde manier doen bij de cliënten, de cliëntenraden en de ondernemingsraden.

Mevrouw Keijzer (CDA): Daar waar het misgaat, gaat het mis bij het opleidingsniveau van het personeel, bij de medicatieveiligheid en omdat er te weinig personeel is. Het is goed dat de Staatssecretaris hiervoor ruimte heeft gevonden. Laat dat gezegd zijn. De Staatssecretaris stopt het geld in de tarieven. Hij is daarmee echter de zeggenschap kwijt voor extra eisen, naast de reeds bestaande eisen. Laat de Staatssecretaris het daarbij laten. De instelling moet overleggen met haar cliëntenraad, maar er moet wel worden bekeken wat wijsheid is. Onder andere uit de FNV-enquête blijkt dat de basis het probleem is. De basis moet op orde. Dat is al jaren zo.

Staatssecretaris Van Rijn: Het lijkt erop dat we het niet eens zijn, terwijl we het volgens mij heel erg eens zijn. Er komen extra middelen ter beschikking. In Waardigheid en Trots staan twee belangrijk speerpunten. Ten eerste: hoe zorgen we voor betere en meer dagactiviteiten om de kwaliteit van leven voor bewoners te verbeteren? Ten tweede: hoe zorgen we ervoor dat deskundigheid en opleidingen een impuls krijgen? Het geld wordt toegevoegd onder de voorwaarde dat instellingen overeenstemming bereiken met hun cliënten en de ondernemingsraden over de manier waarop ze het geld besteden. Zij kunnen het beste uitmaken wat de beste besteding is. Ik leg geen andere criteria op.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik probeer het nog maar eens via een tweede interruptie. Ik blijf mij erover verbazen dat er instellingen zijn die het met het bestaande budget fantastisch doen en instellingen waar dat niet zo is. Het bedrag is beperkt, dus je kunt je sowieso afvragen of de dagbesteding daarvoor kan worden gerealiseerd. Is het echter niet verstandig om de instellingen waar het niet goed gaat, in overleg met de inspectie omdat ze onder versterkt toezicht staan, de ruimte te geven om het geld te besteden om de basis op orde te krijgen? Ik zou het ontzettend jammer vinden als bij de evaluatie van volgend jaar er hier en daar wat plukjes extra dagbesteding is gekomen, maar dat de 150 onder verscherpt toezicht staande instellingen nog steeds onder verscherpt toezicht staan. Daar zal net iemand van jouw familie wonen. Daar zoek ik vandaag naar.

Staatssecretaris Van Rijn: Een en ander moet blijken uit het overleg dat de instelling met de cliënten en het personeel voert. In zo'n overleg kan het beste worden bekeken wat in een situatie de beste manier van plannen maken is. Vervolgens kan worden bekeken wat dan moet worden gekozen, zoals meer besteden aan de kwaliteit en de deskundigheid van het personeel of een impuls geven aan de dagbesteding en de dagactiviteiten die de kwaliteit van leven verbeteren. Die mix moet op instellingsniveau worden gevonden.

Mevrouw Keijzer (CDA): Dan zijn we er, want het is toch onzinnig om te verplichten dat het geld voor 70% wordt besteed aan dagbesteding en voor 30% aan opleiding. Dat is namelijk de verdeling die in het bestuursakkoord staat, 30% en 70%. Het zou veel beter zijn dat de instelling bekijkt wat ze met het extra geld doet en niet achteraf een bureau zoekt om te analyseren hoe het extra geld uiteindelijk is besteed. Het zou zonde zijn als van dat extra geld voor verpleeghuiszorg, wat een prachtige doelstelling is, een groot deel naar bureaucratie en onderzoeksbureaus gaat.

Staatssecretaris Van Rijn: Over dat laatste punt zijn we het eens. Het is een kwestie van aan de mensen vragen of het is verbeterd. Over één punt verschillen we enigszins van mening. Het is heel belangrijk dat er extra middelen worden uitgetrokken. Ten eerste is dat belangrijk om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van leven verder wordt verbeterd. Uit de signalen blijkt dat de dagbesteding en de activiteiten van wezenlijk belang zijn voor de ouderen in instellingen voor de beleving van de kwaliteit van leven. Die activiteiten zijn echt ongelooflijk belangrijk. Overal waar ik kom, gaat het daarover, het gaat niet alleen over de basiszorg. Ten tweede moet er worden geïnvesteerd in personeel, zodat dit meer wordt toegerust om de zwaardere zorgvraag te tackelen. Het is verstandig om van instellingen te vragen om met voorstellen te komen die zijn overeengekomen met de cliënten en het personeel. Er kan nog worden gediscussieerd over de vraag hoe de mix precies moet zijn gelet op de situatie, maar ik ben er een groot voorstander van dat aan die twee speerpunten aandacht wordt besteed.

Ik heb de personeelsbezetting al even genoemd. Er zijn twee zaken in gang gezet. Een van de in gang gezette acties is hoe we tot een leidraad kunnen komen voor een verantwoorde personeelssamenstelling. Het Zorginstituut Nederland bekijkt momenteel in overleg met het veld wat een verantwoorde personeelssamenstelling is. Die verschilt van situatie tot situatie, afhankelijk van de zorgzwaarte en de wijze waarop de instelling in elkaar zit. In de leidraad die wordt opgesteld, staat hoe je dat soort dingen doet. Een andere in gang gezette actie is het bekijken van de personeelssamenstelling van instellingen die heel goed en die heel slecht presteren. Er wordt dus gekeken naar twee elementen. Ten eerste: wat is volgens de leidraad ongeveer een verantwoorde personeelssamenstelling? Ten tweede: hebben we voorbeelden van de personeelssamenstelling daar waar het goed gaat en daar waar het niet goed gaat en wat kunnen we daarvan leren? In het voorjaar van 2016 halen we die twee elementen bij elkaar en dan hebben we daar een zo scherp mogelijk beeld van. De instellingen waar het heel goed gaat, zeggen overigens allemaal dat we moeten oppassen met het kopiëren van hun plaatje naar een andere instelling. Elke situatie is immers anders qua personeel of het zorgzwaarteverhaal. Het plaatje moet dus elke keer weer opnieuw worden vastgesteld.

Mevrouw Agema (PVV): Ik ben enigszins verbouwereerd over de laatste uiteenzetting. De Staatssecretaris zit inmiddels al heel wat jaren op zijn plek, namelijk een jaar of drie, maar spreekt nu over een relatie tussen de personeelsbezetting en kwaliteit. Moet het voor iedere Staatssecretaris niet binnen drie seconden duidelijk zijn dat de kwaliteit in een verpleeghuis inherent is aan het personeelsbestand? De Kamer krijgt in het voorjaar van 2016 een evaluatie, maar het is toch bekend dat ondervoeding, doorliggen, uitdroging, een praatje kunnen maken, medicatiefouten en weet ik veel wat voor dingen er zijn waarbij de kwaliteit niet in orde is, altijd zijn terug te leiden tot een te lage personeelsbezetting of te lage scholing? De Staatssecretaris hoeft dat helemaal niet te onderzoeken. Het kan toch niet zo zijn dat de Staatssecretaris die conclusie nog niet heeft getrokken of dat hij die conclusie pas in het voorjaar van 2016 trekt?

Staatssecretaris Van Rijn: Was het maar zo simpel. De kwaliteit van leven in een goed presterende instelling wordt bepaald door een samenstel van allerlei factoren. Personeelssamenstelling en deskundigheid zijn uiteraard zeer belangrijk elementen, maar ook: hoe zit het met de kwaliteit van het management? Hoe zit het met het gebouw? Hoe wordt er gecommuniceerd tussen cliënten en zorgverleners en hun familie en verwanten? Hoe zit het nu precies met de zorgleefplannen? Hoe worden die gemaakt? Voelen de cliënt en de familie zich zichtbaar eigenaar van het zorgleefplan of wordt er een papieren exercitie afgelegd? Het samenspel van factoren moet integraal worden bekeken, waarbij tevens de zorgzwaarte van belang is. De personeelssamenstelling die er al was in het verzorgingshuis dat automatisch verpleeghuis is geworden, voldoet niet meer, omdat de personeelssamenstelling en de deskundigheid meebewegen met de zorgzwaarte. Als we achter het bureau zittend een rekenexercitie doen en vaststellen wat de goede personeelssamenstelling is, gaat het hartstikke fout. Er moet per situatie elke keer weer in de eigen organisatie worden doordacht wat de goede personeelsmix is, gegeven de cliënten en de bewoners en gegeven de taken die de komende jaren moeten worden gedaan.

Mevrouw Agema (PVV): Ik heb nooit gepleit voor een bezettingsnorm, want dat is inderdaad aan de instellingen zelf. De instelling kent de samenstelling van haar bewoners. Ik geef de Staatssecretaris echter op een briefje dat hoe meer mensen er op de werkvloer zijn, hoe minder er in de overhead zitten en hoe beter de kwaliteit is. En andersom: heeft een organisatie een waterhoofd en is de personeelsbezetting op de werkvloer laag, dan lijdt de kwaliteit daaronder. De Staatssecretaris hoeft toch niet pas in het voorjaar van 2016 tot die conclusie te komen?

Staatssecretaris Van Rijn: Mevrouw Agema zal het met mij eens zijn dat de wijze waarop het werk is georganiseerd er ook ontzettend veel toe doet. Uit de tijd dat er bijvoorbeeld nog sprake was van het veelal inzetten van de Zweedse band, bleek uit onderzoek dat dit meer werd gedaan bij instellingen met relatief meer personeel dan bij instellingen met minder personeel. Het had dus niet te maken met meer of minder personeel, maar met de aandacht, de intake en de manier van zorgverlening door de dagen heen. We moeten niet te gemakkelijk zeggen dat meer altijd goed is en minder altijd fout. De hoeveelheid personeel is een belangrijke factor, maar een en ander is zeer afhankelijk van de wijze waarop het werk is georganiseerd, van de visie in een organisatie, van hoeveel ruimte het personeel krijgt en of de baas enigszins weet om welke mensen het gaat. We moeten niet één factor eruit halen, want er zijn veel meer factoren die van invloed zijn.

De heer Van Gerven (SP): De Staatssecretaris zegt dat er goede en minder goede instellingen zijn en dat we er zijn als iedereen werkt zoals de goede instelling. Dat is echter niet waar. Dankzij de Staatssecretaris zijn er in de zorg de afgelopen drie jaar 72.000 banen verdwenen. Zo'n 90% van de mensen die in de verpleeghuizen werken, heeft de afgelopen jaren alleen maar minder personeel gezien. Het is al jaren een weg naar beneden. Het is goed dat de Staatssecretaris met een bezettingsnorm komt, want dat wil een meerderheid van de Kamer. Is de Staatssecretaris echter bereid om vandaag af te spreken dat er niemand meer wordt ontslagen en dat er vanaf vandaag geen handen aan het bed meer verdwijnen? Wil de Staatssecretaris concreet ingaan op het verhaal van Hugo Borst en de afdeling waar zijn moeder verblijft?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik ben niet bezig met een verhaal voor de bühne. Ik ben bezig met het structureel verbeteren van de kwaliteit van de verpleeghuiszorg. Het personeel moet ruimte hebben. De instellingen die goed presteren, moeten de norm worden. We moeten oog hebben voor het feit dat de zorg en de zorgvraag de komende jaren gaan veranderen. Soms verandert de samenstelling van het personeel. Soms verandert de deskundigheid van het personeel. Je kunt niet zeggen dat er nergens meer mensen worden ontslagen. Misschien moeten er wel mensen bij. Daar loop ik helemaal niet voor weg. Uit de FNV-enquête blijkt dat in de helft van de gevallen mensen zijn vertrokken en dat in de helft van de gevallen het personeel gelijk is gebleven of is gestegen. Dat is bij elke instelling verschillend en dat zal ook zo blijven. We moeten niet doen alsof we vanachter het bureau in Den Haag kunnen bedenken hoeveel personeel er bij welke instelling moet zijn en wat de beste personeelsmix is. Dat is precies verkeerd. Als we structureel willen werken aan de kwaliteit van de verpleeghuizen, moeten de personeelssamenstelling, het management, de kwaliteit, de visie, de organisatie en het gebouw integraal worden bekeken. Daar zijn we mee bezig. Het is een zaak van lange adem, maar we moeten af van de discussie die al tien jaar loopt dat we elke keer aan de hand van een incident of een ernstig geval dat mij ook door de ziel snijdt, denken dat we aan een knopje kunnen draaien en dat het dan beter gaat. We zijn dan alleen maar bezig met symptoombestrijding en niet met het werken aan structurele verbetering. Dat wil ik juist wel.

De heer Van Gerven (SP): Er moet inderdaad een symptoom worden bestreden, namelijk het symptoom van het wegkijken van de Staatssecretaris. Niemand anders dan hij is er verantwoordelijk voor dat er in de zorg 72.000 banen zijn verdwenen.

De vergadering wordt van 16.12 uur tot 16.15 uur geschorst.

De heer Van Gerven (SP): De Staatssecretaris gaat de bezettingsnorm, het voorstel waar de meerderheid van de Kamer voor is, uitvoeren. Onderwijl hoort de Kamer echter onder andere via de door 5.000 mensen ingevulde SP-enquête dat er steeds minder personeel komt. Is de Staatssecretaris bijvoorbeeld bereid om tegen de instelling waar de moeder van Hugo Borst verblijft, die goede zorg levert, te zeggen dat als er op de afdeling goed wordt gewerkt, het niet aan de orde is dat daar personeel moet verdwijnen en dat de bezetting op de afdeling van vijf naar vier personen gaat, omdat er in 2017 een bezuinigingstaakstelling ligt van 0,5 miljard euro? Maakt de Staatssecretaris daar een einde aan?

Staatssecretaris Van Rijn: Het spijt me zeer, maar ik ga hier niet bepalen hoeveel personeel er op afdeling X of Y van een verpleeghuis of verzorgingshuis aanwezig moet zijn. Dat zou een heel merkwaardige zaak zijn. Mijn verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat er goede verpleeghuiszorg is. Niet alleen nu, maar ook in de toekomst. Ook bij Red de zorg, dat op sommige momenten onder onze aandacht is gebracht, moeten we nadenken over de het heel goed organiseren van de zorg in de toekomst. We moeten rekening houden met een verschuiving in de zorgvraag van ouderen. We moeten nadenken over de kwaliteit van het personeel. De samenstelling van het personeel zal veranderen. Misschien krijgen we wel veel kleinschaligere voorzieningen in plaats van grootschalige voorzieningen. Dat leidt natuurlijk tot verandering van banen en verandering van werkgelegenheid. Ik wil juist bekijken hoe de kwaliteit van de verpleeghuiszorg niet alleen nu maar ook in de toekomst kan worden gewaarborgd en veiliggesteld. Mensen die in de verpleeghuiszorg werken moeten met trots hun betrokkenheid kunnen uiten. Het helpt niet als elke keer het beeld wordt neergezet dat het allemaal kommer en kwel is in de verpleeghuissector. Ik zie elke dag hoeveel mensen daar met ziel en zaligheid werken. Men snakt naar waardering. Als er een verandering nodig is van de samenstelling, het aantal of de kwaliteit van het personeel, moeten we er niet voor weglopen dat er geld voor moet worden uitgetrokken. Daar zijn we nu mee begonnen. Laten we in positieve zin werken aan een goed imago van de sector die dat zo hard verdient.

Ik hoop dat duidelijk is dat we naar een benadering moeten waarin we niet per onderwerp een norm zetten die bepalend is voor hoe het gaat. Er zijn inmiddels een groot aantal onderwerpen die in samenhang moeten worden bekeken. We hebben het gehad over de wondzorg, over de administratieve lasten, over de psychofarmaca, over kwaliteit versus risico, over zorg en dwang en over de zorgleefplannen. Al die onderwerpen moeten in samenhang in de vernieuwingsagenda komen. De kern is dat we niet in de verleiding moeten komen om per onderwerp aan het wieltje te draaien en te zeggen dat het dan beter gaat. Alle onderwerpen moeten in samenhang worden bedacht. Daarom is Waardigheid en Trots gemaakt. Dat is de enige weg om op een structurele manier aan kwaliteitsverbetering te werken.

Ik kijk even naar de klok en of ik alle vragen heb beantwoord. Ik heb de personeelskant voldoende besproken. In antwoord op vragen van de heer Van Gerven en mevrouw Agema rondom regelarm werken heb ik aangegeven dat de eindevaluatie in het voorjaar van 2016 komt. We hebben het over de personeelsleidraad gehad, die ook in het voorjaar van 2016 wordt verwacht. Mevrouw Agema vroeg of de regels worden meegenomen bij de eindevaluatie. Die vraag heb ik beantwoord.

Ten aanzien van haar vraag over de intensiveringsmiddelen, ook wel de Agemamiddelen genoemd, wil ik voor de goede orde nog even het volgende noemen. De intensiveringsmiddelen voor de intramurale ouderenzorg zijn behouden. De middelen voor de gehandicaptensector en de ggz zijn destijds in de plannen geschrapt. Voor de ouderenzorg gaat het om een bedrag van 356 miljoen euro. Die middelen zijn in 2012 toegevoegd aan de contracteerruimte en zijn sindsdien daarin behouden. Er zijn vervolgens allerlei plussen en minnen in de contracteerruimte geweest, maar het beeld dat de middelen zijn weggehaald, klopt niet.

De heer Potters had een vraag over de persoonsvolgende bekostiging. Ik heb bij de begrotingsbehandeling aangegeven dat ik aan het eind van dit jaar met een brief kom over de vernieuwingsagenda. Ik zal daarin ingaan op de vormgeving van de persoonsvolgende bekostiging. Het kan op een aantal manieren, bijvoorbeeld in de inkoop, de bekostiging of de toegang, zodat we tijdig klaar zijn om halverwege volgend jaar een eventuele AMvB op te stellen die de persoonsvolgende bekostiging vormgeeft. De heer Potters dringt erop aan dat we niet alleen discussiëren over de persoonsvolgende bekostiging, maar daarvoor zo nodig ook regels aanpassen. Ik wil de Kamer daarom aan het eind van het jaar de koers op dit punt schetsen.

De heer Potters (VVD): Ik ben blij met deze toezegging. In principe is dit ook wat er is afgesproken, zeker in de aangenomen motie. Ik wil de AMvB voor de zomer van 2016 in de Kamer hebben, zodat we hem tijdig kunnen behandelen en nog voor de verkiezingen van 2017 een stap kunnen zetten. Vandaar dat ik iets meer urgentie vraag. Dus niet «eventueel», maar: het gaat voor de zomer van 2016 echt lukken. Dat zou mij helemaal gelukkig maken.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik deel de ambitie van de heer Potters.

We hebben reeds het nodige besproken over de kwaliteit. Mevrouw Bergkamp maakt een heel terecht punt over de beeldvorming over de sector en de last die het personeel daarvan heeft. Ik hoop dat ik mevrouw Bergkamp in mijn betoog een aantal zaken heb aangegeven en haar opmerking heb behandeld. Ik ben het zeer met mevrouw Bergkamp eens dat de cliënt zich eigenaar dient te voelen van het zorgleefplan. Niet in gebiedende zin, maar werkelijke zin. Het is geen onderwerp waarin een quick fix mogelijk is. Het ergste wat ons kan overkomen, is dat we een regel hebben dat er een zorgplan is, dat het op een papiertje komt, maar dat niemand zich er verantwoordelijk voor voelt. Ik merk overigens wel dat sinds het zorgplan is ingevoerd, het wel degelijk meer is gaan leven in de gesprekken tussen cliënten en personeel. De gesprekken gaan niet alleen over het invullen van het lijstje, maar er komt daadwerkelijk een gesprek op gang over wat goede zorg is voor de cliënt, gelet op zijn of haar vroegere leefsituatie. Ik kom echter ook nog steeds voorbeelden tegen waarbij sprake is van een papieren exercitie. Dat moeten we zien te bestrijden.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Ik heb daar ook een vraag over gesteld, een beetje dezelfde vraag als mevrouw Bergkamp had. We hebben van een aantal aanbieders, verzorgenden en cliëntenorganisaties toch wel verontrustende signalen ontvangen dat het zorgplan eerder een bureaucratische, papieren exercitie is geworden dan een gesprek over iemands leven voordat hij of zij bij de instelling kwam wonen en daarna. Daarom wilden D66 en de PvdA, wilde een meerderheid in de Kamer niet allerlei statische lijstjes opnemen in de wet. Wij wilden juist dat het persoonlijke gesprek met mensen nadrukkelijk aan de orde zou komen, met ruimte voor flexibiliteit en ruimte voor het verleden. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat het zorgleefplan doet waar we het voor wilden?

Staatssecretaris Van Rijn: We hadden het in dit debat over de vraag wat nu de inspectie nieuwe stijl is. Dit is zo'n punt. De inspectie kijkt niet of er een zorgleefplan is – je kunt namelijk zien of dat in de kast staat – maar vraagt of onderzoekt hoe dit plan tot stand is gekomen. Wordt het plan gedragen door de cliënt of de familieleden? Is het een zorgleefplan dat leeft of staat het in de kast en doet niemand er wat mee? Die zaken maken onderdeel uit van de inspectie nieuwe stijl.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Het moet dus ook vloeibaar zijn en kunnen veranderen zonder dat dit leidt tot allerlei papieren exercities of afvinklijstjes. De Staatssecretaris informeert ons regelmatig, twee keer per jaar, over de voortgang via Waardigheid en Trots. Wil hij de volgende keer explicieter op dit cruciale punt terugkomen, de ontwikkeling van de zorgplannen op de manier zoals we het hebben bedoeld?

Staatssecretaris Van Rijn: Dat doe ik volgaarne, want ik vind dit ook een zeer cruciaal punt. Als de zorgplannen tot een bureaucratisch instrument verworden, lopen we achter de feiten aan. Als het inlevingsvermogen in de kwaliteit van leven voordat iemand in het tehuis komt, voor een deel in het tehuis zelf kan worden voortgezet, werkt het plan. Dit vereist echter dat het eigenaarschap van de zorgleefplannen zowel van de cliënt als van de zorgverlener is.

Mevrouw Bergkamp vroeg of ik in gesprek wil gaan met de KIS-groep. Die toezegging kan ik heel snel doen, want we zijn daar al mee in gesprek. De KIS-groep komt in het voorjaar van 2016 met enkele voorstellen en zal die met mij bespreken.

De heer Van Dijk vroeg of de IGZ onaangekondigd en in de avond bezoeken aflegt om een totaalbeeld te krijgen. De IGZ bezoekt vrijwel uitsluitend onaangekondigd. Soms wordt er een afspraak gemaakt, omdat er dingen moeten worden klaargelegd. De IGZ legt 's avonds en in het weekend een bezoek af als dat effectief wordt bevonden, gelet op de risicopositie, omdat het moet opwegen tegen de onrust die het voor de bewoners kan veroorzaken. De inspectie bezoekt dus in de avonden en weekenden, maar weegt dat wat nadrukkelijker af.

In dit debat is al aan de orde geweest hoe we de goede voorbeelden niet alleen breed uitventen, maar onderdeel laten uitmaken van de normering en het beleid. Dit is een cruciaal punt, want het moet bij de kwaliteitsnormering niet gaan om een soort vergezicht. Er moet worden geprobeerd zo concreet mogelijk te maken wat het betekent voor de manier waarop er in een instelling wordt gewerkt. Dat wordt nog wel een zoektocht. We moeten ervoor oppassen dat er een soort vaste norm komt die voor iedereen geldt. Dat zal waarschijnlijk toch niet kunnen. Wat kunnen we echter leren van de goed werkende instellingen? Kunnen we dat universeel toepassen? Het idee van de heer Van Dijk, namelijk de expertgroepen die bij verschillende instellingen aan het werk zijn, heeft misschien wel een grotere impact dan het proberen te formuleren van een norm. We doen het echter allebei. De invloed van de cliëntenraden op de enveloppe hebben we genoeg besproken. Hetzelfde geldt voor het zorgplan.

Mevrouw Keijzer heeft een vraag gesteld over het op orde zijn van de basiszorg. Een van de pijlers van het plan van aanpak is dat de basis bij kwalitatief goede verpleeghuiszorg op orde dient te zijn. Daarnaast dient er veel meer aandacht te zijn voor de kwaliteit van leven. Het op orde zijn van de basis heeft heel erg te maken met hygiëne en medicatieveiligheid. We moeten gezamenlijk vaststellen dat die zaken nooit ter discussie mogen staan. Kwalitatief goede zorg heeft misschien wel minder met zorg te maken en veel meer met aandacht, de kwaliteit van leven en de dagbesteding en dagactiviteiten. Dat blijkt ook uit het rapport dat we daarover krijgen. Het is tevens een belangrijk onderdeel van Waardigheid en Trots.

Mevrouw Bergkamp (D66): De inspectie geeft aan dat er zorgen bestaan over de medicatieveiligheid en de cliëntdossiers. In hoeverre kunnen dit soort zaken worden opgelost in de plannen die de Staatssecretaris gaat uitrollen? Het zijn in feite bekende problemen, die soms ook te maken hebben met het personeelstekort. Hoe kan worden voorkomen dat de inspectie de volgende keer dezelfde signalen afgeeft?

Staatssecretaris Van Rijn: Dit onderwerp hangt erg nauw samen met de opleiding en deskundigheid van personeel. Als daar onvoldoende aandacht voor is of als er onvoldoende mensen zijn, komt de medicatieverstrekking ter discussie. Er moeten immers meer ogen kijken en er moet via een protocol worden gewerkt. Vervolgens ontstaan er problemen in termen van het waarborgen van de verbetering. Ik zie een duidelijke koppeling tussen de deskundigheid en opleidingen en de basisvaardigheden medicatieveiligheid en hygiëne.

Mevrouw Bergkamp (D66): Dat is een helder antwoord. Ik heb een vraag gesteld over de brandveiligheid. Ik heb aangegeven dat er onlangs weer een brand was in een verpleeghuis. Er is in 2008 een rapport geweest. Ik gebruik het tweede deel van mijn interruptie om de Staatssecretaris te vragen hoe het daar nu mee staat.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb het idee dat het eerdere rapport over de brandveiligheid over niet al te lange termijn wordt geactualiseerd. Ik kom daar graag in tweede termijn op terug, als me dat lukt.

Mevrouw Keijzer stelde een vraag over de bezuinigingen. De geschrapte taakstelling van 45 miljoen euro voor 2016 geldt niet alleen voor de verpleeghuiszorg maar ook voor de gehandicaptenzorg. Die bezuinigingen zijn er in 2016 dus allebei af. We zijn bezig met een plan van aanpak voor de gehandicaptenzorg. Met de sector is afgesproken dat het plan begin volgend jaar ter beschikking komt. De benodigde middelen, 45 miljoen euro, komen uit de enveloppe kwaliteit. We hebben uitgebreid gesproken over alle eisen ten aanzien van de besteding van middelen en ook over wie de middelen waarom krijgen.

Mevrouw Keijzer vroeg of cliëntenorganisaties zoals het LOC en de NPCF voldoende betrokken zijn. Het LOC en de NPCF maken deel uit van de taskforce Waardigheid en Trots. Zij zijn langs die weg betrokken bij gesprekken over de besteding van de middelen. Ik zal nagaan of dit in voldoende mate is gebeurd, want mevrouw Keijzer zal het niet voor niets vragen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik heb een punt van orde. De Staatssecretaris slaat mijn vraag over het aanjaagteam van de heer Norder over. Ik heb hem daar tenminste nog niet over gehoord.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat klopt. Ik heb gisteren met het aanjaagteam gesproken. We hebben nu bijna alle regio's gesproken. Het aanjaagteam komt begin 2016 met een eindrapportage, met aanbevelingen over de knelpunten in de wet- en regelgeving inzake de afstemming tussen de zorgcapaciteit en de wooncapaciteit. In de rapportage worden drie punten behandeld. Hoe kunnen aanpassingen in bestaande woningen beter tot stand komen? Hoe zorgen we voor meer differentiatie in het woonaanbod? Hoe zorgen we ervoor dat de functie die verpleeg- en verzorgingshuizen vaak in wijken en buurten hebben, beter met elkaar in verband kunnen worden gebracht? De heer Norder heeft aangegeven dat de rapportage begin 2016 komt. Ik stuur het rapport vervolgens zo spoedig mogelijk naar de Kamer.

Mevrouw Dik-Faber had volgens mij een vraag die gelijk was aan die van de heer Van Dijk, namelijk hoe het zit met de aanjaagteams en of ze in voldoende mate worden ingezet. De inventarisatie heeft geleid tot 150 personen. Aan het eind van het jaar zullen de eerste teams aan de slag zijn.

Mevrouw Dik-Faber vroeg hoe de geestelijke verzorging wordt geplaatst in Waardigheid en Trots. Uiteraard is voldoende aandacht voor de geestelijke verzorging voor veel mensen, ook voor veel instellingen, onderdeel van de kwaliteit van leven. Wat mij betreft is de geestelijke verzorging integraal onderdeel van de kwaliteitsplannen die de zorgaanbieders met hun cliënten maken. Een en ander zal enigszins afhankelijk zijn van de instelling. Ik kan me voorstellen dat het voor een instelling waarin geestelijke verzorging erg van belang is – voor de dagactiviteiten van mensen, voor een zinvolle dagbesteding, voor de kwaliteit van leven in zijn algemeenheid – heel belangrijk is om juist daar meer aandacht aan te geven. Wat mij betreft is dit onderdeel van de discussie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik wil even nader duiden wat de Staatssecretaris precies bedoelt. Bedoelt hij dat dit iets is tussen zorgaanbieders en cliënten, dat zij daarover onderling afspraken maken? Of bedoelt hij dat hij van plan is om dit aandachtsveld een plek te geven in zijn plan Waardigheid en Trots en in de verdere uitwerking daarvan?

Staatssecretaris Van Rijn: Misschien wel beide, maar misschien is het ook nog wat verder naar de toekomst gericht. De vraag van de Kamer in de diverse debatten is hoe we langzaam maar zeker, misschien te langzaam maar in elk geval zeker, naar meer persoonsgerichte zorg komen. Bij de persoonsvolgende zorg hoort dat we meer en meer rekening houden met de individuele wensen en leefwijzen van mensen. Mensen hebben heel veel verschillende wensen. Sommige mensen hechten een groot belang aan differentiatie, aan meer geestelijke verzorging of aan meer aandacht voor culturele of religieuze waarden bij een instelling. In het inkoopbeleid en in de bekostiging moet ruimte worden geboden om dit mogelijk te maken. We moeten af van het «one size fits all»-inkoopmodel. Of het nu gaat over de inkoop van de zorgkantoren of over meer persoonsvolgende bekostiging, er kan steeds meer worden geluisterd naar de wensen van cliënten, ongeacht hun afkomst, de leefwijze of de leefstijl die zij hadden voordat ze naar een instelling kwamen. Dat is een belangrijke driver voor de discussie over de persoonsvolgende bekostiging. Niet omdat het een technische discussie is, maar juist omdat het op die manier mogelijk wordt om meer en meer rekening te houden met de individuele wensen en omstandigheden van cliënten, ook als ze niet meer thuis kunnen wonen en in een instelling gaan verblijven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): We hebben het vanmiddag niet alleen gehad over de kwaliteit van zorg, maar vooral ook over de kwaliteit van leven. Een mens is natuurlijk niet alleen lichaam maar ook geest. Ik signaleer dat heel veel ouderen met zingevingsvraagstukken van leven en dood worstelen, of ze nu wel of niet religieus zijn. Daarom vind ik het zo belangrijk dat niet alleen de lichamelijke zorg, waarop primair de focus ligt, maar ook de geestelijke zorg voldoende aandacht krijgt in de instellingen. Daarom mijn pleidooi om de geestelijke zorg een plek te geven in Waardigheid en Trots.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik ben het met mevrouw Dik-Faber eens. De zingevingsvraagstukken zijn voor heel veel mensen die in een instelling verblijven, zeer belangrijk en vormen onderdeel van de discussie over wat tot de kwaliteit van leven behoort.

De voorzitter: Er is behoefte aan een tweede termijn. De spreektijd bedraagt anderhalve minuut.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. De Staatssecretaris zegt dat minder personeel tot de mogelijkheden behoort. Dat kan echt niet meer, gezien de 72.000 banen die de afgelopen drie jaar uit de zorg zijn verdwenen, iets wat onverminderd door dreigt te gaan. Ik wil hier een motie over indienen.

De Staatssecretaris heeft zojuist de SP-enquête ontvangen. Wil hij daar nader op ingaan? De Staatssecretaris komt in het voorjaar met allerlei evaluaties en voorstellen. Wil hij de zes aanbevelingen van het rapport daarin meenemen, van gedegen commentaar voorzien en als het aan de SP ligt wellicht een aantal aanbevelingen overnemen?

Kan de Staatssecretaris in de evaluatie tevens de overheadnorm meenemen? Dat belangrijke punt had ik in de eerste termijn nog onvoldoende genoemd. De Wet normering topinkomens (WNT) is van kracht. Er zou in de zorg een staffel plaatsvinden, die in 2016 zou worden ingevoerd. De Kamer heeft daarvan nog niets gezien. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is? Kan de Kamer de staffel ontvangen en kan de Staatssecretaris aangeven hoe die in 2016 wordt vormgegeven?

Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. Morgen is het negen jaar geleden dat mijn lichting Kamerlid werd. De verpleeghuiszorg is ons altijd erg lief geweest. We hebben altijd gehoopt en gedroomd dat het beter zou worden. We moeten vandaag de dag echter constateren dat de verpleeghuiszorg er nog nooit zo slecht voor heeft gestaan, ondanks de woorden van de Staatssecretaris waar we het afgelopen uur naar hebben mogen luisteren. Een groot probleem is dat er steeds minder geld beschikbaar is. De Staatssecretaris goochelt met cijfers. Hij zegt dat er steeds meer geld bijkomt voor de verpleeghuizen. Als je de absolute aantallen bekijkt, is er elk jaar meer geld, maar er zijn elk jaar ook meer verpleeghuisbewoners. De hoeveelheid geld die per bewoner beschikbaar is, is elk jaar minder. Die twee lijnen werken tegen elkaar in. Daarvoor zijn destijds de Agemagelden ingezet. In 2010 bedroeg het voor een verpleeghuisbewoner beschikbare percentage 95%. Met de Agemagelden is dat 100% geworden. Ik accepteer het niet dat de Staatssecretaris steeds zegt dat de Agemagelden nog bestaan. Nee, ze bestaan niet als je het percentage bekijkt. Het geld is niet alleen weggenomen, er is steeds meer weggenomen. Het percentage dat per bewoner beschikbaar is, is lager dan in 2010. Het grootste deel van het geld wordt uitgegeven aan personeel, aan salarissen. Daarom gaat het steeds mis. Ik vind het choquerend om te horen dat de Staatssecretaris onderzoek gaat doen om in het voorjaar ergens te constateren dat een tekort aan personeel inherent is aan te lage kwaliteit in de verpleeghuizen. Ik kan nog veel vragen stellen, maar ik rond af. Ik heb nog steeds de absolute hoop dat de lege huls die Waardigheid en Trots is ooit nog invulling krijgt, maar met al het gegoochel met cijfers en de werkelijkheid heb ik daar een heel hard hoofd in.

De heer Potters (VVD): Voorzitter. De kwaliteit van de verpleeghuizen en het zorgen voor een menswaardig bestaan in verpleeghuizen, zodat je echt het gevoel hebt dat je als cliënt centraal staat, zijn volgens mij punten die iedereen in de politiek nastreeft. Het ene Kamerlid roept daar misschien op de ene manier over en het andere Kamerlid zit daar misschien wat anders in, maar dat is waar wij naartoe willen. Ik ben blij dat we die stap zetten. Ik snap dat het een kwestie van lange adem is, maar we moeten meters gaan maken. De goede voorbeelden moeten de norm zijn. De Staatssecretaris zegt allerlei dingen die ik heel belangrijk vind, maar de urgentie om daartoe te komen mag wel wat hoger zijn. Hoe ziet het tijdpad eruit? Het is misschien moeilijk om het op een jaar vast te pinnen, maar kunnen we in 2017 zeggen dat de goede voorbeelden van nu de norm zijn voor de sector en dat we in 2017 de excellente voorbeelden bekijken? Ik ben het op zich eens met mevrouw Agema dat we er niet alleen over moeten praten in de Tweede Kamer. We willen ook echt resultaat zien. Ik kan alleen maar tevreden zijn met de toezeggingen voor de persoonsvolgende bekostiging. Ik zie het wetsvoorstel met veel belangstelling voor de zomer van 2016 tegemoet.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Voorzitter. De zorg voor ouderen die kwetsbaar zijn, die niet langer thuis kunnen blijven wonen en die zijn aangewezen op zorg in een instelling, moet liefdevol en waardig zijn. Dat belijden wij allemaal. Het ongeduld om stappen te zetten om de zorg beter te maken, is ook iets wat we allemaal delen. Als ik terugkijk in de historie, hebben we daar de afgelopen decennia best wel stappen in gezet. Daar mogen we ook wel eens trots op zijn. Twintig jaar geleden zaten er nog meer mensen op één kamer. Nu heeft bijna iedereen zijn eigen plek. We zijn toegekomen aan de fase waarin vooral de kwaliteit van leven, het leven dat mensen lijden voordat ze in een verpleeghuis kwamen wonen, zo veel mogelijk wordt meegenomen in de instelling. Dus eigenlijk de instelling ont-instellingen, om het zo maar eens te zeggen, en veel meer letten op wat mensen willen. De goede voorbeelden laten zien dat dit kan.

Ik heb nog twee vragen die zijn blijven liggen in de eerste termijn. Ik ben blij dat de 150 verpleegkundigen die in instellingen laten zien hoe goede zorg kan worden geleverd, hun ervaringen kunnen inzetten bij andere organisaties. We moeten op basis daarvan de stap zetten om van pilots naar echt beleid te komen. Die 150 goede voorbeelden zullen een mooi resultaat opleveren, maar ze moeten worden vertaald naar alle andere organisaties die dat nog niet hebben gedaan. In navolging van de opmerking van de heer Potters wil ik iets meer concrete stappen zien hoe we daar komen. Een andere vraag die uit de eerste termijn is blijven liggen, gaat over het persoonlijke plan. De Staatssecretaris komt hierop terug, maar het is heel cruciaal om het persoonlijke leven centraal te stellen. We hebben mensen de mogelijkheid gegeven om een persoonlijk plan op te stellen en geven ze daarmee maximaal zeggenschap over de vorm van hun zorg. Daar wordt nog vrij weinig gebruik van gemaakt. Kan de Staatssecretaris hieraan extra aandacht besteden?

Tot slot meld ik namens mevrouw Bergkamp van D66, die de zaal eerder heeft moeten verlaten, dat haar vraag over de brandveiligheid is blijven liggen. Ik heb de specifieke vraag niet helemaal scherp meer, maar de Staatssecretaris ongetwijfeld wel.

De voorzitter: Die vraag wordt in tweede termijn beantwoord.

Mevrouw Agema (PVV): De heer Van Dijk geeft aan dat hij het belangrijk vindt dat mensen zelf aangeven hoe hun leven eruitziet. Dat vindt natuurlijk iedereen. De heer Van Dijk heeft echter hoogstpersoonlijk de verblijfsrechten uit de wet geschrapt. Ziet hij niet in dat het zorgleefplan er in de praktijk bijvoorbeeld toe kan leiden dat men in een verpleeghuis een streep zet door het douchen van maandag tot en met zaterdag en dat men besluit dat er alleen op zondag wordt gedoucht? Dat is dus iets heel anders dan het vastleggen van iemands wensen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Ik sta er zeer achter dat we de starre afvinklijstjes uit de wet hebben gehaald en in andere regelgeving hebben vastgelegd. Daarmee zijn de verblijfsrechten niet weg. Ik geloof veel meer in een AMvB. Ik geloof er veel meer in dat mensen moeten aangeven of zij wel elke dag willen douchen. Ik kom bij verpleeghuizen waar mensen aangeven dat zij het helemaal niet fijn vinden om elke dag te douchen en het liever op een andere manier hebben. Er zijn ook mensen die liever twee keer op een dag douchen. Ik ben in een verpleeghuis in Rijssen geweest waar dat gewoon kan, waar het persoonlijke plan, het persoonlijke leven dat mensen willen leiden, veel meer leidend is dan de statische afvinklijstjes waar mevrouw Agema fan van is.

Mevrouw Agema (PVV): Dat is echt een waanzinnig onzinverhaal. Ik ben helemaal niet voor afvinklijstjes. Ik zet ook geen mensen onder de douche. Met het zorgleefplan van de heer Van Dijk kan een verpleeghuis zeggen dat er bij hen alleen op zondag wordt gedoucht. Als de verblijfsrechten er nog waren, had iemand daarvoor naar een rechter gekund. Niet dat het elke dag had plaatsgevonden, maar het was mogelijk geweest. Nu hebben mensen die mogelijkheid niet, want met een zorgleefplan bepaalt het verpleeghuis gewoon hoe het gaat gebeuren.

De heer Otwin van Dijk (PvdA): Volgens mij is het helder. Mevrouw Agema wil afvinklijstjes. Ik wil een zorgleefplan dat op maat is gesneden voor mensen, waarbij de inspectie – dat was ook mijn verzoek, en blijkbaar inspecteert de inspectie daar nu ook anders op – veel minder op diezelfde afvinklijstjes kijkt en veel meer het gesprek aangaat of uiteindelijk echt gebeurt wat de mensen zelf willen. Dat is de kant die we op moeten.

Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. We hebben vandaag vooral gepraat over meer geld voor de verpleeghuizen en dat is fijn. Het is mij vandaag ook duidelijk geworden hoe het geld wordt besteed. Het extra geld gaat via de contracteerruimte in de tarieven in de Wlz-pot. We hebben het dan over 110 miljoen euro in 2016, gedeeld door ongeveer 138.000 senioren is dat € 800 per jaar per bewoner. Dat is € 2,10 per bewoner per dag. Hoe krijgt de instelling het geld? Daarvoor is er een plan. In de toch al dolgedraaide regelsector waar de regeldruk klacht nummer één is van het personeel, komt er weer een plan bij. Dit keer met een extra eis, namelijk instemming van de cliëntenraad. Dat is goed, maar houd het daarbij. Tuig geen aparte verantwoording achteraf op. Het verpleeghuispersoneel zwicht al bijna onder de hoeveelheid papieren die het moet invullen. Is de Staatssecretaris bereid om punt 9 van het bestuursakkoord te laten vallen? Volgens mij zijn ActiZ en ZN daar zeker voor te porren, want die zien de regeldruk ook met lede ogen tegemoet. Er staat dat achteraf moet worden vastgesteld of de doelen worden gehaald. Dit kan meelopen in de benchmark. In de benchmark en in het toezicht zit al zo ontzettend veel verantwoording. Er moet ook nog een bureau worden gezocht voor de evaluatie. Ik deel de mening van de Staatssecretaris dat het extra geld kan worden gebruikt om de zorg beter te maken, maar wil het via de reguliere verantwoording laten lopen. We willen hier aldoor allemaal minder regels. De regeldruk is klacht nummer één van de sector. Begin daar vandaag mee. Ik hoor graag een bevestigende reactie van de Staatssecretaris.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Vanwege de beperkte tijd loop ik kort een paar punten langs. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris op de verschillen in waardering tussen zijn eigen rapport en dat van de FNV. De inhoud is niet eens zo heel verschillend, maar de toon is anders en het rapportcijfer is anders. Wil de Staatssecretaris ingaan op de verschillen, want die liggen er wel? Ik hoor ook de zorgen.

Ik wil graag gezegd hebben dat ik het erg op prijs stel als de geestelijke verzorging in het kwaliteitskader landt.

Mijn vraag over de Nationale Kernset is niet behandeld. Ik heb het idee dat aan de ene kant de zorgverzekeraars inzetten op één classificatiesysteem en dat de zorginstellingen aan de andere kant staan. Aan welke kant staat de Staatssecretaris? Ik ben blij dat de plannen die voor het extra geld moeten worden gemaakt, niet heel bureaucratisch worden. Dat heeft de Staatssecretaris gezegd. Het is allemaal vormvrij. Ik hoop echter wel dat het snel in het jaar kan worden ingezet en dat het akkoord van het zorgkantoor in het eerste kwartaal komt en niet pas halverwege 2016. Het zou fijn zijn als de Staatssecretaris dit kan bevestigen.

De Staatssecretaris is ook niet ingegaan op mijn vraag over het beleid voor de krimpregio's. Voor mij is kwaliteit van zorg ook beschikbaarheid van zorg. Onlangs werd ik geconfronteerd met de situatie in het hoge Noorden. In Groningen moesten mensen twee keer in korte tijd verhuizen, omdat verzorgingstehuizen sloten. De SP heeft daar net iets eerder dan de ChristenUnie Kamervragen over gesteld. Ik wacht de antwoorden op de Kamervragen af. Dit is geen kwaliteit van zorg. Volgens mij zou de commissie-Norder erbovenop zitten. Doet die commissie dat ook? Het is eigenlijk een aanvulling op de vraag die het CDA hierover heeft gesteld. Ik hoop hierop bij de rapportage van volgend jaar antwoord te krijgen.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. De heer Van Gerven vroeg mij of ik bij gelegenheid van de voortgangsrapportage Waardigheid en Trots de enquête en de plannen en aanbevelingen die zijn gedaan, wil meenemen. Dat zeg ik hem toe. Ik zal daar aandacht aan besteden. Ik kan hem niet beloven dat we alle aanbevelingen overnemen. Dat zullen we natuurlijk uitgebreid motiveren. Ik had niet gedacht dat zelfs de heer Van Gerven dat als toezegging wilde hebben. Ik zit hem uit te dagen. Dat moet ik eigenlijk helemaal niet doen.

Er was gevraagd wanneer de nieuwe WNT-regels van kracht worden. De nieuwe klasse-indeling wordt naar mijn informatie per 1 januari van kracht.

De heer Van Gerven (SP): Ik dacht even dat de Staatssecretaris misschien nog wat toezeggingen zou doen. De nieuwe WNT moet 1 januari ingaan. De Kamer zou graag de uitwerking van de staffels ontvangen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat die naar de Kamer komen? Ik begrijp dat het ook een beetje de Minister regardeert, want het gaat voorbij de sectoren.

Staatssecretaris Van Rijn: Dit is inderdaad iets waarover de Minister overleg heeft gevoerd met de Kamer. Ik breng het verzoek van de heer Van Gerven onder de aandacht van de Minister.

Mevrouw Agema zei – en dat herken ik in haar bijdragen in de afgelopen jaren – dat zij altijd heeft gehoopt en gedroomd dat het beter gaat met de verpleeghuiszorg. Die ambitie delen wij. Ik probeer die hoop en droom te vertalen in concrete stappen die tot een structurele verbetering leiden. We zullen het misschien niet altijd eens zijn over de genomen maatregelen, maar ik ben er zeer van overtuigd dat de verbetering van de verpleeghuiszorg niet alleen een zaak van lange adem is – wij vinden beiden misschien wel te lange adem – maar juist van de integrale aanpak. We moeten niet één aspect bekijken, maar alle aspecten. Ik hoop dat het plan van aanpak Waardigheid en Trots brengt waar ook mevrouw Agema op hoopt en over droomt, namelijk een structurele verbetering van de verpleeghuiszorg. Waardigheid en Trots biedt in elk geval waardigheid voor de mensen die in de verpleeghuizen moeten wonen en geeft trots aan de beroepsgroep die met hart en ziel in de verpleeghuiszorg werkt.

De heer Potters vroeg zich af wanneer de goede voorbeelden effect hebben. Ik denk in 2016 al. We hebben de zorgkantoren gevraagd of ze nu al meer naar de cliëntvolgende aspecten van hun zorginkoop kunnen kijken. Kunnen ze er bij de zorginkoop rekening mee houden als er meer cliënten naar een bepaalde zorginstelling willen? Vandaar dat er enige flexibiliteit zit in de budgettoekenningen, ook het komende jaar al. Ik ben het zeer met de heer Potters eens dat de kwaliteitsnorm in elk geval in 2017, maar misschien al in 2016 een rol kan spelen bij de inkoop door zorgkantoren. Ik merk daarbij op dat we het dan alleen hebben over de zorginkoop. Ik ben echter van mening dat we moeten bekijken hoe we de persoonsvolgendheid niet alleen in de zorginkoop maar überhaupt kunnen versterken. Zo vertaal ik de wens van de heer Potters om zo snel mogelijk met de AMvB te komen. Daarmee kan een belangrijke stap worden gezet om veel meer rekening te houden met de wensen van cliënten. Ik heb al gezegd dat we die ambitie delen.

De heer Potters (VVD): Ik heb een vervolgvraag over het meetbaar maken van de goede voorbeelden die tot de norm voor de gehele sector leiden. De heer Van Dijk zei zojuist tegen mij dat het volgens hem heel nadrukkelijk gaat om wat cliënten zelf belangrijk vinden, hoe ze hun instelling waarderen en of ze echt verbetering zien. Is het ergens in 2017 of eind 2016 al meetbaar te maken dat de stappen echt leiden tot de hoge norm voor de gehele sector? Ik wil voor de Kamer een toetsingsmoment hebben waarop we kunnen zeggen dat het de goede kant uitgaat. Kan de Staatssecretaris daar iets op verzinnen?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik denk dat we tegen die tijd allerlei enquêtes hebben. Tevens krijgen we regelmatig rapportages van de inspectie nieuwe stijl. Waardigheid en Trots gaat over de beleving en mening van twee belangrijke groepen, namelijk de cliënten en het personeel. De waardering van de resultaten van Waardigheid en Trots hangt af van wat cliënten en hun verwanten ervan vinden en van wat het personeel ervan vindt. Die twee opvattingen zijn bij de metingen van doorslaggevende betekenis voor de waardering over de werking van het plan.

De heer Van Dijk stelde voor een deel dezelfde vraag, namelijk: hoe zetten we de pilot om in beleid? Het is heel belangrijk dat het niet alleen om de verspreiding gaat, maar juist ook over hoe je het kunt meenemen in de normering. Het betreft voor een deel universele waarden die je overal kunt toepassen, en voor een deel moet het elke keer weer worden bevochten of geïmplementeerd in de eigen instelling. Ik heb met mijn antwoord zojuist getracht aan te geven dat we dit niet alleen proberen te verankeren in het inkoopbeleid, maar juist in de meting van de resultaten die dit oplevert. Ik zeg de heer Van Dijk toe om eens apart aandacht te geven aan de mogelijkheid om persoonlijke plannen te maken. Dat kan wel degelijk een extra element zijn om voldoende tot een kwaliteitsimpuls voor instellingen te komen.

De vraag van mevrouw Bergkamp ging over de brandveiligheid. Op dit moment onderzoeken de Ministeries van VWS, Binnenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie in samenspraak met heel veel instituten, waaronder Brandweer Nederland, het Veiligheidsberaad en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers, de mogelijkheden om ouderen beter tegen brand te beschermen. De Minister voor Wonen en Rijksdienst informeert de Kamer dit jaar over de resultaten daarvan. Ik denk dat dit voldoende aanleiding voor de Kamer is om daarop terug te komen.

Er was een discussie tussen mevrouw Agema en de heer Van Dijk over de verblijfsrechten. Het is misschien goed om in herinnering te roepen dat het inderdaad niet in de wet staat, maar wel in de AMvB. Ik wijs mevrouw Agema erop dat de AMvB een slagje strenger is dan hetgeen in de wet stond. Daar waar in de wet nog aandacht voor de persoonlijke hygiëne stond, staan in de AMvB juist de punten die mevrouw Agema noemt: de mogelijkheid om dagelijks te douchen, tijdige hulp bij de toiletgang en het tijdig verwisselen van incontinentiemateriaal. Dat is een slagje scherper dan wat in de oorspronkelijke wet zat. Laten we bekijken hoe het in de praktijk gaat. De verzorgenden, verplegenden en verpleegkundigen die elke dag bezig zijn om ervoor te zorgen dat er goede zorg is voor de mensen, zeggen natuurlijk niet tegen de mensen dat zij iets wel of niet mogen. Zij doen in de praktijk al elke dag ongelooflijk hun best om tegemoet te komen aan de gerechtvaardigde wensen van de mensen. Die verschillen inderdaad per mens. De professionals mogen en kunnen die verschillen maken wat mij betreft.

Mevrouw Agema (PVV): Ik weet dat de Staatssecretaris aanvankelijk heel enthousiast was over de door ons geïnitieerde verblijfsrechten. Eerst waren we heel erg verbaasd dat hij de behandeling van de wet zomaar introk en dat hij het toen teruggebracht in de Wlz. Het was echter zijn PvdA die de rechten eruit sloopte. Daarmee werd zijn speerpunt verbroken. Het is niet goed om mensen nu een rad voor ogen te draaien. Ergens recht op hebben is iets heel anders dan wanneer iets wordt besproken. Dat is werkelijk een fundamenteel verschil. Dat moeten we voor ogen houden.

Staatssecretaris Van Rijn: Misschien verschillen we van mening over het instrument, maar ik constateer dat hetgeen in de wet werd beoogd een-op-een is overgenomen in de AMvB, met één uitzondering, namelijk een verdere concretiseringsslag op het punt van de persoonlijke hygiëne. We zitten dichter bij elkaar dan we misschien denken.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik heb een punt van orde. Ik begreep dat die AMvB er nog niet was, maar de Staatssecretaris citeert er nu uit. Ik wil hem zelf ook graag hebben en kunnen lezen.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat is het besluit Wlz, dat al enige tijd geleden naar de Kamer is gezonden.

Mevrouw Keijzer (CDA): Zeker weten? Ik ga kijken. Ik ben er laatst nog in gedoken, dus ik ben helemaal verbaasd.

Staatssecretaris Van Rijn: Mevrouw Keijzer hield nogmaals het pleidooi om de plannen licht te houden en licht te beoordelen. Ik wil geen apart verantwoordingstraject maken en het misschien niet eens opnemen in de verantwoording zoals we die kennen. De voorwaarde is dat er overeenstemming is met de cliënten en het personeel. Vervolgens worden de middelen toegekend. Ik kan me voorstellen dat we ons over enige tijd afvragen of dit ertoe heeft gedaan. We maken dan niet weer verantwoordingslijstjes, maar we vragen aan cliënten en personeel of het heeft geholpen. We kunnen een lichte methode bedenken – dat hoeft geen zwaar onderzoek te zijn – om in elk geval antwoord te kunnen geven op de vragen die de Kamer tegen die tijd ongetwijfeld zal stellen over de vraag of de extra ter beschikking gestelde middelen resultaten hebben opgebracht. De meningen van de cliënten en het personeel zijn doorslaggevend voor de beoordeling of het heeft gewerkt of niet.

Ik ben het met mevrouw Dik-Faber eens dat geestelijke verzorging onderdeel moet zijn van goede kwaliteit van zorg. Dat is dus een aandachtspunt in het plan Waardigheid en Trots.

Ik ben enigszins in verwarring over het punt van de Nationale Kernset, tenzij mevrouw Dik-Faber hetzelfde bedoelt als ik, namelijk dat we op weg gaan naar een kwaliteitsstandaard die voor verzekeraars een rol kan spelen bij de zorginkoop. Die kwaliteitsstandaard wordt nu gemaakt, samen met het Zorginstituut Nederland, in overleg met en door de sector. Ik plaats daarbij één kanttekening. De kwaliteitsstandaard kan een leidraad zijn bij de zorginkoop. Bij kwaliteit van leven praten we natuurlijk niet alleen over objectieve, medische factoren waarvoor je een standaard kunt zetten, maar ook over de manier waarop cliënten en personeel tot goede zorg komen. Dat is vaak niet in een norm te vangen. Er moet gewoon worden bekeken hoe het gaat. Er moet vooral aan cliënten en personeel worden gevraagd wat zij ervan vinden. Volgens mij zijn we het eens, met inachtneming van die kanttekening. Ik hoop dat we het geld snel kunnen inzetten. Met die lichte voorwaarden moet dat mogelijk zijn. Ik hoop dat we daarvan in het eerste kwartaal al de eerste tekenen zien.

De commissie-Norder, het aanjaagteam, besteedt aandacht aan de krimpregio's, omdat met name daar de kwaliteit van voorzieningen en de verbindingen die tussen wonen, zorg en welzijn moeten worden gemaakt nog veel urgenter zijn dan in overige delen van het land. We wachten het rapport af, dat we aan het begin van komend jaar krijgen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik wil hier niet het woord voeren namens de FNV, maar er ligt wel een rapport dat de aandacht heeft gekregen in de media. Mensen lezen dit en maken zich zorgen over wat er in onze verpleeghuizen aan de hand is. Ik ben op bezoek geweest en heb met verplegenden en verzorgenden gesproken. Zij ervaren grote werkdruk. Dit staat in het rapport van de FNV en trouwens ook in het rapport van de Staatssecretaris zelf. De verschillen zijn inhoudelijk niet zo groot, maar wel in de communicatie. Wil de Staatssecretaris daarop reageren, want het leeft in het land?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb de heer Van Gerven toegezegd om in de voortgangsrapportage nog eens aandacht te geven aan de enquêtes van de SP en de FNV. We moeten oppassen dat enquêtes, met alle vragen die daarbij worden gesteld – ik waardeer die zeer en we blijven ze ook ontvangen – heel bepalend worden voor de dynamiek die in de sector plaatsvindt. Het is soms wel eens jammer dat het eerder gaat over de beeldvorming over de sector dan over de werkelijkheid van de sector. Ik constateer dat mensen ernaar snakken om op een positieve manier te bekijken wat er allemaal in de sector gebeurt en met hoeveel passie en betrokkenheid er wordt gewerkt. Elke keer als ik bij een instelling ben, zie ik met hoeveel betrokkenheid er in de sector wordt gewerkt. Dat zijn heus niet alleen de instellingen die fantastisch presteren, maar ook instellingen die moeite hebben om de zaak aan elkaar te knopen. Het is niet goed om elke keer weer discussie te hebben of het eigenlijk wel goed gaat. Er zullen best verschillen in de beleving zijn. We werken niet voor niets aan het plan van aanpak van de verbetering. Laten we veel meer aandacht hebben voor alles wat goed gaat, want dat geeft veel meer energie en passie en betrokkenheid dan dat we elke keer weer praten over een sector waarin het fout is en niet goed functioneert. Dat helpt immers niet. Ik zie bij mijn werkbezoeken in elk geval elke dag dat er wel degelijk met heel veel betrokkenheid en passie wordt gewerkt aan de verbetering. Ik ben er daarom van overtuigd dat het gaat werken.

De voorzitter: Heel kort afrondend, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben mijn betoog begonnen met de opmerking dat ik inderdaad zie dat er ontzettend veel mensen, vrijwilligers, zorgprofessionals, mantelzorgers, met veel liefde en passie in de zorg werkzaam zijn om de beste zorg te bieden. Laten we inderdaad de voortgangsrapportages afwachten.

De voorzitter: Daarmee is een eind gekomen aan de tweede termijn van de kant van het kabinet. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

  • De Kamer ontvangt in 2016 de eindevaluatie van het experiment regelarme instellingen, inclusief de 680 regels.

  • De Kamer ontvangt eind dit jaar een brief met de toekomstschets van de persoonsvolgende bekostiging. De Kamer ontvangt medio zomer een AMvB.

  • In de volgende voortgangsrapportage Waardigheid en Trots, die in januari is voorzien, wordt onder andere bericht over de ontwikkeling van de zorgplannen en gereageerd op de SP-enquête en de FNV-enquête.

  • De Kamer ontvangt begin 2016 de eindrapportage van de commissie-Norder.

  • De Kamer ontvangt in 2015 van de Minister voor Wonen en Rijksdienst een onderzoek naar de brandveiligheid.

Daarnaast is er een VAO aangevraagd door de heer Van Gerven. Wij zullen dat doorgeleiden naar de Griffie, met als eerste spreker de heer Van Gerven. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit algemeen overleg. Ik dank de Staatssecretaris en zijn ambtelijke ondersteuning voor de inbreng. Ik dank de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en diegenen die het debat op een andere manier hebben gevolgd voor hun belangstelling.

Sluiting 17.08 uur.