Vastgesteld 6 oktober 2016
De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft op 14 september 2016 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister voor Wonen en Rijksdienst, over:
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 7 juli 2016 inzake de beleidsreactie op het rapport «Ontwikkeling van ruimtelijke verschillen in Nederland» (Kamerstuk 34 300 XVIII, nr. 51);
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 1 juli 2016 inzake de reactie op de rapportage «Nederland in Balans»;
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 2 juni 2016 inzake voorgenomen rijkshuisvestingsprojecten zonder provinciegrensoverschrijdende werkgelegenheidseffecten (Kamerstuk 31 490, nr. 206);
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 5 april 2016 met verzamelreactie op een brief van de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) inzake Aanbevelingen van het Plattelands Parlement 2015 van LVKK (Kamerstuk 32 847, nr. 222 );
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 24 maart 2016 inzake toelichting onderliggende cijfers Masterplan Friesland (CJIB) inzake ontwikkeling rijkswerkgelegenheid per provincie (Kamerstuk 31 490, nr. 199);
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 18 maart 2016 inzake actieplan bevolkingsdaling (Kamerstuk 31 757, nr. 89);
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 4 maart 2016 inzake aanvullende informatie over rijkswerkgelegenheid per provincie (Kamerstuk 31 490, nr. 197);
– de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 25 januari 2016 inzake pilot huisvesting Akense niet-EU studenten in krimpregio Parkstad Limburg (Kamerstuk 31 757, nr. 80).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De griffier van de commissie, Van der Leeden
Voorzitter: Koolmees
Griffier: Van der Leeden
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bashir, Brouwer, Houwers, Koolmees, Ronnes, Veldman en Van Vliet,
en de heer Blok, Minister voor Wonen en Rijksdienst.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Ik heet de Minister, zijn ambtenaren en mijn collega's van harte welkom bij dit algemeen overleg over krimp en bevolkingsdaling. De spreektijd bedraagt vier à vijf minuten.
De heer Brouwer (PvdA):
Voorzitter. Krimp is een maatschappelijk verschijnsel dat een steeds groter deel van het platteland treft en om krachtige en langdurige politieke aandacht vraagt. Krimp is, zoals ik zelf heb ervaren, naast een demografisch verschijnsel, voor de oorspronkelijke bevolking vooral ook een diepgaand psychologisch verschijnsel. Het is een verlieservaring. Krimp is een afbrokkeling van een vertrouwde omgeving. Scholen, winkels, sportverenigingen, busverbindingen, het dorpscafé en de werkgelegenheid in de buurt verdwijnen. Kinderen verdwijnen uit het zicht. Melkboer, bakker, noch groenteman komen langs de deur. 's Avonds is er geen rondhangende jeugd meer. Bewoners vragen zich af of zij wel voldoende zijn aangesloten op de moderne wereld. Voor nieuwere bewoners is deze beleving vaak volstrekt anders, omdat zij niet belast worden met de geschiedenis. Zij zijn vaak om heel andere redenen in het gebied komen wonen. Voor hen geven de rust, de ruimte en de natuur juist een positieve associatie.
Ik neem deze aanloop om aan te geven dat wij het over een verschijnsel hebben dat alle levensgebieden van de plattelandsbevolking raakt. Kern van mijn betoog is dat het een uitdaging is om dit verschijnsel serieus te nemen en niet te menen dat wij het met mega-interventies en onderlinge concurrentie kunnen keren of stoppen. Laten wij ons best doen om het platteland en specifiek de krimpgebieden tot plezierig leefgebied te houden waar mensen ook nog een toekomst kunnen opbouwen.
De provincies willen samen met de gemeenten en de regio's het verschil maken en daar hebben zij het Rijk voor nodig. Dit hebben zij neergelegd in de nota Nederland in Balans. In mijn bijdrage zal ik nog drie onderwerpen hieromtrent bespreken: vitale werkgelegenheid, de actieve burger en het Rijk.
Een begrijpelijk maar zorgelijk verschijnsel is dat vrijwel alle jongeren die een hogere opleiding volgen, uit het gebied vertrekken en na hun studie niet terugkeren. De dorpen en kernen gaan de spreekbuizen missen die als belangenvertegenwoordiger van de gemeenschappen met overheden en instellingen in gesprek kunnen. Het is daarom van het grootste belang dat in en nabij krimpgebieden werkgelegenheid voor hoogopgeleiden blijft of wordt gesitueerd. Uit onderzoek is gebleken dat een deel van de weggetrokken hoogopgeleiden op iets latere leeftijd graag naar de geboortegrond terugkomt als er passende werkgelegenheid is. Wij willen daarom onverkort vasthouden aan de evenredige verdeling van werkgelegenheid bij rijksreorganisaties. Ik verwijs naar de motie-Albert de Vries (31 490, nr. 111). Daarnaast dring ik erop aan echt participatiemogelijkheden te creëren voor kwetsbare burgers met probleemcumulatie. Om verpaupering en verloedering te voorkomen, moeten wij ervoor zorgen dat deze mensen hun handen uit de mouwen kunnen steken om hun eigen leefomgeving mooi en aantrekkelijk te houden. Hiervoor zijn geld en een aanpassing van de sociale wetgeving nodig. Kan de Minister zich hierin vinden?
Ik kom op de actieve burger. Het succesvol transformeren van krimpgebieden zal volgens ons niet plaatsvinden op de tekentafel, maar via een organisch verandermodel. Dit model is gebouwd op burgers, maatschappelijk middenveld en lokaal en regionaal bedrijfsleven. In dit verband vraag ik de Minister waarom hij ervoor heeft gekozen de brief van de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) nogal formeel af te doen. De vereniging was hier zeer teleurgesteld over. Zij heeft in een brief verzocht om een nieuw gesprek. Is de Minister bereid om op dit concrete verzoek in te gaan?
Dan het Rijk. Na de publicatie van het Actieplan Bevolkingsdaling gaven de regio's aan dat de Minister een verkeerde afslag had genomen. De Minister dacht dat de regio's zichzelf wel zouden kunnen redden. Wij leven mee met hun boosheid. Ja, de bestrijding van de effecten van krimp moet geen landelijk gestuurd proces zijn. Maar dat wil niet zeggen dat er geen gezamenlijke opgave ligt. Die gaat verder dan de overigens ook noodzakelijke wettelijke experimenteermogelijkheden, de komende initiatieven-De Vries en de doorzettingsmacht van BZK. De regio's willen terecht een transitiefonds dat enerzijds helpt structuuraanpassingen te realiseren en anderzijds – dat is ook zeer belangrijk – een impuls levert aan wat de krimpregio's voor de rest van Nederland kunnen betekenen. Zo houden wij ons land bij elkaar. Wij snappen dat de nota Nederland in Balans nog niet rijp is voor financiering op dit moment. Wij willen echter tempo en wij willen geen tijd verliezen. Daarom vragen wij de Minister om nu samen met het veld de plannen uit te werken. Kan de Minister zich hierin vinden?
De heer Van Vliet (Van Vliet):
De heer Brouwer noemt het aangekondigde initiatiefvoorstel van zijn collega De Vries. Volgens mij heeft dat de naam Wet bestrijding krimpproblematiek. Ik ben er erg benieuwd naar, vooral naar wat het toevoegt aan de aangekondigde Experimentenwet gemeenten. Kan de heer Brouwer namens zijn collega De Vries aankondigen wanneer wij dit voorstel kunnen verwachten? Kan hij een klein tipje van de sluier oplichten?
De heer Brouwer (PvdA):
De tekst is in concept gereed en ligt bij mijn weten bij de Raad van State. Het is de bedoeling dat het voorstel in ieder geval voor de verkiezingen de Tweede en Eerste Kamer passeert.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Voorzitter. Ik heb het al vaker gezegd: krimp is een zeer ingrijpend fenomeen. Als je persoonlijke betrokkenheid hebt bij krimp, dan ben je erg eager om je in te zetten om de gevolgen van krimp op de maatschappij af te remmen en te begeleiden. Ik ben ook persoonlijk gekrompen, namelijk 17 kilo, maar ik woon ook in een krimpregio, namelijk Parkstad Limburg. Dan zie je gewoon iedere dag wat de gevolgen van krimp zijn. Parkstad heet niet voor niks parkstad: er wordt heel veel gesloopt en er komt geen nieuwe bebouwing voor terug maar groenvoorzieningen. Het is allemaal fijn en leuk om die lucht in te ademen, maar als die groenvoorzieningen ertoe leiden dat andere voorzieningen, zoals winkels en zorgvoorzieningen, uiteindelijk verdwijnen, dan gaat de regio dood, en dat kan niet.
Ik las in de krant dat er voor de Nederlandse bevolking een groeiprognose voor de komende jaren is afgegeven van ongeveer een miljoen inwoners. Daarvan gaat het leeuwendeel wederom naar de grote steden. Dat is een ontwikkeling die ik niet kan afremmen – misschien moet dat ook niet – maar krimpregio's horen ook bij Nederland. Je kunt daar niet je blik van afwenden. Het zijn gewoon Nederlandse regio's. Collega Brouwer zei het terecht: wij hoeven niet alleen maar in de klaaghoek te zitten, wij kunnen ook zien wat wij voor de rest van Nederland kunnen betekenen. Volgens mij wordt dat met name in Parkstad Limburg echt goed opgepakt, maar betrokkenheid van de rijksoverheid is echt noodzakelijk.
Ik heb een vraag aan de Minister over de aangekondigde Experimentenwet gemeenten. Kan de Minister een klein tipje van de sluier oplichten over de manier waarop deze nieuwe wet gaat bijdragen aan de rijksbetrokkenheid en hoe dat de gevolgen van krimp gaat afremmen? Wanneer komt dit wetsvoorstel naar de Kamer? Ik hoop dat dat ruim voor de verkiezingen gebeurt. Dan kan ik zien of er een relatie is met de verhuurderheffing.
Ik heb een vraag tussendoor als controleur van de regering. Het gaat om de subsidie van € 250.000, die de Minister heeft gegeven aan de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen. In het PlattelandsParlement 2015 is gesproken over thema's als de herbestemming van vastgoed en zorginitiatieven. De aanbevelingen zijn dat je wettelijk moet vastleggen dat een eigenaar verantwoordelijk is voor maatschappelijk vastgoed en dat de wettelijke mogelijkheden verruimd zouden moeten worden om iets met leegstaande panden te doen. Daar is € 250.000 aan besteed. Dat gaat al aardig in de richting van de totale kosten van een complete parlementaire enquêtecommissie, zo weet ik uit ervaring. Is dat wel een effectieve besteding van belastinggeld?
In het Actieplan Bevolkingsdaling zijn maatwerk en regionale autonomie de toverwoorden. Daar kan ik achter staan. De Minister spreekt van een aantal fiscale maatregelen. Kan hij alvast aankondigen of het ook een verder nadenken over de verhuurderheffing betreft? Wanneer zullen wij het aangepaste voorstel voor de verhuurderheffing nou precies naar de Kamer zien komen? Ik ben nog steeds van zins een amendement in te dienen over experimenten vrijgesteld van verhuurderheffing in krimpgebieden.
Ik zie dat er bedragen zijn toegekend aan bepaalde gemeentes in krimpregio's. Voor Parkstad Limburg is dat bijvoorbeeld de gemeente Heerlen. Die krijgt een kleine 4 miljoen jaarlijks. De vraag is hoe de andere gemeenten er in zo'n krimpregio nu precies zeker van kunnen zijn dat ze het hun toekomende bedrag zullen ontvangen. Hoe werkt die dynamiek? Gaat dat niet leiden tot onderlinge wedijver in die krimpregio's?
In het kader van «man volgt werk» merk ik op dat wij werk nodig hebben om de krimpregio's levend te houden. Ik heb een tabel gemaakt van het aantal rijksbanen. Daaruit blijkt dat het Rijk niet het goede voorbeeld geeft. In de provincie Limburg woont 6,6% van alle Nederlanders, maar wij hebben maar 3,7% van het aantal rijksbanen. In Zeeland is het nog veel verschrikkelijker: 2,3% van de bevolking, 0,8% van de banen. Ook Overijssel, Groningen en Friesland springen er nogal negatief uit. Wordt er bij de verdeling van rijksbanen en bij de vraag wat je wel en niet moet sluiten wel rekening gehouden met dit soort getallen? Als je als Rijk betrokkenheid wil tonen bij krimp en je weet dat krimp vooral samenhangt met het aantal banen, dan zou je daar toch mee kunnen beginnen?
Dan de pilot over de huisvesting van niet-EU-studenten in de krimpregio Parkstad Limburg. Kan dat maximale aantal van 75 niet worden opgekrikt? Wie heeft dat maximum bepaald?
Last but not least noem ik de raming van de groei van de leegstand in krimpregio's. Van die tabel ben ik echt geschrokken. Ik hoop dat ook de Minister ervan schrikt. Het aantal leegstaande woningen leidt tot een gigantische sloopopgave. Het is een extra teken dat wij met z'n allen betrokken moeten blijven bij de krimp en dat het verhaal van de K5 en de VNG over de structurele investering van 360 miljoen echt goed onderbouwd is. Kan de Minister daar nog eens op terugkomen?
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Naast de dynamiek in het stedelijk gebied, waar de groei bijna niet bij te houden valt, mogen wij onze ogen niet sluiten voor de ontwikkelingen in de krimpgebieden. Het is goed dat van onderop de krachten gebundeld worden en dat de nota Nederland in Balans op tafel ligt. Er is 30 mei jongstleden bestuurlijk overleg met de vijf krimpprovincies geweest. Zij pleiten voor een trendbreuk in de wijze waarop gewerkt wordt aan oplossingen voor de problematiek waarmee krimp- en anticipeerregio's geconfronteerd worden. De kern van het document is een structureel investeringspakket. In het najaar zal de Minister opnieuw met de krimpregio's spreken. De provincies en de regio's zijn door de Minister uitgenodigd om tussentijds de specifieke punten die in de nota worden genoemd, te onderbouwen. Is die onderbouwing inmiddels ontvangen? Is er inmiddels meer over bekend?
De voorgestelde aanpak gaat gepaard met een financiële claim: een investeringsfonds van jaarlijks 360 miljoen gedurende vijftien tot twintig jaar. Dit betekent een flinke investering. De Minister schrijft in zijn brief dat het uitkomt op 5,4 miljard euro. Het zal ook wat het CDA betreft goed onderbouwd moeten worden. De afweging zal moeten plaatsvinden bij de vorming van het volgende kabinet.
Uit de beleidsdoorlichting die wij tijdens het vorige algemeen overleg besproken hebben, bleek dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het rijksbeleid vergroot moeten worden. Er moet meer focus worden aangebracht in het Actieplan Bevolkingsdaling. De inzet van instrumenten moet worden versterkt. Datzelfde geldt voor de coördinerende rol van het Ministerie van BZK richting andere departementen. Zijn inmiddels stappen gezet? Wat is er uit de evaluatie opgepakt en wat is concreet in daden omgezet?
Maart jongstleden is een rapport verschenen over ruimtelijke verschillen. Hier en daar zijn de gegevens wel erg gedateerd, maar ze hebben ook vaak nog veel actualiteitswaarde. Dat zien wij ook in de reactie van de Minister. Daaruit maken wij op dat hij eigenlijk vindt dat het probleem van de verschillen wel meevalt. Dat is niet de mening van het CDA. Wij vinden inspanningen om iets te doen aan die verschillen, zoals dat in Rotterdam gebeurt, prijzenswaardig. Het kabinet schrijft dat het de rol van de rijksoverheid is om het lokale bestuur zodanig toe te rusten dat het de maatschappelijke opgaven aankan. 1 miljoen extra woningen die voor 75% moeten worden gebouwd in de grote steden, is een zorg, maar de krimp in de andere gebieden kan en mag niet vergeten worden. Afstemming tussen alle overheidslagen is daarbij cruciaal voor de fysieke omgeving, maar zeker ook voor de maatschappelijke opgaven die daarmee gepaard gaan.
Dan rest mij nog een aantal vragen. Krimpgelden worden uitgekeerd aan regio's in plaats van individuele gemeentes. Waarom is die keuze gemaakt? Is inmiddels in gesprekken gebleken of dat wel of niet een goede manier is?
De kortingsregeling met € 15.000 voor sloop eindigt eind 2017. Wij ontvangen signalen dat dat voor heel veel regio's een te korte termijn is voor het programma, omdat het meerjarig loopt. Heeft de Minister al nagedacht over de situatie na eind 2017?
Er is al een opmerking gemaakt over de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen. Is de Minister toch bereid om het gesprek te openen? Ik sluit mij van harte aan bij de inbreng van de spreker van de Partij van de Arbeid op dit punt. Wij zijn benieuwd wanneer de maatregelen uit de evaluatie van de verhuurderheffing concreet omgezet worden in beleid.
De heer Houwers (Houwers):
Voorzitter. Krimp is een probleem. Daar zullen wij het vandaag allemaal wel over eens zijn. Naar mijn idee is krimp ook niet te voorkomen. Al decennialang trekken mensen van het platteland richting de grote steden. Deze trend zal de komende jaren wel blijven bestaan. Steden zullen groter worden en het platteland steeds leger. Krimp kun je niet voorkomen. Wij moeten ook niet uit alle macht proberen het tegen te houden.
Maar het is wel belangrijk dat iedereen overal in Nederland fatsoenlijk kan wonen en leven. Mensen uit Oost-Groningen, Zuid-Limburg of de Achterhoek moeten dezelfde kansen hebben als mensen uit de Randstad. De leefbaarheid van die krimpgebieden moet hoog worden gehouden. Jongeren met een goede kans op een baan en een goede kans op een woning, zullen veel minder snel uit zo'n regio weg trekken en daarmee een steun blijven voor die regio. Bij goede infravoorzieningen, bijvoorbeeld een goede treinverbinding, zal een jong gezin sneller kiezen voor de rust en ruimte van de regio. Als je met een uurtje reizen al op je werk kunt zijn, is dat aantrekkelijk. Niet de afstand op zich, maar de reistijd is vaak bepalend. Heeft de Minister als coördinerend Minister overleg met zijn collega van I en M bij infrastructurele investeringen om te bezien in hoeverre die van betekenis kunnen zijn bij het tegengaan van krimp?
Ik deel de mening van het kabinet dat een one-size-fits-allaanpak, dus één aanpak voor allen, voor de krimpgebieden niet werkt. Het moet maatwerk zijn. Dat probeert het kabinet ook te leveren. Het probeert de lagere overheden daarvoor de middelen en mogelijkheden te geven. Dat is ook de poging van de heer Albert de Vries van de Partij van de Arbeid in zijn initiatiefwet. Is de Minister op de hoogte van de inhoud van die wet en, zo ja, wil hij er al op reageren?
De juiste aanpak is een maatwerkaanpak gericht op drie doelen: het zo veel mogelijk in stand houden van de werkgelegenheid, een gezonde woningmarkt en een uitstekende infrastructuur. Is de Minister dat met mij eens? Hoe is hij van plan de lagere overheden de middelen en de mogelijkheden te geven om deze doelen te bereiken?
Als ik over werkgelegenheid spreek, dan weet ik dat werkgelegenheid in de regel niet van de overheid komt. De werkgelegenheid moet komen uit het maatschappelijk middenveld, van de ondernemers die voor banen zorgen. Daar waar de overheid banen heeft en dus de mogelijkheid heeft om werkgelegenheid te behouden, zou zij hierin moeten optreden. De Minister van Defensie is van plan het Financieel Service Centrum van Eygelshoven in Limburg te verplaatsen naar Utrecht. Daarmee verdwijnen 120 functies uit de regio, terwijl dit naar mijn idee niet nodig is en ook niet wenselijk. In 2006 is beloofd dat die banen daar zouden blijven. Het gaat om 120 functies. Ik denk dat je die mensen daar zou kunnen laten werken. Ze kunnen prima op afstand werken. Ze doen dat goed. Is de Minister bereid om hierover met de collega van Defensie te spreken? Het is een voorbeeld van hoe je overheidswerkgelegenheid in een krimpregio kunt behouden.
Tot slot wil ik graag stilstaan bij mijn eigen regio, de Achterhoek. Wij hebben het er al eerder over gehad en ik weet dat de Minister er niet om staat te springen, maar toch wil ik nog een keer het knelpunt van het passend toewijzen van sociale huurwoningen onder de aandacht brengen. Toewijzing gebeurt op basis van inkomen. Er is echter een groep van mensen, voornamelijk ouderen, die een laag inkomen hebben, maar wel vermogen. Deze groep mensen moet nu worden geplaatst in het lagere woningsegment sociale huur, terwijl zij in staat zijn om duurdere sociale huurwoningen te huren. Sterker nog, heel vaak willen zij dat ook. Dat kan alleen niet op basis van de regelgeving. Dat betekent onnodige druk op het lagere huursegment, en ouderen die tegen hun zin in een te goedkope woning wonen. De Minister zegt dat je dan naar de vrije sector moet kijken, maar heel vaak is het aanbod in de goedkopere vrije sector, waar deze mensen op aangewezen zijn, veel te klein. Ik vraag de Minister om toch nog eens te kijken naar initiatieven die meerdere Kamerleden eerder hebben genomen om hier een mouw aan te passen. Is het echt niet mogelijk om te voorkomen dat dat passend toewijzen leidt tot frustratie bij mensen die een woning kunnen betalen die ietsje duurder is? Daarmee zouden wij enige druk op het laagste segment weghalen en zijn meer mensen tevreden.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. In meerdere gebieden is er sprake van bevolkingsdaling. Als die bevolkingsdaling structureel is, kan dat de leefbaarheid in een gebied onder druk zetten. Mensen willen dat hun kind naar een goede school in de buurt kan en dat zij niet hoeven te verhuizen om goede zorg te krijgen. Dit stelt lokale en regionale bestuurders voor forse uitdagingen: hoe om te gaan met voorzieningen als er minder mensen zijn die er gebruik van maken? Hoe zorg je ervoor dat je maximaal dienstverlenend bent en tegelijkertijd publiek geld doelmatig besteedt. Er liggen in krimpgebieden behoorlijke uitdagingen. Dat geldt voor de officiële krimpgebieden, dat geldt voor de anticipeerregio's, maar het geldt eigenlijk nog breder. In bepaalde sectoren zien wij dat de uitdaging zich in grote delen van Nederland gaat voordoen. Binnen vijf jaar krijgt 80% van de basisscholen te maken met een structurele daling van het aantal leerlingen. In maar liefst 111 Nederlandse gemeentes is sprake van een forse structurele leegstand van panden met een detailhandelsbestemming. Het probleem is dus groot.
In 2009 is het eerste Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling opgesteld. De nadruk lag daarbij sterk op agendering en bewustwording van de gevolgen van bevolkingsdaling. Terugkijkend kun je zeggen dat er in de afgelopen jaren veel vooruitgang is geboekt. Het besef dat de lokale en regionale gemeenschap verandert, krimpt, is gelukkig bij velen goed op het netvlies gekomen. Ik zeg «goed» omdat ik gelukkig veel bestuurders in krimpregio's zie die zich bewust zijn van de uitdagingen waar zij voor staan, die zich bewust zijn van het feit dat de oude situatie, waarin altijd van groei werd uitgegaan, er niet meer is.
De VVD waardeert de actualisering van het Actieplan Bevolkingsdaling. Er is niet één oplossing voor de uitdagingen waar krimpgebieden tegen aanlopen. Elk krimpgebied is anders en dus is maatwerk nodig. Dat vraagt om creativiteit en mogelijk ook om een andere inzet van bestaande middelen. Het is goed om te zien dat in het vernieuwde actieplan de nadruk wordt gelegd op die regionale aanpak. Maar doen wij in de volle breedte wat wij kunnen en moeten doen? Voor een deel wel, maar wellicht nog niet in alle sectoren voldoende. Krimp doet zich in veel sectoren voor. Wij moeten ruimte geven, experimenteren en bestaande regels loslaten. Er is de Experimentenwet gemeenten van BZK. Minister Kamp maakt werk van de retailagenda. Maar wat gebeurt er in het onderwijs? Ik zei het al: 80% van de basisscholen krijgt te maken met een daling van het aantal leerlingen. Geven wij schoolbesturen voldoende ruimte om daar op een goede manier op in te spelen? Dat vraag ik deze Minister, die integraal verantwoordelijk is voor krimp.
Als het gaat om werkgelegenheid, denk ik ook aan werkgelegenheid bij de overheid. De rijksoverheid krimpt in omvang en dat is goed. De kunst is wel om die daling goed te verdelen over het land. In de herberekening die de Minister heeft gemaakt met 2013 als uitgangsjaar zien wij dat het gemiddeld genomen redelijk verspreid is. Overal verdwijnt wat en wij hoeven het natuurlijk niet op een goudschaaltje te wegen, maar er zitten een paar uitschieters bij, waarbij ook de absolute aantallen fors zijn. Neem de provincie Gelderland. Daar is een daling van 2.500 arbeidsplaatsen. Het zijn de cijfers zonder de effecten van de nationale politie en de rechtspraak. Ik vraag de Minister of hij de Kamer een overzicht wil aanleveren inclusief die effecten, zodat wij een totaalplaatje hebben van de gevolgen voor de verschillende provincies, zodat ook een provincie als Gelderland, inclusief het krimpgebied Achterhoek, kan zien of zij evenredig bedeeld wordt in de werkgelegenheid van de rijksoverheid.
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Collega-Kamerleden hebben gewezen op de gevolgen van krimp. Het lijkt mij goed dat wij hier vandaag over spreken. Ik begin met de Kamervragen van mijn collega Van Raak. In antwoord daarop schrijft de Minister dat de overheidsdiensten volgens het kabinet efficiënt ingericht moeten worden. De overheid heeft volgens de SP een verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid. Dat betekent dat ook in provincies als Groningen, die toch al hard worden getroffen op verschillende vlakken, naar de leefbaarheid moet worden gekeken. 12% van de mensen in noordelijke krimpgebieden is somber gestemd over de leefbaarheid. De Minister zegt dat de leefbaarheid in ogenschouw wordt genomen, maar stelt tegelijkertijd dat leefbaarheid voornamelijk een taak van de regio's is. Kiest het kabinet nu wel of niet voor leefbaarheid? Wat ons betreft houden wij de Minister aan zijn eerdere harde toezegging dat bij uitbreiding van bestaande rijksdiensten of huisvesting van nieuwe diensten voornamelijk wordt gekeken naar de krimpgebieden. Kan de Minister nogmaals toezeggen dat krimpgebieden de voorkeur krijgen boven vestiging van diensten in de Randstad?
Ik wijs ook op de brief die de Minister op 24 maart naar de Kamer heeft gestuurd, waarin burgemeester Crone van Leeuwarden zijn zorgen uit over de krimp van rijksdiensten. In Friesland is de krimp 7% vergeleken met 6,2% elders in Nederland. Waarom wordt Friesland harder getroffen, terwijl extra werkgelegenheid daar goed zou zijn, zowel voor de bevolking als voor het voorkomen van verdere krimp?
De afgelopen jaren is er veel in werking gezet om gebieden in het land waar steeds minder mensen wonen, te ondersteunen en zo prettig en leefbaar mogelijk te houden. Mijn partij heeft ervoor gepleit om te vertrouwen op de bewoners, en initiatieven uit de regio te ondersteunen. Mensen weten zelf wat goed voor hen is. De regionale verschillen zijn groot en maatwerk is belangrijk. Dat blijkt ook uit het rapport over de ruimtelijke verschillen in Nederland. Mijn collega Eric Smaling heeft eerder gepleit voor een leefbaarheidsfonds. Ik meen uit het nieuwe actieplan te begrijpen dat er gewerkt wordt aan verschillende leefbaarheidsfondsen. Klopt dat? Hoeveel gemeenten of regio's zijn van plan om hun decentralisatie-uitkeringen in een apart fonds te stoppen, zoals Drenthe van plan is? Zijn het lokale initiatieven of komt er één leefbaarheidsfonds om zo minder bureaucratie en uitvoeringskosten te hebben? Graag een reactie van de Minister.
Ik kom op de verhuurderheffing, waar wij sowieso tegen zijn, omdat zij ervoor zorgt dat investeringen nagenoeg onmogelijk worden gemaakt. Er is een korting voor sloop en samenvoeging. Die wordt nu verhoogd. Hopelijk komt er ook een extra korting door het aannemen van de motie-Van Vliet. Ik zou graag een overzicht zien van de laatste stand van zaken rond de verhuurderheffing. Welke kortingen zijn er voor krimpregio's? Op welke manier kan worden geïnvesteerd in de leefbaarheid van de gebieden? Wat is de laatste stand van zaken? Wat zijn de plannen? Inmiddels zijn wij het overzicht namelijk een beetje kwijt.
Dit sluit aan bij de mogelijke oplossingsrichting die in de brief over ruimtelijke verschillen wordt genoemd. Wanneer gaat het kabinet een onderzoek doen naar de toekomstbestendigheid van de huidige verdeling van geld tussen Rijk en gemeenten? Wanneer kunnen wij de resultaten van dat onderzoek verwachten?
Voorzitter: Van Vliet
De voorzitter:
Als laatste spreker in de eerste termijn van de Kamer is het woord aan de heer Koolmees van de fractie van D66.
De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ik zal het kort houden, want heel veel is al gezegd. De heer Van Vliet zei daarnet terecht dat de groei van het ene gebied de krimp van het andere gebied is. Het is heel lastig om dat tegen te gaan. Ik was laatst op bezoek in de woonplaats van de heer Van Vliet, Parkstad Limburg, om de gevolgen van krimp in de praktijk te bekijken. Wat mij daar opviel, was dat er creatief wordt omgegaan met de krimp. Er wordt daar een pilot uitgevoerd met het huisvesten van studenten uit Aken in Kerkrade. Als D66'er – het zal niemand verbazen – ben ik voorstander van dit soort grensoverschrijdende projecten. Het rapport over ruimtelijke verschillen geeft ook aan dat er aan deze kant van de grens heel veel krimp is, terwijl er aan de andere kant ontzettend veel economische bedrijvigheid is. Heeft de Minister meer voorbeelden van grensoverschrijdende projecten? Ik hoorde dat er in de praktijk belemmeringen zijn die weggenomen zouden kunnen worden om dit soort projecten los te trekken. Ik ben benieuwd of de Minister daar een beeld van heeft. Heeft hij een overzicht van dit soort belemmeringen en, zo ja, wat hij eraan kan doen?
Mijn tweede aanvullende punt gaat over de werkgelegenheid op lokaal niveau. Lokale bestuurders en volksvertegenwoordigers van D66 vragen daar geregeld aandacht voor. De Minister heeft op 4 maart 2016 een brief gestuurd met een beeld van de rijkswerkgelegenheid in Nederland. Dat is minder onevenwichtig dan in 2013 het geval was. Het is beter dan het eerst was, maar je ziet wel uitschieters. Twee weken later stuurde de Minister een brief over Friesland, een soort correctie op die eerdere brief. In het eerste overzicht stond dat er in Friesland sprake was van een plus in de rijkswerkgelegenheid. Twee weken later bleek het toch een min van 7% te zijn. Is de verdeling van de werkgelegenheid over de provincies evenwichtig?
Voorzitter: Koolmees
De voorzitter:
De Minister heeft behoefte aan een korte schorsing om zijn antwoord voor te bereiden.
De vergadering wordt van 10.34 uur tot 10.45 uur geschorst.
Minister Blok:
Voorzitter. Uit de inbreng van alle woordvoerders blijkt dat alle partijen het onderwerp krimp heel serieus nemen en dat we allemaal op zoek zijn naar een goede rolverdeling tussen het Rijk – dat hierin zeker een rol heeft, ik zal daar uitgebreid op ingaan – en de medeoverheden. Iedereen stelde ook vast dat krimp in feite een trek naar de grotere steden is, niet eens per se de Randstad, want de stad Groningen groeit ook, maar dat het een dusdanig structureel verschijnsel is dat je niet moet proberen het met een massaal actieplan te keren. De opgave is veeleer om op alle bestuursniveaus vorm te geven aan het proces, zodat het niet leidt tot onleefbare delen van het land en het geen zichzelf versterkend proces wordt.
Tegen die achtergrond zal ik de vragen per vragensteller beantwoorden. Allereerst vroeg de heer Brouwer mij – en velen vroegen het na hem – of ik bereid ben om samen met de provincies hun plan «Nederland in Balans» uit te werken. Het korte antwoord is ja. Het uitgebreide antwoord is dat ik een tweetal keren heb overlegd met de opstellers van het plan, eerst in een fase waarin het plan nog heel pril was, en later in een fase waarin het al wat beter uitgewerkt was. Daarbij heb ik aangegeven dat ik de totale financiële opgave erg groot vind. In deze kabinetsperiode zullen we sowieso geen 360 miljoen vinden, maar ook voor een volgende kabinetsperiode lijkt dat me een hele opgave, al is dat natuurlijk aan de opstellers van eerst de verkiezingsprogramma's en vervolgens de regeerakkoorden.
De rijksbijdrage die langs een aantal routes aan de krimpproblematiek wordt besteed, is nu groter dan die ooit is geweest. Ik noem de krimpmaatstaf in het Gemeente- en het Provinciefonds of in de verhuurderheffing. Soms is de bijdrage impliciet. Als er een bereikbaarheidsnorm voor de eerste hulp door de collega van Volksgezondheid wordt vastgesteld, betekent dat ook dat je de kosten daarvan over het hele land omslaat. Er is dus een aanzienlijke geldstroom. Ik zal nog ingaan op de aanpassing van de verhuurderheffing, die ook weer een verruiming inhoudt. Het financiële deel vind ik erg ambitieus, maar ik ben zonder meer bereid, en vind dat ook een logisch onderdeel van de coördinerende taak die ik op dat vlak heb, om samen met de indieners te kijken hoe de achterliggende problemen aangepakt kunnen worden. Waar bedragen verdere onderbouwing nodig hebben, wil ik meerekenen, maar wel met een slag om de arm, of misschien kan ik beter zeggen: met een hand op de portemonnee.
De heer Brouwer (PvdA):
Ik wil hierop nog even doorvragen, want volgens mij verschillen wij niet van mening over de financiële toezeggingen. Het gaat mij meer om het proces dat plaatsvindt. Er wordt vooral gevraagd om meedenken. Er wordt niet gevraagd om plek A te ontwikkelen, en dan zegt plek B of het wel kan of dat het niet kan. Het gaat erom dat je, terwijl je A aan het ontwikkelen bent, gedurende het ontwikkelingsproces al met B, in dit geval met medewerkers van het ministerie, bezig gaat om het zo te formuleren dat het ook werkelijk gerealiseerd kan worden. Anders blijft het een voortdurend heen en weer in verantwoordelijkheden, en de bedoeling van mijn betoog is nu juist dat je, om het heen en weer te overwinnen, samen om de tafel zit en probeert te bedenken hoe je de problemen die je tegenkomt, in wetgeving of wat dan ook kunt oplossen. Is de Minister bereid om vanuit zo'n houding samen aan de slag te gaan?
Minister Blok:
Met die route ben ik het helemaal eens. Dat heeft de afgelopen tijd ook concrete resultaten opgeleverd. Er is een aantal vragen gesteld over het experiment in Aken. Dat was een van de voorbeelden waar een concrete vraag speelde. Het duurt altijd langer dan je gehoopt had, maar we konden er helpen. De collega van Onderwijs heeft rond de kinderopvang in Zeeuws-Vlaanderen een maatwerkoplossing mogelijk gemaakt. De kern van wat wij aanbieden is: kom met die concrete knelpunten en onze inzet is: daar waar wij het kunnen oplossen, lossen wij het op.
De heer Brouwer (PvdA):
Soms weet men in het veld niet precies van tevoren waar de knelpunten zitten. Dan is het belangrijk dat je om de tafel zit als je iets aan het ontwikkelen bent. Zodoende ben je bezig met waar de knelpunten en de problemen zitten en kun je ze van tevoren ontwijken. Als je samen om de tafel zit en met dat proces bezig bent, dan scheelt dat heel veel energie.
Minister Blok:
Daar ben ik het ook mee eens. Vandaar dat we de partijen die met krimp te maken hebben, ook om de tafel zetten – dat doen zij zelf overigens ook, zij zijn goed georganiseerd – juist om van elkaar te leren waar men tegenaan loopt en welke mogelijkheden men ziet. Dat is een vorm van naastenhulp, zou ik haast willen zeggen, maar meteen ook een bron van informatie, die ons helpt om maatregelen te nemen.
De heer Brouwer vroeg of ik denk aan de aanpassing van sociale wetgeving om de participatiemogelijkheden van kwetsbare burgers te vergroten. Ik heb nu geen concrete vervolgstappen op het oog. Ik zou daartoe ook de collega van Sociale Zaken in de ogen moeten kijken. Dat doe ik regelmatig, maar dan helpt het als de heer Brouwer zelf concreter kan invullen waar hij aan denkt, bij mij of bij de collega van Sociale Zaken.
Dan vroeg de heer Brouwer mij, en de heer Ronnes viel hem daarin bij, om in te gaan op het gesprek dat gevoerd is met de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen. Dat heeft op 30 augustus plaatsgevonden op ambtelijk niveau, maar ik ben natuurlijk wel verantwoordelijk voor ieder woord dat daar gezegd is. Ik ben eigenlijk ook wel benieuwd wat daar gezegd is. Ik begrijp dat dat vragen heeft opgeroepen. Ik ben altijd graag bereid om het gesprek aan te gaan. Dat wil ik desgewenst ook zelf doen. Er is voor 2017 een subsidie toegezegd van € 113.000. Dat was ook een vraag. Ik heb de indruk dat partijen niet met lege handen zijn weggegaan, maar als er een vervolggesprek nodig is, ben ik daartoe altijd bereid.
De heer Brouwer (PvdA):
Ik heb met de LVKK gesproken. Het financiële deel is geen enkel probleem, alleen is de LVKK in vergaderingen op bepaalde problemen gestuit. Die willen ze graag met het ministerie doorspreken, om te zien of ze die problemen misschien via een andere route kunnen oplossen. Tot nu toe is vooral aangegeven hoe de wet in elkaar zit en waarom dat niet kan. Dat is ook precies wat ik zonet bedoelde, dat je dat gesprek wat anders vormgeeft.
Minister Blok:
Dan gaan we dat organiseren.
Ten aanzien van de evenredige verdeling van werkgelegenheid vroeg de heer Brouwer of de plannen die we voor de zomer hebben voorgelegd, nu voldoen aan de motie-Albert de Vries. Anderen stelden daar ook vragen over. De motie-Albert de Vries houdt in dat de krimpregio's niet meer dan gemiddeld worden getroffen bij de inkrimping. Ik vrees dat het slechte nieuws is dat het per saldo altijd om inkrimping gaat. Dat is nu eenmaal een gevolg van het regeerakkoord en dat wordt ook vrij breed gedragen. Ik meen dat alleen D66 geen krimp op het Rijk in het verkiezingsprogramma had staan. Verder wordt vrij breed gedragen dat in een financieel lastige tijd ook een inkrimping van de overheidsorganisatie noodzakelijk is. Dan is het onvermijdelijk dat die ook in het hele land gevoeld wordt, maar het is ook redelijk dat je gebieden waar de werkgelegenheid al kwetsbaar is, daarbij zo veel mogelijk gaat ontzien.
Het beeld van de masterplannen huisvesting is dat de krimpregio's soms beter dan gemiddeld, maar in een enkel geval ook zo'n beetje op het gemiddelde, uitkomen. Bij Friesland lag het inderdaad aan de zure kant van het gemiddelde. Bij andere gebieden pakte het beter uit. We hebben naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Crone de sommen nog een keer gemaakt. Arbeidsplaatsen creëren lijkt eenvoudiger dan het in werkelijkheid is. Er is altijd de fte-discussie. Om hoeveel feitelijke arbeidsplaatsen gaat het? Wat is nu precies nog Rijk en wanneer wordt iets een zbo? De politie was de vorige keer nog geen nationale politie en kon dus toegerekend worden aan een specifieke regio of provincie, maar nu niet meer. Dat proberen we allemaal naar eer en geweten uit te filteren. De heer Crone had in ieder geval een punt. Vandaar dat de cijfers zijn aangepast.
Naar mijn stellige overtuiging voldoen wij hiermee aan de motie-Albert de Vries, al realiseer ik mij dat het nieuws voor sommige gebieden vrolijker is dan voor andere. Zo trof ik in Drenthe blije bestuurders aan, omdat een deel van mijn eigen vastgoedbedrijf naar Assen gaat. Kortom, we voldoen aan de motie-De Vries. Voor de zomer is er overigens nog een uitgebreide schriftelijke vragenronde geweest. Na beantwoording van de vragen heb ik die masterplannen wel vastgesteld. Dat heb ik de Kamer ook laten weten. Ik voelde natuurlijk tegenover de betrokken medewerkers wel de noodzaak om de knoop door te hakken, ook heel praktisch in verband met het opzeggen van huurcontracten. In de loop van volgend jaar komt er een actualisering. Zo'n rijksdienst blijft natuurlijk in beweging. Er ontstaan weer nieuwe politieke wensen en er doen zich nieuwe ontwikkelingen voor, maar het uitgangspunt zal steeds zijn dat krimpregio's niet meer dan gemiddeld getroffen mogen worden.
De voorzitter:
De heer Van Vliet heeft hier een vraag over.
Minister Blok:
Ik wilde net antwoord op zijn vragen gaan geven!
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Komt de Minister in antwoord op mijn vragen nog terug op die verdeling van de rijksbanen? Of is dat blokje afgesloten?
Minister Blok:
Ik kom in de loop van 2017 met een actualisatie. De plannen voor dit jaar zijn vastgesteld. Dat moment is gepasseerd.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Dan heb ik een vraag, los van de beantwoording van mijn vragen in eerste termijn. De heer Houwers zei het daarstraks al: in Eygelshoven gaan 120 banen weg. De Minister zei net dat je toch krimp houdt, ook in het aantal rijksbanen. Dat begrijp ik. Ik wil als liberaal ook een wat kleinere overheid, maar als je puur en alleen spreekt over de verplaatsing van banen, kun je toch veel sneller concluderen dat je krimpgebieden een uitzonderingspositie of zelfs een voorrangspositie geeft en daar geen banen gaat weghalen die elders behouden blijven? Dat kan echt niet de bedoeling zijn. Als Eygelshoven wordt leeggeplukt, als daar 120 banen wegvallen en 120 gezinnen geen inkomen meer hebben, dan gaan ze weg. Dan draait die cirkel van krimp maar door. Kan de Minister ingaan op het verplaatsen van banen?
Minister Blok:
De motie-De Vries kiest, geloof ik, de goede insteek: het is onvermijdelijk dat het, als de rijksdienst als geheel krimpt, in heel het land voelbaar is. Dat bevat geen hard verbod om ook maatregelen te nemen in krimpgebieden. Het bevat wel de opdracht, ervoor te zorgen dat krimpgebieden niet harder getroffen worden dan het gemiddelde. Dat maakt de motie ook uitvoerbaar. Als de boodschap harder zou worden, dan wordt het in feite een onmogelijk uit te voeren opdracht. We hebben met elkaar afgesproken om heel fors te besparen op het Rijk. Dat loopt over de jaren op tot meer dan 3 miljard, en dat doen we zo veel mogelijk op stenen en zo min mogelijk op banen. Stenen zijn ook een groot deel van het geld. Als ik op stenen moet besparen, zeker gecombineerd met Het Nieuwe Werken, dan betekent dat automatisch dat ik op een aantal plaatsen gebouwen moet sluiten. Als ik niet meer op stenen kan besparen, dan houd ik alleen nog maar de salarissen over, en dat is ook onvermijdelijk, maar ik raad niemand aan om daar harder heen te gaan sturen. Vandaar zeg ik: de motie-De Vries is mijn leidraad in dezen. Het geval Eygelshoven moet ik echt even opnemen met mijn collega van Defensie. Dat heb ik niet paraat, maar ik zal er schriftelijk op terugkomen.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Dan wacht ik het schriftelijke verhaal af, in de hoop dat het vrij snel kan komen, want ik zat te denken aan de mogelijkheid om een aanvullende motie in te dienen, bovenop de motie van collega De Vries. Als de Minister kan zeggen wanneer hij daarmee komt, kan ik dat meenemen in mijn overwegingen om wel of geen VAO aan te vragen.
Minister Blok:
Ik ben natuurlijk even afhankelijk van de collega's van Defensie, maar die zijn heel goed in snelle operaties, dus ik neem aan dat wij deze maand wel een brief kunnen sturen.
De heer Veldman (VVD):
Ik heb twee korte vragen. De Minister verwijst terecht naar de motie-Albert de Vries, maar de motie-De Vries spreekt specifiek over vier provincies. Daarna hebben we het aantal krimpgebieden natuurlijk nog veranderd. Mag ik ervan uitgaan dat de Minister de motie in de breedte interpreteert, voor de krimpgebieden zoals die op dit moment aangewezen zijn? Dan hoort Gelderland daar volgens mij namelijk ook bij.
Mijn tweede vraag: de Minister zegt dat hij in 2017 met nieuwe cijfers komt, maar ik heb hem nog niet horen zeggen dat hij daarin dan het volledige plaatje meeneemt. Wij weten dat op het Ministerie van Veiligheid en Justitie nog wel wat in de pijpleiding zit. Dat is nog niet in de huidige cijfers meegenomen, maar het kan wel behoorlijk effect hebben in verschillende gebieden.
Minister Blok:
Inderdaad is de Achterhoek toegevoegd aan de krimpgebieden, maar niet heel Gelderland. Bij Gelderland denk ik ook niet onmiddellijk aan krimp. Ik kom ook weleens in heel blije steden als Arnhem en Nijmegen. In het weekend ga ik naar Apeldoorn, daar verheug ik mij op.
De heer Veldman (VVD):
Als ik aan Groningen denk, denk ik ook niet alleen maar aan krimp, want de stad Groningen floreert. Het gaat mij om het totale plaatje. We moeten breder kijken dan de vier provincies die in de motie genoemd zijn.
Minister Blok:
Ja. Als er überhaupt iets veranderd wordt – het kan ook zijn dat er in het masterplan huisvesting helemaal niets verandert in een gebied – zal de Achterhoek daar deel van uitmaken. Gevraagd is ook of we in de update in 2017 justitie en politie kunnen meenemen in de tabellen. Dat zullen we doen. Dat vergt weer een sterretje extra met een precieze uitleg hoe de ontwikkelingen daar gaan, maar het is geen enkel probleem om politie en justitie erbij te zetten.
De heer Houwers (Houwers):
In het vervolg op de vraag van de heren Van Vliet en Veldman vraag ik om een wat ruimere uitleg van die motie, niet alleen qua gebieden. De Minister zei «als je het onmogelijk maakt om op stenen te bezuinigen», maar wij maken dat niet per se onmogelijk, alleen is de vraag op welke plek je op stenen gaat bezuinigen. Neem bijvoorbeeld Eygelshoven. Ik zal het niet helemaal uitdiepen, want het gaat mij meer om de breedte, maar ik bedoel het als voorbeeld. Daarbij is sprake van een vorm van bezuiniging middels het invullen van lege kantoorruimte in Utrecht, met als gevolg het afstoten van kantoren in Limburg. Dat kun je doen door die mensen te verhuizen, maar je kunt er ook voor kiezen om die lege kantoorruimte in Utrecht een andere invulling te geven of er op een andere manier iets aan te doen. Ik zou het fijn vinden als deze Minister die creativiteit liet zien, die wat ruimere uitleg, en hij wat meer gevoel liet zien voor de regio. Volgens mij is hij immers langzaam maar zeker zelf ook wat meer betrokken geraakt bij de vragen die in die regio spelen.
Minister Blok:
Ik heb al aangegeven dat ik dat gevoel bij Eygelshoven nu gewoon even niet heb en dat ik daarop terugkom. De verdere beschrijving van het proces, gebaseerd op mijn gevoel, is precies zoals het gaat. Wij hebben behoorlijk geschoven om invulling te kunnen geven aan de motie-Albert de Vries. We hebben de afgelopen drieënhalf jaar ook al menig debat gehad. Over de laatste brief die ik de Kamer dit voorjaar gestuurd heb, hebben we een debat en een uitgebreide schriftelijke vragenronde gehad. Er wordt uitgebreid geschoven, gepast en gemeten om de krimpregio's zo veel mogelijk te ontzien. Anders zouden we hier ook niet bij elkaar zitten.
De heer Houwers (Houwers):
Ik ben blij met die toevoeging, want ik zag dat nog minder dan de Minister misschien doet. Ik wacht maar even af wat er met Eygelshoven gebeurt. Ook voor het overige blijven we de ontwikkeling met belangstelling volgen. Gelukkig ziet samen met ons ook de Minister in dat werkgelegenheid overal, maar zeker in de krimpregio van grote betekenis is.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog. Hij was bij de heer Van Vliet gebleven.
Minister Blok:
Klopt. De heer Van Vliet begon met een vergelijking van de procenten werkgelegenheid per provincie en rijkswerkgelegenheid per provincie, afgezet tegen het aandeel in de totale bevolking, als ik hem goed begreep. Ik tref natuurlijk een rijksdienst aan die om historische redenen is verspreid zoals die is verspreid. De rijksdienst is niet verspreid langs de lijn die de heer Van Vliet schetst, maar op grond van een heleboel afwegingen. Dat kan ik niet even rechttrekken. Ik kan wel – en ik herhaal dat dit in lijn is met de motie-De Vries – bij de ingrepen die we doen, de krimpregio's ontzien.
De heer Van Vliet vroeg verder of de € 250.000 voor de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen goed besteed is. Over subsidies wordt jaarlijks verantwoording afgelegd. Die € 250.000 is voor het lopende jaar, dus die verantwoording heb ik nog niet gehad, maar wij zullen er kritisch naar kijken.
Dan vroeg de heer Van Vliet evenals anderen wanneer het wetsvoorstel aanpassing verhuurdersheffing naar de Kamer komt. Dat heb ik net terug ontvangen van de Raad van State. Die maakt altijd verstandige opmerkingen bij wetsvoorstellen. Het voorstel zal nog in september naar de Tweede Kamer worden gestuurd en dan hoop ik dat het mogelijk is om de wet zo te behandelen dat die per 1 januari kan ingaan, want dat is het handigst voor degenen die ermee moeten werken. Ik hoop natuurlijk ook dat, als er al amendementen komen, die verstandig zijn.
De heren Van Vliet en Koolmees vroegen naar het experiment met niet-EU-studenten in Parkstad. Dat is een verzoek dat twee jaar geleden gedaan is. We hebben in overleg met Veiligheid en Justitie een maatwerkoplossing gekozen om niet-EU-studenten – het zijn voor het merendeel mensen uit China, dacht ik – de mogelijkheid te bieden om hier te wonen en te studeren. Dat dit nogal wat voeten in de aarde heeft, heeft te maken met de Vreemdelingenwet. Als mensen hier wonen, moeten ze normaal gesproken voldoende inkomen hebben. Een bijzonderheid bij China is ook nog dat China niet erg geneigd is om eigen onderdanen terug te nemen, mochten wij redenen hebben om ze hier niet langer gastvrijheid te willen verlenen. Kortom, de meeste mensen zijn natuurlijk van goede wil, maar je wilt wel afdichten dat er geen misbruik wordt gemaakt. Sommige mensen zijn ook wel een beetje verbaasd dat je in Nederland pak «m beet € 1.000 kunt krijgen en een sociale huurwoning. Die verbazing verleidt weleens tot gedrag dat we liever niet zien. Om dat goed in te kaderen, hebben we dit experiment vormgegeven, eerst in een omvang die aansluit bij de behoefte. Ik dacht dat die groep van 75 studenten nog niet helemaal vol zit, maar ik hoop van harte dat het een succes wordt.
De heer Van Vliet vroeg of de Experimenteerwet gemeenten ook voor krimpregio's een oplossing kan bieden. Zeker. Het is nu een beetje moeilijk, want normaal gesproken zeg ik: de experimenteerwet wordt door collega Plasterk ingediend, maar ik neem nu even waar voor hem. Zodra de wet is ingediend, doe ik dat niet meer. De planning is dat dat wetsvoorstel eind dit jaar naar de Kamer gaat. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat gemeenten of groepen gemeenten voorstellen kunnen doen om experimenteerruimte op het gebied van allerlei verschillende wetten te krijgen. Dat lijkt me inderdaad een kans voor de krimpregio's.
De heer Ronnes vroeg welke wijzigingen er zijn opgetreden naar aanleiding van het rapport van vorig jaar van de commissie-Krikke. Er is een heel aantal wijzigingen, en die hebben ook hun beslag gekregen in de nieuwe plannen. Daarvoor zaten we nog in de fase van het verkennen en nu zitten we in de fase waarin wij ons afvragen welke maatregelen we kunnen nemen. Dat varieert van het voorbeeld van Aken dat net is genoemd, tot de maatregelen die op mijn gebied, in de verhuurdersheffing, maar bijvoorbeeld ook in de Woningwet genomen zijn, waar corporaties in krimpregio's meer mogelijkheden hebben om vrijesectorwoningen te bouwen. Ik noemde al de voorbeelden bij onderwijs en volksgezondheid. Er zullen ongetwijfeld in de toekomst nog voorbeelden aan worden toegevoegd.
Een heel belangrijk project is het project dat nu gestart is rondom de grensoverschrijdende werkgelegenheid. Recentelijk zijn de eerste concrete resultaten in de pers verschenen, om mensen bijvoorbeeld in Groningen of in de Achterhoek zo bij te scholen dat ze over de grens, waar veel werkgelegenheid is, goed inzetbaar zijn. Daarnaast heeft het binnen het ministerie tot een organisatorische aanpassing geleid. Daar hebben we ook eerder over gesproken. Vroeger hielden twee directoraten-generaal zich daarmee bezig, die eigenlijk nog een geschiedenis hadden in het oude VROM en in BZK. Die hebben we samengevoegd, om ervoor te zorgen dat we efficiënter werken, maar ook intern de lijnen korter maken.
De heer Ronnes vroeg of ik al extra onderbouwing heb ontvangen bij het plan van de K5, de vijf krimpregio's. Ik heb niet meer onderbouwing dan de Kamer ook heeft gekregen, maar ik zei net al dat ik wel graag bereid ben om de komende tijd samen te kijken naar de verdere uitwerking.
De heer Ronnes vroeg waarom het beschikbare geld voor de krimpregio's naar de centrumgemeenten gaat en niet naar individuele gemeenten. Dat is vanuit de overtuiging dat het aanpakken van de krimpproblematiek juist vraagt om samenwerking. Het gaat immers heel vaak om zulke concrete vragen als waar het zwembad nog wel levensvatbaar is en open kan blijven, terwijl er elders een of twee zwembaden gesloten moeten worden. Hetzelfde geldt voor de bibliotheek. Zulke beslissingen nemen, en de financiële consequenties ervan delen, kan alleen maar met meerdere gemeenten samen. Als het puur nog gaat om het extra vullen van de kas van individuele gemeenten, wordt het heel moeilijk om de toegevoegde waarde nog te onderbouwen. Ik weet dat die discussie speelt in Zeeuws-Vlaanderen, maar ik vind de logische weg echt om dat in samenwerking te doen.
Dan vroeg de heer Ronnes of ik al een beeld heb van...
De voorzitter:
De heer Van Vliet heeft nog een laatste interruptie. Het is wel uw derde, mijnheer Van Vliet.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
De heer Ronnes laat de vraag achterwege, dus ik stel hem maar zelf. Ik vroeg ook expliciet naar de verdeling van die poen, die in al die regio's naar één gemeente gaat. Hoe kun je zeker zijn dat er geen ruzie ontstaat tussen die gemeenten binnen zo'n krimpregio? Dan ben je namelijk verder weg dan ooit. We zien het voorbeeld van Stein, een Midden-Limburgse gemeente, waar men zich afvraagt hoe men aan zijn centen komt van Sittard-Geleen. Het gaat dus eigenlijk nu al niet lekker soepeltjes, dus graag nog een nadere reactie van de Minister.
Minister Blok:
Op de vraag hoe je voorkomt dat er ruzie komt, is mijn antwoord: geen geld sturen. Het duwen en trekken om belastinggeld is een belangrijk deel van het werk van ons allen in het openbaar bestuur, dus daar schrik ik ook niet van. Ik wil wel de hoofdroute meegeven: doe het in afstemming, want zonder die afstemming kan ik mij het krimpbeleid eerlijk gezegd niet voorstellen. Het is de essentie van wat er moet gebeuren. Keuzes maken is ook besturen. Daar worden onvermijdelijk altijd sommige mensen verdrietig van en anderen blij. Dat merken wij ook altijd, maar het moet wel gebeuren.
De heer Ronnes vroeg naar de verlenging van de mogelijkheid tot vermindering van de verhuurderheffing bij sloop in krimpgebieden. Mijn voornemen is, en dat staat ook in de wet die nog naar de Kamer zal worden gestuurd, om die termijn te verlengen tot eind 2019. Dat is dan de periode waarin er aanvragen ingediend kunnen worden. Dat was 2017. Dat is ook een van de verruimingen die we op grond van de gesprekken van de afgelopen tijd aanbrengen.
De heer Houwers vroeg of ik op de hoogte ben van het initiatiefwetsvoorstel van de heer De Vries. Daar is ambtelijke ondersteuning bij verleend, dus staatsrechtelijk ben ik op de hoogte, maar ik vind het zuiver om mijn standpunt pas in te nemen als het voorstel terug is van de Raad van State en de heer De Vries op grond daarvan wel of geen aanpassingen heeft kunnen aanbrengen.
De heer Houwers vroeg mij of ik met de collega van I en M het aspect van de bereikbaarheid in krimpregio's meeweeg. Dat doen wij sowieso, vanwege de systematiek van de planning van infrastructuurinvesteringen, het MIRT, zoals dat heet. Dat omvat allemaal ongelofelijk langetermijnplanningen. Een belangrijk deel van het werk van een Minister van Infrastructuur en Milieu is het knippen van linten voor de wegen die de voorganger van de voorganger van de voorganger heeft gepland en het nu klaarmaken van de wegen waarvoor de opvolger van de opvolger van je opvolger de linten zal knippen. De bereikbaarheid van krimpgebieden is in die zin weer een slagje ingewikkelder dan het aldaar aanleggen van wegen of openbaar vervoer, omdat je vaak – ik woon sinds een tijdje ook buiten de Randstad – toch moet constateren dat er file is of dat de trein heel vol wordt zodra je de Randstad in rijdt. De keus voor bereikbaarheid kan soms betekenen dat er in het krimpgebied iets moet gebeuren, maar soms ook bij toegangswegen of spoorwegen waar mensen veel tegen knelpunten aan lopen.
De heer Houwers (Houwers):
Ik begrijp het antwoord en ik denk dat het cijfermatig klopt, maar het is ook zo dat in een krimpregio een wel of niet aanwezige trein die een aantal keren per uur zeker rijdt, van grote betekenis is voor het wel of niet kunnen blijven werken en wonen in die regio door de mensen die daar zijn. In dat kader is het ook belangrijk dat je heel vaak ziet dat provincies bereid zijn om mee te betalen aan rijksinfrastructuur. In die zin wil ik nog steeds een lans breken voor het kunnen openen van wegen, voor nieuwe treinverbindingen of voor het verbeteren van bestaande treinverbindingen over een aantal jaren. Het zou mooi zijn als er dan ergens een lintje wordt geknipt voor iets wat wij nu, in 2015–2016 met elkaar mogelijk hebben gemaakt. Als we daar aandacht voor blijven houden, ben ik al een beetje tevreden.
Minister Blok:
Zeker. Ik gaf al aan dat het onderdeel van die hele MIRT-systematiek is dat in het hele land, dus zeker ook in krimpregio's, wordt gekeken naar zowel openbaar vervoer als weginfrastructuur. Het leek mij alleen eerlijk om aan te geven dat de knelpunten voor een regio ver buiten de Randstad soms daar liggen en soms juist dichter bij de Randstad.
De heer Houwers vroeg opnieuw naar de gevolgen van de passendheidsnorm bij het toewijzen van sociale huurwoningen in het geval van mensen met vermogen. Hij zal niet verrast zijn dat ik hetzelfde antwoord geef als eerder. Hij noemde vorige keer het voorbeeld van mensen die een boerderij hebben verkocht en dus vermogen hebben, maar een laag inkomen. Daarom doen ze toch een beroep op een sociale huurwoning. Mijn eerste reactie is: sociale huurwoningen, waar veel gemeenschapsgeld in zit, zijn bestemd voor mensen met een kleine portemonnee. De verkoop van een boerderij levert al snel tonnen op; dan mag het inkomen wel laag zijn, maar is het nog steeds niet mijn eerste gedachte dat die mensen in een sociale huurwoning moeten wonen. Ik voel er eerlijk gezegd niets voor om daarvoor de hele passendheidsnorm ter discussie te stellen.
De heer Houwers (Houwers):
Ik ben niet helemaal verrast door dit antwoord, maar zal mij toch beraden met collega's om daar nog een keer naar te kijken. Ik geloof dat het gebruik is om dat pas in tweede termijn te doen, maar ik kondig toch maar vast aan dat wij een VAO gaan vragen. Dan kunnen we proberen de Minister op dit punt toch aan te moedigen tot een iets actievere houding tegenover bepaalde mensen, want niet iedereen die een boerderij verkoopt, heeft daarna meteen tonnen op de bank. Het gaat soms om relatief geringe bedragen. Het gaat om kleine verschillen en het gaat om het gebruikmaken van woningaanbod dat beter voor anderen bestemd zou kunnen zijn, als we deze mensen een slagje kunnen helpen. Daar wil ik toch een lans voor breken en ik denk dat er collega's zijn die mij daarbij willen helpen.
De voorzitter:
Het VAO is genoteerd en de heer Ronnes heeft hier ook een vraag over.
De heer Ronnes (CDA):
Ik wil het volgende aanvullen. In de betrokken gebieden is het percentage sociale huurwoningen veel lager dan in stedelijk gebied. Bij de transitie in de krimp zie je vaak dat de goedkoopste woningen als eerste gesloopt worden. Dat zijn oudere, kleinere woningen. Dan komt men met passend toewijzen knel te zitten. Ik ontvang ook uit meerdere regio's signalen dat het passend toewijzen in plekken waar het aanbod van sociale huurwoningen heel klein is en waar bij de transitie de goedkopere woningen als eerste voor de bijl gaan bij de sloop, problemen ontstaan die niet wenselijk zijn. Ik wil de Minister vragen om daar nog eens goed naar te kijken.
Minister Blok:
De systematiek van passend toewijzen houdt in dat er 5% ruimte is voor mensen die kennelijk een goede financiële positie hebben, maar toch een sociale huurwoning zouden willen bewonen. Als je daar overheen gaat, wordt het dus echt substantieel. Ik heb de heer Houwers ook in dit debat een paar keer zijn insteek «laten we zuinig zijn op gemeenschapsgeld» horen verkondigen. Die deel ik op zich wel. Sociale huurwoningen hebben, zoals dat zo mooi heet, een onrendabele top, dus geld dat niet wordt terugverdiend, van € 60.000. Als wij € 60.000 moeten uitgeven aan de huisvesting van mensen die echt niet anders kunnen, dan doen we dat. Dat hoort bij een fatsoenlijk land. Maar om nu € 60.000 uit te geven aan mensen die kennelijk vermogen hebben, maar dat niet willen besteden aan een woning, dan is dat niet de eerste prioriteit. Daar ben ik gewoon eerlijk in.
De heer Ronnes (CDA):
Ik denk dat ik de Minister gelijk moet geven als hij macro naar de situatie in Nederland kijkt, maar juist in deze krimpgebieden praat je over andere verhoudingen. Het voert te ver om nu helemaal voorbeelden uit te werken, maar ik wil eigenlijk vragen of de Minister bereid is om met de regio's waarin dit soort dingen spelen, nog eens te kijken of de denklijn klopt die hij nu schetst met de bedragen die hij noemt. Is dat de problematiek, of gaat het over veel kleinere bedragen, met als gevolg dat het aanbod huurwoningen niet matcht met de mensen die op een huurwoning zitten te wachten?
Minister Blok:
Ik ben altijd bereid om een cijfermatige onderbouwing van het vraagstuk te bezien. We hebben dat landelijk een keer gedaan, ik dacht op verzoek van de heer Ronnes. Specifiek voor de krimpregio's ken ik geen cijfermatige onderbouwing. Daar sta ik altijd voor open. Als die wordt aangeleverd, ga ik daar serieus naar kijken. Ik heb u mijn eerste reactie gegeven, maar ik sta altijd open voor argumenten.
Dan kom ik bij de heer Veldman.
De heer Houwers (Houwers):
Ik heb een ordevoorstel, als dat tussendoor mag. Het zou kunnen zijn dat ik wacht met mijn VAO totdat we daarop een reactie hebben van de Minister. Dat lijkt me dan wel zo correct.
De voorzitter:
Dan trekken we het verzoek om een VAO weer in en wachten we de reactie van de Minister af op het concrete voorbeeld van de heer Ronnes. De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Blok:
Dan ben ik afhankelijk van de voorbeelden die ik nog moet krijgen.
De heer Veldman ging in op de gevolgen die dalende leerlingenaantallen hebben voor scholen en de oplossing die daarvoor in bijvoorbeeld fusies gevonden kan worden. In het regeerakkoord is dit onderwerp specifiek genoemd als een van de punten die de coalitiepartijen willen oplossen. De collega van OCW komt begin 2017 met een wetsvoorstel om dat mogelijk te maken. Ik hoop natuurlijk dat dit met gejuich en applaus in de Kamer ontvangen zal worden, want het is inderdaad een heel reëel probleem.
De vraag van de heer Veldman of in de volgende rapportage ook de politie en de rechterlijke macht worden meegenomen, heb ik al beantwoord.
De heer Bashir is uitgebreid ingegaan op het thema leefbaarheid en hij vroeg hoe ik de rijksverantwoordelijkheid daarvoor zie. Het woord leefbaarheid geeft nog weleens aanleiding tot problemen, want iedereen is voor leefbaarheid. Ik ook, wil ik opbiechten, maar als term in een wet heb je er niet zo veel aan. Het was de term «leefbaarheid» die aanleiding gaf tot de aanschaf van de SS Rotterdam en tot andere megalomane projecten. Vandaar dat we in de Woningwet de term «leefbaarheid» scherp moesten inkaderen. Ik vind het altijd jammer als je dat soort regelgeving moet loslaten, maar helaas zijn we daardoor wijzer geworden.
Leefbaarheid heeft zo veel componenten dat ik volmondig «ja» antwoord op de vraag van de heer Bashir of ik mij daar verantwoordelijk voor voel. De onderwerpen die wij hier besproken hebben, gaan veel verder dan wonen. Onderwijs, werk en volksgezondheid zijn cruciale componenten van leefbaarheid, dus ja, daar voel ik mij verantwoordelijk voor, maar dat betekent niet dat ik verantwoordelijk ben voor iedere actie of voor iedere besteding op dat gebied. Ik ben wel verantwoordelijk voor de randvoorwaarden waarbinnen gemeenten of scholen of zorginstellingen hun werk kunnen doen.
De heer Bashir vroeg of er nog een overzicht komt van de heffingsvermindering op de verhuurderheffing, waar hij op zich nog steeds tegen is. Hij is wel benieuwd wat nu de stand van zaken is. Die zal onderdeel zijn van het wetsvoorstel dat nog deze maand naar de Kamer toe komt.
De heer Bashir (SP):
Wij wachten het wetsvoorstel van de Minister over de verhuurderheffing af. Waar ik bij het vorige punt op doelde, was de toezegging die de Minister eerder heeft gedaan, namelijk dat er, als rijksdiensten uitgebreid of als er nieuwe diensten gevestigd zouden worden, primair gekeken zou worden naar krimpgebieden. Nu lijkt de Minister daar toch een beetje van terug te komen, vooral als ik de antwoorden hoor van de Minister op de vragen van collega Van Raak. Ik hoor de Minister zeggen dat de efficiëntie van de rijksdienst voorop moet staan. Als ik naar de cijfers kijk, zie ik toch echt een hogere krimp van rijksambtenaren in gebieden met krimp, gebieden waarin werkgelegenheid juist nodig zou zijn. Daar krimpt de werkgelegenheid sterker dan gemiddeld het geval is in Nederland.
Minister Blok:
Ik heb niet helemaal helder op welke toezegging de heer Bashir doelt. De toezegging die ik ken, betreft de motie-De Vries. Daar ben ik net uitgebreid op ingegaan, evenals op de ontwikkeling in Friesland en andere regio's. De heer Bashir vroeg hoe we omgaan met nieuwe rijksdiensten. Daar zijn er niet zo veel van. Er is natuurlijk een behoorlijke groei geweest bij de opvang van vluchtelingen, de afgelopen tijd. Als ik probeer mij dat kaartje voor de geest te halen, is die opvang redelijk gespreid over het land, wat heel erg wordt gedreven door de grote spoed die nodig is om mensen te kunnen opvangen. Er is weleens discussie geweest over de vraag of je in de volgende fase niet relatief meer statushouders moet toewijzen aan krimpregio's, maar de keerzijde daarvan is over het algemeen dat er in een krimpregio weinig werkgelegenheid is. Met de VNG komen we daarom steeds tot de conclusie dat de centrale verdeelmaatstaf, puur gebaseerd op inwonersaantal, de meest rechtvaardige is, maar dat als gemeenten dat willen, ze wel onderling afspraken kunnen maken om een deel van de huisvestingsverplichting uit een gemeente met woningtekort over te hevelen naar een gemeente met een ontspannen woningmarkt.
De heer Bashir vroeg ook wanneer er een update komt van de verdeling van rijksgeld naar gemeenten en provincies. Komend voorjaar wordt de uitkomst van een herbeoordeling, gebaseerd op de motie van de heer Veldman, eerst naar de betrokken gemeenten gestuurd. Binnen VNG en IPO levert zo'n herverdeling vaak de nodige discussie op. Vervolgens zal de Kamer daar natuurlijk ook deelgenoot van gemaakt worden.
Voorzitter. Ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn te hebben beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Ik ga over naar de tweede termijn. De spreektijd is één, maximaal twee minuten per persoon, en we beginnen met de heer Brouwer.
De heer Brouwer (PvdA):
Voorzitter. Als ik kijk naar de antwoorden van de Minister op vragen over samenwerkingsgebieden, vind ik die conform wat wij willen. Ze zijn helemaal in lijn met zoals wij denken dat krimp moet worden aangepakt. Bij de initiatiefwet van mijn collega De Vries heb ik gemerkt dat er steeds over en weer contact is. Dat voorstel is tot stand gekomen op een manier die wij graag zien.
Nederland in Balans vraagt om nog een tandje erbij. We zijn goed op weg, maar we moeten verder. Er is gesteld dat je je uitkering zou kunnen inzetten als loon. Hoe kunnen we dat naar de juiste plek brengen? Ik denk dat dat onder de experimenteerwet moet vallen. Maar welke taak ziet de Minister daarbij voor zichzelf en voor de Kamer? Nederland in Balans ligt er nu. In de brief van de Minister staat: werk het maar uit, regio's, dan kijken we hoever we zijn. Kan de Minister een procesbeschrijving geven? Wat is de positie van de anticipeergebieden binnen de experimenteerwet?
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Voorzitter. Betrokkenheid, maatwerk en regionale autonomie zijn kernwoorden, als we willen proberen de gevolgen van krimp af te remmen. Ik weet dat je krimp niet kunt wegpoetsen. Krimpgebieden moeten zelf creatief zijn in het oplossen van de problemen. Dat zijn ze ook. De Kamer moet daarbij de vinger aan de pols houden als het gaat om de rijksoverheid. Ik ben daarom zeer benieuwd naar de toegezegde brief van de Minister over de casus Eygelshoven. Het is netjes dat collega Houwers even afziet van het VAO; ik doe dat ook. We blijven de vinger aan de pols houden.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Dank voor de uitgebreide beantwoording. Wij blijven met belangstelling de ontwikkelingen volgen, daarbij bekijkend hoe wijzelf via maatregelen de zaak verder kunnen versterken. Ik zal de betreffende mensen vragen het voorbeeld omtrent passend toewijzen verder uit te werken, zodat ik het resultaat aan de Minister kan overhandigen.
De heer Houwers (Houwers):
Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik denk dat we goed bezig zijn, door in de regelgeving ruimte te maken voor eigen initiatieven uit de krimpregio's. Het benodigde maatwerk kan ook geleverd worden via passend toewijzen. Wellicht kunnen er uitzonderingssituaties mogelijk worden gemaakt. Krimpregio's moeten zich ervan bewust zijn dat krimp niet alleen een probleem is, maar dat het ook kansen kan bieden. Enige trots bij de krimpregio's is zeker op haar plaats. Dat vergeten we soms wel eens.
De heer Veldman (VVD):
Voorzitter. Nogal wat scholen krijgen te maken met teruglopende leerlingenaantallen. Je ziet schoolbesturen worstelen met de regelgeving zoals we die hebben. De Minister noemde in dit kader de fusietoets, die nu veel scholen in de weg zit. De Minister verwijst naar een wetsvoorstel van de Minister van OCW, dat in de loop van 2017 naar de Kamer komt. Ik denk dat het goed is dat we als Kamer op dit punt toch nog een uitspraak hierover doen. Waar anderen hun verzoek voor het houden van een VAO introkken, wil ik wel een VAO aanvragen, zodat de Kamer zich kan uitspreken over de fusietoets.
De voorzitter:
Dat is genoteerd. Tot slot is het woord aan de heer Bashir.
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Het is goed om te horen dat eigen initiatieven vanuit de regio's eindelijk worden omarmd. Er komen leefbaarheidsfondsen, waarbij de regio's aan zet komen. We wachten het wetsvoorstel van de Minister af. Collega Houwers zei dat krimp voor regio's een kans is. Dit wetsvoorstel van de Minister is voor de Kamer een kans om eindelijk af te rekenen met de verhuurderheffing. Want met dat geld kun je veel meer doen aan bevordering van de leefbaarheid in de krimpregio's.
De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ik heb een punt van orde. Kan er bij dat VAO rekening mee worden gehouden dat we de beloofde reactie van de Minister wel binnen hebben? Dat zou namelijk ideaal zijn.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Veldman.
De heer Veldman (VVD):
Ik heb daar op zich geen bezwaar tegen, maar dat hangt wel af van de termijn die de Minister nodig heeft.
De voorzitter:
Ik denk dat het verstandig is om wat ruimte te nemen. We geven dit mee aan de griffier.
Minister Blok:
Voorzitter. De heer Brouwer noemde als voorbeeld van het aanpassen van sociale wetgeving het inzetten van uitkeringen als loon. Daar zou ik veel bespiegelingen op los kunnen laten, maar die vraag hoort echt als eerste thuis bij de Staatssecretaris van SZW. Ik denk overigens dat een aantal grote steden ook wel belangstelling hebben voor dit onderwerp. Vanuit die rol spring ik wel graag op dit onderwerp. Hoe zie ik het proces bij het uitwerken van Nederland in Balans? Mijn aanbod is om daar dit najaar verder aan te werken, want dat lijkt mij typisch horen bij de bouwstenen voor het regeerakkoord; voor verkiezingsprogramma's wordt het al wat laat. De derde vraag van de heer Brouwer ging over anticipeergebieden. Ook daarvoor hebben we een ondersteuningsprogramma langs de door de heer Brouwer zelf al genoemde lijn van het delen van ervaringen, kansen en hobbels. Dat is op zichzelf al een heel nuttige exercitie. De experimenteerwet zal daarvoor een goede gelegenheid bieden. Bij de verdeling van rijksdiensten is geen bijzondere rol weggelegd voor de anticipeergebieden.
De heer Van Vliet wacht op de brief over Eygelshoven.
De heer Ronnes komt hopelijk snel met praktische voorbeelden van passend toewijzen. Daar zal ik dan snel op reageren, want het lijkt me handig om dat te combineren met een eventueel te houden VAO.
Ik ben het eens met de heer Houwers dat krimp een ingewikkelde uitdaging is, maar dat er ook reden is voor trots van de betrokken regio's. Toen ik voor het eerst in de Eemshaven was, kwam ik een bijna lege bananenterminal tegen die iedere twee jaar failliet ging. Als ik daar nu kom, zie ik een bloeiend industrieterrein. Voor de Achterhoek geldt hetzelfde.
De heer Veldman komt met een motie, die ik afwacht.
De heer Bashir is nog steeds ongelukkig met de verhuurderheffing. Het is overigens niet zo dat, wanneer ze wordt afgeschaft, er onmiddellijk meer geld is voor krimpgebieden. Er komt dan minder geld op de rijksbegroting, en waar dat probleem neerslaat, is een vervolgvraag. Ik ga ervan uit dat de Kamer hierover verstandig zal oordelen.
De heer Brouwer (PvdA):
Krijgt de K5 op korte termijn een uitnodiging van de Minister voor een gesprek over het verdere proces?
Minister Blok:
Ja.
De voorzitter:
De volgende toezeggingen zijn gedaan.
– In september komt er een brief waarin wordt ingegaan op de casus Eygelshoven, afgestemd met de collega van Defensie.
– Het wetsvoorstel Wijziging verhuurderheffing wordt in september naar de Kamer gestuurd.
– De experimenteerwet gemeenten gaat eind 2016 naar de Kamer.
– De Minister zal zo snel mogelijk een reactie sturen op de voorbeelden van de heer Ronnes over de passende toewijzing in krimpregio's. De heer Ronnes zal die voorbeelden zo snel mogelijk naar de Minister toesturen.
– De Kamer zal in het voorjaar van 2017 worden geïnformeerd over de herverdeling van rijksgelden over gemeenten en provincies.
Er is een VAO aangevraagd, met als eerste spreker de heer Veldman. Dat VAO wordt pas ingepland als al deze brieven in september binnen zijn.
Sluiting 11.42 uur.