Dit wetsvoorstel strekt ertoe een wettelijke basis te creëren voor het verstrekken van gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) aan bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instellingen voor schulden- en kredietregistratie. Het voornemen hiertoe is aangekondigd bij brief aan de Tweede Kamer van 22 november 20071.
De aanleiding voor dit wetsvoorstel is de groeiende schuldenproblematiek van burgers in Nederland. Dat de schuldenproblematiek de laatste jaren fors is toegenomen, blijkt onder andere uit de toename van het aantal mensen met schulden dat om hulp verzoekt. Ook de hoogte van de schuld en het aantal schuldeisers bij een schuldensituatie is toegenomen. Het schuldenprobleem is complex en urgent en de maatschappelijke kosten van onbetaalde schulden zijn hoog. Hierbij dient gedacht te worden aan kosten die veroorzaakt worden door armoede, sociale uitsluiting, huisuitzettingen, onverzekerdheid en afsluiting van gas en licht. Bovendien heeft ongeveer 80 % van de mensen met een problematische schuld een uitkering en belemmert een problematische schuld de (arbeids)participatie. Dit brengt ook de nodige kosten met zich mee. Het is daarom van belang dat problematische schuldsituaties en overkreditering van burgers zo veel mogelijk worden voorkomen of opgelost. Onder problematische schuldsituaties en overkreditering wordt verstaan de situatie waarin burgers schulden of kredieten zijn aangegaan, terwijl zij niet in staat blijken de schuld terug te betalen, het krediet af te lossen of aan de renteverplichtingen uit een overeenkomst te voldoen.
Uitbreiding en verbetering van schulden- en kredietregistratie is één van de voorgestelde maatregelen om problematische schulden en overkreditering te voorkomen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Financiën zijn bij brief van 19 oktober 2007 ingegaan op de voorgenomen maatregelen in het kader van preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting2. Vermelding in een schuldenregistratie van personen die in het verleden hun verplichtingen niet of niet behoorlijk zijn nagekomen, voorkomt dat met deze personen zonder meer wordt overgegaan tot het sluiten van nieuwe overeenkomsten. Hierdoor kan worden tegengaan dat een consument alleen maar dieper in de schulden komt. Het initiatief van een aantal marktpartijen tot oprichting van een Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS), naast het reeds bestaande Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) dat is ondergebracht bij de Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR), past in dit beleid.
Voor een schulden- en kredietregistratie, waarop aangesloten organisaties en bedrijven moeten kunnen vertrouwen voor het constateren van betalingsachterstanden en kredieten bij burgers, zijn zowel de kwaliteit als de actualiteit van de daarin opgenomen gegevens van cruciaal belang. Voorkomen moet immers worden dat het bestaan van een schuld of krediet aan de verkeerde persoon wordt toegeschreven. Om die reden is het wenselijk dat instellingen voor schulden- en kredietregistratie op een doelmatige wijze gegevens verstrekt kunnen krijgen uit de GBA, waardoor zij in staat worden gesteld om in de GBA te verifiëren of de in hun registratie opgenomen persoonsgegevens van de geregistreerde nog correct zijn. De beoogde doelmatige gegevensverstrekking uit de GBA kan worden gerealiseerd door in artikel 99 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wgba) een grondslag op te nemen voor een algemene maatregel van bestuur, waardoor het mogelijk wordt een regeling te treffen omtrent de systematische verstrekking van gegevens aan de hier bedoelde instellingen.
Hoofdstuk 2 van deze toelichting gaat nader in op de doelstelling en werkwijze van de instellingen die een krediet- of schuldenregistratie in bovenvermelde zin bijhouden. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens de wenselijkheid voor verstrekking van gegevens uit de GBA beschreven. Tenslotte staat in hoofdstuk 4 omschreven op welke wijze en onder welke voorwaarden de GBA kan worden geraadpleegd. In de desbetreffende hoofdstukken zal tevens worden ingegaan op de maatregelen die ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn genomen, zowel waar het gaat om de verwerking van persoonsgegevens in de schuldenen kredietregistraties als de verstrekking van gegevens uit de GBA.
2. Instellingen voor schulden- en kredietregistratie
In hoofdstuk 1 is melding gemaakt van het bestaan van een tweetal landelijke krediet- en schuldenregistraties, te weten het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) en Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS).
Het CKI is ondergebracht bij de Stichting BKR. Deze is in 1965 opgericht met als wettelijke taak het bijhouden van een kredietregistratie. Het doel van deze registratie is het voorkomen van overkreditering bij consumenten en het beperken van financiële risico’s bij de aangesloten kredietverstrekkers. In het CKI staan de betalingsverplichtingen van alle consumenten die in Nederland van een krediet, kredietfaciliteit of gsm-abonne-ment gebruik maken. De gegevens worden in CKI opgenomen vanaf het moment dat een overeenkomst als hier bedoeld met de consument wordt afgesloten en blijven tot vijf jaar nadat de overeenkomst is beëindigd, raadpleegbaar. De wettelijke basis voor deze centrale kredietregistratie is gelegen in artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De organisaties die onder deze wet vallen zijn op basis van deze wet verplicht deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie en dienen ingevolge artikel 4:34 Wft bij het aangaan van een overeenkomst eerst een kredietwaardigheidstoets uit te voeren. De kredietwaardigheidstoets houdt in dat de aanbieder van het krediet voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst informatie inwint over de financiële positie van de consument en beoordeelt of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is1. Daartoe worden aan de deelnemende kredietgevers (hierna: deelnemers) de in het CKI opgenomen identificerende gegevens van de betrokken persoon (naamsgegevens, geboortedatum, geslacht en adres), alsmede informatie (in de vorm van codes) over de kredietsituatie en het betalingsgedrag verstrekt.
Op de verwerking van de persoonsgegevens van de geregistreerden in het CKI is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. De deelnemers aan het CKI zijn dan ook verplicht deze gegevens niet te gebruiken voor doeleinden die niet verenigbaar zijn met de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt. Daarnaast is er een gedragscode, waarin nadere richtlijnen zijn vastgelegd die de privacy van de geregistreerde moeten waarborgen. Een externe registeraccountant onderzoekt jaarlijks de opzet respectievelijk werking van het stelsel van maatregelen en procedures dat door de Stichting BKR in stand wordt gehouden ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde. Bovendien ziet een commissie van toezicht er op toe dat zowel de Stichting BKR zelf als de deelnemers de bepalingen van de BKR-reglementen die van toepassing zijn op het CKI, op juiste wijze naleven.
Zoals hiervoor is opgemerkt, heeft de sterk toegenomen schuldenproblematiek geleid tot het initiatief van een aantal marktpartijen om te komen tot de oprichting van een landelijk register van betalingsachterstanden: het LIS. De desbetreffende marktpartijen zijn Aedes, (vereniging van woningcorporaties), de meeste energie-retailbedrijven in Nederland, de Nederlandse Thuiswinkel Organisatie (NTO), de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN), de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet (NVVK), de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze partijen hebben ter exploitatie van dit register de Stichting LIS opgericht.
De doelstelling van de verwerking van persoonsgegevens in het LIS is vergelijkbaar met die van het bovengenoemde CKI, namelijk het beperken van de verdere groei van (mogelijk problematische) schuldsituaties bij burgers en het tegengaan van financiële risico’s bij de aangesloten organisaties. In het LIS worden gegevens opgenomen van personen met een energieschuld, een huurschuld, een opeisbare vordering die is ontstaan op een eigen bijdrage bij de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg of een schuld bij een gemeentelijke of regionale sociale dienst, alsmede gegevens van personen die zich bij een lid van de Vereniging van Volkskrediet hebben gemeld voor een traject van schuldhulpverlening. Onder het begrip schuldhulpverlening dient te worden verstaan het helpen van een cliënt bij het vinden van een oplossing voor zijn problematische schuldsituatie en het voorkomen van terugval in de oude situatie. Schuldhulpverlening omvat zowel schuldregeling (in de vorm van schuldsanering zoals omschreven in de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen of schuldbemiddeling zoals bedoeld in de Wet op het consumentenkrediet)) als budgethulp. Deze schulden beïnvloeden, evenals de verplichtingen uit kredietovereenkomsten die in het CKI worden geregistreerd, het besteedbaar inkomen van de betrokken persoon. De registratie van schulden is derhalve van belang voor het verkrijgen van een zo volledig mogelijk beeld van de schuldensituatie van een persoon. Het LIS moet in dit opzicht worden beschouwd als een aanvulling op het CKI en levert daarmee een wezenlijke bijdrage aan het voorkomen van problematische schuldsituaties en overkreditering van consumenten. De samenhang tussen CKI en LIS uit zich onder andere in het feit dat de vertegenwoordigers van de belangrijkste kredietverstrekkers in Nederland (NVB, VFN en NTO) mede initiatiefnemer zijn in de oprichting van het LIS en in de openstelling van het LIS voor raadpleging door kredietverstrekkers.
De gegevens omtrent personen die een betalingsachterstand hebben worden aan het LIS geleverd door de zogenaamde registrerende participanten. Dit betreft een beperkt aantal deelnemende organisaties en instanties, die zich daartoe hebben verplicht in de overeenkomst die zij met de Stichting LIS hebben gesloten. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de hiervoor genoemde primaire initiatiefnemers van het LIS. De gegevens, worden slechts geregistreerd indien aan de voor de desbetreffende schuld opgestelde registratiecriteria wordt voldaan. Deze criteria hebben betrekking op het moment waarop geregistreerd kan worden (duur van de betalingsachterstand), de termijn van registratie en het minimumbedrag dat de schuld moet belopen om tot registratie te kunnen overgaan. De op te nemen gegevens zijn gelijksoortig aan de gegevens die in het CKI worden vermeld met betrekking tot personen met wie een (krediet)overeenkomst is afgesloten. Het gaat derhalve om naamsgegevens, geboortedatum, geslacht en adres van de betrokkene, alsmede om informatie omtrent diens schuldsituatie. Een ieder die van plan is met een registrerende participant in het LIS een (krediet)overeenkomst af te sluiten of een traject van schuldsanering in te gaan, wordt voorafgaand schriftelijk geïnformeerd dat een schuld in bepaalde gevallen zal worden geregistreerd in het LIS. Daarnaast zal in het geval een achterstand is ontstaan, aan de betrokken persoon een vooraankondiging worden gedaan waarin wordt aangegeven dat wanneer achterstallige termijnen niet binnen een bepaalde periode zijn voldaan, de gegevens daadwerkelijk in het LIS zullen worden opgenomen.
Verstrekking van gegevens uit het LIS kan plaatsvinden aan de organisaties en instanties die bij het LIS zijn aangesloten en door het bestuur van de Stichting LIS, overeenkomstig de doelstelling van de registratie, daartoe zijn geautoriseerd. Daaronder vallen ook de kredietverstrekkende organisaties en instanties die reeds bij het CKI zijn aangesloten. Het LIS biedt aan deze organisaties en instanties derhalve aanvullende informatie over de financiële positie van de consument waarmee zij een (krediet)overeenkomst willen afsluiten en draagt op die wijze bij aan het voorkomen van overkreditering. Daarnaast is het LIS een belangrijke informatiebron voor andere organisaties en instanties die de financiële positie van een klant willen beoordelen in verband met de levering van een product of dienst, zoals woningbouwcorporaties en energiebedrijven. Evenals bij het CKI geschiedt de gegevensverstrekking uit het LIS in het kader van een toetsing van de financiële situatie van de betrokken persoon. Bij deze toetsing wordt op basis van de ingevoerde gegevens het LIS geraadpleegd. In geval van een «hit» worden de op betrokkene betrekking hebbende identificerende gegevens en een code verstrekt, waaruit kan worden opgemaakt wat de schuldpositie van de geregistreerde is.
Evenals bij het CKI zijn bij het LIS de nodige maatregelen getroffen om de privacy van de burger te waarborgen. Op de verwerking van gegevens in het LIS is, evenals bij het CKI, de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Daarnaast is er een protocol «Landelijk Informatiesysteem schulden ter voorkoming van overkreditering en problematische schuldsituaties» opgesteld, waarin nadere richtlijnen zijn vastgelegd die de privacy van de geregistreerde moeten waarborgen. Zo behoort het tot de taak en de verantwoordelijkheid van de aangesloten participanten om te garanderen dat alleen personen die noodzakelijkerwijs toegang moeten hebben tot de gegevens, daartoe worden geautoriseerd. Bovendien wordt met het oog op het traceren van misbruik van het systeem iedere bevraging gelogd. Daarbij wordt vastgelegd wie heeft getoetst, waar vandaan is getoetst, wanneer is getoetst en of de toetsing al dan niet een «hit» opleverde. Informatie-uitwisseling naar aanleiding van een «hit» is beperkt tot de organisaties en instanties die bij het LIS zijn aangesloten en vindt uitsluitend plaats voor zover dit niet onverenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen. De bij het LIS aangesloten partijen verplichten zich voorts bij overeenkomst tot geheimhouding en tot strikte naleving en handhaving van de gestelde regels. Een onafhankelijke commissie van toezicht zal voorts toezien op de naleving van het bepaalde in het bovengenoemde protocol.
3. Gegevensverificatie uit de GBA
Om te voorkomen dat in een schulden- of kredietregistratie het bestaan van een schuld of een krediet aan de verkeerde persoon wordt toegeschreven, dient veel aandacht te worden besteed aan een juiste identificatie van personen. Daartoe is binnen het CKI een systeem ontwikkeld om de identiteit van een persoon aan de hand van diens naam, geboortedatum en adres te verifiëren. Gebleken is evenwel dat de bestaande verificatiemogelijkheden hun beperkingen kennen. De eisen die aan de kwaliteit van gegevens in een schulden- of kredietregistratie mogen worden gesteld, maken wenselijk dat in geval van blijvende twijfel aan de juistheid van deze gegevens, deze ook kunnen worden geverifieerd in de GBA. In de reglementering met betrekking tot de registraties zal worden vastgelegd dat raadpleging van de GBA slechts aan de orde zal zijn, indien andere mogelijkheden om de identiteit van de geregistreerde eenduidig te verifiëren zijn uitgeput. Gebruik van gegevens uit de GBA is voorts uitsluitend aan de orde met het oog op de verificatie van de identiteit van een betrokkene bij het aangaan van nieuwe financiële verplichtingen of een traject van schuldhulpververlening. Raadpleging van de GBA zal – indien noodzakelijk – in het algemeen plaatsvinden op het moment dat het krediet op grond van art. 4:32 van de Wft in het CKI wordt geregistreerd, dan wel op het moment dat een betalingsachterstand in het LIS wordt geregistreerd.
De werkwijze van verificatie door instellingen voor schulden- en kredietregistratie bij twijfel over identiteit van een in hun register opgenomen persoon in het geval van een nieuwe kredietaanvraag (bijvoorbeeld omdat de juiste naam ontbreekt) of bij het aangaan van nieuwe verplichtingen door deze persoon, zal als volgt in de reglementen worden vastgelegd. Allereerst controleert de desbetreffende instelling voor schulden- of kredietregistratie of de deelnemende organisatie of instantie zich voldoende heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de identiteit van de persoon op wie de aanvraag voor een (krediet-)overeenkomst betrekking heeft. Indien de noodzakelijke inspanningen zijn ondernomen om die zekerheid te verkrijgen, maar niettemin twijfel blijft bestaan, zullen de instellingen voor schulden- en kredietregistratie zowel hun eigen register als het register van een andere instelling voor schulden- en kredietregistratie raadplegen om vast te stellen of de persoon in voldoende mate geïdentificeerd kan worden. Indien ook hierdoor de identiteit van een persoon niet met voldoende zekerheid is vast te stellen, kan door de desbetreffende instelling voor schulden- en kredietregistratie de GBA bevraagd worden. Dat gebeurt per definitie op ad hoc basis. Uit het voorgaande volgt dat de aangesloten organisaties en instanties bij de instellingen voor schulden- en kredietregistratie zelf geen gegevens verstrekt krijgen uit de GBA. Zij krijgen slechts de gegevens verstrekt die omtrent betrokkene in de schuldenof kredietregistratie zijn opgenomen en uitsluitend voor zover deze gegevensverstrekking niet onverenigbaar is met het doel van de schulden- of kredietregistratie.
4 De gegevensverstrekking uit de GBA
Het hoofddoel van de GBA is het verzamelen en vastleggen van persoonsgegevens van burgers, die noodzakelijk zijn voor een goede vervulling van de taak van de overheid en het verstrekken van die gegevens aan daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen. Daarnaast kent de Wgba de mogelijkheid om in bij of krachtens de wet geregelde gevallen ook gegevens te verstrekken aan derden met name indien een derde een wettelijke taak uitvoert of de derde een bijzonder maatschappelijk belang dient en voor die taak gegevens uit de basisadministratie nodig heeft. De verstrekking van gegevens aan derden, dat wil zeggen instellingen of organisaties die niet als bestuursorgaan zijn aan te merken, kan in de in artikel 99 Wgba bepaalde gevallen op systematische wijze plaatsvinden. Systematische verstrekking houdt in dat de verstrekking ter bevordering van de doelmatigheid plaatsvindt op een vooraf gedefinieerde wijze. Voorbeelden van dergelijke derden zijn pensioenfondsen, zorgverzekeraars, en instellingen voor onderwijs en gezondheidszorg. In een autorisatiebesluit van de minister van BZK wordt daarbij (nader) bepaald over welke personen gegevens mogen worden verstrekt, welke persoonsgegevens het betreft en in welke gevallen deze gegevens verstrekt kunnen worden. Gewoonlijk vindt de verstrekking van de gegevens plaats via een aansluiting op het GBA-netwerk, maar systematische verstrekking is ook door middel van een andere gegevensdrager mogelijk.
Voor zover artikel 99 Wgba het mogelijk maakt dat nader aan te wijzen derden voor een doelmatige uitvoering van hun werkzaamheden GBA-gegevens op geregelde basis moeten kunnen raadplegen, kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een regeling worden getroffen omtrent de systematische verstrekking van de noodzakelijke gegevens. Daarbij geldt als voorwaarde dat de verstrekking haar grond vindt in de uitvoering van een algemeen verbindend voorschrift dan wel in het verwerken van persoonsgegevens op een wijze die toelaatbaar is ingevolge de Wet bescherming persoonsgegevens1.
Instellingen voor schulden- of kredietregistratie blijken met het oog op de verificatie van de identiteit van personen die in hun registratie zijn opgenomen, op regelmatige basis behoefte te hebben aan verstrekking van gegevens uit de GBA. Daarom is een systematische wijze van gegevensverstrekking als bedoeld in artikel 99 Wgba het meest aangewezen, waarbij gebruik gemaakt zal worden van het GBA-netwerk. Dit zal in de praktijk inhouden dat een vooraf gedefinieerde ad-hoc vraag wordt gesteld naar de relevante actuele gegevens die omtrent de betrokken persoon in de GBA zijn opgenomen, die vervolgens geautomatiseerd door het systeem wordt beantwoord. In theorie biedt artikel 100 Wgba ook de mogelijkheid van verstrekking van gegevens door gemeenten uit hun basisadministraties. Aangezien deze mogelijkheid echter afhankelijk is van de beslissing van iedere individuele gemeente om bij gemeentelijke verordening te bepalen dat verstrekking aan instellingen voor schulden- of kredietregistraties uit hun basisadministratie is toegestaan en deze verstrekking bovendien niet op geautomatiseerde wijze via het landelijke GBA-netwerk kan plaatsvinden, biedt deze optie geen werkbare oplossing voor de gegevensbehoefte van de landelijk opererende schulden- en kredietregistraties.
Aangezien het huidige artikel 99 Wgba geen grondslag biedt voor systematische verstrekking van gegevens uit de GBA aan schulden- of kredietregistraties als hier bedoeld, wordt in dit wetsvoorstel dit artikel gewijzigd. Het artikel wordt daartoe uitgebreid met een nieuw vijfde lid. Daarmee wordt gegevensverstrekking mogelijk gemaakt aan instellingen voor het bijhouden van een krediet- of schuldenregistratie met als doelstelling het voorkomen van overkreditering dan wel problematische schuldsituaties bij natuurlijke personen. Zij mogen de gegevens uit de basisadministratie echter uitsluitend verwerken met het oog op de verificatie van de identiteit van de betrokkenen bij het aangaan van nieuwe financiële verplichtingen of een traject van schuldhulpverlening. Bij algemene maatregel van bestuur zal worden vastgelegd dat de verstrekking van gegevens als hier bedoeld slechts kan plaatsvinden voor zover deze betrekking heeft op gegevens betreffende de naam, de geboortedatum en het adres en voor zover deze noodzakelijk zijn voor de verificatie van de identiteit van natuurlijke personen die in de krediet- of schuldenregistratie zijn opgenomen. Op deze wijze wordt gewaarborgd, dat de verstrekking van gegevens uit de GBA plaatsvindt voor een nauw omschreven doel. De instellingen voor schulden- of kredietregistratie zullen de verstrekte gegevens derhalve niet mogen aanwenden voor een ander doel, bijvoorbeeld ten behoeve van het innen van schulden bij de personen die geregistreerd staan. Met deze vereisten wordt beoogd dat niet meer gegevens worden verstrekt dan noodzakelijk is, dat deze gegevens niet worden gebruikt anders dan voor het hierboven omschreven doel en dat het opvragen van gegevens van burgers die niet in een schulden- of kredietregistratie zijn opgenomen wordt voorkomen. Daarnaast zullen de beoogde instellingen voor schulden- of kredietregistratie die in aanmerking komen voor de hier bedoelde systematische verstrekking van gegevens in de desbetreffende algemene maatregel van bestuur zelf worden aangewezen. Het ontwerp van deze algemene maatregel zal ingevolge artikel 99, nieuw zevende lid, Wgba eerst worden voorgehangen bij beide Kamers. BKR heeft de intentie uit de GBA slechts gegevens op te vragen, indien er geen andere mogelijkheid is om de gegevens te verifiëren1.
Tenslotte wordt opgemerkt dat, evenals bij de verstrekkingen aan de andere in artikel 99, eerste, derde en vierde lid, Wgba genoemde categorieën instellingen en organisaties, de burger niet de mogelijkheid is gegeven om verstrekking van zijn gegevens aan instellingen voor schulden- en kredietregistratie tegen te gaan. Gelet op het belang van de werkzaamheden die deze derden verrichten, is het niet wenselijk dat burgers verstrekking van hen betreffende gegevens zouden kunnen tegenhouden. Het zou de werkzaamheden van de instellingen voor schulden- en kredietregistratie kunnen schaden, indien van sommige burgers wel en van andere burgers geen gegevens worden verstrekt uit de GBA.
Het onderhavige wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burgers of het bedrijfsleven. Administratieve lasten voor bedrijven zijn alleen aan de orde als er kosten voor het bedrijfsleven om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeien uit wet- en regelgeving van de overheid. Van administratieve lasten voor burgers is sprake indien er kosten voor de burger om te voldoen aan de informatieverlichtingen voortvloeien uit regelgeving van de overheid. Het gaat hierbij zowel om het nakomen van verplichtingen als het uitoefenen van rechten. Daar is met deze wijziging van de Wgba geen sprake van.
Voor het bedrijfsleven geldt dat het voorstel enkel regelt dat de instellingen, die tot taak hebben om een registratie in stand te houden betreffende kredieten of schulden van natuurlijke personen onder voorwaarden gegevens uit de GBA verstrekt kunnen krijgen. De regels omtrent gebruik en verwerking van gegevens binnen de werkprocessen is vastgelegd in de reglementen van de instellingen. Voor de instellingen ontstaan er dus geen administratieve lasten door de wijziging van de Wgba. De Wgba biedt de instellingen slechts een mogelijkheid en geen verplichting tot bevraging van gegevens uit de GBA.
Er ontstaan tevens geen administratieve lasten voor burgers.
Gelet op het feit dat er geen administratieve lasten ontstaan, heeft het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten besloten om het wetsvoorstel niet te selecteren voor advies.
Over het wetsvoorstel is advies gevraagd aan het College bescherming persoonsgegevens (Cbp).1 Het Cbp is van mening dat het nieuwe vijfde lid van artikel 99 Wgba de nodige beperkingen stelt om ongecontroleerde toegang tot de GBA te voorkomen. Er zijn derhalve de nodige checks en balances. In het licht van een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens geeft het voorliggende wetsvoorstel het Cbp geen aanleiding voor het maken van opmerkingen of aanmerkingen.
Tevens is aan de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hun zienswijze op het wetsvoorstel gevraagd.1 De VNG en NVVB staan positief tegenover het wetsvoorstel. Wel geeft de NVVB aan dat er ook een regeling getroffen dient te worden voor incassobureaus en rechtsadviseurs. Zoals hierboven vermeld wordt met dit wetsvoorstel mogelijk gemaakt dat gegevens uit de GBA verstrekt worden aan instellingen voor het bijhouden van een landelijke krediet- of schuldenregistratie met als doelstelling het voorkomen van overkreditering dan wel problematische schuldsituaties bij natuurlijke personen. Zij mogen de gegevens echter uitsluitend opvragen indien met het oog op het aangaan van nieuwe financiële verplichtingen of een traject van schuldhulpverlening, de identiteit van de betrokken personen in hun registratie dient te worden geverifieerd. De instellingen voor schulden- of kredietregistratie zullen de verstrekte gegevens derhalve niet mogen aanwenden voor een ander doel, bijvoorbeeld ten behoeve van het innen van schulden bij de personen die geregistreerd staan. Incassobureaus en rechtsadviseurs kunnen op grond van dit wetsvoorstel geen gegevens verstrekt krijgen uit de GBA.
Er zijn geen gevolgen voor de rijksbegroting.