Gepubliceerd: 9 oktober 2008
Indiener(s): Jan de Wit
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31586-6.html
ID: 31586-6

31 586
Wijziging van enkele socialezekerheidswetten teneinde de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de mogelijkheid te geven om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 8 oktober 2008

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

InhoudBlz.
   
1.Algemeen1
2.Wijze van uitvoering2
 2.1 De nieuwe regeling2
 2.2 Voorwaarden voor medewerking aan schuldregelingen3
 2.3 Uitgesloten vorderingen3
 2.4 Bevoorrechting4
 2.5 Finale kwijting4
3.Effecten van de voorgestelde wijzigingen4
4.Uitvoerbaarheid en gevolgen voor burgers en bedrijven5

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met grote belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. De versterking van het minnelijke traject van schuldhulpverlening is al lange tijd een wens van deze leden. Via de minnelijke regeling wordt mensen met schulden de mogelijkheid geboden in een relatief korte periode verlost te zijn van gemaakte schulden en weer zelf verantwoordelijkheid te dragen voor de eigen financiële situatie. Door ook de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) hierbij te betrekken kunnen meer mensen gebruik maken van deze regeling.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel betreffende de wijziging van enkele sociale zekerheidswetten teneinde de SVB en het UWV de mogelijkheid te geven om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling. De leden van de PvdA-fractie vinden het goed dat het UWV en de SVB ruimere mogelijkheden verkrijgen om mee te werken aan schuldregelingen. Naar aanleiding van dit voorstel hebben zij nog enkele vragen, welke in dit verslag zijn opgenomen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat de schuldregeling zoveel mogelijk via het minnelijke traject moet worden georganiseerd. De leden van de SP-fractie delen dan ook het uitgangspunt dat het UWV en de SVB onder bepaalde voorwaarden kunnen meewerken aan een (minnelijke) schuldregeling en kunnen besluiten van terugvordering of van verder terugvordering af te zien als de schuldregeling tot stand is gekomen. De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen die in dit verslag aan de orde komen.

De leden van de VVD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten teneinde de SVB en het UWV de mogelijkheid te geven om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het eens is met het uitgangspunt dat in principe alle onverschuldigd uitgekeerde betalingen van de staat aan een burger steeds moeten worden teruggevorderd?

De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel, de vragen daarover zijn opgenomen in dit verslag.

2. Wijze van uitvoering

2.1 De nieuwe regeling

In de Memorie van Toelichting wordt uiteengezet dat ook als de uitkeringsgerechtigde zelf geen rol heeft gespeeld in een foutieve toekenning, er geen reden is om hem te vrijwaren van corrigerende terug- of invorderingsacties. De leden van de SP-fractie delen deze mening. Echter dit kan in sommige gevallen leiden tot verwarrende situaties. Op welke manier moeten gemeenten met dergelijke situaties omgaan? De leden van de SP-fractie vragen om een nadere toelichting.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mening deelt dat wanneer de onverschuldigd betaalde uitkeringen niet de schuld zijn van de uitkeringsgerechtigde, maar uitgekeerd zijn door een fout van de uitkeringsinstantie, de uitkeringsgerechtigde een verantwoordelijkheid heeft deze onverschuldigde betalingen op te merken en onmiddellijk terug te storten? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom kiest de regering er dan voor de mogelijkheid te scheppen het terugbetalen van deze gelden toch kwijt te kunnen schelden?

Hoe ver gaat de verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde hierin?

Het niet opmerken en terugbetalen van onverschuldigde betalingen kan gezien worden als passieve fraude. Is de regering het eens met deze stelling? Zo neen, waarom niet?

Gaat de regering nog altijd uit van het adagium: «fraude mag niet lonen»?

Is er een probleem met handhaving? Met andere woorden, hoe vaak komt het voor dat er onverschuldigde gelden uitgekeerd worden? De leden van de VVD-fractie vragen een antwoord in absolute aantallen en het totale bedrag in euro’s wat hier jaarlijks mee gemoeid is.

De leden van de PVV-fractie vragen of een BKR toets verplicht is bij aankopen op krediet of leningen? Hoe wordt gecontroleerd of een BKR toets is toegepast?

Tevens vragen zij voor hoeveel mensen de schuldsaneringsmaatregelen van toepassing zijn?

Welke maatregelen kunnen worden genomen, kan de regering dit in een overzicht weergeven?

De leden van de PVV-fractie of er concrete cijfers zijn van de gemeenten die verzocht hebben om een versoepeling van terugvorderingen.

Waarom mogen SVB, UWV en gemeente hun vordering niet verrekenen met de maandelijkse uitkering?

2.2 Voorwaarden voor medewerking aan schuldregelingen

Met het wetsvoorstel krijgen UWV en SVB de mogelijkheid beleidsregels te ontwikkelen. De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijkheden de regering heeft om sturing te geven aan de formulering van deze beleidsregels en de prudente hantering daarvan.

De leden van de SP-fractie verwijzen naar de bepalingen in het wetsvoorstel met betrekking tot erkende schuldhulpverleners, die op de inspanningen van de schuldenaar moet toezien. De schuldhulpverlener moet volgens de regering onafhankelijk en deskundig zijn. Hoe wordt dit gewaarborgd? Wanneer is de schuldhulpverlener deskundig en onafhankelijk? Op welke wijze worden schuldhulpverleners getoetst? Welke rol speelt de overheid hierin en specifiek de gemeenten? De leden van de SP-fractie vragen een toelichting.

De leden van de VVD-fractie verwijzen naar de Memorie van Toelichting waarin staat: «Het UWV en de SVB moeten er daarbij op kunnen vertrouwen dat de hulpverlener zijn werk goed doet». Wie zijn deze hulpverleners? Wie stelt ze aan? En wie controleert het werk van deze hulpverleners?

Tevens wordt in de Memorie van Toelichting uiteengezet dat: «Het UWV en de SVB kunnen voor de uitvoering van dit wetsvoorstel beleidsregels ontwikkelen». Hoe ver reikt hierin de beleidsvrijheid van het UWV en de SVB? Bestaat er een mogelijkheid dat dit leidt tot lokale/regionale ongelijkheid?

2.3 Uitgesloten vorderingen

De leden van de SP-fractie pleiten ervoor dat fraude hard aangepakt wordt. Misbruik van voorzieningen is onacceptabel en holt het draagvlak onder sociale voorzieningen uit. Echter, dit wetvoorstel maakt het mogelijk dat bij een vermoeden van opzet, misbruik of ander bedrieglijk handelen al opgelegde boetes en vorderingen kunnen ontstaan. Deze vorderingen worden expliciet uitgesloten van een buitengerechtelijke schuldregeling. De leden van de SP-fractie vragen of het misbruik of ander bedrieglijk handelen niet eerst moet worden bewezen voordat mensen worden uitgesloten van een minnelijk traject? Dit om onrechtvaardig handelen te voorkomen. De leden van de SP-fractie vragen de visie van de regering op dit onderwerp. En hoe denkt de regering onrechtvaardig handelen te voorkomen?

De leden van de PVV-fractie vragen welke sancties er in plaats van terugvordering worden opgelegd aan mensen die frauderen? En toch in aanmerking komen voor medewerking van de schuldhulpverlening?

Kan de regering een overzicht geven van de verschillende sancties die kunnen worden toegepast bij fraude van uitkeringen? Kan de regering ook uiteenzetten welke sancties de afgelopen twee jaar zijn toegepast bij uitkeringsfraude?

Kan een uitkering worden ingehouden, zo ja voor hoe lang en wanneer gebeurd dit en hoe vaak is deze sanctie afgelopen twee jaar toegepast?

Mag iemand worden gekort op een uitkering waardoor hij/zij onder het sociaal minimum beland? Zo ja, hoe vaak is dit de afgelopen twee jaar voorgekomen?

Kan iemand bij herhaald frauderen met een uitkering helemaal van een uitkering worden onthouden? Zo ja, in welke gevallen?

2.4 Bevoorrechting

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen met betrekking tot bevoorrechting. Uit het voorstel volgt dat het UWV en de SVB (en zorgverzekeraars) een bevoorrechte positie krijgen wat betreft de vorderingen. De Raad van State is kritisch wat betreft deze voorgestelde bevoorrechting van het UWV en SVB aangezien hiermee de gelijkheid van crediteuren wordt doorbroken. Nu hebben alleen de fiscus en gemeenten een dergelijke positie met betrekking tot vorderingen. In dit verband zouden de leden van de PvdA-fractie willen vernemen waarom de regering ervoor heeft gekozen alle vorderingen van het UWV en de SVB op grond van de sociale zekerheidswetten te bevoorrechten? Deelt de regering de mening van de PvdA-fractie dat er hierdoor een grote kans bestaat dat de niet bevoorrechte schuldeisers niet zullen meewerken aan een minnelijke schuldregeling omdat zij hierdoor in een achterstandssituatie worden geplaatst? Welke verwachting heeft de regering op dit punt? Zullen de gevolgen van de (voorgestelde) bevoorrechte positie van het UWV en de SVB ook worden meegenomen bij de evaluatie van dit wetsvoorstel als onderzoeksvraag, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

In het voorstel wordt gesproken over Recofa richtlijnen, die uitgaan van een hogere beslagvrije voet dan er in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt uitgegaan. De leden van de SP-fractie vragen of de regering deze richtlijnen uiteen kan zetten en inhoudelijk kan toelichten evenals de belastingvrije voet.

De leden van de VVD-fractie vragen betreffende de bevoorrechting van het UWV en de SVB bij schuldregelingen of de regering de mening deelt dat door het UWV en de SVB de voorgestelde extra rechten te geven, tegenover reguliere schuldeisers, de overheid haar eigen positie ten koste van andere schuldeisers versterkt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom vindt de regering dat dit gerechtvaardigd is?

Door bevoorrechting zullen het UWV en de SVB de relatieve schuldpositie van ondernemingen en natuurlijke personen verzwakken. Vindt de regering het billijk dat deze positie wordt veroorzaakt om de terugvorderring van (door fouten van het UWV/SVB) ten onrechte betaalde gelden te compenseren?

Deelt de regering het standpunt dat hierdoor reguliere schuldeisers geschaad worden, door de foute betalingen van het UWV en de SVB? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe rechtvaardigt de regering dit?

2.5 Finale kwijting

De leden van de VVD-fractie vragen of het waar is dat dit wetsvoorstel het mogelijk maakt om in sommige gevallen het terug betalen van onterecht ontvangen uitkeringen kwijt te schelden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, gaat dit niet in tegen het principe dat alle onverschuldigd uitgekeerde betalingen van de staat aan een burger steeds moeten worden teruggevorderd?

3. Effecten van de voorgestelde wijzigingen

Het wetsvoorstel is tot stand gekomen nadat met name via de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) signalen kwamen dat er behoefte was ook de UWV en SVB bij minnelijke schuldregelingen te betrekken. De leden van de CDA-fractie vragen over hoeveel gevallen hier gesproken wordt. Kan de regering een overzicht geven van de gevallen van de afgelopen vijf jaar waarin een combinatie van een schuldregeling en een vordering van UWV of SVB aan de orde was? Kan zij daarnaast een inschatting geven aan hoeveel schuldregelingen de beide instanties mee zullen werken als gevolg van dit wetsvoorstel? Zal de verwachte hoogte van kwijtgescholden vorderingen daarbij vergelijkbaar zijn met de hoogte die bij de huidige schuldregelingen waarin UWV en SVB in participeren aan de orde zijn? De leden van de CDA-fractie vragen om een reactie.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten aan hoeveel schuldregelingen het UWV en de SVB zullen gaan meewerken per jaar als gevolg van onderhavig wetsvoorstel, afgezet tegen de gegevens van afgelopen jaren? Wat is de verwachte hoogte van vorderingen welke kwijtgescholden worden, is dit vergelijkbaar met de hoogte zoals bij de schuldregelingen waar UWV en SVB nu in participeren?

Er wordt aangegeven dat er vanuit de praktijk behoefte is om de wetgeving aan te passen, merken de leden van de SP-fractie op. Hoeveel verzoeken verwacht de regering jaarlijks aan het UWV of SVB om mee te werken aan een minnelijk traject? Hoe vaak kwam er vanuit de praktijk een verzoek de afgelopen jaren?

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel mensen in Nederland in een schuldsanering zaten vorig jaar en naar verwachting dit jaar? Hoeveel euro aan vorderingen wordt er naar verwachting kwijtgescholden indien dit wetsvoorstel in werking treed?

Is er een dekking voor de gederfde inkomsten bij UWV, SVB en gemeenten als gevolg van dit wetsvoorstel?

De leden van de PVV-fractie vragen voorts wat het voordeel is bij een dergelijke versoepeling voor het UWV, de SVB en de sociale diensten van gemeenten? Is er een maximum aan aantal vrijstellingen die UWV, SVB en sociale diensten van gemeenten kunnen geven?

4. Uitvoerbaarheid en gevolgen voor burgers en bedrijven

De leden van de SP-fractie verwijzen naar de opmerkingen in de Memorie van Toelichting waar staat dat de door de NVVK ingebrachte opmerkingen deels hebben geleid tot aanpassingen. Kan de regering uiteenzetten welke opmerkingen en suggesties niet zijn overgenomen? De leden van de SP-fractie vragen om een nadere toelichting.

De voorzitter van de commissie,

De Wit

Adjunct-griffier van de commissie,

Van de Wiel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GL), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Vos (PvdA) en Vacature (algemeen).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), De Krom (VVD), Heerts (PvdA), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA) en Weekers (VVD).