Gepubliceerd: 3 september 2008
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31575-4.html
ID: 31575-4

31 575
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met de inning van partneralimentatie

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

Artikel II

Artikel 2 Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

In het eerste lid wordt «Gouda» vervangen door: Rotterdam.

Memorie van Toelichting

Algemeen

In de derde alinea is na de tweede zin toegevoegd:

De alimentatiegerechtigde opdrachtgever zal in eerste instantie zelf de kosten voor de inschakeling van de gerechtsdeurwaarder moeten betalen. Deze kosten kunnen op de schuldenaar worden verhaald tot het maximumtarief dat geldt voor schuldenaren (bijv. € 107,12 bij beslag onder derden op periodieke betalingen). De alimentatiegerechtigde loopt echter het risico, dat de kosten voor zijn rekening blijven, als de vordering niet inbaar blijkt te zijn. Voorts kan aan de opdrachtgever een hoger tarief in rekening worden gebracht als er extra inspanningen van de gerechtsdeurwaarder nodig zijn. Deze omstandigheden kunnen voor de alimentatiegerechtigde een drempel vormen om een deurwaarder in te schakelen.

Voordelen inning partneralimentatie via LBIO

Na de zesde zin is toegevoegd:

Aan bemiddeling door het LBIO zijn, anders dan bij bemiddeling door de deurwaarder, geen kosten verbonden voor de alimentatiegerechtigde enplichtige. Het vooruitzicht dat er een kostenopslag verschuldigd is als het LBIO alsnog de bemiddeling moet overnemen, zal de alimentatieplichtige stimuleren mee te werken aan vrijwillige betaling.

Financiële consequenties

Na «enkelvoudige aanvragen» is toegevoegd:

Deze veronderstelling kan als volgt worden onderbouwd. Uit het eindrapport van de werkgroep alimentatiebeleid «Het kind centraal de verantwoordelijkheid blijft» (Bijlage 5: p. 63) blijkt dat 13 procent van de alleenstaande gescheiden moeders partneralimentatie ontvangen. Hiervan ontvangen 8 procent zowel partner- als kinderalimentatie en 5 procent slechts partneralimentatie. Het aandeel samenloop van deze groep bedraagt derhalve 62 procent (8/13). Naast gescheiden moeders zullen ook ex-partners zonder kinderen een beroep doen op het LBIO voor de inning van partneralimentatie. Bij deze groep kan van samenloop geen sprake zijn. Gewogen zal naar schatting de samenloop van inning van partner- en kinderalimentatie circa 45 procent bedragen.

Artikel II

Voor «de taakuitbreiding» is toegevoegd:

Artikel 2 wordt op twee onderdelen gewijzigd. In verband met de verhuizing van het LBIO naar Rotterdam in mei 2008, dient de vermelding van de plaats van vestiging in het eerste lid gewijzigd te worden.