Vastgesteld 1 december 2008
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
1. Inleiding 1
2. Algemeen 2
3. Artikelsgewijze toelichting 2
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het grote aantal geconstateerde wetstechnische gebreken is een blijk van het feit hoe complex en omvangrijk de VROM-wetgeving is. Want ondanks langdurige voorbereiding en uitgebreide behandeling van wetten als de Wet ruimtelijke ordening (Wro), waarbij zelfs nog gebruik is gemaakt van een speciale invoeringswet, blijken er nog diverse correcties te moeten plaatsvinden. Er resten de leden nog twee vragen over de inhoud van het wetsvoorstel en een gerelateerde vraag over de Wro.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen het wetsvoorstel. Met deze wijziging wordt invulling gegeven aan de motie-Jurgens 26 200 VI nr. 65 D, waarmee voorkomen wordt dat andere overheden regels stellen die afwijken van de wet zoals vastgesteld in het parlement of EG-regelgeving.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Reparatie en verduidelijking van wetten kan op zichzelf nooit bezwaarlijk zijn. Desondanks willen de leden van deze gelegenheid gebruik maken om verheldering te krijgen in de Wro waar het beheersverordeningen betreft.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie willen bij deze gelegenheid wijzen op een nog bij deze herstelwet mogelijk mee te nemen correctie op artikel 3.36b van de Wro. Destijds is bij de behandeling van de Grondexploitatiewet in het parlement een amendement van de leden Verdaas, Knops en Lenards aangenomen (TK 2005–2006, 30 218 nr. 14) waarmee het – onder voorwaarden – mogelijk is gemaakt om sneller een onteigeningsprocedure te kunnen starten. Het amendement hield in dat meteen na het vaststellen van een bestemmingsplan met exploitatieplan een dagvaarding kan worden uitgestuurd als start van de onteigeningsprocedure. De onteigening zelf kan pas worden geëffectueerd (inschrijven van het vonnis van de rechtbank in de openbare registers) nadat het betreffende bestemmingsplan onherroepelijk is. Bij de invoeringswet Wro is echter aan het betreffende artikel de aanvullende voorwaarde toegevoegd dat de dagvaarding pas kan worden verstuurd voor zover er geen beroep is ingesteld met betrekking tot in het betrokken bestemmingsplan (of projectbesluit) en exploitatieplan begrepen grond waarop de dagvaarding betrekking heeft. De leden van de CDA-fractie constateren echter nu dat door het simpelweg instellen van beroep de start van de onteigeningsprocedure alsnog kan worden tegengehouden en vertraagd. Zulks terwijl de rechten van degene tegen wie de onteigening wordt opgestart naar de mening van de leden voldoende zijn beschermd, omdat effectuering van een eventueel uitgesproken onteigeningsvonnis wordt opgeschort totdat het betreffende plan onherroepelijk is. Uit de memorie van toelichting bij de invoeringswet Wro is het de leden bij nadere beschouwing niet duidelijk welke aantasting van rechtszekerheid voor de grondeigenaar hier in het geding is. Graag zouden zij een nadere toelichting hierop krijgen. Tevens willen de leden van de CDA-fractie vragen of er wellicht nog andere wetstechnische mogelijkheden zijn om het vertragen van de start van de onteigeningsprocedure te voorkomen.
De leden van de PvdA-fractie willen bij deze gelegenheid aandacht vragen voor het amendement-Verdaas c.s. 30 218 nr. 14, waarbij bij opneming in de wet de zin is toegevoegd: «en voor zover geen beroep in ingesteld met betrekking tot de in het betrokken plan, projectbesluit of exploitatieplan begrepen grond waarop de dagvaarding betrekking heeft». Met dit amendement was versnelling beoogd. De leden vragen zich af welke bezwaren er kleven aan het laten vervallen van de toegevoegde voorwaarde.
3. Artikelsgewijze toelichting
De leden van de CDA-fractie zijn positief over de geschapen mogelijkheid om bij AMvB gevallen van uniforme bodemsanering te bepalen waarin kennisgeving vanwege het ontbreken van meerwaarde achterwege mag blijven. Zij vragen zich hierbij af op welke termijn het voornemen bestaat om een dergelijke AMvB op te stellen. In het verlengde hiervan vragen zij de regering of reeds meer duidelijkheid bestaat over de soorten gevallen waarvoor deze vrijstelling zal gaan gelden.
De leden van de CDA-fractie stemmen in met de wens tot aanpassing aan de actualiteit van het onderdeel van de Wet geluidhinder met betrekking tot geluidsgevoelige schoolactiviteiten. Wel stellen zij hierbij de vraag wat de ratio is achter de voorgestelde systematiek waarbij geluidsgevoelige gebouwdelen in het bestemmingsplan herkenbaar moeten zijn. Is hiervoor ook een eenvoudigere, flexibelere wijze van administratie denkbaar?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een toelichting op het overgangsrecht met betrekking tot de beheersverordening. Deze kan alleen kan worden toegepast in gebieden waar een actueel bestemmingsplan van kracht is. Het is niet mogelijk de beheersverordening toe te passen voor gebieden met bestemmingsplannen die ouder dan vijf jaar zijn. Er van uitgaande dat meer dan de helft van de bestemmingsplannen ouder zijn dan vijf jaar is dit volgens de leden van de SP-fractie een oneigenlijke eis. Voordeel van de beheersverordening is juist gelegen in de verkorte procedure en het voorkomen veel administratieve rompslomp.
De leden van de SP-fractie horen dan ook graag of de regering bereid is de onnodige beperking van het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro voor de toepassingsmogelijkheid van de beheersverordening op te heffen zodat de beheersverordening ook kan worden toegepast voor gebieden met bestemmingsplannen die ouder dan vijf jaar zijn of waar een bestemmingsplan überhaupt ontbreekt.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen of de beheersverordening wel de toepassingsmogelijkheden zal kunnen krijgen die destijds door de Kamer bedoeld waren. De leden zouden graag zien dat de beheersverordening ook toepasbaar is op gebieden met bestemmingsplannen ouder dan vijf jaar.
Samenstelling:
Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), Voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Vietsch (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).
Plv. leden: Vendrik (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (CU).