Vastgesteld 10 juni 2010
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft op 19 mei 2010 overleg gevoerd met staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– de brief d.d. 21 december 2009 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over staatkundige veranderingen Nederlandse Antillen (31 568, nr. 61);
– de brief d.d. 22 december 2009 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdende de voortgangsrapportage commissaris voor de BES (31 568, nr. 62);
– de brief d.d. 2 maart 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met daarin het verslag van het werkbezoek aan de Nederlandse Antillen en Aruba van 8 februari tot en met 12 februari 2010 (31 568, nr. 67);
– de brief d.d. 6 april 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de toezeggingen gedaan tijdens de behandeling van de wetsvoorstellen inzake de transitie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot openbaar lichaam in het Nederlands staatsbestel (de BES-wetgeving) (31 568, nr. 68);
– de brief d.d. 11 mei 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake het Bestuurlijk Overleg Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten, Bestuurlijk Overleg Bonaire (31 568, nr. 70);
– de brief d.d. 10 mei 2010 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdende het Jaarverslag over Koninkrijksrelaties (32 360-IV, nr. 1);
– het rapport/de brief d.d. 17 mei 2010 van mevr. S.J. Stuiveling van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag Koninkrijksrelaties 2009 (32 360-IV, nr. 2);
– de brief d.d. 21 december 2009 van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het Bon Futuro gevangenis te Curaçao (31 568, nr. 63).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,
Van Beek
De griffier van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,
De Gier
Voorzitter: Van Beek
Griffier: De Gier
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Leerdam, Remkes, Van Beek, Van Bochove, Van Gent
en staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Goedemiddag. Wij zijn blij dat de staatssecretaris een aantal goede bekenden heeft meegenomen. Er zijn leden van vier fracties aanwezig. Ik verwacht nog een lid van een vijfde fractie, maar dat is even afwachten.
Boven de agenda staat «derde herziene convocatie». Deze agenda is twee keer herzien doordat een aantal rapporten en onderwerpen is toegevoegd, met als laatste het jaarverslag over het afgelopen jaar. Niettemin wil ik voorstellen de onderwerpen in één sessie te behandelen zonder daarin een knip aan te brengen. Mij blijkt dat de leden daarmee akkoord gaan.
Ik wil als eerste het woord geven aan mevrouw Van Gent, die daarom heeft gevraagd omdat zij eerder weg moet.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Helaas zal ik deze vergadering om 15.00 uur moeten verlaten. Het initiatiefwetsvoorstel van de heer Vendrik over de beperking van emissies door kolencentrales wordt dan plenair behandeld. Ik heb de eer daarbij het woord te mogen voeren. Ik dank mijn collega's en de voorzitter voor de gelegenheid om hier als eerste iets te mogen zeggen.
De nieuwe staatkundige verhoudingen worden steeds tastbaarder. Dat heb ik al vaker gezegd, maar het is natuurlijk ook zo. Inmiddels hebben wij naar mijn beleving immense wetgevingstrajecten doorlopen waaraan wij met z'n allen een grote bijdrage hebben geleverd. Wij hopen dat wij door deze wetgeving een gezonde startpositie voor de nieuwe landen en de openbare lichamen hebben gecreëerd. Dat blijft immers de essentie van dit proces. Deze vrolijke inleiding neemt echter niet weg dat er nog wel een aantal stevige hoofdpijndossiers liggen. Wij hopen niet dat deze uitgroeien tot een migraine die lang aanhoudt. Wij proberen toch om daar een punt achter te zetten.
Soms zijn deze hoofdpijndossiers letterlijk hoofdpijndossiers, want deze week kreeg ik voor de zoveelste keer bericht over de effecten van de Isla op het milieu en de volksgezondheid. Gelukkig heb ik inmiddels goede contacten overzee waardoor dit soort berichten mij snel bereikt. Afgelopen maandag moesten leerlingen van het Maria Immaculata Lyceum hun examens elders afleggen om geen overlast van de raffinaderij te riskeren. In maart werden zes scholen gesloten als gevolg van rook- en stankoverlast. Dit wordt echt onhoudbaar. Al jarenlang zetten wij ons voluit in voor het minimaliseren van de risico's voor de volksgezondheid. Wij vinden de staatssecretaris daarbij aan onze zijde. Dat wil ik vandaag benadrukken, want ik hoop dat dit ook geldt voor de zaken waarover ik zo vragen ga stellen. De staatssecretaris heeft ervoor gezorgd dat eindelijk serieus werk wordt gemaakt van metingen van de uitstoot door de Isla. Momenteel loopt een onderzoek naar de mogelijkheden om schade te verhalen op de vorige eigenaar, Shell. Het is echter nog steeds volstrekt ongrijpbaar waar wij nu precies aan toe zijn. Meetresultaten worden geheimgehouden en het ontbreekt nog steeds aan een duidelijke toekomstvisie. De staatssecretaris zei in antwoord op door mij gestelde vragen dat ook zij het van wezenlijk belang vindt dat de toekomstvisie wordt vormgegeven. In eerdere debatten, bijvoorbeeld over de begroting voor Koninkrijksrelaties voor 2010, merkte de staatssecretaris op dat deze toekomstvisie, inclusief langetermijnvisie met de optie van sluiting, voor de zomer zal worden gegeven. Het is nu half mei en de zomer breekt over enkele weken aan. De temperaturen zijn er zo langzamerhand ook een beetje naar. De zomer begint altijd op mijn verjaardag: 21 juni. Ik hoop dat mij een mooi verjaardagscadeau in het verschiet wordt gesteld.
De voorzitter: Tweelingen zijn een uitstekend volk.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Nu hoor je het ook eens uit onverdachte hoek. Het maakt wat los, zo'n persoonlijk feit, maar ik ben wel blij dat ik de aandacht te pakken heb, want het gaat hierbij om een uiterst serieus punt.
Ik wou net gaan zeggen dat voor GroenLinks het kookpunt bijna bereikt is. Ondanks alle plechtige beloftes lijkt het erop dat wezenlijke veranderingen ver te zoeken zijn. Ik wil voor 1 juli, en liefst zoveel eerder als mogelijk, de toekomstvisie voor de Isla op tafel hebben liggen. En dan ben ik nog uitermate soepel, want daarmee ga ik over de datum van 21 juni heen. In deze visie dienen de optie voor een sluiting en alternatieven voor de door de Isla geboden werkgelegenheid serieus uiteengezet te zijn. Ik heb geen zin om nog langer door de rookgordijnen heen te ploeteren die de Isla soms zelfs letterlijk opwerpt.
De heer Van Bochove (CDA): Ik vind het een beetje lastig om de volgende vraag te stellen, maar ik doe het toch. Ik ben het in dezen volstrekt eens met mevrouw Van Gent. Dat hebben wij nooit onder stoelen of banken gestoken. Zij wil voor 1 juli een plan hebben. Van wie wil zij dit plan hebben? Zij vraagt dit aan een Nederlandse staatssecretaris. Gelet op de staatkundige verhoudingen wordt de staatssecretaris daarmee overvraagd. Vindt mevrouw Van Gent niet dat zij met een verdergaand voorstel moet komen? Ik denk aan het voorstel om in het kader van de zorgplicht bijvoorbeeld het bestuur over te nemen. In dat geval heeft de staatssecretaris wel de mogelijkheid om dingen te doen en in te grijpen. Is mevrouw Van Gent niet van mening dat zij in het licht van haar betoog eigenlijk zo ver zou moeten gaan?
De voorzitter: Naar mijn gevoelen is dit hele onderwerp buiten de orde. Wij zouden vanmiddag alleen spreken over de bestuurlijke hervorming en niet over alle andere onderwerpen. Dat hebben wij in de afgelopen vergadering heel nadrukkelijk met elkaar afgesproken. Ik begrijp het belang, maar ik wil wel vragen om het een klein beetje in te perken. Alle onderwerpen die geagendeerd staan, gaan over de bestuurlijke hervorming.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat zal zo zijn, maar ik vind dit er wel degelijk bij horen. Ik heb gezegd wat ik erover heb gezegd. Ik vind het onderwerp zeer belangrijk. Ik ben blij dat mijn collega's en zelfs de geachte voorzitter dat met mij eens zijn. De zomer is aanstaande. Ik meen het bloedserieus. We moeten nu spijkers met koppen slaan. Ik wil niet meer aan het lijntje worden gehouden. Ik zeg niet per se dat de staatssecretaris dat doet. Zij is ermee bezig, dat weet ik ook, maar de suggestie van de heer Van Bochove wil ik absoluut niet uitsluiten. Ik ben bang dat er te weinig voortgang is, en ik vind dat niet langer acceptabel. Ik dank de heer Van Bochove voor deze suggestie en ben heel benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop.
Dan kom ik op een onderwerp dat ook op de agenda staat: de Bon Futuro gevangenis. Vorige week berichtte de Wereldomroep over een grote schoonmaakactie in de gevangenis. In juni zal de gevangenis letterlijk worden afgesloten om contrabande op te sporen en te verwijderen. Cel voor cel en blok voor blok zal worden uitgekamd. De gevangenen kunnen voorafgaande aan deze actie hun illegale goederen inleveren. Daarna zullen strenge sancties worden toegepast. Tijdens de actie zullen bezoekregelingen tijdelijk worden opgeschort. Overigens wordt dit later weer keurig gecompenseerd, zo heb ik begrepen. Dat moeten wij onder de excessieve omstandigheden maar op de koop toenemen. Fraai is het allemaal niet, maar liever een paar weken geen bezoek dan levensbedreigende omstandigheden door wapengeweld in de inrichting. Deze grote schoonmaak belichaamt een keerpunt in de benadering van het veiligheidsprobleem in de Bon Futuro. De 3 Nederlandse managers en 30 Nederlandse bewakers leveren samen met de Curaçaose collega's een wezenlijke bijdrage aan een veiliger detentieklimaat.
Het is van harte te hopen dat deze kentering ook een bijdrage zal leveren aan de resocialisatie van gedetineerden. Detineren doe je namelijk niet alleen om delicten af te straffen, maar ook om een bijdrage te leveren aan een criminaliteitsvrije toekomst. De grote schoonmaak is pas compleet als dat effect merkbaar is op de Antillen. Ik zou graag een uiteenzetting horen over de Nederlandse mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan die resocialisatie. Wij weten allemaal dat dit een probleem is daar.
Tot slot ga ik in op de homo-emancipatie, niet het minst belangrijke punt uit mijn bijdrage. Ik was erg blij met de antwoorden van de staatssecretaris op verzoeken van de SGP-collega's om af te zien van de invoering van het homohuwelijk op de BES-eilanden. GroenLinks begrijpt heel goed dat velen weerstand voelen tegen het homohuwelijk. Ik ben het er niet mee eens, maar ik begrijp het wel. De wetgever vond het jaren geleden een kwestie van gelijke behandeling om het burgerlijk huwelijk open te stellen voor mensen van het gelijke geslacht. De fractie van GroenLinks heeft dat altijd van harte ondersteund. Het is niet meer dan logisch dat deze wettelijke gelijke behandeling ook op de BES-eilanden geldt. Van vrijblijvendheid in de doorvoering van Nederlandse wet- en regelgeving kan geen sprake zijn. Ik zal als eerste op de barricades klimmen om de fundamentele rechten van de BES-burgers te verdedigen, maar dat geldt evenzeer voor de fundamentele rechten van de BES-homo's en -lesbo's die aldaar willen trouwen. Morgen zal ik samen met collega Remkes een eerder ingediende motie in stemming brengen waarin de staatssecretaris wordt opgeroepen tot het stimuleren van nieuwe stappen in de homo-emancipatie op de eilanden. De reuring die is ontstaan naar aanleiding van ons amendement, geeft daar alle aanleiding toe. Ik heb kort voor dit algemeen overleg gesproken met een aantal vertegenwoordigers van FOKO, de Antilliaanse en Arubaanse homobeweging. Dat was een zeer interessant gesprek. Zij steunen de motie van de heer Remkes en mij van harte en geven aan dat er eigenlijk helemaal geen sprake is van homo-emancipatiebeleid op de eilanden. De BES-eilanden geven ons natuurlijk nog een specialere verantwoordelijkheid.
Ik heb begrepen dat in de week voor 10-10-10 – wij weten allemaal dat dit een belangrijke datum is – een grote conferentie op Curaçao wordt gehouden om gelijke rechten in het hele Koninkrijk te garanderen. Is de staatssecretaris daarvan op de hoogte en zo nee, zou zij zich daarvan op de hoogte willen stellen? Is zij bereid om het organiseren van een dergelijke conferentie op de een of andere manier te ondersteunen? Ik heb verder begrepen dat de Antilliaanse en Arubaanse homobeweging samen met het COC Nederland, waar deze week gesprekken zijn gevoerd, initiatieven zal nemen om de homo-emancipatie op de eilanden op een betere manier onder de aandacht te brengen. Is de staatssecretaris bereid om met hen een gesprek aan te gaan om te bezien hoe een en ander kan worden ondersteund?
De heer Van Bochove (CDA): Voorzitter. Na de behandeling van de rijkswetten en de rijksconsensuswetten is het amendement-Remkes c.s. aangenomen over de voortzetting van het recherchesamenwerkingsteam (RST) en de start van de gemeenschappelijke voorziening politie (GVP). Kan de staatssecretaris zeggen hoe het nu verdergaat met het inrichtingsplan van deze gemeenschappelijke voorziening politie, inclusief de financiële paragraaf? De aankondiging daarvan staat in de brief van 17 december 2009; deze brief staat op de agenda van deze vergadering. Ik vraag dit ondanks hetgeen de staatssecretaris schrijft in haar laatste brief over dit onderwerp van begin mei. Ik denk dat mijn vraag over iets meer gaat dan wat de staatssecretaris daarover in haar brief zegt: wij gaan het weer oppakken of wij gaan het enige vorm van inhoud geven. Deze laatste brief volgt uit het bestuurlijk overleg dat de staatssecretaris voerde op Keukenhof. Graag hoor ik een nadere invulling daarvan.
Mijn volgende punt gaat over de beoordeling van de implementatie- en organisatieplannen door Curaçao en Sint-Maarten zelf. Daarmee zal dit proces worden begonnen. Ik heb het nu over de toetsing van de overheidsapparaten. Die moeten wij binnenkort afronden. Daarvoor zouden beoordelingen worden gemaakt. Is men al met dat proces begonnen? Zo ja, wat is dan de stand van zaken? Past een en ander in het beoogde tijdschema voor 10-10-10? Die zaak moet wel in orde zijn.
Ik ben heel benieuwd hoe het staat met de periodieke rapportage door de regering van de Nederlandse Antillen over de uitvoering van het Brooks Tower akkoord. In antwoord op vragen over de BES-wet inzake uitzetting van personen en dergelijke, is daarop kort ingegaan, maar de staatssecretaris zou rapportages krijgen. Komen die op tijd binnen? Kan de staatssecretaris die rapportages beschikbaar stellen aan de Kamer? Is zij bereid om in te gaan op de inhoud van die rapportages? Wordt het personeel van de Koninklijke Marechaussee ook daadwerkelijk ingezet? Dat wordt in de brief genoemd.
Ik had een aantal vragen in mijn inbreng opgenomen over de Bon Futuro gevangenis. De staatssecretaris stuurde hierover deze week weer een brief. Uit die brief, maar ook uit berichten van de nieuwe directeur van deze gevangenis, mogen wij begrijpen dat begin juni in de gevangenis een grote schoonmaak zal plaatsvinden. Ik denk dat dit goed is. Mevrouw Van Gent heeft daar al het een en ander over gezegd.
Er wordt een voorzichtige start gemaakt met de afdeling jongvolwassenen. Dat schrijft de staatssecretaris in haar laatste brief en daar zijn wij tevreden over. De laatste keer dat een Kamerdelegatie in de Bon Futuro gevangenis was, heeft zij schokkende verhalen gehoord en geconstateerd dat de gemengde plaatsing van gedetineerden, jong en oud, geen goed effect heeft. Uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat er op het punt van de bejegening van en het omgaan met deze jongvolwassenen de nodige problemen zijn. De CDA-fractie hecht eraan dat dit op zo kort mogelijke termijn adequaat wordt aangepakt. Nu is het gebruikelijk dat de jongvolwassenen tussen alle andere gedetineerden verblijven. Dat is niet acceptabel. Wij zijn benieuwd naar de derde rapportage van de gouverneur van de Nederlandse Antillen over de implementatie en uitvoering van de genomen en te nemen maatregelen naar aanleiding van de rapportage van de CPT (European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment) uit 2007. De staatssecretaris kondigt in haar brief aan dat deze eraan komt. De gouverneur is in ieder geval bezig met een onderzoek. Ik hoop dat dit onderzoek voorspoedig verloopt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb een vraag over de jongvolwassenen in de Bon Futuro gevangenis. Toen wij daar op bezoek waren, heb ik onder anderen samen met de heer Van Bochove geconstateerd hoe ernstig de situatie was. Ik heb toen wel begrepen dat na ons bezoek maatregelen zijn genomen om de groepen gedetineerden uit elkaar te halen. Ik was toen heel erg blij dat daar zo snel iets aan gedaan kon worden. Heeft de heer Van Bochove aanwijzingen dat dit niet is gebeurd of dat wij daarover verkeerd zijn geïnformeerd?
De heer Van Bochove (CDA): Ik heb de brief van de staatssecretaris van deze week net nog even zorgvuldig gelezen. Daarin staat dat daarmee een voorzichtige start is gemaakt. Dat doet mij vragen naar de actuele stand van zaken. Dat verhoudt zich niet helemaal tot elkaar.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Daar heeft de heer Van Bochove wel een punt. Daar maak ik mij ook een beetje zorgen over. Hij is het toch met mij eens dat wij eerder de informatie hebben gekregen dat deze groepen van elkaar gescheiden waren?
De heer Van Bochove (CDA): Ik heb toen begrepen dat men het probleem nadrukkelijk zou oppakken. Daarmee is nu kennelijk een voorzichtige start gemaakt. Dat het al volledig is gebeurd, heb ik echter niet begrepen. Daarom heb ik na het lezen van de brief deze vraag gesteld.
Ik heb nog een vraag over de Bon Futuro. Het lijkt een gevangenis die slechts onder de verantwoordelijkheid valt van de autoriteiten op de Nederlandse Antillen, en straks van Curaçao. Je kunt echter de vraag stellen of dat ook werkelijk zo is. Na 10-10-10 zullen immers ook gedetineerden van de BES-eilanden – «Nederlandse gedetineerden» zeg ik maar even kort door de bocht – al dan niet tijdelijk in de Bon Futuro worden gehuisvest voor de behandeling van zaken in hoger beroep. Zo interpreteer ik tenminste de afspraken. Alleen al dat feit en de verantwoordelijkheid die de Nederlandse regering heeft voor de huisvesting van gedetineerden, brengt met zich dat ik mij volstrekt vrij voel om hierover open te discussiëren. Hier ligt een andere verantwoordelijkheid voor de Nederlandse bewindslieden dan bij onderwerpen die ons ook na aan het hart gaan. Ik zou in dit debat graag een reactie van de staatssecretaris op dat punt willen horen.
De CDA-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsrapportage van de commissaris voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dat is een leesbaar stuk waarmee wij al ons voordeel hebben kunnen doen in de verschillende overleggen van de afgelopen maanden. Wij zien uit naar de volgende rapportage, want dit document is al bijna een halfjaar oud. Actualisering zou geen kwaad kunnen. Uit de rapportage blijkt één ding, en daar wordt ook door anderen, waaronder veel bewoners van de eilanden op gewezen, namelijk dat er wel heel veel Nederlandse ambtenaren op de eilanden aan de slag zijn. Dat kan en moet toch anders? Als er slechts sprake is van beeldvorming omdat het allemaal reuze meevalt – waar ik overigens twijfels bij heb – dan is de actie «leg het eens fatsoenlijk uit» absoluut nodig. Ik vraag de staatssecretaris daarop in te gaan en eventueel actie te ondernemen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb daar toch nog een vraag over. Ik ben het met de heer Van Bochove eens dat je niet overbodige ambtenaren op de Antillen, Aruba of de BES-eilanden moet plaatsen. Ik weet niet of dat zo is, maar de heer Van Bochove zegt dat hij er twijfels bij heeft of iedereen daar wel voldoende aan de slag is. Waar komt die twijfel vandaan? Kent hij wellicht feiten die mij niet bekend zijn?
De heer Van Bochove (CDA): Mijn twijfels waren anders. Ik zei: als er slechts sprake is van beeldvorming. Als er helemaal niet zo veel ambtenaren aanwezig zijn, is het maar beeldvorming. Daar heb ik twijfels bij, want uit de berichten maak ik op dat er wel veel zijn. Als dat het geval is, denk ik dat actie nodig is. Dat was mijn vraag.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat is wel mijn punt. Ik ga daar toch nog even op door, want ik vind het altijd zo makkelijk om zo'n beeld te creëren. Als de heer Van Bochove het beeld heeft dat er wel heel veel ambtenaren op de BES-eilanden zijn, heeft hij dan feiten die erop wijzen dat deze ambtenaren daar overbodig zitten te zijn of zijn zij wel degelijk aan het werk en bezig met de overdracht? Anders krijg je op die manier praatjes in de wereld.
De heer Van Bochove (CDA): Ik stel de vraag om ervoor te zorgen dat de praatjes uit de wereld raken. Ik daag de staatssecretaris uit om te zeggen dat het helemaal niet waar is of om goed uit te leggen waarom het noodzakelijk is. Ik zeg helemaal niet dat de mensen die daar zitten overbodig zijn, maar soms kun je ook werk zoeken. Ik begrijp dat Nederlandse bewindslieden straks verantwoordelijk zijn voor hun deel van de portefeuille van datgene wat op de eilanden plaatsvindt en dat Nederlandse bewindslieden door Nederlandse Kamerleden bij elk incident dat zich voordoet, kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid op dat punt. Ik begrijp dat de bewindslieden en de ambtenaren op de departementen die daaronder ressorteren, graag alle risico's willen uitsluiten en om die reden gaan kijken of zij daar wel of geen bemoeienis moeten hebben. Dat wil ik wel tot een minimum beperken. Om die reden vraag ik de staatssecretaris of het nodig is, of het zinvol is dat zij er zijn. En als dat nodig is, vraag ik de staatssecretaris om daar helder over te zijn en als dat niet nodig is, vraag ik haar om dit te voorkomen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik begrijp deze uitleg wel, maar de heer Van Bochove suggereert toch min of meer dat deze staatssecretaris, die daar voor een groot deel verantwoordelijk voor is, daar te veel ambtenaren stationeert. Ik ben er ook niet voor dat mensen daar heen gaan en zitten te niksen. Eerlijk gezegd denk ik dat niemand daarvoor is. Mijn vraag blijft dan: heeft de heer Van Bochove aanwijzingen die erop duiden dat dit nu het geval is?
De heer Van Bochove (CDA): Ik ging uit van een rapportage van de commissaris. Ik ging ook uit van de berichten uit de media en van de berichten die ik van de eilanden krijg. Ik ga uit van organisaties op de eilanden die mij aanspreken. Op basis daarvan stel ik de staatssecretaris concrete vragen. Ik heb het niet specifiek over de staatssecretaris gehad. Ik heb het over de onderscheiden departementen gehad die ieder vanuit een soort risicocontrole bekijken hoe zij grip kunnen krijgen. Mijn vraag is of dat nu echt allemaal wel nodig is. Misschien is het niet waar. Dan hebben al mijn zegslieden onzin uitgekraamd. Ik hoor graag hoe het is.
In de rapportage van de commissaris worden de beleidsterreinen behandeld van nagenoeg ieder ministerie. Gaan wij deze rapportage in de toekomst in de begrotingen en verantwoordingen van de afzonderlijke departementen aantreffen of blijft deze rapportage over al die departementen via BZK naar de Kamer komen?
Hoe staat het met de voortgang van de opbouw van het land Sint-Maarten? «Uitstekend», zo lieten de vertegenwoordigers van het eiland ons weten tijdens de debatten in april over de rijkswetten en de rijksconsensuswetten. Prima. Het kan niet beter. De CDA-fractie heeft daar echter – laat ik het eufemistisch uitdrukken – forse twijfel bij. Hoe staat het met de werkgroep die de Nederlandse Antillen, Nederland en Sint-Maarten in dit verband in februari hebben ingesteld? Functioneert die werkgroep en wat zijn de resultaten? Op 1 mei schreef de staatssecretaris dat de Kamer kan beschikken over de documenten over de criminaliteitsbeeldanalyses van de Nederlandse Antillen, waaronder Sint-Maarten, zodra deze beschikbaar zijn. Waar blijven die documenten?
De heer Leerdam (PvdA): Voorzitter. De vooruitgang op wetgevingsgebied die vanaf januari is geboekt binnen het staatkundig proces stemt de Partij van de Arbeid tot tevredenheid. De belangrijkste wetten, die ertoe strekken om de BES-eilanden als openbare lichamen op te nemen in het Nederlandse staatsbestel en om Curaçao en Sint-Maarten een autonome status binnen het Koninkrijk te geven, zijn in maart en april door de Tweede Kamer aangenomen. De BES-wetten, waar de Tweede Kamer in maart mee instemde, zijn inmiddels ook goedgekeurd door de Eerste Kamer. Hiermee is een grote stap gezet naar de realisering van de nieuwe verhoudingen. Dat neemt niet weg dat nog veel werk moet worden verzet. Het doel van de hervorming is om eilanden te realiseren met een goed bestuur, een krachtige rechtshandhaving en gezonde openbare financiën. Alleen met wetgeving kom je er daarbij niet. De kansen die de nieuwe verhoudingen bieden, moeten de komende periode gegrepen worden.
In dit opzicht is het van belang dat Curaçao en Sint-Maarten zo snel mogelijk gaan voldoen aan de voorwaarden voor volledige zelfstandigheid en dat zij zo snel mogelijk in de praktijk in staat zullen zijn om op adequate wijze uitvoering te geven aan de taken die voorheen werden uitgeoefend door het land Nederlandse Antillen. De staatssecretaris heeft hier tijdens de behandeling van de consensusrijkswetten al het een en ander over gezegd. De verwachting is dat Curaçao de toetsing redelijk succesvol zal doorstaan, maar over Sint-Maarten bestaan grote twijfels. Kan de staatssecretaris zeggen wat momenteel de stand van zaken is? In hoeverre is er vooruitgang geboekt bij het opbouwen van de nieuwe overheidsapparaten? In haar recente brief aan de Kamer schrijft de staatssecretaris dat er zowel op Curaçao als op Sint-Maarten vertraging is bij het opstellen van de staatsregelingen. Wat zijn in dit opzicht de knelpunten en welke mogelijkheden zijn er om deze op te lossen? Op welke termijn verwacht de staatssecretaris dat de regelingen in procedure zullen worden gebracht? De consensus is dat eventueel Curaçao en zeer waarschijnlijk ook Sint-Maarten op de datum van transitie niet aan de gestelde eisen zullen voldoen. Daarom heeft de regering in overleg met Curaçao en Sint-Maarten een algemene maatregel van rijksbestuur opgesteld om de eilanden onder verhoogd toezicht te plaatsen als zij niet op tijd klaar zijn voor volledige zelfstandigheid. De Kamer heeft in april unaniem de motie-Leerdam c.s. aangenomen waarin de regering wordt verzocht om de algemene maatregel van rijksbestuur zo aan te passen dat die niet maximaal voor vier jaar van kracht zal zijn – dat stond de regering oorspronkelijk voor ogen – maar zo lang als dat noodzakelijk is. De fractie van de Partij van de Arbeid wil graag van de staatssecretaris weten op welke wijze zij deze motie gaat uitvoeren. De aanpassing van de algemene maatregel van rijksbestuur vereist waarschijnlijk hernieuwd overleg met Curaçao en Sint-Maarten. Wanneer gaat dat precies gebeuren?
Dan kom ik op het financieel toezicht. Sint-Maarten lijkt wederom grote problemen te hebben met het opstellen van een begroting die voldoet aan de eisen van het College financieel toezicht. Wat is hierbij momenteel de stand van zaken? Kan de staatssecretaris daar misschien op ingaan? Liggen structurele problemen ten grondslag aan de voortdurende problemen die Sint-Maarten blijft ervaren bij het opstellen van een sluitende begroting? Zo ja, welke? Als het eiland in dat opzicht in gebreke blijft, komt eens het moment dat de rijksministerraad een aanwijzing moet geven. Hoe waarschijnlijk is het volgens de staatssecretaris dat het daarop zal uitdraaien?
De Partij van de Arbeid is erover verheugd dat het staatkundig proces op Bonaire weer op gang is gekomen. De beschikbare informatie is tamelijk globaal. Zou de staatssecretaris kunnen toelichten wat precies is afgesproken? Kan bijvoorbeeld meer inzicht gegeven worden in de precieze taakverdeling tussen Nederland en Bonaire? Ik ben ook erg benieuwd welke overeenstemming bereikt zou zijn over de beperking van de toestroom naar het Europese Nederland. De heer Van Bochove sprak daar zojuist al over. Ik vraag dit ook in het licht van de door het bestuurscollege eerder voorgenomen beperking van het stemrecht van Europese Nederlanders bij het door de gouverneur opgeschorte referendum. Graag krijg ik hierover opheldering.
Nederland heeft op Bonaire de schuldsanering en de investeringen in zorg, onderwijs en veiligheid weer hervat. Dat is een goede zaak. Ik heb wel een vraag over het proces en het voorafgaand toezicht. Het invullen van sleutelposities die nodig zijn voor de verbetering van de bedrijfsvoering of vernieuwing en reorganisatie is door het College financieel toezicht (Cft) afhankelijk gemaakt van de realisering van strikte bezuinigingsvoorstellen. Daar kan ik mij in vinden. Het gevaar bestaat wel dat een al te bureaucratische opstelling van het Cft ten opzichte van de interne verschuivingen, aanstellingen en functiewaarderingen het functioneren van de lokale overheid bemoeilijkt. Zijn mijn zorgen hierover terecht? Zijn in dit kader recentelijk inderdaad problemen geconstateerd? Zo ja, welke? Hoe is momenteel de verstandhouding tussen de uitgezonden kwartiermakers, de lokale ambtenaren en de politici?
De Partij van de Arbeid heeft er kennis van genomen dat het onderzoek naar de vermeende omkoping bij de totstandkoming van het huidige bestuurscollege is uitgebreid. Wanneer zal het onderzoek zijn afgerond en wat zijn de mogelijke consequenties ervan? Graag hoor ik hierover wat meer details.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb nog een vraag. Het houdt mij toch bezig en de heer Van Bochove had het er ook al over: het aantal ambtenaren dat op de eilanden is en de verstandhouding tussen de Nederlandse ambtenaren en de plaatselijke ambtenaren. Het kan best zijn dat ik iets gemist heb, maar ik zou toch wat meer feiten willen horen zodat duidelijk wordt wat er aan de hand is. Het wordt nu wel zo'n ding. Wij moeten dit niet op basis van roddels en veronderstellingen de wereld in gooien. Ik zou hierover graag meer feiten horen. Wat is er aan de hand?
De heer Leerdam (PvdA): Daarom stel ik de vraag aan de staatssecretaris. In de media vernemen wij van alles. Wij willen vernemen wat er precies gaande is. Het mag niet in het geruchtencircuit blijven. Als het een gerucht is, moet het vandaag voor eens en voor altijd uit de wereld geholpen worden.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De vraag is dan wat nodig is om het uit de wereld te helpen. Ik wil de vraag van de heer Leerdam graag ondersteunen, maar dan moet ik wel concreet weten wat nodig is om deze roddels of geruchten of wat het ook mogen zijn, uit de wereld te helpen.
De heer Leerdam (PvdA): Ik heb heel duidelijke vragen gesteld aan de staatssecretaris. Ik wil precies weten hoe de relatie is met de kwartiermakers die er nu zijn. De berichten die ons bereiken en de berichten in de media duiden erop dat de bevolking van Bonaire het gevoel heeft, overspoeld te worden door allerlei ambtenaren, waardoor zij geen kans krijgen om zelf aan de bak te komen. Zij hebben het gevoel dat een totale discrepantie ontstaat. Daardoor ontstaan alleen maar spanningen op het eiland. Wij zijn ervan overtuigd dat dit nooit het uitgangspunt is geweest van het informatiecentrum dat daar momenteel is. De wetgeving moet worden geïmplementeerd. Zij moeten een hele slag maken. Wij gaan ervan uit dat dit moet kunnen gebeuren in goede samenspraak en harmonie met het eilandbestuurscollege en de mensen daar.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Als de staatssecretaris nu zegt dat het niet zo is, vindt de heer Leerdam dat dan genoeg? Of zegt hij dan: dat zal allemaal wel, ik wil een onderzoek waaruit blijkt hoe de vork in de steel zit?
De heer Leerdam (PvdA): Ik denk dat een rapportage van de staatssecretaris aan de Kamer wel goed zal zijn. Ik denk dat het goed is als dit wordt vastgesteld in een brief.
Over de onderwerpen homohuwelijk, euthanasie en abortus is de afgelopen weken nogal wat commotie ontstaan. Dat betreur ik. De eilandraad van Sint-Eustatius heeft een motie aangenomen tegen wat men daar antisociale wetten noemt. Bovendien hebben de fracties van de ChristenUnie in de Eerste en Tweede Kamer opgeroepen tot het terugdraaien van de aangenomen amendementen. Ik heb vernomen dat de ChristenUnie zelfs een specifieke oproep aan de Partij van de Arbeid heeft gedaan om haar steun voor de invoering van het homohuwelijk en het legaliseren van abortus en euthanasie binnen maximaal een of twee jaar in te trekken. Mijn antwoord hierop is kort: nee. De termijnen zijn zeer welbewust gekozen. De fractie van de Partij van de Arbeid ziet geen enkele reden om hieraan te tornen. Het is een oplossing die voldoende recht doet aan de gevoelens van alle betrokken partijen. Tegenstanders ervan in Nederland en op de eilanden hebben de afgelopen periode termen zoals «ontwrichting» en «neokolonialisme» gebruikt. Dat is nogal misplaatst, zeker omdat het hierbij gaat om rechten en niet om plichten. In de discussie over dit dossier hadden dergelijke beladen termen beter niet gebruikt kunnen worden. De staatssecretaris heeft gezegd dat «een en ander de komende periode geregeld kan worden, mits er serieus werk van wordt gemaakt». Mijn voorstel aan de regering is om dat de komende tijd dan ook echt te doen. De situatie demonstreert in ieder geval dat een constructief gesprek met de eilanden dringend noodzakelijk is om alles op zijn pootjes terecht te laten komen. Graag hoor ik van de staatssecretaris in hoeverre daarvan sinds afgelopen maart sprake is geweest en in hoeverre daar in de komende periode sprake van zal zijn. Hoe gaat de staatssecretaris bewerkstelligen dat alles binnen de gestelde termijn wordt geregeld?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik ben het eens met de woorden van de heer Leerdam over het homohuwelijk. Gaat de PvdA-fractie morgen de motie-Van Gent/Remkes steunen om het homo-emancipatiebeleid op de eilanden toch wat aan te jagen?
De heer Leerdam (PvdA): Vorige week heb ik het al laten weten en ik heb het dinsdag en vandaag herhaald: wij gaan deze motie steunen. Als ik eenmaal heb gezegd dat wij dat doen – ik ben een betrouwbaar iemand – dan doe ik dat ook, maar ik zal het nogmaals zeggen: ja, ik ga haar steunen, ja ik ga haar steunen, ja ik ga haar steunen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het lijkt wel of wij een huwelijk – ja, ik wil – aangaan, maar er zijn grenzen. Ik ben al getrouwd, mijnheer Leerdam, maar dat terzijde.
De heer Leerdam (PvdA): Ja, ik ook! Ik ben getrouwd met Roos.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het leek mij correct om dit ook publiekelijk te vragen. Dat is bij dezen gebeurd.
De voorzitter: U hebt het publiekelijk gevraagd en u hebt publiekelijk een antwoord gekregen.
De heer Leerdam (PvdA): Huwelijksaanzoeken het liefst buiten ...
Voorzitter. Net zoals mevrouw Van Gent en de heer Van Bochove wil ik ingaan op de Isla. Ondanks het feit dat de beschikbare informatie hierover niet verhelderend is, staat vast dat sprake is van grote problemen. De raffinaderij is op 1 maart compleet plat gegaan. Sindsdien heeft de Isla niet meer optimaal gefunctioneerd. De laatste berichtgeving is dat het nog twee jaar zal duren voordat de Isla weer op volle kracht kan draaien. Daarvoor zullen investeringen van enkele tientallen miljoenen nodig zijn. Het is onduidelijk waar dit geld vandaan zal komen. Dat de relatief nieuwe BOO-centrale zo snel versleten is, roept allerlei vragen op. Er zou sprake zijn van volstrekte en verwijtbare verwaarlozing. De situatie kan als volgt worden samengevat. De Isla raffinaderij ligt een groot deel van de tijd plat, waardoor delen van het eiland geregeld zonder stroom zitten en een groot aantal mensen geen werk heeft. Als de raffinaderij wel draait, is er sprake van veiligheidsrisico's voor het personeel en van een aanzienlijke milieuvervuiling. Over de metingen daarvan wordt overigens door de verschillende betrokken partijen geruzied. Ik vraag de staatssecretaris wat momenteel de stand van zaken is met betrekking tot dit alles. Welke consequenties hebben de huidige problemen voor de toekomst van de raffinaderij? Zullen deze van invloed zijn op de nieuwe visie op het milieubeleid die momenteel wordt ontwikkeld?
De visie van de staatssecretaris op de Bon Futuro is ambitieus. Het moet voor gedetineerden en personeel een duurzame, veilige inrichting worden die voldoet aan de internationale normen. De realiteit is echter dat slechts heel moeizaam vooruitgang wordt geboekt. De nieuwe rapportage bevestigt dit. De inzet van de landelijke bijzondere bijstand (LBB) zal met vier maanden worden verlengd om de behaalde resultaten te waarborgen. Kan ik hieruit opmaken dat wij moeten vrezen dat de behaalde resultaten teniet worden gedaan zodra de LBB Curaçao verlaat? Kan de staatssecretaris garanderen dat gewerkt wordt aan een structurele verbetering die ook op de lange termijn stand zal houden? Positief is dat wordt gewerkt aan een activiteitenprogramma waarin betere scholing van het personeel een punt van aandacht is en dat er sprake is van een fysieke verbetering van de inrichting. Ik merk wel op dat op basis van deze brief moeilijk te bepalen is in hoeverre de gevangenis al dan niet voldoet aan de internationale normen. Mijn fractie is in dit opzicht doorgaans erg te spreken over de rapportage van de CPT, waarin het een en ander duidelijker naar voren komt. De nieuwste update ontvangen wij dan ook graag op korte termijn.
Mijn laatste punt staat niet op de agenda, maar ik wil hierover toch even een vraag stellen. Bij mevrouw Van Gent was dit ook het geval, dus ik grijp deze kans. Mijn vraag gaat over de groeiende hiv/aids-problematiek. Afgelopen december heeft de staatssecretaris op aandringen van de fractie van de Partij van de Arbeid de Antillen hulp aangeboden in de vorm van kennis en expertise om de hoge prijzen van de medicatie omlaag te krijgen. Is al op dit aanbod gereageerd? Het is de lokale autoriteiten bekend dat de prijs van de hiv/aids-medicatie omlaag kan, maar zijn ook concrete stappen gezet om dit in de praktijk te realiseren, al dan niet met Nederlandse hulp? Kan de staatssecretaris nader ingaan op het geneesmiddelenvergoedingsysteem waar dit weekend in de Antilliaanse media, AD van 15 mei, over is bericht? Wat blijkt, is dat de eilanden bekend zijn met de voordelen van de generieke medicatie boven duurdere merkmiddelen, maar dat er een zekere tegenwerking lijkt te zijn van onder andere lokale importeurs. In hoeverre zijn de problemen van nu en in het verleden met de hoge prijzen van medicijnen terug te leiden op een dergelijke lokale oppositie? Wat is de visie van de staatssecretaris hierop?
De voorzitter: Omdat ik weet dat de heer Remkes zich altijd keurig aan de agenda houdt, weet ik dat er geen vragen meer over de Isla komen. Dat houdt in dat de staatssecretaris nu eerst de vragen over de Isla zal beantwoorden. Daarna krijgt de heer Remkes het woord. Het gaat erom dat deze vragen voor 15.00 uur worden beantwoord, omdat mevrouw Van Gent dan deze vergadering zal verlaten.
De heer Remkes (VVD): Dan maak ik hierover één opmerking. Ik heb met belangstelling geluisterd naar wat de collega's daarover hebben gezegd en ik heb de activiteiten van de staatssecretaris gezien. Mij heeft de afgelopen tijd sterk het gevoel bekropen dat de verschillende petten van het eilandbestuur wel heel indringend door elkaar gaan lopen. Er is sprake van eigendom, van het hoeden van het algemeen belang van werkgelegenheid, van een vergunningverlenende bevoegdheid en van milieubelangen. Volgens mij zou daar in analytische zin eens even nader naar gekeken moeten worden. Ik heb de indruk dat dit in belangrijke mate oorzaken zijn.
De voorzitter: Deze aanvullende vraag wordt hierbij betrokken. Ik geef nu eerst het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. Dit punt is vanaf het begin van deze debatten door mevrouw Van Gent naar voren gebracht. Ik waardeer het dat zij zegt dat ik het serieus heb opgepakt. Vanaf het begin dat ik naar deze problematiek heb gekeken, heb ik mijn zorgen namens de Nederlandse regering uitgesproken over hetgeen er gebeurt rondom de Isla. Dat geldt voor de milieuschade, maar vooral voor de effecten op de gezondheid van de mensen op het eiland. Daarom hebben wij hierover afspraken gemaakt. Ondanks dat dit niet op de agenda staat en ik mij op dit punt niet uitgebreid heb voorbereid, kan ik hierover toch een aantal dingen zeggen.
Ik heb al eens eerder laten weten dat de meetapparatuur waarnaar mevrouw Van Gent vroeg, op de locatie Beth Chaim operationeel is. De GGD Amsterdam ondersteunt. De meetresultaten laten helaas wel op zich wachten, omdat ze steeds gevalideerd moeten worden. Het huidige meetstation is anders dan het station dat de Isla en de GGD Amsterdam gebruikten. Wij hebben afgesproken dat de meetresultaten worden gepubliceerd op de website. Dat is een keer gebeurd in het Nederlands en in het Papiaments. Dat laatste is belangrijk, omdat dan ook de bevolking ernaar kan kijken. Naar ik meen was dit een van de punten die de Kamer naar voren heeft gebracht. Ik heb het in ieder geval zelf steeds ingebracht. Ik vind het van belang dat mensen kunnen volgen wat er gebeurt en dat zij daarop een reactie kunnen geven aan het bestuurscollege. Een tweede meetstation wordt in juni in bewoond gebied geplaatst. Dat is van groot belang. Dat is dus binnenkort. Dan kan ook daar echt goed gemeten worden. Handhaven hoort daarbij. Meten is één, maar handhaven is twee. Handhaven kan altijd, heb ik gezegd. Er is een apart projectvoorstel gedaan, dat met Nederlands geld wordt gefinancierd. Inmiddels is dat goedgekeurd. Dat is nu in de uitvoeringsfase gegaan. Daarmee worden de mogelijkheden echt groter. De DCMR Milieudienst Rijnmond is daarbij betrokken. Dat vind ik van groot belang, want zij zijn internationaal deskundig.
Dan de toekomstvisie. De Isla is nadrukkelijk onderdeel van de te ontwikkelen economische visie. Volgens de planning moet die visie in de zomer gereed zijn. Mevrouw Van Gent zei dat de zomer 21 juni begint. Nu zij haar verjaardag zo nadrukkelijk heeft genoemd, zal ik die overigens onthouden. Ik heb geen indicatie dat die visie dan niet gereed zal zijn, maar nu dat nadrukkelijk is gevraagd, lijkt het mij goed om bij voorbaat het bestuurscollege te vragen hoe het ermee staat. 21 juni is dichtbij. Als daarover iets bekend wordt, zal ik de Kamer informeren. Zo heb ik het afgesproken en dat zal ik ook meteen doen.
Er is inderdaad begonnen met een onderzoek naar de mogelijkheden van een schadeclaim, ook richting Shell. Dit is gebeurd naar aanleiding van een motie van de Kamer. Deze is overigens gevolgd door een unaniem aangenomen motie in de Staten. Dat is hier niet aan de orde gesteld, maar het is wel belangrijk dat dit punt daar zo nadrukkelijk is opgepakt. Dat is wel eens anders geweest. Wij hebben assistentie daarbij aangeboden. Dat heb ik de Kamer ook toegezegd. Zodra dat klaar is, zal ik de Kamer daarover informeren. Ik zal dan ook bezien in hoeverre het zinvol is dat Curaçao verdergaat met dit onderzoek.
Nu ga ik in op het punt dat de heer Remkes aankaartte. Een complicatie is dat PDV daar slechts huurder is en geen eigenaar. Eigenaar van de raffinaderij is het eilandgebied Curaçao. Dat maakt de situatie complex. Wij hebben dus te maken met een huurder en met een eigenaar die ook moet toezien op de naleving van de internationale milieunormen. Ik denk dat de heer Remkes gelijk heeft: het is belangrijk dat wij nog eens goed kijken naar de verschillende rollen. Die rollen zijn in de huidige situatie immers complex. Dit is maar één voorbeeld daarvan, maar ik geef dit voorbeeld om duidelijk te maken hoe lastig de huidige situatie is. Ik ben wel bereid om zelf nog eens goed naar die verschillende rollen te kijken en deze eens te analyseren en uit elkaar te halen. Dat is voor de toekomstige acties immers van groot belang. Naar ik meen, was dat het verzoek van de heer Remkes.
Dan de boetes aan de Isla. Een en ander ligt nu stil. Meten, handhaven en opleggen van boetes horen bij elkaar. De rechter heeft gezegd dat de boete van 75 mln. gebaseerd moest zijn op een jaargemiddelde. Het is goed om ons dat te realiseren. Daarvoor moet dus eerst een jaar lang gemeten zijn. Het lijkt mij goed om dat hier opgemerkt te hebben. Wel kunnen steeds bestuurlijke boetes worden opgelegd. Dat heb ik het bestuurscollege ook steeds voorgehouden. Dan moet men wel gegevens hebben waar men iets mee kan doen. De DCMR Milieudienst Rijnmond biedt daarbij ondersteuning. Het blijft een grote zorg van ons allemaal. De gedeputeerde heeft ons de afgelopen tijd steeds voorzien van de gegevens, waaruit blijkt dat er sprake is van goede wil. De juridische situatie is complex, misschien wel te complex voor de omvang en de kwaliteit op de eilanden. Vandaar dat wij juridische ondersteuning hebben toegezegd. Men kan ervan op aan dat wij dit moeten blijven volgen. Ik zal dat ook zeker overgeven aan degene die mij zal opvolgen. «Druk» – dat zeg ik hier, maar daar zeg ik altijd «aandacht» – heeft wel geleid tot beweging. Ik zal het punt van mevrouw Van Gent, het rappel dat het bijna zomer is, meteen morgen naar voren brengen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Daar ben ik natuurlijk blij mee, maar ik hoop niet dat we dan het bericht krijgen dat er eigenlijk niks tot weinig is gebeurd. Ik wil graag dat er echt aan wordt gewerkt, dat het ook een beetje op tijd klaar is en dat de druk zo nodig wordt opgevoerd.
Ik heb nog een vraag over het publiceren van de meetresultaten. Kan de staatssecretaris zeggen met welke regelmaat dat gebeurt? Het is namelijk al weer even geleden. Ik zou toch willen dat daarbij een vast regime wordt aangehouden, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Op het eiland wordt hier namelijk het nodige over gezegd, zo is mij ter ore gekomen.
Voorzitter. Helaas moet ik de vergadering zo verlaten, want ik ben opgepiept.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Er wordt continu gemeten. De resultaten worden steeds gepubliceerd als zij zijn gevalideerd. De resultaten staan dus continu op de website. Dat is de bedoeling.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat begrijp ik, maar met welke regelmaat vindt publicatie plaats?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Doorlopend. Er wordt non stop gemeten.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat is nu al op gang?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ja, dat meten is sinds 1 januari op gang. Nu staan de gegevens echter nog niet op de website omdat het valideren meer tijd in beslag neemt dan men had gedacht. Het is echter de bedoeling dat de resultaten er zo snel mogelijk op staan. Dat is wat is afgesproken. Ik denk dat het goed is dat de Kamer dit blijft checken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Meten is weten.
De voorzitter: Hiermee hebben wij dit onderwerp afgerond. Had de heer Leerdam ook vragen gesteld over dit onderwerp?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. De heer Leerdam heeft in algemene zin gesproken over de gevolgen van het plat liggen van de raffinaderij voor het eiland: wat betekent dat voor de stroom, zitten mensen zonder werk etc. Voor de stroom is natuurlijk achtervang geregeld. Het is bekend dat ik sowieso vind dat de afhankelijkheid anders moet worden. Ik heb de Kamer daar al eerder iets over verteld. Ik denk dat het belangrijk is dat de energiecentrale ook met andere middelen gaat werken dan alleen met datgene wat van de Isla komt. Ik noem bijvoorbeeld wind of water. Ook dat zou heel goed kunnen. Daar zijn ook studies naar gedaan.
Ook al ligt de raffinaderij stil, de werknemers van de raffinaderij die een vast contract hebben zijn in dienst van de raffinaderij en worden gewoon betaald. Daar ga ik althans van uit. Dat zijn echter dingen waar wij niet over gaan. Daarmee worden de werkgever en het eiland geconfronteerd. De enige vraag van mevrouw Van Gent die ik niet heb beantwoord, is ook de vraag die de heer Van Bochove bij interruptie stelde: hoever moeten wij het laten komen en wanneer moeten wij er uiteindelijk iets aan doen? Binnen de huidige verantwoordelijkheidsverdeling hebben wij het maximale aangeboden. Mij lijkt dat dit op dit moment toereikend is. Wij bevinden ons niet in een fase waarin daar in het kader van de waarborgfunctie nog meer aan moet gebeuren. Dat is in ieder geval mijn opvatting. Wij hebben er al meer aan gedaan dan wij ooit zouden doen en dan er in het verleden aan gedaan is. Juist omdat er aan gewerkt wordt en omdat het de verwachting is dat wij in de zomer die rapportage krijgen, lijkt dit mij voor nu voldoende, maar ik zal druk erop zetten.
Ik zie geen andere vraag van de heer Leerdam dan die welke ik al heb beantwoord, maar misschien heb ik hem niet genoteerd.
De heer Leerdam (PvdA): Ik heb nog een vraag gesteld over het milieubeleid.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Oh ja. De milieudienst wordt versterkt. Dat is nodig voor de handhaving. Dit was ook een onderdeel van de aanvraag van USONA. Dat is goedgekeurd. Daardoor kan er meer gebeuren. Verder zal ook beleidsmatig geïnvesteerd moeten worden in de milieudienst, of misschien in het departement Milieu van het nieuwe land Curaçao. Ook daar wordt aan gewerkt. Men is er wel van overtuigd dat er meer kwaliteit moet komen. Nu levert de DCMR Milieudienst Rijnmond, die op dit terrein internationaal één van de experts is, de ondersteuning. Daardoor kan men binnen de huidige mogelijkheden zo optimaal mogelijk functioneren.
De heer Van Bochove (CDA): Ik ben het eens met de reactie van de staatssecretaris over de waarborgfunctie en op de vraag tot hoever je moet gaan. Ik stelde een vraag aan mevrouw Van Gent, gelet op haar indringende betoog waaruit bleek wat wij allemaal niet moeten doen. De heer Remkes maakte een opmerking over de ingewikkeldheid van de problematiek en de vele functies die bij één partij liggen. Dat zal in formele zin worden versterkt als het straks gaat om het land Curaçao. Dit aspect brengt met zich dat de Nederlandse regering moet nadenken over de vraag hoe zij in brede zin met dit aspect op het gebied van de zorg moet omgaan. Is de staatssecretaris daarmee bezig?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik ben daar ook mee geconfronteerd, onder andere in het voorbeeld dat ik zojuist gaf. Daarom heb ik dat voorbeeld expliciet gegeven. Wij zijn met vele dingen bezig, maar wij hebben daar op z'n minst aandacht voor. Ik zal dat zeker in relatie tot de waarborgfunctie bekijken. Overigens heb ik de Kamer daarover in algemene zin nog een notitie toegezegd. In dit geval zal ik echter specifieker kijken naar de relatie tussen het een en het ander.
De heer Van Bochove (CDA): Dat geldt in dit specifieke geval, maar bijvoorbeeld ook voor de Bon Futuro gevangenis. Ik noem bijvoorbeeld het hoger beroep in BES-zaken door Nederlandse gevangenen. Ook daarbij is dit aan de orde.
De voorzitter: Wij gaan even terug naar de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Remkes voor zijn inbreng in eerste termijn.
De heer Remkes (VVD): Voorzitter. Ik zag aanvankelijk de dringende noodzaak niet van dit algemeen overleg, na de wetgevingsprocessen van de afgelopen maanden, maar toen ik de stukken doorlas, dacht ik «als het overleg dan toch wordt gevoerd, dan ga ik dat en dat maar eens aan de kaak stellen». Toen ik het jaarverslag 2009 las, leek het mij verstandig om ook dat op de agenda te zetten.
Ondanks de aan mij toegedachte discipline wil ik eerst ingaan op een ander punt. Voorzitter, u wordt vandaag weer geconfronteerd met het feit dat het vaak zo is dat één keer zondigen, de tweede keer een goed excuus is.
Ik zag een brief van 12 mei over een voorhangbesluit. Dat is het voorhangbesluit onderstand BES. Dat roept nogal wat vragen op.
De voorzitter: Een moment, mijnheer Remkes. Over de reactietermijn van de Kamer inzake dit onderwerp ben ik met de staatssecretaris in gesprek. Voordat u een heel verhaal houdt: die valt precies in het reces. Wij zoeken nu uit hoe het juridisch ligt. Hierover is op ambtelijk niveau overleg. Wij komen daar dus op terug.
De heer Remkes (VVD): Het was niet mijn bedoeling om hier inhoudelijk op in te gaan. Wij moeten iets doen.
De voorzitter: Ik heb het in de procedure opgenomen. 14 juni is een heel vervelende datum.
De heer Remkes (VVD): U hebt hier terecht als waakhond geacteerd, voorzitter.
In de brief van 6 mei met daarbij het verslag van het bestuurlijk overleg wordt gezegd dat de besluitvorming over de dekking van de kosten van de rechtshandhavingsketen in mei wordt afgerond. Gemeenschappelijk hof, OM, vreemdelingenketen. Hoe staat het daarmee?
Dan ga ik in op Bonaire. De rapportage van de commissaris bevat een opmerkelijke passage. De liefde zal wel weer in heftigheid zijn toegenomen. Ik citeer: er is in mindere mate sprake van constructieve samenwerking. Dat moet je echt even op de tong proeven om te weten welke wereld daaraan ten grondslag ligt. Mijn vraag is of de verhoudingen nu echt weer glad zijn gestreken. Ik sluit mij aan bij hetgeen collega Leerdam hierover heeft gezegd. Welke concrete afspraken zijn nu precies gemaakt over de taakverdeling? Dat kan ik in de stukken niet terugvinden. Ik ben het eens met het uitgangspunt van subsidiariteit. Het kan wel eens zijn dat de discussie over de aantallen Nederlandse ambtenaren samenhang vertoont met de discussie over de taakverdeling. Ik vermoed althans dat daar een deel van de spanning zit. In de afsprakenlijst, die uit naam van de staatssecretaris door de heer Kamp is gemaakt, staat «de bevolking van Bonaire heeft recht op zelfbeschikking». Dat heb ik met belangstelling gelezen. Dat vond ik echt nieuw, maar het is goed dat dit nog een keer is vastgesteld.
In diezelfde brief wordt gesproken over een symposium dat heeft plaatsgevonden. Daarbij waren twee stellingen aan de orde. Die nodigen natuurlijk uit om er vanuit onze verantwoordelijkheid iets over te zeggen. De eerste stelling is dat voor de toekomst een koninkrijksminister van Integratie nodig is. Ik zou er niet aan beginnen, want volgens mij is dat echt een zwaar overtrokken instrument. Als je dat analyseert, blijkt volgens mij dat je die niet nodig hebt. De andere stelling moet ook gerelativeerd worden, en kennelijk is dat ook tijdens het symposium gebeurd. Dat is namelijk de stelling: zonder Koninkrijk geen economische vooruitgang. Ik denk dat dit net even iets suggereert wat weinig met de werkelijkheid te maken heeft.
Kan de staatssecretaris nu al concreet zeggen wanneer integraal financieel inzicht wordt gegeven? Ik heb dit al vaker gevraagd. Dit inzicht is ook medebepalend voor de voortgang van het wetgevingsproces. Ook ben ik geïnteresseerd in het proces. In de brief van 17 december wordt verwezen naar de discussies over de inrichtingsplannen voor de GVP. Die zijn natuurlijk in een nieuw licht komen te staan. Misschien kan de staatssecretaris daarover actuele informatie geven.
In de brief van 1 maart naar aanleiding van het werkbezoek van 8 tot 12 februari is sprake van een voorstel van herbestemming van FDA-gelden. Als ik het goed heb begrepen, wil men daar infrastructuur voor realiseren. Als ik mij dat goed herinner, was dit restant echter bestemd voor rechtshandhaving en veiligheid. Als het anders is, hoor ik dat graag. Waarvoor is dit bedrag precies bestemd en over welk bedrag spreken wij?
In het kader van de agenda van het beleidsoverleg met Aruba is er sprake van dat Nederland bereid is te investeren. Daar ben ik gewoon tegen. Dat betekent immers dat weer de portemonnee wordt getrokken. Ik torn niet aan het doel, maar de verantwoordelijkheid ligt daar en men moet het zelf financieel oplossen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat Nederland aan Aruba geen geld meer doteert, maar dat actoren in onze samenleving daar via samenwerkingsprojecten en dergelijke dingen doen. Daar ben ik absoluut voor. Ik ben er echter tegen om iedere keer weer de portemonnee te trekken.
Dan kom ik tot slot bij het jaarverslag. Ik heb het met veel belangstelling gelezen. Mij viel op dat het allemaal positief is. Overal staat «ja» achter en alle seinen staan op groen. Nu ben ik de eerste die toegeeft dat er in de afgelopen periode – dat kan de staatssecretaris opvatten als een compliment – veel is gebeurd in termen van wetgeving. Dit jaarverslag geeft echter een te optimistisch beeld. Ik wil daar een aantal voorbeelden van noemen, te beginnen bij pagina 11 en 12. Daar staat, ik citeer: «positief gevolg van de schuldsanering is de bijdrage aan het feit dat de wereldwijde economische crisis de Nederlandse Antillen in 2009 relatief weinig heeft geraakt». Misschien dat de staatssecretaris nader in kan gaan op het oorzakelijk verband. Als dat het rente-effect is, kan ik mij daar iets bij voorstellen, maar volgens mij wordt hier een te grote broek aangetrokken.
Op pagina 12 wordt eenzelfde stelling betrokken. Ik stelde net een vraag over de politieverbetertrajecten en de inrichtingsplannen voor de eilandelijke politiekorpsen. Dat ziet er allemaal veel minder positief uit. Dat is allemaal niet gelukt. De doelstelling op dat punt is niet gehaald. Op pagina's 15 en 16 staat: operationele doelstelling 1.1, het versterken en waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten door de bevordering en instandhouding van structurele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk. Op pagina 16 staat: bijdrage aan het functioneren van de kustwacht. Dat is allemaal waar en het wordt terecht positief beoordeeld, maar de vraag is natuurlijk hoe de criminaliteit zich heeft ontwikkeld. Op dat soort maatschappelijke doelen word je uiteindelijk afgerekend en daar gaat het hier niet over.
Op pagina's 18 en 19 wordt gesproken over de wereldwijde recessie. Merkwaardigerwijs staat er overigens dat Aruba en de Nederlandse Antillen minder hard zijn geraakt. Bij Aruba is er geen sprake van schuldsanering. Dat kan daar dus in ieder geval geen rol gespeeld hebben. Ik ben toch benieuwd naar een nadere toelichting, want dit soort passages doet denken aan de haan die dacht dat door zijn gekraai de zon opging en dat is natuurlijk niet waar.
Als wij een pagina verder bladeren, komen we bij het overzicht van de meetbare gegevens bij de algemene doelstellingen. Wie zien bijvoorbeeld dat de schuldquote van Aruba niet is gedaald, maar aanzienlijk is gestegen. Dat baart de nodige zorgen. Bij de reeks «schooluitval VSBO» over de afgelopen jaren staat: niet bekend. Ik vrees dat als de schooluitval wel bekend zou zijn, het oordeel daarover niet erg positief zou zijn.
Op pagina's 20 en 21 staat over de resultaten van deze toetsen dat zij zorgelijk waren, met name op het gebied van rekenen en Nederlands. Op pagina 21 is er sprake van dat dingen veel te laat gerealiseerd zijn en niet op schema lagen. Dat geldt ook voor het programma bestuurskracht voor Curaçao, dat pas in 2009 is vastgesteld.
Op pagina 24 staat weer een overzicht, waarin alles wat met realisatie te maken heeft, met «ja» wordt beoordeeld. Als je de tekst daarvoor leest, zie je er een aantal tamelijk zorgelijke constateringen in staan. Hoe kun je die punten dan toch allemaal met «ja» beoordelen?
Pagina 27 betreft het binnen de gemaakte afspraken saneren van de schulden en de betalingsachterstanden van de Nederlandse Antillen. Dat is gehaald, maar dat is ook betrekkelijk simpel. Je maakt een bedrag over en dan realiseer je de doelstelling wel. Uiteindelijk gaat het echter om de inhoud. Kortom, toen ik dit las, dacht ik: ik begrijp het allemaal wel en ik erken ook dat er veel is gebeurd, laat daar geen misverstand over bestaan, maar deze vorm van rijk rekenen zou ik niet aanbevelen voor de verdere toekomst.
De voorzitter: Nu begrijp ik ook waarom u dat onderwerp wilde agenderen.
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. Allereerst wil ik zeggen dat ik blij ben dat de heer Remkes hier in zijn laatste AO nog een onderwerp geagendeerd heeft dat mij noopt om straks ook goed te gaan kijken naar de jaarverslagen als hij in zijn nieuwe functie is begonnen.
De heer Remkes (VVD): De staatssecretaris begrijpt dat ik daar zelf ook zeer kritisch naar zal gaan kijken.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik kom later terug op enkele punten die hij genoemd heeft. Het lijkt me goed om aan het begin van mijn beantwoording in eerste termijn stil te staan bij het feit dat ik de manier waarop de heer Remkes en ik in de afgelopen jaren met elkaar hebben gedebatteerd altijd zeer op prijs heb gesteld. Dat geldt ook voor de manier waarop de oppositie wilde meewerken aan het afhandelen van wetgeving in samenwerking met een demissionair kabinet. Dat is niet vanzelfsprekend, dat mag hier ook gezegd worden.
Vandaag hebben we een aantal onderwerpen op de agenda staan. Er zijn heel verschillende onderwerpen langsgekomen, vooral wat de voortgang van het staatkundig proces betreft. Ik wil daar toch iets over zeggen. De heer Remkes en andere woordvoerders hebben terecht gezegd dat we op dat punt echt veel voortgang hebben geboekt in de afgelopen jaren. In de afgelopen weken is nog over de Veiligheidswet BES gestemd. Er zijn weer grote stappen gezet. Over de snelheid die we vast moeten houden in het proces heb ik heel vaak gesproken met u, maar ook met de senatoren aan de overzijde. Ik ben nog steeds erg blij dat wij dat met zijn allen hebben weten vol te houden. Ik zei het net al heel specifiek aan het adres van de heer Remkes: dat was niet vanzelfsprekend. Ik acht het van belang dat het kan en dat wij een dergelijk traject, waar wij met elkaar en met onze partners aan de overzijde van de oceaan aan hebben gewerkt, hebben kunnen afronden.
De zorgvuldigheid in relatie tot de snelheid van het proces hebben wij voortdurend aan de orde gehad. Het lijkt mij goed om daar nog iets over te zeggen. De komende tijd zal die zorgvuldigheid ook bij de uitvoering aan de orde moeten blijven. Ik zal zo terugkomen op de toetsingsvraag. Dat geldt natuurlijk in eerste instantie voor de toetsing, maar voor een aantal taken moeten er ook plannen van aanpak worden gemaakt. Dan zie je dat de zorgvuldigheid van belang is, juist ook in de uitvoeringsfase waar wij nu in komen. De Kamer kan ervan op aan dat wij dat ook nadrukkelijk in de gaten zullen houden.
Ik zal de vragen over de implementatie van de wetgeving beantwoorden als ik inga op de vragen die gesteld zijn. Eerst wil ik nog het volgende zeggen. In de afgelopen periode heb ik mij er sterk voor gemaakt, een en ander zo veel mogelijk gezamenlijk met de bevolking op te pakken. Dat is zeker op de BES-eilanden van groot belang. De staatkunde moet uiteindelijk iets gaan betekenen voor de bevolking. We hebben het met de bestuurders gedaan, maar wij moeten het ook met de bevolking doen. Voor de BES-eilanden worden wij zelf verantwoordelijk en het Nederlandse parlement krijgt een controlerende rol. Daardoor zal nog specifieker gelden dat de taak op ons rust om daar goed op te letten. Ik ga ervan uit dat we dat in alle zorgvuldigheid zullen blijven doen, ongeacht wie aan beide zijden van de tafel zullen zitten na de verkiezingen. We hebben immers een heel ingrijpend traject met elkaar doorlopen van staatkundige verandering, dat wij hopelijk op 9 september en 10 oktober tot een goed einde zullen brengen. Dan is het van nog meer belang om die zorgvuldigheid ook in relaties en in contacten overeind te houden.
Ik beantwoord de vragen van mevrouw Van Gent. De Isla is aan de orde geweest. Laat ik beginnen met de vragen over Bon Futuro, die ook zijn gesteld door de heren Van Bochove en Leerdam. De samenwerkingsovereenkomst met de Bon Futuro gevangenis is nu bijna een jaar geleden getekend. In dat jaar is er veel verbeterd: de voorzieningen in het gebouw, de ring- en toegangsbeveiliging zijn gesloten, het terrein rond de inrichting is opgeknapt, de organisatie wordt gereorganiseerd en er is inderdaad een speciale afdeling voor jongeren opgericht. Daar was nog enige twijfel over in de interrupties tussen de heer Van Bochove en mevrouw Van Gent, maar dat is wel het geval.
In juni zal inderdaad een grootschalige schoonmaakactie plaatsvinden. Tijdens deze actie zullen de cellen, de kantoren en andere ruimtes binnen de inrichting worden gecontroleerd op contrabande. De cellen zullen niet alleen geïnspecteerd worden, maar ook opgeknapt. Kleine reparaties worden uitgevoerd en inventaris zoals beddengoed – wij vinden dat wellicht de meest voor de hand liggende dingen – zal worden aangevuld. Tijdens de schoonmaakactie zal een tijdelijke portiersloge in gebruik worden genomen die het mogelijk maakt om zowel bezoekers als werknemers te screenen bij de ingang. Dat is van groot belang, want anders heeft de schoonmaak geen zin. Ook zullen vanaf dat moment nieuwe huisregels gaan gelden. Om de resultaten van de schoonmaakactie te borgen, zal de inzet van de Landelijke Bijzondere Bijstand (LBB) met vier maanden worden verlengd. Dat is niet omdat ik denk dat het anders niet goed zou komen, maar omdat het noodzakelijk is, ook voor de overdracht. De LBB'ers dragen hun kennis over op de lokale medewerkers door middel van twinning. Ik heb dat ook zelf vastgesteld. We hebben met een aantal LBB'ers gesproken, ik heb dat ook persoonlijk gedaan. Dan zie je dat deze gespecialiseerde kennis en mensen nodig waren om het systeem met al die wisselingen, een keer in de zes weken, op gang te krijgen. De kazerne is ons daarbij ook behulpzaam. Dat draagt er echt toe bij dat snel iets goeds tot stand kan komen. De inzet wordt betaald uit middelen die reeds waren begroot voor de waarborgfunctie. Daar ligt wel een relatie met het punt dat de heer Van Bochove aanhaalde. Ik denk dat het effect uiteindelijk heel positief zal zijn. Dat is een wezenlijke bijdrage.
Mevrouw Van Gent had nog een vraag over de resocialisatie van gedetineerden. Die vormt onderdeel van het verbetertraject. Bewakers worden opgeleid. Bejegening maakt daar onderdeel van uit. Activiteitenprogramma's worden opgezet. Er is, zeg ik tegen de heer Van Bochove, iets geschreven over de bejegening omdat die bij het verbetertraject hoort. Ook de nieuwbouw van werkplaatsen is onlangs aanbesteed. Binnenkort wordt gestart met de bouw. Dan kan de hele resocialisatie ook beter van de grond komen.
De heer Van Bochove vroeg naar de jongvolwassenenafdeling. De stand van zaken is dat die afdeling dus draait. De bewakers zijn als coach gekoppeld aan gedetineerden. Er is een beleidsplan opgesteld en er is een speciaal inhoudelijk regime ontwikkeld. Er is echt al veel aan gedaan. De schoonmaakactie moet nog plaatsvinden, maar als u aan het eind van het jaar 2010 gaat kijken, dan zult u zien dat er echt wel veel is verbeterd.
De heer Van Bochove stelde de vraag of gedetineerden afkomstig van de BES ook in de Bon Futuro gevangenis worden opgesloten. Er wordt naar gestreefd om alle gedetineerden afkomstig van de BES-eilanden te detineren op de BES-eilanden. Het huis van bewaring op Bonaire wordt momenteel uitgebreid. De bouw van een faciliteit op Statia is in voorbereiding. Ons doel is om eigen voorzieningen te hebben in het deel dat onder het Nederlandse staatsbestel valt. Dat maakt de verantwoordelijkheidsverdeling ook beter. Echter, als het moet, dan kan het. Dat is de afspraak die is gemaakt.
De heer Van Bochove (CDA): Ik doelde ook op een ander punt, namelijk hogerberoepzaken. Die dienen volgens mij op Curaçao en dat betekent dat Nederlandse gedetineerden in die periode daar gewoon in de gevangenis zitten.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: In zo'n specifiek geval is het waarschijnlijk dat ze in de Bon Futuro gevangenis komen. Daar hebt u gelijk in. Daar zijn afspraken over gemaakt, maar ons doel is om zo veel mogelijk gebruik te maken van eigen voorzieningen. Daar ligt dan in die zin wel altijd de relatie met Nederland. Ook daarin hebt u gelijk.
De heer Van Bochove (CDA): Dat betekent dat de Nederlandse regering meer gerechtigd is om daar opvattingen over te hebben en aan te dringen op maatregelen dan in een situatie waarin het een ander land binnen het Koninkrijk betreft?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ja, maar we moeten wel de verantwoordelijkheidsverdeling voor ogen houden. Het is niet onze gevangenis. In de nieuwe situatie is het de gevangenis van Curaçao. We doen dat nu ook al volop. Daarom ben ik ook zo uitgebreid ingegaan op wat wij nu doen. Rapportages van het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) gaan altijd het hele Koninkrijk aan. Als er een lijst komt met landen waar het niet goed zit, dan zal het Koninkrijk Nederland op die lijst staan. Vandaar ook die bijzondere verantwoordelijkheid. Dat heb ik voorgehouden aan de regering van de Antillen en het Bestuurscollege op Curaçao en het is ook de reden waarom deze overeenkomst tot stand is gekomen, waarom we dit hebben afgesproken en waarom wij, vanuit de waarborgfunctie gefinancierd, de inzet plegen om het op peil te krijgen en aan de normen te laten voldoen. De rapportage van de gouverneur ligt op dit moment bij de minister van Justitie op Curaçao. Ik verwacht dat die binnen een maand hier zal zijn en dan zal ik haar zo snel mogelijk doorgeleiden naar de Kamer.
Dan ga ik in op de langetermijngaranties, een vraag van de heer Leerdam.
De heer Leerdam (PvdA): Als we dan toch informatie krijgen over de waarborgfunctie en de rapportage van de gouverneur over Bon Futuro, kan de staatssecretaris daar gelijk informatie aan koppelen over hoe het zit met Sint-Maarten op dit gebied? Daar heeft men immers een eigen gevangenis.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ook daar wordt naar gekeken in de rapportage, maar daar was de situatie minder ernstig, zoals u weet. In het kader van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA) hebben we daar onlangs nog over gesproken in Keukenhof. Een van de dingen waar wij mee bezig gaan, is in het kader van het PVNA investeren in de gevangenis op Sint-Maarten. Ook die moet zo veel mogelijk aan de normen voldoen die het CPT stelt.
De heer Leerdam vroeg of de behaalde resultaten gewaarborgd worden in de toekomst. Daarom hecht ik zo aan de samenwerking en aan de twinningsrelatie. We hebben gezien dat de Atraco-teams goed werkten, getuige de criminaliteitsdaling op Curaçao. Ik ben het ermee eens dat dit gewaarborgd moet worden. We doen deze investering niet voor niets. Ik heb daar ook met de betrokken bestuurders over gesproken. Deze zomer wordt in Bon Futuro een eigen beveiligingsdienst opgericht. Aan die dienst worden dan gefaseerd de taken van de Landelijke Bijzondere Bijstand overgedragen. Daarmee hebben we naar mijn mening binnen de huidige context van het gebouw een enorme stap gezet, juist omdat we het gefaseerd doen, in de verbetering van de situatie van gevangenen en bewaarders in de Bon Futuro gevangenis. Ik denk dat ik daarmee alle vragen over Bon Futuro heb beantwoord.
Mevrouw Van Gent stelde een vraag over homo-emancipatie. De wetgeving is aangenomen. Ik werk daar serieus aan. Door de aswolk ben ik niet naar de eilanden afgereisd, maar we hebben dat punt op ambtelijk niveau opgepakt. Dat geldt ook voor alle drie ethische onderwerpen. Ik zal zelf die gesprekken gaan voeren bij mijn eerstkomende bezoek aan de Antillen of mijn opvolger zal dat doen, omdat ik vind dat we recht moeten doen aan wat er in de wetgeving is afgesproken, daarbij wel rekening houdend met de gesprekspartners aan de overzijde van de oceaan.
Gevraagd is of ik op de hoogte ben van een grote conferentie die in de week voor 10-10-10 zou plaatsvinden. Ik ben daarvan niet op de hoogte, maar ik zal mij daarvan natuurlijk op de hoogte stellen. Pas als ik er meer over weet, kan ik iets zeggen over de vraag of wij daar wel of niet aan zouden moeten deelnemen. Er is mij geen verzoek om financiële steun bekend. Dan lijkt mij ook niet dat wij daarop moeten acteren. Als het een conferentie daar betreft, dan zijn er al normale contacten voor om dat te regelen. Het lijkt mij niet dat we dat vanuit Nederland hoeven te regelen.
Dan de gesprekken van het COC met de partners op Aruba en Curaçao. Die zijn mij wel bekend. Mevrouw Van Gent vroeg of ik het gesprek wil aangaan met het COC. Ik heb dat al gedaan en daar heb ik de Kamer ook al van op de hoogte gesteld. Ik ben overtuigd dat homo-emancipatie ook door zelforganisaties op de eilanden zelf moet worden vormgegeven. Daar moet ook op de eilanden zelf aan worden gewerkt. Daar moeten wij niet vanuit Nederland aan werken. Het COC heeft gezegd dat het een en ander in contact met de organisaties op Aruba en Curaçao – daar hadden we het toen specifiek over – zal oppakken. Als het nodig is, kan ik dat gesprek altijd weer aangaan, maar daartoe heeft mij geen verzoek bereikt. Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat het COC goed in staat is om dat in eerste instantie zelf te trekken.
De heer Van Bochove vroeg naar de uitvoering van het project Brooks Tower en de periodieke rapportages. Ik heb tot op heden geen rapportage ontvangen. Omdat ik daar zelf ook niet blij mee was, heb ik zeer recent nog gerappelleerd op dit punt, via de vertegenwoordiging, bij de minister van Justitie. Ik ga ervan uit dat die rapportage er binnenkort komt. Als die rapportage er is, ben ik natuurlijk bereid om die aan de Kamer te overleggen. Ik zal daar ook mijn eigen reactie bij geven en beide aan de Kamer aanbieden.
Wordt de KMar ingezet? Ja, op Sint-Maarten is de KMar betrokken bij de ondersteuning bij de documentencontrole. Dat is wat er op dit moment gebeurt.
Dan zijn er vragen gesteld over RST, GVP, de inrichtingsplannen en de stand van zaken op dit moment, na het amendement-Remkes. Het gevoelen was dat daar iets te weinig over in de brief stond. Tijdens het bestuurlijke overleg in Keukenhof is aan een kleine commissie opdracht gegeven om de gevolgen van het amendement in kaart te brengen. Dat heb ik de Kamer geschreven. Het voortbestaan van het RST impliceert dat goed moet worden bezien welke taken de GVP in de komende periode precies gaat uitvoeren. De kleine commissie moet rapporteren aan de eerstvolgende politieke stuurgroep. Die zijn wij van plan in juni te houden, en wel door middel van een videoconferentie. Juni is voor ons geen eenvoudige tijd om te reizen, zoals u wel begrijpt. Het is toch nodig om dan een stuurgroepvergadering te houden. Dat heeft ook te maken met de toetsing, waar ik straks nog wat specifieker op zal ingaan. Dit onderwerp zullen wij dan meenemen.
Naar het oordeel van Nederland kunnen de ontwerpstukken die er waren voor de GVP in de oorspronkelijke situatie – de heer Remkes vroeg daar ook naar – dus het jaarplan, het inrichtingsplan en de begroting, niet langer worden beschouwd als uitgangspunt voor de GVP. Nu het amendement is aangenomen, hebben wij immers te maken met een geheel andere situatie. Die stukken zijn indertijd opgesteld met als uitgangspunt dat de GVP alleen zou worden ingezet voor de bestrijding van de georganiseerde grensoverschrijdende criminaliteit. Daar was dat voor gemaakt en dat bestanddeel is nu voor ten minste vier jaar uitgezonderd. Wat er lag, kan dus niet meer. Naar onze opvatting kan de GVP nu slechts optioneel ondersteunende taken uitvoeren en daarover moet eerst overeenstemming worden bereikt tussen de landen. Daarbij speelt uiteraard het feit een grote rol dat Nederland vrijwel alle kosten van het RST draagt en dus slechts in beperkte mate kan en wil bijdragen aan de GVP. Dat is de stand van zaken, iets uitgebreider toegelicht dan in de brief is geschied.
Is al begonnen met het implementatietraject voor de toetsing van het overheidsapparaat? Ja, natuurlijk is daarmee begonnen. Daar is een heel schema voor gemaakt. Er is een toetsingsadviescommissie – ik ben de precieze naam even kwijt, maar de heer Leerdam vroeg daar ook naar, specifiek in relatie tot Sint-Maarten – die aan het werk is geweest met drie deskundigen. Daarover heb ik gerapporteerd aan de Kamer. Volgende week ontvangen wij de rapportage daarover. Op 30 mei vergadert het aanvullende presidium van de Voorbereidingscommissie Ronde Tafel Conferentie (VRTC). Half juni zal daar besluitvorming over moeten plaatsvinden in de politieke stuurgroep. Ook die ben ik van plan om in de vorm van een videoconferentie te organiseren. Dat traject loopt dus en ligt op schema. Het moest ook rondom die tijd gebeuren, omdat het geregeld moet zijn in de aanloop naar het definitief vaststellen op de RTC, en die is gepland op 9 september, zoals ik de Kamer heb laten weten. Dat valt allemaal onder de regie van de secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken.
De gevangenis is, denk ik, voldoende aan de orde geweest.
Er zijn vragen gesteld over de voortgangsrapportage van de commissaris van de BES-eilanden. Gaan de departementen in de toekomst apart rapporteren of blijft BZK dat doen? Elke bewindspersoon is verantwoordelijk voor zijn of haar beleidsterrein op de BES-eilanden. De verantwoording zal via de afzonderlijke begrotingen plaatsvinden per onderdeel, net zoals dat voor onderwijs in een Nederlandse gemeente het geval is. BZK zal rapporteren over het functioneren van het bestuur (WolBES), over de financiële verhoudingen (FinBES) en over de veiligheid. Binnenlandse Zaken en een deel van Koninkrijksrelaties, waarvan het begrotingshoofdstuk blijft bestaan, is verantwoordelijk voor de evaluatie over vijf jaar. De bewindspersoon die verantwoordelijk is voor Koninkrijksrelaties is voor dat hele deel verantwoordelijk, maar individuele zaken worden, net zoals nu bijvoorbeeld onderwijs in de gemeente Lelystad, verantwoord door de bewindspersoon van onderwijs.
De vervolgvraag was hoe het met de kwartiermakers zit. Zij zitten daar voor de transitieperiode en voor de opbouwfase. Na de transitie- en opbouwperiode is het de bedoeling dat zij teruggaan en dat er een normale situatie wordt opgebouwd, waarin een aantal mensen vanuit de Nederlandse departementen daar aanspreekpunt wordt op de regionale servicecentra voor de verschillende departementen. Ik heb altijd gezegd dat daar niet in groten getale Nederlanders moeten werken, maar dat er waar mogelijk lokaal personeel moet werken of personeel dat van de eilanden afkomstig is. Dat is belangrijk, maar het is niet altijd makkelijk. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de werving voor Sint-Maarten, waar op dit moment een aantal functies moet worden bezet, is het helemaal niet makkelijk om mensen van de eilanden te vinden die weer op de eilanden willen werken. Veel eilanders die een studie afgerond hebben, willen liever in Nederland werken. Dat is ook de reden dat functies soms met Nederlanders of met mensen uit andere landen worden ingevuld. Wij vinden dat kwaliteit moet worden geleverd. Het zijn allemaal koninkrijksburgers en het gaat uiteindelijk om de kwaliteit die wordt geleverd. Het streven is er echter wel op gericht, met lokaal personeel te werken.
Lopen er niet te veel mensen rond? Ik zie dat ook wel eens staan in de krant. Het gaat om een transitie- en opbouwfase. Ik probeer zelf de reizen van ambtenaren van de verschillende departementen zo veel mogelijk te beperken. We zijn ten slotte geen reisbureau voor ambtenaren en we hebben juist kwartiermakers op de eilanden zitten van de verschillende departementen. Dat is een weerbarstig bestaan, kan ik u zeggen, net zoals het reizen van Kamerleden – dat weet ik uit een vorig leven – ook niet altijd makkelijk te beperken was. Wij proberen daar echt regie op te zetten. Wat u nu ziet, houdt verband met de transitie- en opbouwfase. Ik hoorde ook een beetje begrip in uw verhaal. De bewindspersonen worden er immers zelf verantwoordelijk voor. Op dit moment ben ik verantwoordelijk voor alle risico's daar. Risicoloos leven en besturen bestaat niet en je hoeft niet ieder risico in kaart te brengen, zeg ik over uw hoofd heen tegen al die departementen. Soms moet je je ook gewoon realiseren dat er risico's zijn waar je uiteindelijk maar weer actie op moet nemen.
De heer Van Bochove (CDA): Ik wil op dit punt aanhaken. U zou nu eigenlijk moeten ingaan op het tweede deel van mijn inbreng. Kom dan met goede voorlichting. Als er misverstanden leven, kun je die vaak gewoon wegnemen door duidelijk te zijn.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat doen wij ook. Het meeste wat ik zie, komt van Bonaire. Dat heeft een hele geschiedenis, omdat we het proces daar tijdelijk hebben stilgezet en het nu weer volledig hebben opgestart. Er komt ook geen referendum, zeg ik tegen de heer Leerdam. We hebben afspraken met elkaar getekend, de taakverdeling is geregeld, de schuldsanering is weer opgestart en er wordt actief aan voorlichting gedaan. Dat gebeurt nu ook gezamenlijk. Er wordt goed samengewerkt met de mensen van het bestuurscollege en met de ambtenaren. De voorlichting op Bonaire wordt nu gezamenlijk met het bestuurscollege, de commissaris en de ambtenaren opgezet. Dat wordt weer opnieuw opgestart, en wel deze maand nog. Dat is heel goed als nieuwe start en ik denk dat het type verhalen dat ik natuurlijk ook heb zien staan in de krant, zal wegebben, omdat er dan weer gezamenlijk voorlichting wordt gegeven. Het zat hem een beetje in de fase van «zij tegen wij». Die fase hebben we nu achter ons gelaten, maar ik ben blij dat ik zo strak ben geweest, omdat nu klip-en-klaar is waar we naartoe gaan met elkaar.
De heer Van Bochove had nog een vraag over de analyse van het criminaliteitsbeeld. Waar blijven de documenten die ik de Kamer heb toegezegd? Die liggen, blijkt nu, ter tekening bij mij. Het is nog niet afgedaan, omdat ik het een beetje druk had de afgelopen dagen. Ik zal dat gauw doen. U krijgt die documenten vandaag of morgen. Ik denk morgen.
Dan kom ik op de vragen van de heer Leerdam. Op Sint-Maarten ben ik net al ingegaan, evenals op de vraag hoe de toetsingsprocedure in zijn werk gaat. Er zijn specifieke vragen gesteld over het College financieel toezicht (Cft), de rapportages en de structurele problemen met de begroting van Sint-Maarten. De exacte stand van zaken is mij op dit moment niet bekend. Ik heb u in het verleden gemeld wat ik wist. Het Cft is deze week in overleg met Sint-Maarten over de aangepaste begroting. Ik wacht dat overleg af. Zou het Cft er niet uitkomen met Sint-Maarten, dan zal het zich met een advies tot de rijksministerraad wenden. Ik breng in herinnering dat de begroting 2009 in de behandeling geen problemen heeft opgeleverd. De heer Leerdam sprak van een structureel probleem, maar 2009 was dat niet aan de orde en is alles goed verlopen. Het is dus niet zo dat de rijksministerraad nu voortdurend aan zet is geweest. Als het Cft er nu niet uitkomt met Sint-Maarten, dan zou dat een van de eerste keren zijn dat wij daar vanuit de rijksministerraad iets over moeten zeggen. Op zichzelf vind ik dus dat het financieel toezicht heel goed functioneert. Dat was bij de behandeling van de wetsontwerpen ook aan de orde. Ook toen heb ik gezegd: het feit dat wij dit weten, geeft aan dat het financieel toezicht goed functioneert. Dat is ook van belang. Daardoor kunnen we stappen zetten met elkaar. Dat is natuurlijk ook doelbewust beleid geweest van ons.
De heer Leerdam vroeg ook naar Bonaire.
De heer Leerdam (PvdA): Ik ben het met de staatssecretaris eens dat het Cft wel goed functioneert. Mijn specifieke vraag betrof het feit dat de behandeling van de begroting op Sint-Maarten een paar keer is uitgesteld. Reden is dat het Cft geen goedkeuring heeft gegeven, omdat de begroting niet naar behoren was ingediend en niet klopte. Dat was mijn specifieke vraag. Daar ligt ook mijn zorg. De begrotingsbehandeling is uitgesteld. Dat moet zich niet herhalen. Op deze manier wordt de ingediende begroting niet behandeld. Dat is de vraag die ik aan de staatssecretaris stelde. Ik wil weten hoe we daarmee om moeten gaan.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik dacht dat ik die vraag al beantwoord had. Het Cft is daar op Sint-Maarten mee bezig. Met de eerste stap heeft het te lang gewacht, dat ben ik met u eens, maar het zit nu goed in de procedure. Dat moeten we dus afwachten. Het is nog niet gezegd dat het in de rijksministerraad aan de orde komt. Daarom zei ik ook dat het Cft deze week in overleg is met Sint-Maarten, om te bezien of er een oplossing te vinden is. Als die niet wordt gevonden, dan komt het in de rijksministerraad aan de orde, met een advies van het Cft. Ik ben er nog niet zeker van dat men er niet uitkomt. Ik vond wel dat het te lang duurde voordat de eerste stap werd gezet, maar daarover heb ik herhaalde malen met Sint-Maarten van gedachten gewisseld.
Dan had de heer Leerdam nog een vraag over het financiële toezicht op Bonaire. De vraag was of het Cft niet te bureaucratisch was in het voorafgaande toezicht. De kern van het probleem is dat het Cft de meerjarenbegroting nog niet heeft kunnen goedkeuren. Om die reden kunnen geen medewerkers meer in vaste dienst worden genomen. Dat is geen kwestie van bureaucratie – dat vind ik echt niet – maar van zorgen dat Bonaire een duurzaam financieel beleid gaat voeren. Dat is wat de Kamer altijd heeft gesteund. Daarom willen wij dat ook. Wij zijn van ver gekomen op Bonaire. Ik heb wel eens vaker gezegd dat wij van een schoenendozenadministratie zijn gekomen tot de fatsoenlijke begroting die we nu hebben. We hebben op advies van het Cft het preventief toezicht ingezet en ik denk dat we dit nog wel even moeten volhouden. Ik snap dat het niet altijd makkelijk is, maar we zetten wel steeds stappen. Dat is toch wel van belang.
De heer Leerdam vroeg naar de verstandhouding tussen onze kwartiermakers en de lokale mensen. Die vraag had ik moeten meenemen bij mijn antwoorden aan de heer Van Bochove. Over het algemeen is die verstandhouding wel goed. Ook die onrust viel voor een deel in de fase waarin de kwartiermakers tijdelijk niet hebben kunnen werken, omdat wij hebben gezegd: we doen even niets, gegeven het feit dat men daar zelf niet wil meelopen. Het lag niet aan ons, men wilde daar niet meelopen. Wij letten vanuit Koninkrijksrelaties tegenwoordig bij de selectie van mensen van de verschillende departementen extra op, omdat je vanwege de aard en schaal van de situatie en de culturele achtergronden een speciaal type mensen nodig hebt. Dat ben ik met de heer Leerdam eens, maar over het algemeen is de verstandhouding goed.
Dan had de heer Leerdam nog één vraag die buiten de orde was, maar een keer zondigen moet inderdaad kunnen. Het ging over hiv en aids.
De heer Leerdam (PvdA): Ik heb ook gevraagd naar het onderzoek naar die vermeende omkoping bij de totstandkoming van het huidige bestuurscollege.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Die vraag heb ik, dacht ik, laatst ook al een keer beantwoord. Dat is gaande. Ik heb daar nog geen rapportage over gehad. Zodra ik die heb, krijgt u die.
Dan ligt er nog de vraag over hiv en aids. Ik heb op verzoek van de Kamer inderdaad het aanbod gedaan om de lokale marktpartijen te ondersteunen. In heb nu een brief ontvangen van de minister van Gezondheidszorg. In die brief is niet ingegaan op ons aanbod. Ik betreur dat, omdat inmiddels ook VWS had aangegeven, hulp te willen leveren. Daar had ik mij van verzekerd, eveneens op het expliciete verzoek vanuit de Kamer. De minister vroeg in haar brief om een heel andersoortige technische assistentie. Op ons specifieke verzoek is niet ingegaan. U weet dat ik het daar heb neergelegd. Als het niet nodig is, dan moeten we het ook niet doen. Ik ben overigens niet bekend met de oppositie van lokale marktpartijen tegen generieke medicijnen, sluit echter ook niet uit dat die er is. Dat punt zal ik specifiek moeten bezien en ik zal navraag moeten doen. Als die oppositie er inderdaad is, zal ik de Kamer daarover rapporteren. Op het specifieke aanbod dat wij op verzoek van de Kamer hebben gedaan, is niet ingegaan.
Dan kom ik op de vragen van de heer Remkes. Het lijkt mij goed om even iets te zeggen over het punt van de voorhangprocedure, waar hij buiten de orde mee begon. Ik heb het er even met de voorzitter over gehad en zeg er voor het verslag het volgende over. Ik zag ook dat 14 juni de einddatum is als je de normale termijnen hanteert. Ik weet dat dan de nieuwe Kamer nog niet is geïnstalleerd. Ik zal bezien of wij daar wat aan kunnen doen. Dat lijkt mij in de rede te liggen. Ik heb begrepen dat het in deze situatie mogelijk is om de termijn met minstens één week te verlengen. Het lijkt mij in de rede te liggen dat wij er iets meer tijd voor nemen, zodat er echt goed naar kan worden gekeken. Ik zal de voorzitter van uw commissie daarover informeren. Gaat u er maar van uit dat de termijn iets later zal zijn dan 14 juni. De exacte datum zal ik na overleg aan uw voorzitter laten weten.
De heer Van Bochove (CDA): Dan moet ik een vraag aan de voorzitter stellen. Mag ik hopen dat de voorzitter de Kamer onverwijld informeert als hij een deal met de staatssecretaris sluit?
De voorzitter: Nee, dat ben ik helemaal niet van plan. Geintje. Ik heb de vraag neergelegd of het 1 juli kan zijn. Dat moet even ook in juridisch opzicht worden bekeken. De Kamer krijgt vanzelfsprekend onmiddellijk bericht.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Als dat kan, zullen we het doen.
De heer Remkes vroeg naar de kosten van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Daar is vanmorgen overleg over geweest. Ik ken de uitkomst nog niet, maar ga ervan uit dat we daar op een goede manier kunnen uitkomen. De heer Remkes vroeg ook naar Bonaire en hij vond «in mindere mate constructief» een goede aanduiding op dat moment, heb ik begrepen. Ik begrijp wel dat u het een understatement vond, maar als een Groninger dat zegt, is het nog altijd heel positief, heb ik geleerd. De verhoudingen zijn veel beter. Er wordt opmerkelijk goed samengewerkt op ambtelijk niveau. We hebben ook goede afspraken over de taakverdeling gemaakt. Ik ben blij dat het ook de heer Remkes is opgevallen dat Bonaire recht heeft op zelfbeschikking. Overigens hebben wij dat nooit volkenrechtelijk bestreden. Het is goed dat het nu nog een keer is opgeschreven.
Dan het symposium. Ik ben benieuwd naar de reacties van de heer Remkes op de vorige symposia die we hebben gehouden en waar ook met stellingen is gewerkt. Zoals u weet, moeten stellingen prikkelend worden geformuleerd en komen ze niet noodzakelijkerwijs overeen met de opvatting van degenen die de stelling formuleert. Ik heb echter kennis genomen van uw opvattingen over de stellingen, mijnheer Remkes, en wij zullen de stellingen bij onze koninkrijksvisie betrekken.
Dan de vragen over het FDA in Aruba. De reallocatie van gelden naar de infrastructuur gaat niet ten koste van het rechtshandhavingsprogramma op Aruba. Daar kunt u van op aan. Dat programma blijft onaangetast en daar hebben wij aparte hekken omheen gezet. Dat is beleid dat wij langer door laten lopen. U weet dat het afgelopen is met FDA-gelden van Nederlandse kant, maar dit beleid loopt langer door. Daar hebben we specifieke afspraken over gemaakt. De reallocatie betreft het bestaande programma en gebeurt op dit moment in goed gezamenlijk overleg. Het FDA-bestuur adviseert hierover, want dat is de procedure. Er gaat geen nieuw geld naartoe. Het is gewoon bestaand geld dat wordt gerealloceerd.
Ik heb de toezegging gedaan, gedurende drie jaar een programma voor de training van een Arubaanse militie te steunen. Dat is vergelijkbaar met Toekomst Antilliaanse Militie (TAM) op de Antillen en zal worden uitgevoerd door Defensie. Dat heeft naar mijn mening een heel positieve meerwaarde, die hem vooral in de ondersteuning zit. Er worden vanuit Defensie mensen geleverd om een en ander op eenzelfde manier te regelen. Die reallocatie van gelden naar de infrastructuur gebeurt dus met onze instemming en met de instemming van het FDA-bestuur. Dat kan ook binnen de bestaande kaders.
De heer Remkes (VVD): Die vraag die dan rijst, is: ten koste waarvan gaat het? Voor welk doel is dat geld nu bestemd? Wat gaat dus straks niet meer gebeuren?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat punt wordt nu opgeschreven. Als het antwoord snel klaar is, kom ik er nog in mijn eerste termijn op terug en anders straks in tweede, mocht die er überhaupt zijn.
De heer Remkes vroeg nog naar de stand van zaken in de vreemdelingenketen. Dat hele overleg vindt op dit moment plaats. Zodra daar wat over te zeggen is, zal ik dat aangeven. Hij vroeg ook naar een integraal financieel overzicht, voordat hij op het jaarverslag kwam. De voornaamste kostenpost is natuurlijk de schuldsanering. De BES-uitgaven heb ik u al laten weten. U weet dat aan inkomsten ongeveer een bedrag van 50 mln. wordt verwacht. Wat het hele proces en de ambtelijke inzet heeft gekost – dat moet daarin ook meegenomen worden – kan ik u op dit moment niet zeggen. Er is een behoorlijke inzet op gepleegd. Anders was natuurlijk ook nooit bereikt wat nu bereikt is en waar we nu staan. Zodra daar iets meer over bekend is, zal ik dat doen toekomen aan de Kamer.
Dan heb ik aan het begin al iets gezegd over het commentaar van de heer Remkes op het jaarverslag, bij mijn positieve woorden in zijn richting over de samenwerking in de afgelopen tijd. Ik denk dat hij gelijk heeft. Ik heb de pagina's genoteerd die hij noemde en zal daar na afloop van het debat nog even naar kijken. In het algemeen vind ik – en dat weet de heer Remkes ook – dat je ook jaarverslagen met de voeten op de grond moet schrijven. Waar het te juichend is uitgevallen, zal ik op zijn minst mijn opvolger waarschuwen, in de hoop dat jaarverslagen in de toekomst weer op zijn Gronings en Twents met de voeten op de grond worden geredigeerd.
Ik denk dat ik hiermee ook alle vragen van de heer Remkes heb beantwoord.
De voorzitter: Dank u wel. Ik kijk even naar de leden om te bepalen of een tweede termijn nodig is. Er zijn nog wat korte opmerkingen.
De heer Van Bochove (CDA): Mijn korte opmerking betreft toch nog even de Bon Futuro gevangenis. Ik wil niet zeggen dat de staatssecretaris aan mijn opmerkingen lichtvaardig voorbijging, maar ik heb de indruk dat ze zich de strekking van mijn opmerkingen niet helemaal heeft gerealiseerd. Als Belgische gevangenen in Nederland worden gehuisvest, maken België en Nederland heldere contractuele afspraken over hoe, wat, waar, waarom en wanneer. Ik stel vast dat Nederlandse gevangenen van de BES-eilanden in een hogerberoepzaak in de Bon Futuro gevangenis zullen worden gehuisvest en ik wil niet wachten op een regelmatig rapport van de gouverneur of het CPT, want dat komt eens in de drie of vier jaar. Die periode is mij te lang. Ik wil dat de staatssecretaris en de Nederlandse regering verantwoordelijkheid neemt voor de gang van zaken in die gevangenis. Desnoods komt er een aparte vleugel voor Nederlanders, op basis van contracten, al ben ik daar geen voorstander van. Ik geef alleen even helder aan hoe het moet. De zorg moet op dat punt adequaat geregeld zijn, want daar ligt een verantwoordelijkheid voor ons.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dan heb ik inderdaad uw vraag niet goed gegrepen. Ik ben er niet lichtvaardig overheen gegaan. Ik heb in algemene zin aangegeven hoe ik kijk naar Bon Futuro en dat wij inzetten op eigen voorzieningen op de BES-eilanden voor onze gevangenen. Nu snap ik uw vraag beter. Wij zijn van plan, daar een onderlinge regeling voor te maken. Ik ben het met u eens dat dit goed moet worden geregeld. De huidige situatie is immers anders dan in het verleden. Vroeger ging het om Antilliaanse inwoners die in een Antilliaanse gevangenis zaten. Toen moest de gevangenis ook goed zijn en dat was niet zo. Daar zijn wij het allemaal over eens. Het is door onze druk en aandacht beter geworden. Wij zijn van plan om een onderlinge regeling te maken en om daarin die afspraken vast te leggen. Daar wordt aan gewerkt.
Ik ben u nog het antwoord schuldig op de vraag over het FDA. Voor 43 mln. Arubaanse guldens wordt getemporiseerd en later betaald met Arubaans geld. Voor 26 mln. wordt via PPS de ringweg 3 en fase 2 van de afvalverwerking gemaakt. Het geld dat vrijkomt, gaat naar het economische stimuleringsprogramma. Ik zal het de Kamer op schrift laten weten als het echt definitief is afgesproken. Dat lijkt mij de beste afspraak. Zullen we het zo doen?
De heer Remkes (VVD): Dat is prima, want dit roept nog vragen op.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ja, bij mij ook.
De voorzitter: Dan is nu het woord aan de heer Leerdam.
De heer Leerdam (PvdA): Ik sluit mij aan bij wat de staatssecretaris zei in antwoord op de vraag van de heer Van Bochove over de Bon Futuro gevangenis. Het is wel van belang dat we vinger aan de pols houden. We moeten in de gaten houden of het op Sint-Maarten inderdaad allemaal goed blijft gaan. Nu de staatssecretaris heeft aangegeven dat op de BES-eilanden de relatie met de kwartiermakers hersteld is, is het misschien handig als zij daarover een brief aan de Kamer stuurt. Dan kunnen wij dat op een goede manier aftikken.
De staatssecretaris weet dat de problematiek van hiv en aids voor mij een belangrijk punt is dat ik steeds naar voren heb gebracht. Ik overweeg om daar misschien een krachtige motie over in te dienen. Ik hoop dat dit niet nodig zal zijn. De staatssecretaris heeft immers een brief gestuurd naar de eilanden om te bezien hoe het probleem zou kunnen worden opgelost. Ik ben er nog niet helemaal uit.
De heer Remkes (VVD): Je moet niet twee keer aan de deur van hetzelfde meisje kloppen als het de eerste keer niets wordt.
De heer Leerdam (PvdA): Dat maakt niet uit. In het verleden hebt u dat wel eens drie tot vier keer gedaan, mijnheer Remkes. En ik weet niet alleen dat u dat soms drie, vier keer hebt gedaan, maar u hebt soms ook nog de Groningse klompendans uitgevoerd. Laten wij het daarbij houden. Het is hier en op de Antillen een punt van zorg. Dat weet de staatssecretaris ook. Ik denk er nog over na hoe we dit moeten tackelen. Ik kom er nog op terug.
De heer Van Bochove (CDA): Ik kan de heer Leerdam wel volgen op zijn punt, maar moet hij nu niet veeleer ervoor zorgen dat de minister van de Nederlandse Antillen op dat punt actie onderneemt? Het is toch zorgelijk dat wij iets aanbieden en ze reageren daar niet op? Ik ben het met de heer Remkes eens: we blijven toch niet zeuren? Laten wij ervoor zorgen dat de minister van de Nederlandse Antillen nu eens fatsoenlijk brieven beantwoordt!
De heer Leerdam (PvdA): Het is niet in eerste instantie onze taak om ervoor te zorgen dat de minister van de Antillen dat doet. Het is in eerste instantie onze taak om er gezamenlijk goed naar te kijken als wij vinden dat bepaalde zaken moeten worden opgelost.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik heb het conform de motie aangeboden, maar ik kan ze ook geen hulp door de strot duwen, om het maar zo te zeggen. Ik zeg het nu een beetje hard. In de huidige verhoudingen is dit een taak van de eilanden. Ik heb aangeboden om iets te doen. Ik had me verzekerd van de steun van het ministerie van VWS. U moet zichzelf maar bezinnen of dat nog een vervolg moet hebben. Ik kan niet meer doen in een taak die niet mijn taak is. Het is ook niet mijn verantwoordelijkheid. Ik deel de zorg en ik deel het gevoel van urgentie. Dat weet u allen ook, want ik heb daar nooit een misverstand over laten bestaan. Toch is het aan de mensen op de eilanden zelf om dat goed te regelen.
De heer Leerdam (PvdA): Dat klopt en dat heb ik ook onderstreept. Daarom zeg ik ook duidelijk dat ik me wil bezinnen op manieren om dit te tackelen. Daar ging het mij om. De voorzitter zei dat we hier nog een laatste opmerking mochten plaatsen en ik vond dat ik dit niet zomaar kan afsluiten zonder die opmerking te hebben gemaakt. Ik ben blij met de beantwoording van de staatssecretaris, maar ik wil mijn punt gemaakt hebben.
De heer Remkes (VVD): Ik ben het op dit punt met de staatssecretaris eens.
De voorzitter: Dan is er geen aanleiding meer voor een tweede termijn. Dan was dit de laatste bijeenkomst van de commissie voor NAAZ in deze samenstelling. Ongeacht of er een missionair kabinet zit, een demissionair kabinet of dat er een formatie gaande is: wij werken door. Dat houdt in dat er nog wetgeving ligt die er in ieder geval behandeld moet worden.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat zal zeker nog onder het demissionaire kabinet gebeuren.
De voorzitter: Zeker. Het is ook buitengewoon interessant om te zien dat aan beide kanten van mij wordt erkend dat dit een onderwerp is met prioriteit en dat het werk gewoon moet doorgaan. We doen dat altijd in goed overleg en er is wederzijds waardering voor het feit dat er zo ontzettend veel werk is verricht de laatste tijd. Daarvoor trouwens ook al, maar de laatste tijd zien ook anderen het en dat is wel leuk. Wij merken dat ook aan onze collega's, die ineens zeggen: jongens, in die kleine commissie voor NAAZ is toch heel erg veel tot stand gebracht de afgelopen tijd.
Een punt van gedeelde frustratie is hoe weinig aandacht er in de publiciteit is geweest voor het wetgevingsproces. Dat is heel erg jammer.