Ontvangen 2 september 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, artikel 38la, zevende lid, komt te luiden:
7. De terbeschikkingstelling die op grond van het zesde lid is herleefd, eindigt van rechtswege, indien de officier van justitie een vordering als bedoeld in het zesde lid heeft ingediend en de rechter deze heeft afgewezen.
Artikel II, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste onderdeel komt te luiden:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het openbaar ministerie geeft toepassing aan artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht en dient een daartoe strekkende, met redenen omklede, vordering in.
2. In het tweede onderdeel wordt «zesde» vervangen door: zevende (nieuw).
3. In het derde onderdeel wordt «zevende» vervangen door «achtste en wordt de aanduiding «7.» vervangen door «8.».
Deze wijziging beoogt de beleidsvrijheid uit te sluiten die het Openbaar Ministerie heeft door al dan niet een vordering tot hervatting van de dwangverpleging in te dienen. Het wetsvoorstel beoogt de executie van een rechterlijke beslissing tussentijds te beëindigen. De Minister van Justitie krijgt de beleidsvrijheid een onherroepelijk vonnis van de rechter door de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te beëindigen ten aanzien van de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De voorwaarde dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert geldt weliswaar voor onbepaalde tijd maar het kan niet zo zijn dat wanneer die voorwaarde wordt geschonden het Openbaar Ministerie dan geen vordering indient, waardoor de terbeschikkingstelling van rechtswege eindigt. De rechter dient hierover altijd te oordelen.
Teeven