Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de administratieve belasting van de buitengewoon gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden en de Pensioen- en Uitkeringsraad te verminderen en daartoe de uitvoering van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 te vereenvoudigen, alsmede wijzigingen van andere en ondergeschikte aard aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3a, tweede lid, wordt «de artikelen 31a, eerste en derde lid, en 36, derde lid, bedoelde algemene maatregelen van bestuur» vervangen door: artikel 36, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, vervalt «over enig kalenderjaar genoten».
2. Het zevende lid vervalt.
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «alsmede het derde, zesde en zevende lid» vervangen door: alsmede het derde en zesde lid. 2.In het tweede, derde en vierde lid vervalt «over enig kalenderjaar verkregen».
Artikel 31a komt te luiden:
1. Het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag wordt door de Raad aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
2. De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, worden door Onze Minister, naar gelang de grondslagen waarvan zij zijn afgeleid, aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
3. Bij de aanpassing, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig het eerste lid aangepaste buitengewoon pensioen of van de laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig het eerste lid aangepaste garantietoeslag.
4. De aanpassing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
5. Het aangepaste buitengewoon pensioen of de aangepaste garantietoeslag, bedoeld in het vierde lid, wordt betaald bij de eerstvolgende betaling nadat de aanpassing heeft plaatsgevonden.
De artikelen 31c en 31d vervallen.
In artikel 31g vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 31h vervalt het vierde lid en wordt het vijfde lid vernummerd tot vierde lid.
Artikel 36, zesde lid, vervalt.
Na artikel 42b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag wordt, met uitzondering van de op grond van artikel 8 vastgestelde pensioengrondslag en het invaliditeitspercentage, bedoeld in artikel 9, opnieuw vastgesteld:
a. wanneer de pensioengerechtigde of zijn echtgenoot de 65-jarige leeftijd bereikt;
b. wanneer de pensioengerechtigde in het huwelijk treedt of zijn huwelijk wordt beëindigd door echtscheiding of overlijden van zijn echtgenoot;
c. wanneer de pensioengerechtigde duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot gaat leven;
d. wanneer een kind of pleegkind van de pensioengerechtigde meerderjarig wordt;
e. wanneer de pensioengerechtigde aanspraak maakt op de betaling uit een nieuwe bron van inkomsten, of
f. wanneer de pensioengerechtigde geen aanspraak meer kan maken op de betaling uit een bron van inkomsten, tenzij hij het vervallen van die aanspraak heeft bewerkstelligd.
2. Het eerste lid, onder e en f, is van overeenkomstige toepassing op de inkomsten van de echtgenoot van de pensioengerechtigde, voor zover die inkomsten de hoogte van het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag mede bepalen.
3. De beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt genomen binnen 13 weken nadat de noodzakelijke gegevens ter kennis van de Raad zijn gebracht.
4. Hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid te veel dan wel te weinig is uitbetaald, wordt door de Raad teruggevorderd of verrekend dan wel nabetaald. De terugvordering kan in door de Raad te bepalen termijnen plaatsvinden.
1. Op aanvraag van de gerechtigde wordt het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag, met uitzondering van de op grond van artikel 8 vastgestelde pensioengrondslag en het invaliditeitspercentage, bedoeld in artikel 9, opnieuw vastgesteld indien het vast te stellen pensioen ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende pensioengrondslag of de vast te stellen garantietoeslag ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende minimum-pensioengrondslag op maandbasis hoger is dan het laatst vastgestelde of aangepaste pensioen of de laatst vastgestelde of aangepaste garantietoeslag, mits dit niet uitsluitend het gevolg is van de koersomrekening van inkomsten die door de gerechtigde of zijn echtgenoot worden ontvangen.
2. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid gaat het opnieuw vastgestelde buitengewoon pensioen of de opnieuw vastgestelde garantietoeslag in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
3. Op een beschikking, voortvloeiende uit de toepassing van het eerste lid, is artikel 25, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
De Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, vierde lid, wordt «de artikelen 28a, eerste en derde lid, en 32, derde lid, bedoelde algemene maatregelen van bestuur» vervangen door: artikel 32, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt «over enig kalenderjaar genoten».
2. Het achtste lid vervalt.
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «alsmede het derde, zesde, zevende en achtste lid» vervangen door: alsmede het derde, zesde en zevende lid.
2. In het tweede, derde en vierde lid vervalt «over enig kalenderjaar verkregen».
Artikel 28a komt te luiden:
1. Het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag wordt door de Raad aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
2. De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 28b, eerste lid, onder a, worden door Onze Minister, naar gelang de grondslagen waarvan zij zijn afgeleid, aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
3. Bij de aanpassing, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig het eerste lid aangepaste buitengewoon pensioen of de laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig het eerste lid aangepaste garantietoeslag.
4. De aanpassing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
5. Het aangepaste buitengewoon pensioen of de aangepaste garantietoeslag, bedoeld in het vierde lid, wordt betaald bij de eerstvolgende betaling nadat de aanpassing heeft plaatsgevonden.
De artikelen 28c en 28d vervallen.
In artikel 28g vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 28h vervalt het vierde lid en wordt het vijfde lid vernummerd tot vierde lid.
Artikel 32, zesde lid, vervalt.
Na artikel 35g worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag wordt, met uitzondering van de op grond van artikel 7 vastgestelde pensioengrondslag en het invaliditeitspercentage, bedoeld in artikel 8, opnieuw vastgesteld:
a. wanneer de pensioengerechtigde of zijn echtgenoot de 65-jarige leeftijd bereikt;
b. wanneer de pensioengerechtigde in het huwelijk treedt of zijn huwelijk wordt beëindigd door echtscheiding of overlijden van zijn echtgenoot;
c. wanneer de pensioengerechtigde duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot gaat leven;
d. wanneer een kind of pleegkind van de pensioengerechtigde meerderjarig wordt;
e. wanneer de pensioengerechtigde aanspraak maakt op de betaling uit een nieuwe bron van inkomsten, of
f. wanneer de pensioengerechtigde geen aanspraak meer kan maken op de betaling uit een bron van inkomsten, tenzij hij het vervallen van die aanspraak heeft bewerkstelligd.
2. Het eerste lid, onder e en f, is van overeenkomstige toepassing op de inkomsten van de echtgenoot van de pensioengerechtigde, voor zover die inkomsten de hoogte van het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag mede bepalen.
3. De beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt genomen binnen 13 weken nadat de noodzakelijke gegevens ter kennis van de Raad zijn gebracht.
4. Hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid te veel dan wel te weinig is uitbetaald, wordt door de Raad teruggevorderd of verrekend dan wel nabetaald. De terugvordering kan in door de Raad te bepalen termijnen plaatsvinden.
1. Op aanvraag van de gerechtigde wordt het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag, met uitzondering van de op grond van artikel 7 vastgestelde pensioengrondslag en het invaliditeitspercentage, bedoeld in artikel 8, opnieuw vastgesteld indien het vast te stellen pensioen ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende pensioengrondslag of de vast te stellen garantietoeslag ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende minimum-pensioengrondslag op maandbasis hoger is dan het laatst vastgestelde of aangepaste pensioen of de laatst vastgestelde of aangepaste garantietoeslag, mits dit niet uitsluitend het gevolg is van de koersomrekening van inkomsten die door de gerechtigde of zijn echtgenoot worden ontvangen.
2. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid gaat het opnieuw vastgestelde buitengewoon pensioen of de opnieuw vastgestelde garantietoeslag in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
3. Op een beschikking, voortvloeiende uit de toepassing van het eerste lid, is artikel 22, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 5, tweede lid, wordt «de artikelen 35, eerste lid en 43, derde lid, bedoelde algemene maatregelen van bestuur» vervangen door: artikel 43, derde lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur.
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, vervalt «over enig kalenderjaar genoten».
2. Het vijfde lid vervalt.
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «alsmede het derde, vierde en vijfde lid» vervangen door: alsmede het derde en vierde lid.
2. In het tweede, derde en vierde lid vervalt «over enig kalenderjaar verkregen».
Artikel 35 komt te luiden:
1. Het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag wordt door de Raad aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
2. De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, en de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, worden door Onze Minister aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
3. Bij de aanpassing, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig het eerste lid aangepaste buitengewoon pensioen of de laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig het eerste lid aangepaste garantietoeslag.
4. De aanpassing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
5. Het aangepaste buitengewoon pensioen of de aangepaste garantietoeslag, bedoeld in het vierde lid, wordt betaald bij de eerstvolgende betaling nadat de aanpassing heeft plaatsgevonden.
In artikel 35c vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 35d vervalt het vierde lid en wordt het vijfde lid vernummerd tot vierde lid.
Artikel 43, zesde lid, vervalt.
Na artikel 49a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag wordt, met uitzondering van de op grond van artikel 10 vastgestelde pensioengrondslag en het invaliditeitspercentage, bedoeld in artikel 11, opnieuw vastgesteld:
a. wanneer de pensioengerechtigde of zijn echtgenoot de 65-jarige leeftijd bereikt;
b. wanneer de pensioengerechtigde in het huwelijk treedt of zijn huwelijk wordt beëindigd door echtscheiding of overlijden van zijn echtgenoot;
c. wanneer de pensioengerechtigde duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot gaat leven;
d. wanneer een kind of pleegkind van de pensioengerechtigde meerderjarig wordt;
e. wanneer de pensioengerechtigde aanspraak maakt op de betaling uit een nieuwe bron van inkomsten, of
f. wanneer de pensioengerechtigde geen aanspraak meer kan maken op de betaling uit een bron van inkomsten, tenzij hij het vervallen van die aanspraak heeft bewerkstelligd.
2. Het eerste lid, onder e en f, is van overeenkomstige toepassing op de inkomsten van de echtgenoot van de pensioengerechtigde, voor zover die inkomsten de hoogte van het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag mede bepalen.
3. De beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt genomen binnen 13 weken nadat de noodzakelijke gegevens ter kennis van de Raad zijn gebracht.
4. Hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid te veel dan wel te weinig is uitbetaald, wordt door de Raad teruggevorderd of verrekend dan wel nabetaald. De terugvordering kan in door de Raad te bepalen termijnen plaatsvinden.
1. Op aanvraag van de gerechtigde wordt het buitengewoon pensioen of de garantietoeslag, met uitzondering van de op grond van artikel 10 vastgestelde pensioengrondslag en het invaliditeitspercentage, bedoeld in artikel 11, opnieuw vastgesteld indien het vast te stellen pensioen ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende pensioengrondslag of de vast te stellen garantietoeslag ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende minimum-pensioengrondslag op maandbasis hoger is dan het laatst vastgestelde of aangepaste pensioen of de laatst vastgestelde of aangepaste garantietoeslag, mits dit niet uitsluitend het gevolg is van de koersomrekening van inkomsten die door de gerechtigde of zijn echtgenoot worden ontvangen.
2. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid gaat het opnieuw vastgestelde buitengewoon pensioen of de opnieuw vastgestelde garantietoeslag in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
3. Op een beschikking, voortvloeiende uit de toepassing van het eerste lid, is artikel 28, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
De Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 17, tweede lid, onder b, wordt «artikel 19, negende lid,» vervangen door: artikel 19, achtste lid,.
In artikel 17a vervalt het vierde lid.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid komen het eerste tot en met zevende lid te luiden:
1. De uitkering wordt door de Raad aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
2. De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, en de bedragen genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a en b, en artikel 10, eerste lid, onder e en f, worden door Onze Minister aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
3. In afwijking van het eerste lid wordt, indien de vervolging in het voormalige Nederlands-Indië heeft plaats gehad en de uitkeringsgerechtigde in Indonesië gevestigd is, de uitkering door de Raad aangepast indien de lonen en prijzen in Indonesië daartoe aanleiding geven.
4. In afwijking van het tweede lid worden, indien de vervolging in het voormalige Nederlands-Indië heeft plaats gehad en de uitkeringsgerechtigde in Indonesië gevestigd is, de grondslag, bedoeld in artikel 8, derde lid, onder b, en de bedragen genoemd in artikel 8, achtste lid, onder a en b, door Onze Minister aangepast indien de lonen en prijzen in Indonesië daartoe aanleiding geven.
5. Bij de aanpassing van een uitkering, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig die leden aangepaste uitkering, waarbij de toeslagen, bedoeld in de artikelen 14, tweede en derde lid, en 15, eerste en tweede lid, buiten beschouwing worden gelaten.
6. De aanpassing van een uitkering, bedoeld in het eerste en derde lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
7. De aangepaste uitkering, bedoeld in het zesde lid, wordt betaald bij de eerstvolgende betaling nadat de aanpassing heeft plaatsgevonden.
2. In het achtste lid (nieuw) vervalt «onder a,».
3. In het negende lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door: achtste lid.
Artikel 19, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt de aanduiding «a.» voor dit onderdeel en wordt «jaarlijks» vervangen door: op jaarbasis.
2. De onderdelen b en c vervallen.
Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 14, vierde lid,» vervangen door: artikel 14, zesde lid,.
2. Het vierde lid vervalt.
De artikelen 46 tot en met 50 en 52 vervallen.
Artikel 59 komt te luiden:
1. De uitkering wordt, met uitzondering van de op grond van artikel 8 vastgestelde grondslag, opnieuw vastgesteld:
a. wanneer de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot de 65-jarige leeftijd bereikt;
b. wanneer de uitkeringsgerechtigde in het huwelijk treedt of zijn huwelijk wordt beëindigd door echtscheiding of overlijden van zijn echtgenoot;
c. wanneer de uitkeringsgerechtigde duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot gaat leven;
d. wanneer een kind of pleegkind van de uitkeringsgerechtigde meerderjarig wordt;
e. wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 14, eerste lid;
f. wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging door de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot;
g. wanneer de uitkeringsgerechtigde aanspraak maakt op de betaling uit een nieuwe bron van inkomsten, of
h. wanneer de uitkeringsgerechtigde geen aanspraak meer kan maken op de betaling uit een bron van inkomsten, tenzij hij het vervallen van die aanspraak heeft bewerkstelligd.
2. Het eerste lid, onder g en h, is van overeenkomstige toepassing op de inkomsten van de echtgenoot van de uitkeringsgerechtigde, voor zover die inkomsten de hoogte van de uitkering mede bepalen.
3. De beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt genomen binnen 13 weken nadat de noodzakelijke gegevens ter kennis van de Raad zijn gebracht.
4. Hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid te veel dan wel te weinig is uitbetaald, wordt door de Raad teruggevorderd of verrekend dan wel nabetaald. De terugvordering kan in door de Raad te bepalen termijnen plaatsvinden.
Artikel 59a komt te luiden:
1. Op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde wordt de uitkering, met uitzondering van de op grond van artikel 8 vastgestelde grondslag, opnieuw vastgesteld:
a. indien de vast te stellen uitkering ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende grondslag hoger is dan de laatst vastgestelde of aangepaste uitkering, mits dit niet uitsluitend het gevolg is van de koersomrekening van inkomsten die door de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot worden ontvangen, of;
b. indien het vermogen van de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot door oorzaken gelegen in factoren waarop de uitkeringsgerechtigde geen invloed heeft kunnen uitoefenen, zodanig is verminderd, dat het niet herzien van de laatst vastgestelde inkomsten uit vermogen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder c, tot een klaarblijkelijke hardheid zou leiden. Bij de beoordeling hiervan wordt rekening gehouden met de totale vermogens- en inkomstenpositie van de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot.
2. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid gaat de opnieuw vastgestelde uitkering in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
3. Op een beschikking, voortvloeiende uit de toepassing van het eerste lid, is artikel 32, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
In artikel 60 vervalt het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
In artikel 61a wordt «Onverminderd het bepaalde in de artikelen 59, 59a en 60» vervangen door: Onverminderd het bepaalde in de artikelen 59 en 59a.
De Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 23a vervalt het vierde lid.
Artikel 25 komt te luiden:
1. De periodieke uitkering of de garantie-uitkering wordt door de Raad aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
2. De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, en de bedragen genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, worden door Onze Minister aangepast overeenkomstig de normen en voorwaarden waarmee het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ingevolge artikel 14 van die wet wordt herzien.
3. Bij de aanpassing, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde dan wel overeenkomstig het eerste lid aangepaste periodieke uitkering of garantie-uitkering, waarbij de toeslagen, bedoeld in de artikelen 20, eerste en tweede lid, en 21, eerste en tweede lid, buiten beschouwing worden gelaten.
4. De aanpassing van een periodieke uitkering of een garantie-uitkering, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
5. De aangepaste periodieke uitkering of garantie-uitkering, bedoeld in het vierde lid, wordt betaald bij de eerste betaling nadat de aanpassing heeft plaatsgevonden.
Artikel 26, zesde lid, vervalt.
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt «over enig kalenderjaar toegekende» .
2. In het vierde lid vervallen de onderdelen b en c alsmede de aanduiding «a.» voor het eerste onderdeel en wordt in dit onderdeel «jaarlijks» vervangen door: op jaarbasis.
In artikel 29, eerste lid, vervalt «in enig kalenderjaar toegekende».
In artikel 30, eerste lid, vervallen «in enig kalenderjaar toegekende» en «over de overeenkomstige periode genoten».
In artikel 53 vervallen «jaarlijks» en «in het voorafgaande kalenderjaar».
Artikel 59 komt te luiden:
1. De periodieke uitkering of de garantie-uitkering wordt, met uitzondering van de op grond van artikel 10 vastgestelde grondslag, opnieuw vastgesteld:
a. wanneer de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot de 65-jarige leeftijd bereikt;
b. wanneer de uitkeringsgerechtigde in het huwelijk treedt of zijn huwelijk wordt beëindigd door echtscheiding of overlijden van zijn echtgenoot;
c. wanneer de uitkeringsgerechtigde duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot gaat leven;
d. wanneer een kind of pleegkind van de uitkeringsgerechtigde meerderjarig wordt;
e. wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 18, eerste lid;
f. wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging door de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot;
g. wanneer de uitkeringsgerechtigde aanspraak maakt op de betaling uit een nieuwe bron van inkomsten, of
h. wanneer de uitkeringsgerechtigde geen aanspraak meer kan maken op de betaling uit een bron van inkomsten, tenzij hij het vervallen van die aanspraak heeft bewerkstelligd.
2. Het eerste lid, onder g en h, is van overeenkomstige toepassing op de inkomsten van de echtgenoot van de uitkeringsgerechtigde, voor zover die inkomsten de hoogte van de periodieke uitkering of de garantie-uitkering, bedoeld in artikel 8, mede bepalen.
3. De beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt genomen binnen 13 weken nadat de noodzakelijke gegevens ter kennis van de Raad zijn gebracht.
4. Hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid te veel dan wel te weinig is uitbetaald, wordt door de Raad teruggevorderd of verrekend dan wel nabetaald. De terugvordering kan in door de Raad te bepalen termijnen plaatsvinden.
Artikel 60 komt te luiden:
1. Op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde wordt de periodieke uitkering of de garantie-uitkering, met uitzondering van de op grond van artikel 10 vastgestelde grondslag, opnieuw vastgesteld:
a. indien de vast te stellen periodieke uitkering ten minste 1% van de op de datum van deze aanvraag geldende grondslag of de vast te stellen garantie-uitkering ten minste 1% van op de datum van deze aanvraag geldende minimum-grondslag, bedoeld in artikel 10, achtste lid, onder a, hoger is dan de laatst vastgestelde of aangepaste periodieke uitkering of garantie-uitkering, mits dit niet uitsluitend het gevolg is van de koersomrekening van inkomsten die door de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot worden ontvangen, of;
b. indien het vermogen van de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot door oorzaken gelegen in factoren waarop de uitkeringsgerechtigde geen invloed heeft kunnen uitoefenen, zodanig is verminderd, dat het niet herzien van de laatst vastgestelde inkomsten uit vermogen, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder c, tot een klaarblijkelijke hardheid zou leiden. Bij de beoordeling hiervan wordt rekening gehouden met de totale vermogens- en inkomstenpositie van de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot.
2. Indien toepassing is gegeven aan het eerste lid, gaat de opnieuw vastgestelde periodieke uitkering of de garantie-uitkering in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.
3. Op een besluit, voortvloeiende uit de toepassing van het eerste lid, is artikel 38, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
In artikel 62 vervallen het eerste en tweede lid alsmede de aanduiding «3.» voor het derde lid.
Artikel 63, onderdeel a, komt te luiden:
a. tenzij toepassing is gegeven aan artikel 59, dan wel.
De artikelen 67 tot en met 73, 75 en 76 vervallen.
Het buitengewoon pensioen, bedoeld in de artikelen 4 en 14, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de artikelen 3, eerste lid, en 14, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, en de artikelen 6, eerste lid, en 19 van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, en de garantietoeslag, bedoeld in artikel 31e van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 28e van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, en artikel 35a van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de uitkering, bedoeld in artikel 7 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, de periodieke uitkering, bedoeld in artikel 7 of de garantie-uitkering, bedoeld in artikel 8 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, dat of die de gerechtigde op de datum van inwerkingtreding van deze wet ontvangt, wordt per deze datum opnieuw vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de uitkering, de periodieke uitkering of de garantie-uitkering waarop de gerechtigde recht heeft op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet.
1. Op een aanvraag voor een buitengewoon pensioen of een garantietoeslag dan wel een herziening van een buitengewoon pensioen of een garantietoeslag op basis van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers of de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, of een aanvraag voor een uitkering dan wel een herziening daarvan op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, of een aanvraag voor een periodieke uitkering of een garantie-uitkering dan wel een herziening van een periodieke uitkering of een garantie-uitkering op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is ingediend en die op die datum nog niet heeft geresulteerd in een definitieve vaststelling van de inkomsten, wordt met inachtneming van de bepalingen van deze wetten, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, een besluit genomen.
2. De bepalingen van de in het eerste lid genoemde wetten, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, zijn eveneens van toepassing indien de Raad na de inwerkingtreding van deze wet ambtshalve tot herziening van een voor de inwerkingtreding van deze wet genomen beschikking besluit.
3. In de procedure tegen een in het eerste of tweede lid bedoeld besluit of tegen een voor de inwerkingtreding van deze wet genomen besluit, te maken of gemaakt bezwaar dan wel een in te stellen of ingesteld beroep, blijven de bepalingen van de in het eerste lid genoemde wetten van toepassing, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,