Vastgesteld 1 juli 2015
De vaste commissie voor Koninkrijksrelatie en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben op 23 april 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
− de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 maart 2015 ter aanbieding van het Inspectierapport Scholengemeenschap Bonaire (Kamerstuk 31 568, nr. 154);
− de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 maart 2015 inzake de voortgang van onderwijsverbeteringen in Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 568, nr. 153);
− de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 18 december 2014 inzake de uitvoering van toezeggingen uit het algemeen overleg Kwaliteit Onderwijs in Caribisch Nederland van 15 oktober 2014 (Kamerstuk 31 568, nr. 147).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Recourt
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler
Voorzitter: Recourt
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bosman, Van Laar, Van Meenen, Oskam en Recourt,
en Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld wordt door enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 16.31 uur.
De voorzitter: Goedemiddag. Ik heet iedereen welkom, in het bijzonder de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De spreektijd per fractie is vastgesteld op vijf minuten.
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor het nakomen van de toezegging om alle informatie over de ontwikkelingen in het onderwijs in Caribisch Nederland met de Kamer te delen. Ik begin met een concreet punt. Uit de inspectierapporten blijkt dat vrijwel geen enkele school in het primair onderwijs (po) een klachtenregeling heeft of een klachtencommissie heeft ingesteld. Hoe waarschijnlijk is het dat die er komen en op welke manier gaan de scholen nu met klachten om? De eerste stap op weg naar het verbeteren van een school is dat mensen zich vrij voelen om klachten in te dienen en dat er iets met de klachten gedaan wordt.
Het feit dat er op de meeste scholen geen interne ambulante begeleiding is, is misschien nog belangrijker. Er is geen speciaal onderwijs, maar we moeten er toch voor zorgen dat de zorgleerlingen op de scholen voldoende begeleid worden. Er gaat extra geld naar het Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ), maar leidt dit ertoe dat er sneller begeleiding komt op de scholen? Dat duurt namelijk vaak heel lang.
Bij het voortgezet onderwijs (vo) lijkt het probleem een stuk dieper te zitten dan bij het po. Ik heb het dan nog even niet over de Scholengemeenschap Bonaire (SGB). Op alle scholen bestaan bestuursproblemen. We willen goed bestuur, maar hoe kunnen we dat beter waarborgen? De Staatssecretaris heeft er een aantal dingen over geschreven. Het is onduidelijk of de good governancecode die we in Nederland hebben, op alle scholen geïmplementeerd wordt. Krijgen alle scholen een raad van toezicht? Komt er extra zwaarte in het bestuur? Hoe gaan we dit doen? Voor drie scholen wordt aanvullende bekostiging beschikbaar gesteld, maar waarvoor is dit geld precies bedoeld? Wordt het ook gebruikt voor de beoogde verbetering in de bestuurslagen en de leerlingenzorg? Welke sturing is er bij de besteding van deze middelen of staat het de scholen vrij te kiezen?
In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) blijken er vooral problemen te zijn met de examinering van de leerlingen. Er is onvoldoende zicht op de kwaliteit van de examinering. Blijkbaar mogen scholen zelf examens maken. Dat baart zorgen.
Het belangrijkste punt van zorg is echter de SGB. Daaraan besteed ik dan ook de rest van mijn spreektijd. Bij mijn voorbereiding bedacht ik me dat het lijkt alsof de school op Bonaire gegijzeld wordt door verschillende mensen die bij de school betrokken zijn. Misschien doen ze dat vanuit een beoogd belang van de school en de leerlingen, maar volgens onze visie is een en ander niet in het belang van de leerlingen. De school is al jarenlang zwak en moet verstevigd worden. De school is de enige instelling voor voortgezet onderwijs op Bonaire. Alle kinderen die op Bonaire opgroeien, gaan via deze school hun toekomst tegemoet. Als de school niet op orde komt, ziet de toekomst van Bonaire er niet rooskleurig uit. Bonaire heeft dan immers alleen maar slechtopgeleide inwoners. Het is dus van het grootste belang dat er wat gebeurt.
De Staatssecretaris heeft stappen gezet, maar wordt daarin weer tegengewerkt. Er wordt zonder overleg een nieuw bestuur benoemd. We moeten nog afwachten welke houding dat nieuwe bestuur zal aannemen. Voor ons staat voorop dat er orde op zaken gesteld moet worden. We nodigen de Staatssecretaris dan ook graag uit daarin stappen te zetten. Als het niet kan op de redelijk subtiele wijze waarvoor de Staatssecretaris tot nu toe heeft gekozen, mag het van ons wel iets steviger. In Nederland zou zo'n school gewoon failliet gaan en zouden de leerlingen naar een andere school gaan. Dat kan in dit geval niet. We kunnen echter wel een nieuwe school in hetzelfde schoolgebouw op hetzelfde terrein starten. Dat is voor ons zeker een optie als een en ander in de zomer nog steeds niet opgelost lijkt te zijn. Daartoe nodig ik de Staatssecretaris in ieder geval graag uit.
De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. Voor D66 staat de kwaliteit van onderwijs voorop. Onderwijs is dé sleutel tot persoonlijke groei en succes. We zetten ons er daarom voor in kinderen het onderwijs te geven dat ze verdienen. Het is vanzelfsprekend dat ook de kinderen op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius recht hebben op goed onderwijs.
Eind vorig jaar hebben we uitgebreid gesproken over de zeer zorgelijke staat van het onderwijs in Caribisch Nederland. Ik heb me toen enorm verbaasd over de schokkende cijfers. Natuurlijk, de scholen komen van ver en de situatie is niet te vergelijken met die in Europees Nederland. Ik ben blij dat de Staatssecretaris vasthoudt aan de ambitie om de basiskwaliteit zo snel mogelijk op orde te brengen. Gelukkig horen we ook positieve signalen. Eén basisschool op Sint-Eustatius voldoet inmiddels aan de basiskwaliteit en er is sprake van een opwaartse trend bij vele andere scholen, met name in het po. De betrokkenen verdienen hiervoor complimenten. Tegelijkertijd is er in veel gevallen, vooral in het vo, nog een hoop werk aan de winkel.
Ik kom bij het aanwijzingsbesluit op Bonaire. Er wordt een interim-bestuurder aangesteld die binnen drie maanden een nieuw bestuur moet vormen. D66 steunt deze aanpak. Volgens het rapport van de inspectie is de situatie op de school zeer zorgelijk. De kinderen op het eiland verdienen beter. Ik heb begrepen dat het bestuur zich inmiddels heeft teruggetrokken. Er schijnt een handtekeningenactie gestart te zijn om een aanwijzing te voorkomen. Volgens mijn fractie begint het een behoorlijke toestand te worden. Hoe reageert de Staatssecretaris hierop? Wat is de positie van de vorig jaar aangestelde rector? Hoe zorgen we ervoor dat we het geruzie achter ons kunnen laten en samen met de betrokkenen op Bonaire serieus kunnen werken aan de toekomst van de kinderen?
De Staatssecretaris is vrij positief over de situatie op Saba. Toch lees ik in het rapport van de inspectie dat het onderwijsverbetertraject een nieuwe impuls nodig heeft. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Heeft de Staatssecretaris contact gehad met de inspectie over de vraag hoe die nieuwe impuls er precies moet uitzien? Graag krijg ik een reactie.
Het is lastig om vast te stellen of de bekostiging van de scholen in Caribisch Nederland voldoende is. Tegelijkertijd lees ik dat het soms ook lastig is om te controleren of het geld op de juiste plek terechtkomt. Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de bekostiging per school, inclusief een overzicht van de additionele bekostiging die tot 2018 loopt, rekening houdend met het grote aantal zorgleerlingen? Dit mag uiteraard ook schriftelijk.
Gisteren zouden we debatteren over de vereenvoudiging van de manier van bekostigen van het vo. Kan de Staatssecretaris aangeven welke gevolgen deze nieuwe systematiek heeft voor de scholen in Caribisch Nederland?
Ik ben blij te lezen dat het taalonderwijs is verbeterd. Op Saba is Engels inmiddels de schooltaal. Op Sint-Eustatius is dezelfde transitie gaande. Het is goed te zien dat daar serieus werk van wordt gemaakt. Dit zal ongetwijfeld de kansen van de kinderen ten goede komen. Op Bonaire is de situatie complexer. Een groot deel van de kinderen leert van huis uit Papiaments. Daarnaast zijn er kinderen die thuis Nederlands, Spaans of Engels leren. De Taalunie adviseert de leerlingen op Bonaire vroeger en intensiever les te geven in het Nederlands en het Papiaments. Op zich lijkt dat een goede zaak, maar laten we vooral luisteren naar de mensen op Bonaire. Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van de expertgroepen. Is de Staatssecretaris bereid de schooltaal te wijzigen in Engels of Spaans als de bevindingen van de expertgroepen in die richting wijzen?
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Onderwijs is de toekomst van je kinderen. Dat geldt in Europees Nederland en dus ook op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Kinderen moeten daar ook kunnen doorgroeien naar vervolgonderwijs. In het Nederlandse vervolgonderwijs moeten de diploma's voldoen aan eisen. Ik mag toch aannemen dat een diploma van de middelbare school op Bonaire gelijk is aan een Europees Nederlands diploma? Daarmee zorgen we ervoor dat de kinderen kunnen doorstromen naar vervolgonderwijs in Nederland en al hun kansen kunnen benutten. In de toekomst kunnen ze dan misschien terug naar Bonaire, Saba of Sint-Eustatius om daar meer activiteiten te ontplooien en de eilanden mooier en beter te maken.
Afgelopen januari zijn we op bezoek geweest bij de middelbare school op Bonaire. We hebben toen een gesprek gevoerd met het voormalige bestuur. Over de manier waarop de zaken werden aangevlogen hadden we wel wat zorgen. Ik ben blij dat de Staatssecretaris doorpakt. Ik deel de conclusie van mijn collega Van Laar dat positief doorpakken goed is, maar hard doorpakken soms beter. Onderwijs kunnen we immers niet laten versloffen. In Nederland kunnen we een school sluiten en daarmee hebben we een stok achter de deur. Op Bonaire kan dat niet. Collega Van Laar zei keurig netjes dat er misbruik van die situatie werd gemaakt. Ik zou het «chantage» durven noemen. We kunnen immers bijna geen kant op. Het betreft 1.500 leerlingen, van wie 80% volgens de cijfers zwakke leerlingen zijn. Als de school dan ook niet op orde is, zijn de zorgen natuurlijk enorm. Ik ben dus blij dat er stevig wordt ingezet. Het is van belang dat de school zo spoedig mogelijk op een goede wijze bestuurd wordt, zodat het onderwijs tot zijn recht kan komen. De kwaliteit van onderwijs staat of valt met een goede omgeving. Het bestuur moet er dus voor zorgen dat de onderwijzers in staat zijn om hun werk te doen.
Als kinderen tweetalig worden opgevoed, moet er een scherpe keuze voor de schooltaal gemaakt worden. Ik weet dat uit eigen ervaring, want mijn kinderen zijn in Amerika opgegroeid. Men moet duidelijk afspreken welke taal men waar spreekt. Als men twee talen door elkaar heen gebruikt, verloopt de taalontwikkeling veel langzamer. Men moet afspreken of men thuis Nederlands of Papiaments spreekt en of men op school Nederlands of Papiaments spreekt. Op het moment dat dit niet duidelijk is, ontstaat er een diffuus beeld en springen de verschillende talen door elkaar heen. Essentieel is dat degenen die bij het taalonderwijs betrokken zijn, beide talen kunnen spreken. Er is dus een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat mensen goed zijn in Nederlands, als er gekozen wordt voor Nederlands en dat de mensen het Papiaments goed beheersen, als daarvoor gekozen wordt. Als men met beide talen maar een beetje aanrommelt, komt men niet verder. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt. Op welke manier denkt hij ervoor te zorgen dat die scheiding helder is, zodat daardoor de kwaliteit van de taal bevorderd wordt?
Daarnaast is er ondersteuning uit Nederland. Wat voor ondersteuning geeft de Staatssecretaris om de kwaliteit van het onderwijs en de kennis en kunde van de onderwijzers te verbeteren?
De heer Van Meenen (D66): De heer Bosman wijst terecht op de problemen met de taal. Die vertalen zich ook in slechte resultaten. Uit het inspectierapport is evident dat er een directe relatie is tussen de taalproblemen en de slechte examenresultaten. De taalproblemen zijn hiervoor waarschijnlijk de voornaamste oorzaak. Ik heb in mijn bijdrage gesteld dat het de moeite waard kan zijn om te bekijken of het examen in een andere taal afgelegd kan worden. Die zou dan ook bepalend kunnen zijn voor de keuze van de schooltaal. Ik ben het met de heer Bosman eens dat daarop voluit moet kunnen worden ingezet. Hoe kijkt hij naar mijn suggestie?
De heer Bosman (VVD): Dat wordt al gedaan. Op Saba en Sint-Eustatius wordt het examen in het Engels afgelegd. Daarmee heb ik absoluut geen moeite. De consequentie is natuurlijk wel dat een Nederlandse school dan niet meer de meest natuurlijke aansluiting is als men naar Nederland komt. Heel veel scholen in het vervolgonderwijs en veel universiteiten gaan op een gemakkelijke manier met Engels om via Engelstalig of tweetalig onderwijs. Dat is geen probleem. Papiaments hebben we echter niet in Nederland. Stel dat de schooltaal en de examentaal Papiaments is, met Nederlands als secundaire taal. Ik kijk even naar de toekomst. Het onderwijs is dan misschien een stuk verbeterd, evenals de cijfers, maar we moeten concluderen dat er dan risico's zijn met betrekking tot het vervolgonderwijs, waar ook ter wereld. Papiaments is immers geen wereldtaal. We moeten ons afvragen of dat een goede startpositie voor de jongelui is.
De heer Van Meenen (D66): Daar ben ik het mee eens. Papiaments is geen wereldtaal. Dat is Nederlands overigens ook niet, althans in mindere mate dan Engels en Spaans. We kunnen ons afvragen of we bij het Nederlands niet dezelfde beweging moeten maken en Engels of Spaans als schooltaal moeten gebruiken, om de mogelijkheden van de leerlingen te vergroten. Ik zeg niet dat het moet gebeuren, maar ik vraag me af of de VVD überhaupt openstaat voor deze gedachte.
De heer Bosman (VVD): De VVD staat zeker open voor die gedachte. Het gaat erom wat het beste aansluit bij de belevingswereld van de mensen op Bonaire. Dat is cruciaal. Het is hun cultuur en hun manier van doen. Als je kiest voor Spaans, Papiaments of Engels, heeft dat consequenties voor je latere carrière. Het makkelijke gewin van een nu korte klap en een snelle verbetering van cijfers en resultaten is mooi. Maar wat als je er op je achttiende achter komt dat je een universitaire studie in Nederland wilt volgen? Dat lukt dan niet en daarover maak ik me zorgen. Je moet ervoor zorgen dat men ook de tweede taal goed beheerst en dat men daarin gemakkelijk kan communiceren, zodat men zijn mogelijkheden vergroot. Ik sta niet afwijzend tegen het maken van een keuze voor een school- en examentaal. Sterker nog, ik vind dat er een heldere keuze moet worden gemaakt. Iedere keuze heeft echter wel een consequentie.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie maakt zich grote zorgen over het po, het vo en het mbo op de BES-eilanden. Je kunt het in het inspectierapport lezen; ik heb geen behoefte om het allemaal te herhalen. We hebben het bovendien zelf gezien en gehoord. In januari, tijdens het kerstreces, zijn we op Bonaire bij de SGB geweest. Laat ik voor mezelf spreken. Ik ben erg geschrokken van het niveau, met name van het bestuur. Er was niet alleen sprake van onvoldoende niveau en onvoldoende kennis, maar ook van onvoldoende chemie. Volgens mij trok iedereen, onafhankelijk van elkaar, deze conclusie. Het is dan ook terecht dat de Staatssecretaris flink gaat optreden. Hij heeft de nodige maatregelen aangekondigd en extra middelen ingezet. Dat is niet meer dan terecht, gelet op de bijzondere situatie op de eilanden. Collega Van Laar heeft al gewezen op de monopolypositie van de SGB. Als de SGB niet goed functioneert, wordt het helemaal niets op Bonaire.
Misschien ben ik niet helemaal op de hoogte van de laatste stand van zaken, maar ik heb begrepen dat de Staatssecretaris een vooraankondiging heeft gedaan van een aanwijzing, die in de week van 6 april gegeven zou worden. Is die aanwijzing inderdaad de deur uitgegaan? Heeft het bestuur begrepen dat het moet aftreden? Zijn de taken en bevoegdheden inmiddels overgedragen aan de nieuwe interim-bestuurder? De Staatssecretaris heeft in zijn brief geschreven dat een versterking van de bestuurskracht een cruciale voorwaarde is voor de verbetering en bestendiging van de onderwijskwaliteit. Tegelijkertijd constateert hij dat er door de eilandsituatie sprake is van een beperkte bestuurlijke capaciteit en een complex van persoonlijke verbindingen. Dat hebben we gezien, omdat er ook Nederlanders in het bestuur zaten. Welke maatregelen neemt de Staatssecretaris om te voorkomen dat dit in de toekomst tot problematische en inefficiënte besluitvorming leidt?
Het is prima dat de Staatssecretaris vasthoudt aan zijn ambitie om de basiskwaliteit in 2016 te realiseren. Dat wil het CDA ook, want hoe eerder hoe beter. We hebben geconstateerd dat onderwijs de toekomst bepaalt voor de jongeren op Bonaire. Ik schrik wel van de ontsnappingsclausule «of zo snel mogelijk daarna». Ik vraag de Staatssecretaris zich aan zijn ambitie te houden om het zo snel mogelijk te doen.
Staatssecretaris Dekker: Voorzitter. Het is goed dat we weer spreken over het onderwijs in Caribisch Nederland. Alle woordvoerders gaven al aan dat het voor de toekomst van de drie eilanden cruciaal is dat de toekomstige generaties daar een opleiding kunnen volgen. Zij zijn straks de bestuurders en de ondernemers die de eilanden gaan runnen. We hebben er goed aan gedaan om na 10 oktober 2010 onderwijs op de agenda te zetten als een van de dingen waaraan we het hardst moeten trekken om het zo goed en snel mogelijk op orde te krijgen. De laatste keer dat we hierover spraken was op 15 oktober. Dat is inmiddels ruim een halfjaar geleden. In de tussentijd is er weer heel wat gebeurd.
Ik begin met de positieve dingen. De heer Van Meenen refereerde al aan het feit dat uit het basistoezicht van de inspectie op Sint-Eustatius blijkt dat de Golden Rock School op een voldoende niveau zit. We zien bovendien dat deze ontwikkeling zich heeft doorgezet. Ik was vorige week heel erg verheugd om te mogen aankondigen dat opnieuw drie scholen het groene licht hebben gekregen van de onderwijsinspectie omdat ze op het goede niveau zitten. Het betreft het Kolegio San Luis Bertrán, het Kolegio San Bernardo en De Pelikaan, alle drie op Bonaire. Op het eiland waar de grootste problemen zich concentreren rond het vo zijn er bij drie belangrijke scholen dus wel degelijk stappen gezet. Ik kom hier later nog op terug. In totaal vier van de twaalf scholen voor primair onderwijs hebben in ieder geval het niveau van de basiskwaliteit bereikt. Maar dat hebben ze nog lang niet allemaal, zeg ik in de richting van de heer Oskam. We willen natuurlijk nog steeds dat dit in 2016 voor alle scholen geldt. De heer Oskam mag me aan die ambitie houden en me erop afrekenen. Bepaalde scholen moeten nog van heel erg ver komen. Ik zal straks ook nog iets zeggen over het mbo, waarover vragen zijn gesteld. Het is haast een morele plicht om die scholen niet weer op de lange baan te zetten. We gaan voor 2016. Dat houdt de druk erop, bij mij en bij de schoolbestuurders daar, en het houdt het enthousiasme vast. Laten we maar met deze snelheid en met deze instelling doorgaan. Dan kunnen we heel ver komen, verder dan wanneer we de ambities bijstellen.
Behalve over de kwaliteit van het onderwijs is er een aantal positieve dingen te zeggen over de benodigde randvoorwaarden voor goed onderwijs. Aan het begin van deze kabinetsperiode heb ik wat bezoeken gebracht aan de drie eilanden. Ik ben toen ook op bezoek geweest bij de scholen om de mensen een hart onder de riem te steken. Ik heb gezien dat het veel uitmaakt waar de mensen werken, waar de leraren hun lessen geven en de kinderen leskrijgen. We hebben niet voor niets veel geld uitgetrokken voor het op orde brengen van de onderwijshuisvesting. Voor de scholen die hun huisvesting goed op orde hebben is het gemakkelijker om goede leraren aan te trekken. Daarover hebben ze in ieder geval geen zorgen. Op het gebied van de onderwijshuisvesting is een aantal belangrijke stappen gezet. Naar verwachting wordt dit jaar de gerenoveerde bebouwing voor de Golden Rock School op Sint-Eustatius opgeleverd, evenals de nieuwbouw van de Watapanaschool op Bonaire. Gisteren was er een feestelijk moment op Bonaire bij het leggen van de eerste steen van de brede school.
In het vo en het mbo op Saba en Sint-Eustatius is veel werk verricht, maar er zijn nog een aantal stappen te zetten. De heer Van Meenen stelde hier een vraag over. Ik kom daar straks op terug. Er is in ieder geval ook voor het vo en het mbo extra geld beschikbaar gesteld, gekoppeld aan verbeterplannen, om zo belangrijke stappen te kunnen zetten.
De heer Van Laar (PvdA): Volgens mij is de Staatssecretaris klaar met het po. Als dat niet juist is, hoor ik dat graag.
Staatssecretaris Dekker: Er zijn specifieke vragen gesteld over het po. Ik wil nog iets zeggen over de kwaliteit in brede zin en de bekostiging, waarbij een aantal dingen spelen. Daarna wil ik even stilstaan bij de taalkwestie. Tot slot wil ik afronden met de SGB.
Er zijn verschillende vragen gesteld over de bekostiging. In het vo heeft een bijstelling plaatsgevonden. Mijn indruk is dat er in het po veel minder discussie is over de hoogte van de bekostiging. Dat wordt bevestigd door de inspectie. De heer Van Meenen vroeg hoe het zit met de bekostiging in het Caribisch deel van Nederland, ook ten opzichte van het Europese deel. In de brief naar aanleiding van het vorige algemeen overleg heb ik meer specifiek per bekostigingsonderdeel aangegeven hoe de bekostiging op deze eilanden zich verhoudt tot die in Europees Nederland. Inmiddels zit de bekostiging op een goed niveau en is deze vergelijkbaar met de bekostiging in het Europese deel van Nederland. Wat betreft de ondersteuning of het extra geld dat de scholen krijgen voor het wegwerken van achterstanden, ligt het niveau zelfs hoger.
Ik heb een aantal voorbeelden. De uitgaven per leerling in het vo liggen voor het Europese deel van Nederland op € 7.800 en bij de SGB op € 8.500. De scholen in Caribisch Nederland krijgen in het kader van de extra ondersteuning voor al hun leerlingen bijvoorbeeld een lwoo-opslag. Voor scholen in Europees Nederland geldt die voor ongeveer 20% van de leerlingen, terwijl die in Caribisch Nederland voor vrijwel alle leerlingen geldt. Ze krijgen daardoor dus extra geld. We hebben de gehele bekostiging nog eens extern laten valideren. De indruk is dat deze nu op een goed en eerlijk niveau ligt.
De heer Van Meenen vroeg of de Kamer hiervan een overzicht kan krijgen. Ik ben van mening dat je dit voor het vo al kunt vinden in het rapport. In het po vindt op dit moment een herijking plaats. Naar aanleiding van de herijking kan ik de Kamer een overzicht geven van de manier waarop een en ander precies uitwerkt per individuele basisschool.
De heer Van Meenen vroeg naar de consequentie voor de vo-scholen op de eilanden als de bekostiging in Nederland gaat veranderen. Voor het vo wordt er bijvoorbeeld gekeken naar een vereenvoudiging van de bekostiging. Ik denk dat de scholen in Caribisch Nederland op den duur in deze verandering moeten meelopen. We moeten apart bekijken hoe het implementatietraject voor de eilanden eruit moet zien en wat de effecten hiervan kunnen zijn. Zoals zo vaak bij wetgeving, zal ik apart voor de eilanden bekijken of de implementatie bijvoorbeeld in hetzelfde tempo moet plaatsvinden en hoe een en ander precies uitpakt.
De heer Van Meenen stelde een vraag over het po op Saba. Er is geconstateerd dat het daar de goede kant op gaat met het onderwijs, maar dat er nog wel een extra impuls nodig is. Hij vroeg die impuls iets meer in te kleuren en toe te lichten. De inspectie heeft geconstateerd dat de Sacred Heart School op Saba vooruitgang heeft geboekt op een aantal belangrijke onderwerpen als kwaliteitszorg, de zorg aan leerlingen en specifieke onderwijsbehoeften. Tegelijkertijd heeft ze geconstateerd dat de vooruitgang op een aantal andere vlakken stagneert en dat er wel iets extra's moet gebeuren om ervoor te zorgen dat het basiskwaliteitsniveau in 2016 wordt behaald. Het betreft specifiek een verbetering van het didactisch handelen in de onderbouw en de afstemming van de instructie op de verschillen tussen leerlingen, zowel in het algemeen als in de kwaliteit van de zorg en begeleiding van de zorgleerlingen. In de oplegbrief bij de stukken die de leden hebben ontvangen staat een soort samenvatting waaraan de heer Van Meenen refereert. Als het goed is, zitten bij de bijlagen de individuele inspectierapporten per school. Daarin is een en ander nader uitgewerkt en beschreven.
De heer Van Laar (PvdA): Dit is misschien het juiste moment voor mijn vraag. In de rapporten over het po staat bij elke school hetzelfde commentaar. Er zijn onvoldoende instrumenten om de sociaaleconomische ontwikkeling van de leerlingen te stimuleren. Ze wachten op zorgbegeleiding, maar die is niet op orde. Daaraan schort het nu juist vaak. De kinderrechten zijn op heel veel punten niet gewaarborgd. De kinderen worden thuis vaak verwaarloosd, krijgen onvoldoende aandacht of erger. We verwachten op de scholen een klimaat dat daaraan tegenwicht biedt, maar dat is er niet. We krijgen te horen dat het eigenlijk al te laat is als de leerlingen op het middelbaar onderwijs aankomen, omdat ze dan een achterstand van twaalf jaar hebben opgelopen. Dat geldt natuurlijk niet voor alle leerlingen, maar wel voor een grote groep. We zien eigenlijk hetzelfde bij alle scholen terug. Wordt hierop gericht ingezet? Wordt het probleem lokaal niet belangrijk gevonden en krijgt het daardoor te weinig aandacht? Waar zit het knelpunt? Waarom laten alle scholen daar de bal vallen?
Staatssecretaris Dekker: Dat heeft voor een deel te maken met de aantallen. Bij de scholen in Nederland betreft het enkele leerlingen per klas, terwijl de problematiek op de eilanden erger en dieper is. Ik constateer dat het bijzondere expertise vraagt om het goed te organiseren en dat die op de eilanden soms lastig voorhanden is. We ondersteunen de scholen door te bekijken hoe we het beter kunnen organiseren. In de aanloop naar de basiskwaliteit moet er op dit punt zeker nog een en ander gebeuren om die op een goed niveau te krijgen. Dat heeft dus onze bijzondere aandacht.
De heer Van Meenen (D66): Mijn vraag ging over de extra impuls. Ik lees dat de Staatssecretaris een extra impuls gaat geven. Zo begreep ik tenminste zijn woorden: dit heeft een extra impuls nodig. Uit de woorden van de Staatssecretaris begrijp ik dat die impuls vooral vanuit de scholen zelf moet komen, in de zin dat ze nog meer aandacht moeten geven aan alle aanwezige problemen. Natuurlijk gebeurt er vanuit Nederland ook al iets extra's. Ik was echter op zoek naar het antwoord op de vraag wat de Staatssecretaris als extra impuls hieraan wil geven. Op grond van zijn woorden vermoedde ik namelijk dat hij dat wilde doen.
Staatssecretaris Dekker: Wij hebben op de eilanden een soort dependance van het ministerie. Daar lopen mensen rond die met de mouwen opgestroopt de scholen ondersteunen om dit goed te organiseren. Ze bekijken waar de expertise op de eilanden aanwezig is of van waar die naar de eilanden toe gebracht kan worden. Zij leveren ook hand- en spandiensten om te bekijken wat er praktisch goed geregeld en opgezet kan worden in de scholen.
De heer Van Meenen (D66): Uitstekend, maar is het de bedoeling dat het ministerie of de inspectie daarbovenop nog extra dingen doet? Heeft die extra impuls daarop betrekking? Zo ja, wat gaan ze dan doen?
Staatssecretaris Dekker: Met een extra impuls bedoelen we dat we even extra hard moeten werken om ervoor te zorgen dat iedereen erbij wordt getrokken, om zo in 2016 de gewenste basiskwaliteit te hebben. Daarin hebben de scholen zelf ook een verantwoordelijkheid. Het hoort bij hun kerntaken. Als ze vragen om hulp of ondersteuning of als ze tegen praktische problemen aanlopen, staan onze mensen aldaar paraat om met de scholen mee te denken over de manier waarop een en ander praktisch vormgegeven kan worden. Voor een deel betreft het het organiseren van expertiseteams, soms op schoolniveau, soms bovenschools. Als er bijvoorbeeld geen ambulante begeleiding binnen een school georganiseerd kan worden, wordt bekeken of die met een aantal scholen gedeeld kan worden. Op deze manieren moet het gebeuren. Soms betreft het heel specifieke expertise en begeleiding. Men kan zich voorstellen dat op een klein eiland niet alles onmiddellijk voorhanden is. Het moet dus soms van buiten naar de eilanden gehaald worden. Voor een zwaar autistisch kind op Saba is niet alle expertise en begeleiding paraat en precies zo geregeld als in Nederland met speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs en alle ambulante begeleiding daaromheen.
De heer Van Laar vroeg naar de aanvullende middelen voor het vo. Hij vroeg hoe dat precies in het werk gaat en waar die middelen voor bedoeld zijn. Deze zijn bedoeld om de kwaliteit te versterken en te verbeteren. Om ervoor te zorgen dat dit geld ook aan die verbeteringen wordt besteed, hebben we als voorwaarde gesteld dat de drie vo-scholen met een concreet plan komen. Dat plan wordt extern gevalideerd door een aantal ervaren oud-bestuurders uit Nederland. Deze bestuurscoaches doen in Nederland het een en ander, maar zijn ook actief op de eilanden. De gesprekken lopen in twee gevallen goed. Ik heb er dus vertrouwen in. Bij het derde geval, de SGB, sta ik straks uitvoeriger stil.
De heer Van Laar vroeg hoe het zit met de basiskwaliteit in het mbo en wanneer die precies wordt behaald. Dat is moeilijk te zeggen. Er wordt hard gewerkt. Het is inmiddels wel duidelijk dat de basiskwaliteit in 2016 bij veel van de mbo-opleidingen nog niet volledig gerealiseerd zal zijn. De inspectie rapporteert over de verschillende aspecten van de onderzochte opleidingen en deelt haar bevindingen actief met de scholen, zodat ze aan de hand daarvan een en ander snel kunnen oppakken en verbeteringen kunnen doorvoeren. In de kern komt het erop neer dat mede door herhaald inspectiebezoek bij opleidingen met gebreken, voor de scholen inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre ze erin zijn geslaagd die gebreken weg te nemen. Het is verder nog waard te vermelden dat drie vo-scholen die ook mbo-opleidingen aanbieden – die worden vaak gecombineerd – na de zomer van 2014 voor de examens een gezamenlijk bureau hebben ingesteld dat hen begeleidt bij de professionalisering hiervan. Voor de betrouwbaarheid van de diploma's die daar worden afgegeven, is dat in ieder geval een flinke stap vooruit.
De heer Van Laar vroeg hoe het zit met de klachtenregeling. Hij constateerde op basis van de toegestuurde rapporten dat er niet overal een klachtenregeling is en dat de klachtenafhandeling niet goed is geregeld. Ik kan melden dat alle scholen inmiddels hebben ingestemd met het instellen van een klachtencommissie. Er komt één commissie voor de drie eilanden, bestaande uit drie leden, van ieder eiland één. Op dit moment wordt een instellingsbesluit opgesteld om de klachtencommissie formeel op te richten.
De heer Bosman (VVD): Als er nooit klachtencommissies zijn geweest, hoe leven mensen zich dan in hun rol en verantwoordelijkheden in als die commissie ingesteld wordt? Is hierin een rol weggelegd voor een coach van buitenaf die de commissie actief begeleidt in de manier waarop men met klachten omgaat? Hoe doorbreek je de cultuur dat iets goed is als de baas het zegt en dat je gewoon je mond moet dichthouden? Een klachtencommissie kan een essentiële verbetering van onderwijs creëren. Hoe gaan we dat borgen?
Staatssecretaris Dekker: Ook daarbij helpen onze mensen bij Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) natuurlijk. Om te beginnen moet bekend worden dat er een klachtenregeling is. In de schoolgidsen van volgend jaar moet dit nadrukkelijk vermeld worden. Er zal gewerkt worden aan de communicatie zodat ook ouders, leerlingen en leraren weten van het bestaan van een degelijke klachtencommissie. Er zal gesproken worden met de schoolleiders en besturen aldaar over de manier waarop men ervoor kan zorgen dat het betekenisvol wordt en gaat lopen.
De heer Van Laar (PvdA): Vertrouwelijkheid is heel belangrijk in dezen. Het zijn natuurlijk mensen van de eilanden. Dat is heel goed. We zien echter dat klachten heel snel bekend worden en dat dit de bereidheid om te klagen ernstig vermindert. Zijn er bijzondere voorzorgsmaatregelen genomen of gaan we er straks naar kijken en er heel snel van leren? Hoe is het ingericht?
Staatssecretaris Dekker: Dat is een goede vraag. Die neem ik mee om met de mensen daar te bespreken. De eilanden zijn dermate klein dat iedereen iedereen kent. In die zin is het iets minder gemakkelijk dan in Nederland. In Nederland hebben we ook kleine gemeenschappen in kleine dorpen, maar we kunnen gewoon iemand ergens anders vandaan halen. Dat gaat op de eilanden praktisch gezien wat lastiger. We moeten bekijken hoe we hier op een verstandige manier mee omgaan. Staat u mij toe dat ik dit even meeneem en het met mijn mensen van RCN op de eilanden bespreek.
De voorzitter: Op welke manier wordt de commissie hierover geïnformeerd?
Staatssecretaris Dekker: Ik leef in de veronderstelling dat we de vorige keer hebben afgesproken dat we jaarlijks over de vorderingen van de onderwijskwaliteit en andere zaken op Bonaire rapporteren. Ik stel voor dat we het daarbij meenemen.
Ik haak even aan op de klachtenregeling. Die heeft natuurlijk veel te maken met de manier waarop de boel wordt bestuurd. De heer Van Laar vroeg of de Code Goed bestuur die in Nederland geldt, ook op de eilanden geldt. Dat is nu nog niet het geval, maar wel vanaf 1 augustus 2016. De scholen moeten dan starten met de vorming van een raad-van-toezichtmodel. Ik zeg er onmiddellijk bij dat het goed is om de structuren neer te zetten. Het is geen panacee waarmee alle problemen met de bestuurskracht, die we hier en daar nog tegenkomen, een-twee-drie worden opgelost. Het wordt in ieder geval wel meer in lijn gebracht met de manier die we kennen in het Europese deel van Nederland.
Ik ga over naar de vragen die gesteld zijn over de taalkwestie. Met betrekking tot de taalproblematiek constateren we dat er op Sint-Eustatius en Bonaire een aantal belangrijke stappen zijn gezet. Op Sint-Eustatius werken de scholen hard aan de wijziging van de schooltaal van het Nederlands naar het Engels. Engels wordt komend schooljaar de schooltaal, waarbij Nederlands als vreemde taal gegeven wordt. Waar mogelijk wordt samen met Saba opgetrokken. Men moet dan denken aan de ontwikkeling van het benodigde materiaal en de opleiding van de docenten. Op papier is een onderwijstaal natuurlijk snel veranderd, maar het vraagt heel veel van iedereen op de scholen. Net zoals dat ooit voor Sint-Eustatius is gebeurd, heeft de Nederlandse Taalunie een advies voor Bonaire uitgebracht. Daarbij is heel nadrukkelijk geadviseerd het Nederlands te behouden als onderwijstaal, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat Nederlands voor de meeste leerlingen op Bonaire een vreemde taal is. De bewuste keus voor Nederlands aldaar heeft te maken met het vervolgonderwijs en de waarde van het diploma enzovoorts. In navolging van dit advies is mijn inzet om te bekijken of we niet vroeger en intensiever kunnen beginnen met het Nederlands voor de leerlingen, maar het Papiaments wel te behouden en te verstevigen, zodat de twee talen goed naast elkaar kunnen bestaan.
Op dit moment zijn twee expertgroepen bezig te bekijken of er langs dit principe gewerkt moet worden en wat de uitvoeringsconsequenties zijn. Deze vorm van werken is ons goed bevallen op Sint-Eustatius. We bekijken eerst zorgvuldig of we een soort principebesluit kunnen bereiken. Vervolgens bekijken we met alle betrokkenen hoe we een en ander handen en voeten kunnen geven. In de expertgroepen zitten niet alleen vertegenwoordigers van scholen, maar ook deskundigen van bijvoorbeeld de Taalunie en universiteiten. Ik verwacht dat dit leidt tot een plan van aanpak dat voor de zomer wordt opgeleverd.
De heer Van Meenen stelde in zijn inbreng dat het goed is als Engels de voertaal op Sint-Eustatius en Saba wordt. Dat is helemaal in lijn met wat we op dit moment doen.
De heer Bosman heeft gelijk als hij zegt dat we op een gegeven moment een duidelijke keuze moeten maken. Dat is op Sint-Eustatius gebeurd. Ik vind eerlijk gezegd dat dit op Bonaire ook is gebeurd. Het is nu veel meer zaak hoe we de keuze handen en voeten geven en hoe we die in de praktijk uitvoeren. Het gaat niet meer zozeer om de of-vraag, maar om de vraag op welke manier het precies mogelijk is.
De heer Bosman (VVD): Het is cruciaal dat de onderwijzers het Nederlands goed beheersen. De kwaliteit van het Nederlands van het onderwijzend personeel is essentieel. Hoe borgt de Staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Dekker: Ik weet niet of de Nederlandse taalbeheersing bij alle onderwijzers een probleem is. Ik lees dit niet een-twee-drie terug in de inspectierapporten. Ik wil er dus niet op vooruitlopen. Uiteraard wil ik best bekijken wat we kunnen doen om het taalniveau op scholen goed op orde te krijgen, als er een definitieve keuze wordt gemaakt om Nederlands als voertaal op Bonaire te behouden. Waar nodig kunnen we dat met extra bij- en nascholing oppakken. Dat hebben we in het verleden ook wel gedaan. In Nederland doen we het op andere niveaus ook op deze manier, bijvoorbeeld bij de voorscholen. Daar wilden we het taalniveau op een hoger plan brengen. Voor scholen is dit natuurlijk evident.
De heer Van Laar (PvdA): Op papier staat het natuurlijk mooi dat de voertaal Nederlands is. Dat is nu ook al zo. In de praktijk staan er echter docenten voor de klas die in drie talen lesgeven. Als ze alleen in het Nederlands lesgeven, begrijpen de leerlingen het meestal niet. Ik sprak een leraar maatschappijleer. Hij geeft een les in eerste instantie in het Nederlands en daarna in het Papiaments, waarbij sommige leerlingen nog ondersteuning in het Engels nodig hebben omdat ze dat onderling spreken. Engels gaat er gemakkelijker in, om het zo maar te zeggen. Er is daar echt nog een wereld te winnen, zowel voor onderwijzers als voor leerlingen. Als daarin niet fors geïnvesteerd wordt, houden we dezelfde situatie. Dat wil ik in ieder geval aan de Staatssecretaris meegeven. Het is op papier mooi als iedereen Nederlands spreekt en in het Nederlands lesgeeft, maar de leerling begrijpt het niet.
Staatssecretaris Dekker: De heer Van Laar heeft een punt. Daarom moet het ook van twee kanten komen, niet alleen van leraren die de taal goed onder de knie hebben. We moeten ook bekijken wat we kunnen doen op het niveau van de leerling om ervoor te zorgen dat ze de meest basale dingen niet tijdens hun schoolloopbaan moeten bijspijkeren. We moeten er eerder mee beginnen, in de kleuter- of peuterperiode. Dat zou al enorm schelen.
De heer Bosman vroeg hoe het met de instructietaal zit. De startpositie op Sint-Eustatius en Saba is anders dan op Bonaire. Op Sint-Eustatius en Saba wordt thuis Engels gesproken. Ook voor 10 oktober 2010 was de onderwijstaal op Saba al Engels. In die zin is het eenvoudiger om het nu zo vorm te geven. Het vraagstuk is hier veel meer hoe we ervoor zorgen dat Nederlands als vreemde taal op een goede manier wordt onderwezen. Op Bonaire is het anders. De voertaal thuis is daar vaak Papiaments, terwijl in het onderwijs heel nadrukkelijk is gekozen voor Nederlands als voertaal. We kunnen wel iets leren van de andere twee eilanden, maar de uitdaging is wezenlijk anders. Nogmaals, die vraagt het nodige van leraren, maar ook van leerlingen.
De heer Van Meenen (D66): Ik ben het er uiteraard mee eens dat er een heldere keuze gemaakt wordt. Uit de woorden van de Staatssecretaris maak ik echter op dat die keuze nog niet definitief is. Er ligt een advies om voor Nederlands te blijven kiezen. We kunnen ons afvragen of dat de optimale keuze voor de toekomst van deze leerlingen is. Ik heb het net in mijn inbreng al gezegd. Welke keuze er ook gemaakt wordt, het betreft altijd een vreemde taal ten opzichte van de taal die thuis gesproken wordt. Ik kan me ook niet voorstellen dat het onderwijs geheel in het Papiaments gegeven kan worden, zeker niet zo lang we de examens vanuit Nederland organiseren. Staat de Staatssecretaris überhaupt nog open voor een andere keuze, bijvoorbeeld Engels of Spaans? Daardoor worden de toekomstmogelijkheden van deze kinderen misschien verder vergroot dan door een strikte keuze voor het Nederlands.
Staatssecretaris Dekker: Ik leef in de veronderstelling dat we na het advies van de Taalunie ook op Bonaire al een keuze hebben gemaakt. De Taalunie heeft naar dit soort dingen gekeken. Als we een andere instructietaal kiezen, zou op Bonaire het Papiaments het meest voor de hand liggen. Die taal wordt doorgaans thuis en op straat gesproken. De Taalunie schrijft in haar advies ook waarom het onverstandig zou zijn hiervoor te kiezen. Het is in zekere zin nog een minder goed ontwikkelde taal. Er is onvoldoende tekstaanbod om goed onderwijs in het Papiaments te kunnen geven en het als goede onderwijstaal te kunnen laten dienen, nog los van de doorstroomconsequenties die aan deze keuze vastzitten. Met Nederlands komt men ook niet overal, omdat het ook maar een kleine taal is. Met Nederlands kan men wel gaan studeren aan een universiteit of hogeschool in Nederland. Dat is met Papiaments uitgesloten. Om deze redenen is gekozen voor het Nederlands. Nu daarvoor is gekozen wordt er veel meer gekeken naar de manier waarop het niveau opgekrikt kan worden en achterstanden kunnen worden ingelopen. Tegelijkertijd probeert men zo veel mogelijk te profiteren van gedegen onderwijs van het Papiaments. Papiaments is de moedertaal. De talen lopen soms parallel. Daardoor kunnen het Papiaments en het Nederlands zo veel mogelijk van elkaar profiteren.
De heer Van Meenen (D66): Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was of de Staatssecretaris ervoor openstaat om Engels of Spaans tot onderwijstaal te maken in plaats van Papiaments. De Staatssecretaris heeft net uitgebreid uitgelegd waarom dat laatste niet verstandig zou zijn. Met Engels of Spaans, ook een tweede taal voor de meeste van deze leerlingen, worden hun mogelijkheden uiteindelijk veel meer vergroot dan met Nederlands, omdat men dan uitsluitend in Nederland een vervolgopleiding kan volgen. Met Engels of Spaans worden de mogelijkheden aanzienlijk groter. We hebben hoe dan ook een probleem. Mijn vraag is of de Staatssecretaris nog openstaat voor Engels of Spaans.
Staatssecretaris Dekker: Dan probeer ik nu een korter antwoord te geven. Het antwoord op die vraag is nee. We hebben een goed gefundeerd onderzoek laten doen en een advies laten opstellen. We hebben een keuze gemaakt. Ik zit ook een beetje op de lijn van de heer Bosman. Op een gegeven moment moet je kiezen en ervoor zorgen dat de gemaakte keuze goed wordt uitgevoerd.
De heer Van Meenen (D66): Mag ik nog één vraag stellen?
De voorzitter: Wij hebben voldoende tijd, dus bij wijze van uitzonderling mag dat.
De heer Van Meenen (D66): Ik ken eerlijk gezegd het advies van de Taalunie niet. Het klinkt me een beetje in de oren als «wij van WC-EEND adviseren WC-EEND»: wij van de Nederlands-Vlaamse Taalunie adviseren om het in het Nederlands te doen. Zijn er andere doorslaggevende argumenten waarom het niet Engels of Spaans kan zijn, of is er alleen gekeken naar de vergelijking tussen het Nederlands of het Papiaments? Dan zijn we er natuurlijk snel uit.
Staatssecretaris Dekker: Er is breed gekeken. Ik leef in de veronderstelling dat de Kamer het advies van de Taalunie ook heeft ontvangen. Het is goed om dat hierop na te slaan. Er is ook naar het Engels gekeken. De heer Van Meenen heeft het over «wij van WC-EEND adviseren WC-EEND». De Taalunie is wel degelijk betrokken geweest bij de advisering van de taal op Sint-Eustatius en daar is bewust gekozen voor Engels. Heel veel taaldeskundigen hebben bekeken wat het beste aansluit en het meest reëel is. Soms is het goed te bekijken waar men vandaan komt en wat men al heeft. De keuze voor een heel andere taal zoals Spaans of Engels vraagt een complete omslag in het onderwijs op Bonaire. Alles overziend heeft men uiteindelijk de afweging gemaakt dat het beter is om Nederlands als instructietaal te behouden.
Het is goed om nog even stil te staan bij de SGB. Er zijn een aantal positieve dingen te melden over de eilanden, maar de SGB baart me heel veel zorgen. De recente discussies over het onderwijs in Caribisch Nederland lijken alleen nog maar te gaan over de SGB. Ik kan de leden vertellen dat we er onze handen vol aan hebben. Alle kinderen, dus ook de kinderen op Bonaire, hebben recht op goed onderwijs. Goed onderwijs vraagt om goede bestuurders, die een school de goede kant op laten gaan. Ik zie dat het onderwijs op heel veel plekken stapje voor stapje verbetert. Soms gaat dat niet snel genoeg, maar gaat het wel de goede kant op. Dat is bij de SGB niet het geval. Sterker nog, ik heb af en toe de indruk dat het hier de verkeerde kant opgaat. Dat wringt natuurlijk des te meer, omdat de ouders en kinderen op Bonaire helemaal geen keuze hebben. De heren Bosman en Van Laar zeiden het beiden ook al nadrukkelijk. Op het eiland is maar één school voor vo en mbo. Dit is een heel grote school. Als de situatie daar niet op orde is, moeten we op een gegeven moment bekijken wat we daaraan kunnen doen.
Na de toch wel zeer kritische rapportage van de inspectie van afgelopen oktober ben ik met de Minister tot de conclusie gekomen dat het zittende bestuur in ieder geval niet kan doorgaan. Een van de dingen die we kunnen doen, is ingrijpen middels een aanwijzing. In de gevallen waarin we dat in Nederland hebben gedaan, betrof de aanwijzing vaak een opdracht aan het bestuur om iets te doen of iets te laten. Het is misschien wel de meest vergaande vorm dat we een voorgenomen aanwijzing hebben opgesteld waarin ervan wordt uitgegaan dat het zittende bestuur zijn positie opgeeft en een ad interim-bestuurder aanstelt. Deze moet ons vertrouwen hebben en een nieuw bestuur benoemen. Voorop staat dat dit uiteindelijk moet leiden tot kwalitatief beter onderwijs op de SGB. Daarbij moeten bovendien voorwaarden worden gesteld om de enorme stappen die daarvoor gezet moeten worden, op een goede manier te ondersteunen. Dat heeft te maken met bestuurskracht, de bijzondere context van de school en de vlakken waarop dan stappen vooruit gezet moeten worden. Dit betreft bijvoorbeeld verandercapaciteit, financiële expertise om dit onderdeel ook beter in de klauwen te krijgen en een visie voor duurzame kwaliteitsverbetering in het onderwijs.
Zolang dit niet is geregeld, heeft het een enorme weerslag op de docenten en de ouders. Iedereen wil graag dat er schoon schip wordt gemaakt, zodat er een nieuwe start kan plaatsvinden. De inspectie heeft geconstateerd dat het verbetertraject nog steeds stagneert. In maart en april zijn er bezoeken gebracht aan de SGB. Er is toen geconstateerd dat ook het verbeterplan waarmee nu wordt gewerkt, nog steeds onvoldoende is uitgewerkt en dat de plannen geen concreet beleid omvatten dat ervoor zorgt dat de basiskwaliteit in 2016 wordt bereikt. Ik ontving eerder deze week een ambtsbericht van de inspectie. Dat krijg ik meestal als er iets dringends aan de hand is. Het bericht betrof de SGB met een weerslag van de gesprekken die de inspectie daar gevoerd had. Ik kan wel zeggen dat mijn zorgen niet zijn afgenomen, maar toegenomen.
Ik heb de Kamer eerder geïnformeerd over het voornemen tot een aanwijzing. Volgens de procedure moet dit eerst kenbaar worden gemaakt aan het bestuur om dat in staat te stellen erop te reageren of er zelf conclusies uit te trekken. De voorgenomen aanwijzing strekt ertoe dat er een bestuur wordt aangesteld dat beschikt over voldoende bestuurskracht in de specifieke context van de SGB. Een en ander houdt in dat het bestuur zijn taken en bevoegdheden zal overdragen aan een interim-bestuurder die het vertrouwen van de Minister en mij geniet. Deze interim-bestuurder moet vervolgens zorgdragen voor de vorming van een nieuw bestuur. Inmiddels is het bestuur van de SGB afgetreden en is er een nieuw bestuur aangetreden zonder overleg met mij of mijn mensen. Dit is niet conform de bedoeling en de strekking van de voorgenomen aanwijzing. Het betreft overigens niet het voltallige bestuur. Zover we het kunnen overzien, neemt nog een enkeling uit het oude bestuur zitting in het nieuwe bestuur.
Op dit moment kan ik het nieuwe bestuur niet het vertrouwen geven dat het beschikt over voldoende bestuurskracht om deze complexe situatie te leiden. Dat heeft simpelweg te maken met het feit dat we de mensen die zijn toegetreden tot het bestuur, niet kennen. Daarom heb ik een bijzondere adviescommissie, bestaande uit twee ervaren personen, gevraagd om volgende week naar Bonaire te gaan, gesprekken te voeren met de nieuwe bestuurders en mij een advies te geven over de geschiktheid van het bestuur om de enorme opgave waarvoor het staat, te volbrengen. De leden van die commissie zijn Glenn Thodé, oud-gezaghebber van Bonaire, en Kete Kervezee, oud-inspecteur-generaal van de Inspectie van het Onderwijs. Zij zijn zeer goed in staat om te wegen of het nieuwe bestuur is opgewassen tegen zijn taak. De adviescommissie zal gesprekken voeren met de bestuursleden, individueel en gezamenlijk, en mij op basis daarvan adviseren. Indien het bestuur ongeschikt wordt geacht voor deze ingewikkelde taak, verwacht ik dat het bestuur alsnog zijn conclusies verbindt aan dit advies en zijn taken overdraagt aan een interim-bestuurder. Mocht het bestuur dat uiteindelijk niet doen, dan zal ik alsnog de aanwijzing definitief maken. Daarmee kunnen we de school dwingen tot maatregelen. Als die niet worden genomen, kunnen we die uiteindelijk afdwingen door middel van bekostigingssancties. We kunnen dan uiteindelijk belanden in het scenario waaraan de heer Van Laar refereerde, namelijk dat op een gegeven moment de geldkraan wordt dichtgedraaid. Ik hoop uiteraard dat het niet zo ver komt. De kinderen zijn daar immers niet bij gebaat en de docenten van de SGB evenmin. Iedereen is erbij gebaat dat er zo snel mogelijk een nieuw bestuur komt dat orde op zaken stelt. Om te beginnen moet ik nu dus een indruk krijgen of het nieuwe bestuur daartoe geschikt is.
De heer Van Meenen (D66): Stel dat we in dat horrorscenario terechtkomen en de bekostiging wordt ingetrokken. Wat dan? De school kan dan niet meer bestaan, terwijl het de enige school op Bonaire is. We zullen er nog maar even niet bij stilstaan. Als dat gebeurt, lijkt het me wel zaak dat we hierover onmiddellijk geïnformeerd worden en bespreken welke situatie er dan ontstaat.
Ik heb een vraag gesteld over de positie van de rector. Is die in het geding? Dat kan ik niet opmaken uit de stukken. Ik dacht dat die rector vorig jaar augustus of september was aangetreden.
Staatssecretaris Dekker: In de huidige structuur gaan we niet over het personeel van de SGB. Het is aan het nieuwe bestuur om daarin stappen te zetten. Dat moet daarin maatregelen nemen op basis van nieuwe eerste indrukken en de inspectierapporten die een inkijkje geven in het reilen en zeilen van de school.
Ik zal de Kamer steeds actief informeren, als we overgaan tot definitieve stappen als een aanwijzing of bekostigingssanctie.
De heer Van Laar (PvdA): Ik typeerde het optreden van de Staatssecretaris in eerste termijn als genuanceerd. Dat is het ook. We blijven daarmee wel om het probleem heen draaien. Een bestuur waarin we geen vertrouwen hebben, benoemt een directeur, over wie de inspectie zegt dat hij geen kwaliteit heeft toegevoegd. Vervolgens zoekt de directeur nieuwe bestuurders om het oude bestuur te vervangen en sturen we weer een commissie. Als de commissie concludeert dat het niet goed is, zoekt de directeur of iemand anders vast weer nieuwe bestuursleden. Zo blijven we ronddraaien, terwijl de leerlingen ondertussen volgende maand examen moeten doen en er weinig gebeurt wat hen helpt. Hoe kunnen we dit doorbreken?
Staatssecretaris Dekker: Ik lees de inspectierapporten ook en heb daar mijn indrukken bij en een eigen mening over. Tegelijkertijd is het voor de zorgvuldigheid van deze procedure, en daarmee voor de slagingskansen, belangrijk om steeds alle stappen afgewogen te nemen. Ik hoop dat de commissie zegt dat dit een fantastisch goed nieuw bestuur is dat het allemaal gaat doen, of dat de commissie tot een andere conclusie komt en dat het bestuur vervolgens zijn conclusies trekt. Anders komen we in een juridische procedure terecht waarbij de rechter bekijkt of we de diverse stappen zorgvuldig en netjes hebben afgewikkeld. Ik moet dus soms even op mijn tong bijten of de tijd nemen om de diverse stapjes netjes af te lopen, om ervoor te zorgen dat we in ieder geval niet betrapt kunnen worden op procedurele gebreken, mocht het zover komen. En nogmaals, ik hoop dat dat niet het geval zal zijn.
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik zei het net al in mijn interruptie en bedacht toen dat ik de rest in mijn tweede termijn zou noemen. Dit jaar doen opnieuw leerlingen eindexamen. Vorig jaar hebben we gezien dat dit in de hogere lagen helemaal fout is gegaan. Het is moeilijk voor te stellen dat het dit jaar veel beter gaat, gezien de inspectierapporten en alle ontwikkelingen. Kunnen de leerlingen extra hulp krijgen, misschien buiten de school om georganiseerd? Kunnen er bijvoorbeeld tussen het examen en herexamen bijlessen aan de leerlingen aangeboden worden, zodat ze een en ander nog kunnen bijspijkeren? Vorig jaar hebben we een extra examenmogelijkheid geboden. Is dit ook voor dit jaar een optie als we inderdaad eenzelfde soort cijfers te zien krijgen?
Ik spoor de Staatssecretaris aan door te gaan op dit pad. Ik snap dat hij hierover iets minder duidelijk kan zijn dan ik, zolang het einddoel maar hetzelfde is en volgens mij is dat zo. Ik doe bij dezen ook een oproep aan de mensen op Bonaire om te bekijken of ze vanuit de samenleving iets kunnen doen. Deze school is niet van één persoon of van vijf personen. Deze school is van heel Bonaire. Ze zullen er samen iets mee moeten doen. Ze moeten hun beste mensen naar voren schuiven voor het bestuur om de school vorm en inhoud te geven. Dit is in ieder geval de oproep die ik wil doen.
Ik dank de Staatssecretaris natuurlijk voor zijn beantwoording en zijn toezegging.
De heer Van Meenen (D66): Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Van Laar. De urgentie is groot. Ik begrijp alle zorgvuldigheden die noodzakelijk zijn om het ook juridisch voor elkaar te krijgen. Uiteindelijk staat het belang van de kinderen voorop en moeten er wellicht onconventionele maatregelen genomen worden. Voor het overige spreek ik mijn waardering uit voor de stappen die gezet zijn. Ik zie nu al uit naar het volgende overleg waarin we ongetwijfeld mogen constateren dat het allemaal beter geworden is. Dat wens ik de mensen op de eilanden ook van harte toe.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik heb mogen constateren dat deze Staatssecretaris niet alleen een groot onderwijshart heeft, maar ook een groot Caribisch hart. Hij vindt immers dat er doorgepakt moet worden, dat er positieve verbeteringen zijn en dat er toekomst zit in de eilanden, ook in het onderwijs. Iedereen moet er echter wel aan meewerken. Bijzondere tijden vragen om bijzondere acties. Ik snap dat de Staatssecretaris voorzichtig is ten aanzien van mogelijke rechterlijke zaken en taken. We moeten echter wel beseffen dat er maar één school staat. De ouders en kinderen hebben geen mogelijkheid om weg te gaan. We kunnen alles procedureel en netjes en correct afwerken, maar daarmee verliezen we mogelijk tijd. Ik snap het dilemma van de Staatssecretaris. Hij heeft in ieder geval de steun van de VVD en de collega's om misschien wat onorthodox maar stevig in te grijpen, in het belang van de kinderen en hun toekomst, en dat zo zuiver mogelijk te doen. Voor een goed schoolbestuur gaat om het onderwijs van de kinderen. Het moet niet gaan om het bestuur. Mensen moeten op een gegeven moment gewoon zeggen dat ze terugtreden als er zoveel rommelarij omheen zit. Ik steun de oproep van collega Van Laar aan de mensen op Bonaire die misschien kijken en meeluisteren, om dit zorgvuldig te doen.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de concrete en snelle antwoorden. Het CDA steunt zijn goede en daadkrachtige beleid. Ik ben blij dat de ambities overeind blijven, maar ik had niet anders verwacht.
Staatssecretaris Dekker: Voorzitter. Dit signaal is een goed signaal. Het is breed politiek gedragen en staat los van partijen. Iedereen roept ertoe op om er niet een heel langdradig proces van te maken, maar ervoor te zorgen dat de SGB schoon schip en een nieuwe start kan maken. Tegen de heer Van Laar zeg ik volmondig: ja, we delen het einddoel. Ik heb alleen wel geleerd dat het af en toe schaken is, in die zin dat het soms drie of vier zetten vooruitdenken is en dat je steeds opnieuw verrast wordt. Ik was bijvoorbeeld enigszins verrast door de beweging van het oude bestuur om zonder overleg met het Ministerie van OCW nieuwe mensen in het bestuur te zetten. Nogmaals, ik heb er nog geen goede indruk van kunnen krijgen. We moeten het dus weer zorgvuldig bekijken.
Ik zeg onmiddellijk ja tegen onconventionele maatregelen. Ik ben niet bang uitgevallen. Tegelijkertijd zijn we soms met handen en voeten gebonden aan de wet- en regelgeving die we zelf hebben afgesproken. Die wet- en regelgeving is al een stuk opgerekt en biedt veel meer mogelijkheden om hard in te grijpen. Als we voor het bankje komen te staan en een rechter een onafhankelijke uitspraak moet doen, wil ik graag dat wij winnen. Ik wil dat de rechter zegt dat het een afgewogen besluit is geweest dat op goede gronden genomen is en dat hij in het belang van de kinderen meegaat met de lijn van het Ministerie van Onderwijs. Ik wil niet dat we in het ongelijk worden gesteld omdat er procedurefouten zijn gemaakt of anderszins. Misschien hebben we dingen gedaan die onconventioneel waren, maar die uiteindelijk geen stand houden. Dan zijn we alleen nog maar verder van huis. Dan duurt het nog langer en blijven de kinderen nog langer verstoken van het recht op onderwijs, waarvan ze in mijn ogen en in de ogen van de leden van de commissie al te lang verstoken zijn.
Er resteert nog een specifieke vraag van de heer Van Laar over wat we in de tussentijd voor de kinderen kunnen doen. Vorig jaar hebben we het een en ander gedaan. Extra inzet en extra hulp aan leerlingen vragen echter ook een extra inspanning van de leerkrachten aldaar. Ik ga nogmaals een dringend beroep op hen doen en bekijken of we dat kunnen organiseren. Wat de examenkansen betreft, lijkt het me goed eerst de resultaten af te wachten en te bekijken hoe die precies uitpakken. Op basis daarvan kunnen we bekijken of het bieden van extra examenkansen gerechtvaardigd is.
De heer Van Laar (PvdA): Nogmaals, ik heb begrip voor de positie van de Staatssecretaris. Als het echter zo ingewikkeld is om deze school bij wijze van spreken terug te krijgen en stappen te kunnen zetten in het algemeen belang, overweegt de Staatssecretaris dan ook andere zaken zoals het geven van toestemming om een tweede middelbare school te starten? Er komen nieuwe onderwijsgebouwen. Die zijn wellicht bedoeld voor het po, maar er komen dus oude onderwijsgebouwen vrij. De leerlingen hebben dan in ieder geval bij het belangrijkste vak of een aantal vakken een keuze om naar een andere school te gaan. Je kunt wel blijven doorgaan, maar als het volgend schooljaar ook nog zo gaat, wordt het te gortig.
Staatssecretaris Dekker: Ik ben op voorhand helemaal niet tegen een tweede school voor vo, maar daarmee hebben we het probleem ook niet op korte termijn opgelost. Het organiseren van een nieuwe school heeft ook heel veel voeten in de aarde. Daarom blijf ik teruggaan naar de kern van de zaak. De allerbeste weg is dat er zo snel mogelijk een bestuur komt dat orde op zaken stelt. Dat kan dit bestuur zijn. Dat weet ik nog niet. Misschien weet ik dat volgende week. Als de door mij gevraagde personen daarvan een indruk hebben, weten we meer. Als het bestuur niet op orde is, niet aan de voorwaarden voldoet en niet de kwaliteit heeft om de enorme spanning te leveren die nodig is, aarzel ik niet om de aanwijzing alsnog zo snel mogelijk door te zetten.
De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan dit algemeen overleg. Ik heb de volgende toezegging genoteerd:
− De Staatssecretaris informeert de Kamer over verdere stappen ten aanzien van de SGB.
Voor het overige: dank en succes met uw werk.
Sluiting 17.45 uur.