Vastgesteld 26 september 2008
De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de fractie van de SP geven aan dat de formele oprichting het sluitstuk is van een jarenlange discussie en praktijk van Europese defensiepolitiek. Deze leden zijn voorstander van deelname van Nederlandse troepen aan vredesoperaties met Verenigde Naties (VN)-mandaat. Deze leden hebben in de afgelopen jaren ingestemd met enkele vredes- en politiemissies van de Europese Unie (EU) zoals in Bosnië en Afghanistan.
De leden van de fractie van de SP zijn verder voorstander van Europese samenwerking, maar tegenstander van een aparte Europese buitenland- en veiligheidspolitiek, zoals die in de afgewezen Europese grondwet stond verwoord en zoals die nog steeds omschreven staat in het Verdrag van Lissabon dat door de bevolking van Ierland in een referendum terecht is afgewezen. Is het de bedoeling om dit korps in de toekomst te scharen onder de gestructureerde samenwerking op defensiegebied zoals die mogelijk kan worden gemaakt in het Verdrag van Lissabon?
De leden van de fractie van de SP hebben de volgende vragen en opmerkingen over de Goedkeuring van het Verdrag. In de memorie van toelichting wordt gemeld dat de Regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba stellen medegelding voor hun land niet wenselijk te achten. Dat komt de SP vanzelfsprekend voor. Kan de Regering toelichten wat de achterliggende argumenten, bijvoorbeeld aangaande het eigen grondgebied of mogelijk operatiegebied, daarbij waren? De vraag prangt te meer daar bij de brief van 29 februari 2008 onder nummer 31 390 (R 1851) NR wordt gemeld dat goedkeuring voor het gehele Koninkrijk zal worden gevraagd.
Tevens vragen de leden van de fractie van de SP zich af of er andere lidstaten van de EU zijn die interesse hebben getoond om zich in de toekomst aan te sluiten bij Eurogendfor? Acht de Regering het mogelijk dat ook andere typen militairen als militaire politie bij Eurogendfor worden ondergebracht? Zo ja, welke?
De leden van de fractie van de SP vrezen (zeker gezien de toelichting van de Nederlandse Regering bij het verdrag zoals weergegeven in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 29 februari 2008 onder 31 390 (R1851) nr. 1) dat de European Gendarmerie Force (EGF) als flankerende macht bij een interventie zal worden ingezet, waarbij de EGF de politietaken doet, dus werkzaamheden zogeheten in een «lager geweldspectrum» naast een legermacht in een veel «hoger» geweldspectrum, dat wil zeggen veel gewelddadiger. Daarmee kan de Europese politiemacht deel uitmaken van een interventieoorlog, een vorm van oorlogsvoorbereiding die de leden van de fractie van de SP ongewenst vinden. Welk soort instructeurs wordt bedoeld in artikel 4.3.g «het trainen instructeurs» gaat het daarbij om instructeurs van de militaire politie, of militairen? Niet om gewone politieagenten omdat voor hun training al een apart artikel is opgenomen 4.3.f.
De leden van de fractie van de SP hebben (verwijzend naar de tekst van het verdrag, zie Tractatenblad 2007, nr. 227) bezwaren tegen een mandaat buiten de VN om en vragen de Regering naar de praktische betekenis van het begrip «ad hoc coalities» (artikel 5). Waarom wil EU optreden buiten een mandaat van de Veiligheidsraad? Welke politieke urgentie is er om dat te doen?
De leden van de fractie van de SP vragen bij artikel 6 van het Verdrag wat de status is van een overeenkomst tussen de zogeheten derde staat en de zendstaat, in het bijzonder omdat dit zal gelden indien niet onder de vlag van internationale organisaties, genoemd in artikel 5 van het onderhavige verdrag, maar met een ad hoc-coalitie wordt opgetreden. Is er met andere woorden een verschil in status tussen beide overeenkomsten? Zo ja, wat is dat verschil en hoe wordt die aparte overeenkomst met de derde staat opgesteld? Gaat het hierbij uitsluitend om een Status of Forces Agreement of om een ander soort verdrag of overeenkomst? Is de Regering voornemens dergelijke overeenkomsten volledig aan de Kamer voor te leggen? Indien neen, waarom niet? Gelden met betrekking tot de regels van parlementaire controle op de inzet van Nederlandse eenheden in de EGF of de EGF zelf in de ogen van de Regering de voorwaarden van artikel 100 van de grondwet?
De leden van de fractie van de PvdA hebben de volgende vragen. Hoeveel capaciteit zal de Koninklijke Marechaussee (KMar) naar verwachting moeten leveren met de goedkeuring van dit verdrag? Op welke termijn zal dit moeten gebeuren? Heeft de KMar voldoende capaciteit om aan deze vraag te voldoen? Wordt de capaciteit van de politie hiermee niet te veel belast, met name omdat het een specialistische functie en bijbehorende opleiding betreft?
Tevens vragen de leden van de fractie van de PvdA zich af welke kosten hiermee zijn gemoeid. Op welk begrotingsartikel zullen deze kosten drukken? Klopt het dat deze kosten nog niet voorzien zijn in de huidige begroting? Is het denkbaar dat eenheden behorende tot het EGF worden ingezet voor missies onder EU-, NAVO-, of OVSE-vlag? Is het denkbaar dat personeelsleden van reguliere politiekorpsen worden toegevoegd aan de eenheden van het EGF?
Tenslotte vragen de leden van de fractie van de PvdA hoe de oprichting van het EGF zich verhoudt tot de recent publiek gemaakte voornemens van de minister van Binnenlandse Zaken om het aantal buitenlandse uitzendingen van leden van reguliere politiekorpsen te intensiveren?
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Diks (GL).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Jonker (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Haverkamp (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), De Vries (CDA) en Halsema (GL).