Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in diverse wetten op het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer enkele wijzigingen van wetgevingstechnische of ondergeschikte aard aan te brengen in verband met geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In artikel IV, eerste en tweede lid, van de Implementatiewet EG-richtlijn ecologisch ontwerp energieverbruikende producten wordt «voorschakelapparaten en fluorescentielampen» vervangen door: voorschakelapparaten voor fluorescentielampen.
Artikel I, onderdeel C, artikel 2.5, van de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten komt te luiden:
Leden van het bestuur van de emissieautoriteit en medewerkers van de emissieautoriteit zijn direct noch indirect betrokken bij het overdragen van broeikasgasemissierechten, emissiereductie-eenheden en gecertificeerde emissiereducties, behoudens voor zover die betrokkenheid noodzakelijk is ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
De Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 9.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat minder dan vijf jaar voor genoemd tijdstip onherroepelijk is geworden, wordt binnen tien jaar na de datum van het onherroepelijk worden van dat plan een nieuw bestemmingsplan vastgesteld overeenkomstig artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
2. In het vierde lid, derde volzin (nieuw), wordt «deze verplichting» vervangen door: de verplichting, bedoeld in de eerste of tweede volzin,.
3. Het vijfde lid, komt te luiden:
5. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikellid ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Woningwet stedenbouwkundige voorschriften krachtens artikel 8, vijfde lid, van die wet, zoals dat luidde vóór dat tijdstip, van toepassing zijn, blijven deze voorschriften van kracht totdat de termijn voor vaststelling van het bestemmingsplan overeenkomstig het tweede, derde of vierde lid, is verstreken.
Artikel 9.1.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een besluit tot vrijstelling, waartoe het verzoek is ingediend voor 1 juli 2008, wordt voor de toepassing van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening gelijkgesteld met een besluit als bedoeld in artikel 3.10 van die wet.
In artikel 9.1.17, onder b, vervalt «in ontwerp».
In artikel 9.3.2, eerste lid, wordt « artikel 9.1.4, vijfde lid» vervangen door: artikel 9.1.4, vierde lid.
In artikel 9.4.1, eerste lid, wordt na «artikel 2, eerste lid,» ingevoegd: in voorkomend geval na verlenging als bedoeld in artikel 2, vierde lid,. Tevens wordt na «met ten hoogste een jaar kan verlengen» ingevoegd: en voor een reeds verlengd besluit in zijn totaliteit drie jaar en vijf maanden.
In artikel 9.4.2, eerste lid, wordt na «artikel 3, eerste lid,» ingevoegd: in voorkomend geval na verlenging als bedoeld in artikel 2, vierde lid,. Tevens wordt na «met ten hoogste een jaar kan verlengen» ingevoegd: en voor een reeds verlengd besluit in zijn totaliteit drie jaar en vijf maanden.
De Kadasterwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, wordt na de omschrijving «perceel» een omschrijving ingevoegd, luidende: rechtspersoon: privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersoon, met inbegrip van de openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid;.
1. Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:
1. De Dienst heeft, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, tot taak:
a. het houden van de openbare registers;
b. het houden en bijwerken van de basisregistratie kadaster;
c. het instandhouden van een net van coördinaatpunten;
d. het houden en bijwerken van een registratie voor schepen;
e. het houden en bijwerken van een registratie voor luchtvaartuigen;
f. het uniform, consistent en landsdekkend verzamelen, geometrisch vastleggen, beheren cartografisch weergeven van geografische gegevens alsmede het houden en bijwerken van de basisregistratie topografie;
g. het in opdracht van Onze Minister van Defensie vervaardigen, verzamelen en bijwerken van geografische gegevens ten behoeve van de krijgsmacht, het uniform en consistent overeenkomstig diens opdracht cartografisch weergeven van die gegevens en het aan Onze Minister van Defensie verstrekken van inlichtingen omtrent die gegevens;
h. het bevorderen van de kenbaarheid van de ligging van ondergrondse kabels en leidingen;
i. het beheren van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, en het verlenen van inzage in de gegevens uit die voorziening;
j. het verstrekken van inlichtingen omtrent gegevens die de Dienst heeft gekregen in het kader van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a tot en met f;
k. het bevorderen van de toegankelijkheid en de uitwisselbaarheid van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f;
l. het vervaardigen en verstrekken van informatie door verwerking van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f, voorzover het vervaardigen en verstrekken van die informatie niet onverenigbaar zijn met de doeleinden, genoemd in artikel 2a, en
m. het in opdracht van een of meer van Onze Ministers verrichten van werkzaamheden of het aan een of meer van Onze Ministers verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f ter nakoming van op Nederland rustende internationale verplichtingen uit verdragen en overeenkomsten of daarop gebaseerde besluiten overeenkomstig die verdragen, overeenkomsten of besluiten.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 oktober 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistraties en gebouwen en de Kadasterwet (aanvulling, verduidelijking en enige technische verbeteringen van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en aanvulling van de Kadasterwet in verband met de toedeling van taken aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers ten aanzien van de landelijke voorziening voor de basisregistraties adressen en gebouwen) (Kamerstukken II 2008/09, 31 726, nr. 2), nadat het tot wet is verheven, eerder in werking treedt dan dit onderdeel vervalt het eerste lid en komt artikel 3, eerste lid, van de Kadasterwet als volgt te luiden:
1. De Dienst heeft, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, tot taak:
a. het houden van de openbare registers;
b. het houden en bijwerken van de basisregistratie kadaster;
c. het instandhouden van een net van coördinaatpunten;
d. het houden en bijwerken van een registratie voor schepen;
e. het houden en bijwerken van een registratie voor luchtvaartuigen;
f. het uniform, consistent en landsdekkend verzamelen, geometrisch vastleggen, beheren cartografisch weergeven van geografische gegevens alsmede het houden en bijwerken van de basisregistratie topografie;
g. het in opdracht van Onze Minister van Defensie vervaardigen, verzamelen en bijwerken van geografische gegevens ten behoeve van de krijgsmacht, het uniform en consistent overeenkomstig diens opdracht cartografisch weergeven van die gegevens en het aan Onze Minister van Defensie verstrekken van inlichtingen omtrent die gegevens;
h. het bevorderen van de kenbaarheid van de ligging van ondergrondse kabels en leidingen;
i. het beheren van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, en het verlenen van inzage in de gegevens uit die voorziening;
j. het verstrekken van inlichtingen omtrent gegevens die de Dienst heeft gekregen in het kader van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a tot en met f;
k. het bevorderen van de toegankelijkheid en de uitwisselbaarheid van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f;
l. het vervaardigen en verstrekken van informatie door verwerking van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f, voorzover het vervaardigen en verstrekken van die informatie niet onverenigbaar zijn met de doeleinden, genoemd in artikel 2a;
m. het in opdracht van een of meer van Onze Ministers verrichten van werkzaamheden of het aan een of meer van Onze Ministers verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f ter nakoming van op Nederland rustende internationale verplichtingen uit verdragen en overeenkomsten of daarop gebaseerde besluiten overeenkomstig die verdragen, overeenkomsten of besluiten, en
n. het houden en beheren van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 26 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, alsmede het verlenen van inzage in die voorziening en het verstrekken van de daarin opgenomen gegevens overeenkomstig artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van die wet.
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, eerste zin, vervalt: , als bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.
2. In het vierde lid vervalt: , als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.
3. In het vijfde lid vervalt: als bedoeld in artikel 334a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.
De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 69d vervalt de zinsnede «, voor zover nodig in afwijking van deze wet,».
In artikel 76, tweede lid, wordt «beide Kamers» vervangen door: beide kamers
De Remigratiewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4, tweede lid wordt «als bedoeld in artikel 39 van de Zorgverzekeringswet» vervangen door: , bedoeld in artikel 39 van de Zorgverzekeringswet,.
In artikel 8i, eerste en derde lid, vervalt «, zo nodig in afwijking van deze wet,».
In artikel 8j, eerste lid, wordt «55, derde tot en met vijfde lid» vervangen door: 55, derde lid. Tevens vervalt «58, 59, 60,».
Artikel 39b van de Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onder b, wordt «artikel 28» vervangen door: het derde lid. Tevens vervalt de zinsnede «waarbij van artikel 28, tweede lid, kan worden afgeweken».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Degene die voornemens is te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst overeenkomstig de regels gesteld krachtens het eerste lid, doet van dat voornemen melding bij gedeputeerde staten van de betrokken provincie. Gedeputeerde staten stellen, indien het niet hun voornemen betreft, burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente op de hoogte van de gedane melding. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze en het tijdstip waarop de kennisgeving van de melding plaatsvindt.
3. In het vierde lid wordt «artikel 28» vervangen door: het derde lid.
4. In het vijfde lid wordt de zinsnede «De artikelen 29, 37, 39, 39a en 40» vervangen door: De artikelen 28, 29, 37, 39, 39a, 39c, 39d en 40. Tevens vervalt de zinsnede «Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, kan van de artikelen 39c en 39d worden afgeweken».
5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Na de uitvoering van de sanering doet degene die de bodem heeft gesaneerd daarvan schriftelijk verslag aan gedeputeerde staten. Het verslag behoeft de instemming van gedeputeerde staten die slechts met het verslag instemmen indien is gesaneerd overeenkomstig de regels gesteld bij of krachtens het eerste, derde en vierde lid. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de gegevens die bij het verslag moeten worden verstrekt, de wijze waarop die gegevens worden verstrekt, en het tijdstip waarop dat gebeurt en de termijn waarbinnen de instemming met het verslag plaatsvindt.
7. Dit artikel is niet van toepassing in gevallen als bedoeld in de artikelen 27, 30, eerste lid, en 43.
In artikel 1 van de Wet geluidhinder wordt onder het begrip andere geluidsgevoelige gebouwen «een gymnastieklokaal maakt» vervangen door: delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten maken.
Artikel 7, vierde lid, derde volzin, van de Wet geurhinder en veehouderij komt te luiden:
Van het aanhoudingsbesluit wordt tevens mededeling gedaan langs elektronische weg.
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 43, vijfde lid, onder e, en 70, vijfde lid, onder e, wordt «de Wet milieugevaarlijke stoffen» vervangen door: titel 9.2 van de Wet milieubeheer.
In artikel 59, tweede lid, onder l, wordt «het bepaalde bij of krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen» vervangen door: artikel 31 en bijlage II van de verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2007, L 136).
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1.1, eerste lid, komt de omschrijving van de «EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging» te luiden:
EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging: richtlijn nr. 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEU L 24).
In artikel 8.9 vervalt: , bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 8.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt na «inpassingsplan,» ingevoegd: een projectbesluit daaronder begrepen. Tevens wordt «artikel 4.3, derde lid, van de de Wet ruimtelijke ordening» vervangen door: artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
2. In het vijfde lid wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.
Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt na «Voor zover aan een vergunning» ingevoegd: voor een inrichting waartoe een gpbv-installatie behoort, voor zover het die gpbv-installatie betreft,.
2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Voor inrichtingen waartoe geen gpbv-installatie behoort en voor inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort voor zover het andere activiteiten dan die gpbv-installatie betreft, kunnen voorschriften als bedoeld in het vierde lid, onder a en b, aan een vergunning worden verbonden.
In artikel 8.19, eerste lid, onder b, wordt «zevende lid» vervangen door: zesde lid.
Artikel 10.32 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor «algemene maatregel van bestuur» wordt ingevoegd: of krachtens.
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 8.42 is van overeenkomstige toepassing.
In de artikelen 15.20, tweede lid, 18.10 en 18.14a wordt «artikel 17.6» vervangen door: artikel 17.19.
Aan artikel 16.2 worden na het derde lid vier leden toegevoegd, luidende:
4. Degene die een inrichting drijft, waarin zich een broeikasgasinstallatie bevindt:
a. die tot een krachtens het tweede lid aangewezen categorie behoort, kan in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen verzoeken met betrekking tot een planperiode buiten die aanwijzing te blijven;
b. die niet tot een krachtens het tweede lid aangewezen categorie behoort, kan in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen verzoeken met betrekking tot een planperiode binnen die aanwijzing te vallen.
5. Degene die een inrichting drijft, waarin zich een NOx-installatie bevindt:
a. die tot een krachtens het derde lid aangewezen categorie behoort, kan in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen verzoeken met ingang van een bepaald tijdstip buiten die aanwijzing te blijven;
b. die niet tot een krachtens het derde lid aangewezen categorie behoort, kan in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen verzoeken tot en met een bepaald tijdstip binnen die aanwijzing te vallen.
6. Het bestuur van de emissieautoriteit beslist op de verzoeken, bedoeld in het vierde en vijfde lid. De verzoeken worden beoordeeld op grond van bij algemene maatregel van bestuur gestelde criteria.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van het vierde, vijfde en zesde lid regels worden gesteld.
Het artikel 18.2g, luidende «Het bevoegd gezag, bedoeld in 17.9, eerste, tweede, derde en vierde lid, draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens titel 17.2 gestelde verplichtingen.» wordt vernummerd tot artikel 18.2i.
In artikel 21.2a wordt «artikel 16 van de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging» vervangen door: artikel 17 van de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging.
In artikel 22.1, achtste lid, wordt «de Bestrijdingsmiddelenwet 1962» vervangen door: de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 1° vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «17.6, vijfde lid,» en wordt na «17.13, eerste lid,» ingevoegd: 17.19, vijfde lid.
2. Onder 2° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet bodembescherming «39b, eerste en derde lid en vierde lid, tweede volzin» vervangen door: 39b, derde lid, vierde lid, eerste volzin, en vijfde lid, eerste volzin.
De Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3.1, derde lid, wordt «artikel 3.42 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3.6, vijfde lid, tweede volzin, vervalt.
Artikel 3.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, vierde volzin, wordt «artikel 3.1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 3:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens wordt «de artikelen 3:40, 3:42 en 3:45 » vervangen door: de artikelen 3:40, 3:42, 3:43, 3:44 en 3:45.
2. In het vijfde lid wordt «tenzij» vervangen door: behoudens voor zover.
3. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. na de tweede volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: De kennisgeving van het besluit tot aanwijzing geschiedt tevens langs elektronische weg.
b. in de vijfde volzin (nieuw) wordt «samen met het aanwijzingsbesluit» vervangen door: samen met het aanwijzingsbesluit en op gelijke wijze door burgemeester en wethouders.
c. na de zesde volzin (nieuw) wordt een volzin ingevoegd, luidende: De termijn voor indiening van een beroepschrift tegen het aanwijzingsbesluit vangt aan met ingang van de dag na die waarop dit besluit ter inzage is gelegd.
4. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Van het aanwijzingsbesluit, bedoeld in het zesde lid, wordt mededeling gedaan aan diegenen die ten aanzien van het onderdeel van het bestemmingsplan dat bij dat aanwijzingsbesluit is betrokken een zienswijze naar voren hebben gebracht of een aanvraag tot vaststelling hebben ingediend.
Na artikel 3.9 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 3.2A BEPALINGEN OMTRENT DE PROCEDURE VAN WIJZIGING OF UITWERKING VAN EEN BESTEMMINGSPLAN
1. Op de voorbereiding van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens langs elektronische weg geschiedt, dat het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzageligging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten. Op het besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is artikel 3.8, derde lid, tweede tot en met vierde volzin, van overeenkomstige toepassing.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan vast te stellen.
3. Tot een afwijzing als bedoeld in het tweede lid besluiten burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
4. Een besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn afloopt.
In artikel 3.12, tweede lid, wordt na «gemeenteraad» ingevoegd: , of in voorkomend geval burgemeester en wethouders,.
Artikel 3.18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onder d, komt te luiden:
d. het bestemmingsplan in werking is getreden dan wel in beroep is vernietigd;.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. In afwijking van het tweede lid kan de aanlegvergunning worden verleend, indien het werk of de werkzaamheid niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.
In artikel 3.20, vierde lid, wordt «van de aan beslissing» vervangen door: van de beslissing.
In artikel 3.25, aanhef, wordt «bestemmingsplan» vervangen door: bestemmingsplan of inpassingsplan, een projectbesluit daaronder begrepen, een beheersverordening, een provinciale verordening als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, of een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid,.
In artikel 3.34, tweede lid, wordt «leges» vervangen door: rechten.
In artikel 3.35 wordt de aanduiding «8.» voor het lid, beginnend met de zinsnede «Een besluit als bedoeld in de aanhef van het eerste lid,» vervangen door: 9.
In artikel 3.36, tweede lid, wordt «leges» vervangen door: rechten.
In artikel 3.38, zesde lid, vervalt de zinsnede «en dat in artikel 3.18, vierde lid, in plaats van «of 3.29» wordt gelezen: , 3.29, 3.40, 3.41 of 3.42».
Aan artikel 3.41, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 3.40, eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Aan artikel 3.42, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 3.40, eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.1, zesde lid, komt te luiden:
6. Het voorstel voor een krachtens dit artikel vast te stellen provinciale verordening wordt niet gedaan dan nadat van het ontwerp van die verordening in de Staatscourant, langs elektronische weg en op de in de provincie gebruikelijke wijze kennis is gegeven en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen een bij die kennisgeving te stellen termijn van tenminste vier weken schriftelijk of langs elektronische weg opmerkingen over het ontwerp ter kennis van provinciale staten te brengen.
In artikel 6.12, derde lid, wordt «bij een besluit bij een besluit» vervangen door: bij een besluit.
Aan artikel 6.14, tweede lid, wordt onder toevoeging van een punt aan de tweede volzin een volzin toegevoegd, luidende: In afwijking van artikel 3:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zijn op een besluit tot vaststelling van een exploitatieplan de artikelen 3:40, 3:42, 3:43, 3:44 en 3:45 en afdeling 3.7 van die wet van toepassing.
In artikel 6.17, eerste lid, wordt na «aangewezen,» ingevoegd: of een bouwvergunning voor een gedeelte daarvan,.
Artikel 6.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «treden» ingevoegd: , vanaf de terinzagelegging in ontwerp van het plan of besluit.
2. In het tweede lid wordt na «treedt hij» ingevoegd: , vanaf de terinzagelegging in ontwerp van het plan of besluit.
3. In het derde lid wordt na «treedt» ingevoegd: , vanaf de terinzagelegging in ontwerp van het plan of besluit.
In artikel 7.10, eerste lid, wordt «aan het derde of vierde lid» vervangen door: aan artikel 3.7, derde of vierde lid.
In artikel 8.1, onder c, wordt «of artikel 3.11, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid» vervangen door: of artikel 3.26, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid, dan wel artikel 3.11, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid, of artikel 3.27, tweede lid, in samenhang met de artikelen 3.11, tweede lid en 3.8, zesde lid, of artikel 3.40, eerste lid, in samenhang met de artikelen 3.11, tweede lid, en 3.8, zesde lid, of artikel 3.41, tweede lid, in samenhang met de artikelen 3.40, eerste lid, 3.11, tweede lid, en 3.8, zesde lid.
Artikel 8.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder a wordt «of inpassingsplan» vervangen door: , inpassingsplan of een rijksbestemmingsplan als bedoeld in artikel 10.3, eerste lid.
2. Onder d wordt «of artikel 3.11, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid» vervangen door: of artikel 3.26, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid, dan wel artikel 3.11, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, zesde lid, of artikel 3.27, tweede lid, in samenhang met de artikelen 3.11, tweede lid, en 3.8, zesde lid, of artikel 3.40, in samenhang met de artikelen 3.11, tweede lid, en 3.8, zesde lid, artikel 3.41, tweede lid, in samenhang met de artikelen 3.40, eerste lid, 3.11, tweede lid, en 3.8, zesde lid.
3. Onder h wordt na «bestemmingsplan» ingevoegd: , inpassingsplan.
Artikel 8.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «of van een wijziging of uitwerking hiervan» ingevoegd: dan wel van een rijksbestemmingsplan.
2. In het derde lid wordt «de beroepstermijn met betrekking tot een besluit tot het verlenen van een aanleg- of sloopvergunning dan wel een ontheffing» vervangen door: de bezwaar- of beroepstermijn met betrekking tot een besluit tot het verlenen van een aanleg- of sloopvergunning dan wel de beroepstermijn met betrekking tot een besluit tot het verlenen van een ontheffing.
In de artikelen 2a, tweede lid, en 31c van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt «richtlijn (EG) nr. 96/61 van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257)» vervangen door: richtlijn nr. 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEU L 24).
Artikel 12, eerste lid, derde volzin, van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank komt te luiden:
De jaarrekening behoeft de instemming van Onze Minister, welke instemming niet wordt gegeven dan nadat Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie met de in het zesde lid bedoelde afrekening heeft ingestemd.
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8, vijfde lid, vervalt.
In artikel 45, achtste lid, wordt «vierde» vervangen door: derde.
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt voor de bestaande tekst een volzin ingevoegd, luidende: Indien wordt beslist omtrent een aanvraag om bouwvergunning op een moment dat ten behoeve daarvan een ontheffing, projectbesluit of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van de Wet ruimtelijke ordening is genomen, maar nog niet in werking is getreden, mag slechts en moet die bouwvergunning worden geweigerd, in afwijking van artikel 44, eerste lid, aanhef en onderdeel c, indien het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan in samenhang met die ontheffing, dan wel in strijd is met dat projectbesluit of dat besluit.
2. Aan het zesde lid wordt na de bestaande tekst een volzin toegevoegd, luidende: De beslissing omtrent een aanvraag om bouwvergunning treedt niet eerder in werking dan een op dat bouwen betrekking hebbende beslissing krachtens de Wet ruimtelijke ordening als bedoeld in de eerste volzin.
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. het bestemmingsplan in werking is getreden dan wel in beroep is vernietigd;.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid kan de bouwvergunning worden verleend indien het bouwwerk niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.
3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde tot vierde lid.
4. In het vierde lid (nieuw) vervallen de zinsnedes «of in geval van een bouwvergunning als bedoeld in het derde lid, onder b, na de terinzageligging overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van de ontwerp-besluiten,» en «in afwijking van artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht».
In artikel 51, derde lid, wordt «Onverminderd artikel 50, vierde en vijfde lid, kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «Burgemeester en wethouders kunnen» en vervalt: , een projectbesluit daaronder begrepen.
Artikel 56a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «onderdeel» ingevoegd: «b,» en wordt met vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn..
2. In het derde lid wordt met vervanging van de punt door een komma, toegevoegd: met dien verstande dat onderdeel b van dat lid niet van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
In artikel 71a, eerste lid, onderdeel a, wordt «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
In artikel 71j komt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid te vervallen.
In artikel 13, tweede lid, van de Interimwet stad- en milieubenadering wordt «het belang van het bereiken van het bereiken van optimale leefomgevingskwaliteit» vervangen door: het belang van het bereiken van optimale leefomgevingskwaliteit.
Artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid, onder b, wordt na «Wet ruimtelijke ordening» ingevoegd: van.
2. In het elfde lid wordt «Artikel 3.8, zesde lid, vierde, vijfde en zesde volzin» vervangen door: Artikel 3.8, zesde lid, vijfde tot en met achtste volzin.
In artikel 14, tweede lid, van de Reconstructiewet concentratiegebieden wordt na «de vaststelling van bestemmingsplannen als bedoeld» ingevoegd: in.
In artikel 41, tweede lid, onder c, en in artikel 42 van deMonumentenwet 1988 wordt na «een projectbesluit als bedoeld» telkens ingevoegd: in.
In artikel 32, derde lid, tweede volzin, van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt «burgemeester en wethouders van de gemeente aan de degenen» vervangen door: burgemeester en wethouders van de gemeente aan degenen.
In artikel 1 van de Tracéwet vervalt na «Wet ruimtelijke ordening»: (Stb. 1985, 626).
Indien artikel I, onderdeel N, van het bij koninklijke boodschap van 10 juni 2008 ingediende voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet milieubeheer en diverse aanverwante wetten (Verdere invulling van hoofdstuk 9)(31 501), nadat dat voorstel van wet tot wet is verheven, in werking is getreden of in werking treedt voor of op het tijdstip waarop artikel XI, onderdeel K, van deze wet in werking treedt, wordt in dat onderdeel «artikel 22.1, achtste lid» vervangen door: artikel 22.1, negende lid.
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2007 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) (Kamerstukken II 2006/07, 31 124, nr. 2) op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet tot wet is verheven en in werking is getreden, komt artikel 95, eerste lid, onderdeel b, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden als volgt te luiden:
b. na verloop van vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden, ingeval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 18, 19, 20, 22, eerste lid, 22, vierde lid, in samenhang met 22, eerste lid, 40, derde lid, 64, achtste lid, 67, tweede lid, 74, tweede lid, 75, 78 tot en met 81 en 118.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel XI, onderdeel H, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en terug kan werken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.
2. De artikelen III, XI, onderdeel B en C, XIII en XVII tot en met XXII werken terug tot en met 1 juli 2008.
3. Artikel XI, onderdeel G, werkt terug tot en met 13 juni 2008.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,