Vastgesteld 12 februari 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 18 december 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over voedsel.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Hamer
Griffier: Peen
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bisschop, Bosman, Dik-Faber, Dikkers, Van Gerven, Hamer, Ouwehand en Schouw,
en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
Aanvang 14.00 uur
De voorzitter: Welkom aan de Staatssecretaris en de Minister, welkom aan de collega's, en welkom aan de mensen op de tribune en de mensen die elders kijken en luisteren.
Wij spreken vandaag over een belangrijk onderwerp: voedsel. Wij hebben afgesproken dat de woordvoerders ieder zes minuten spreektijd hebben in eerste termijn. Ik stel voor dat wij dit combineren met twee interrupties in tweeën. Wij kijken een beetje hoe het loopt.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik voer hier het woord namens mijn collega Helma Lodders, die activiteiten elders heeft. De VVD-fractie wil dit debat opnieuw aangrijpen om een lans te breken voor de Nederlandse land- en tuinbouw. De land- en tuinbouw in Nederland is hoog productief, efficiënt en innovatief. Naast een hoge productiviteit en efficiency, is er ook sprake van de minste input en de laagste uitstoot per kilogram product. Het is dus een sector die op zeer duurzame wijze bijdraagt aan de Nederlandse voedselproductie. Tijdens het notaoverleg op 2 december jongstleden hebben wij bovendien kunnen constateren dat Nederland ook koploper is op het gebied van dierenwelzijn. De VVD-fractie is dan ook van mening dat de Nederlandse land- en tuinbouw het meest duurzame systeem in de wereld is.
De Staatssecretaris hanteert een andere definitie van duurzaam voedsel dan mijn fractie doet. Volgens de Staatssecretaris vallen onder duurzaam voedsel producten die zich positief onderscheiden door de manier waarop ze zijn geproduceerd: diervriendelijk, biologisch, milieuvriendelijk en/of ethisch. De VVD-fractie is van mening dat de Nederlandse land- en tuinbouw aan drie van de vier voorwaarden voldoet en daarmee aan de definitie van duurzaam voedsel. In dit huis, maar ook in de samenleving, lijkt soms het besef te zijn verdwenen dat het voedsel in Nederland al heel duurzaam wordt geproduceerd, zowel in de landbouw als in de tuinbouw. Nederland heeft de strengste eisen op het gebied van dierenwelzijn; dieren worden dus diervriendelijk gehouden. In de Wet dieren staat de intrinsieke waarde van het dier centraal; dit is in bijna geen andere lidstaat het geval. Veehouders gaan zeer zorgvuldig met hun dieren om. Wij kunnen dan ook stellen dat wij ons voedsel op zeer ethische wijze produceren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als ik de heer Bosman hoor zeggen dat wij per kilogram product de minste uitstoot hebben, kan dit wel waar zijn, maar is er bij de VVD ruimte voor de gedachte dat de manier waarop wij voedsel produceren alles bij elkaar misschien toch een probleem is? Hebben wij toch niet een probleem, ondanks het feit dat wij in efficiency het hoogst scoren, door de totale uitstoot, de totale schade aan het dierenwelzijn en bijvoorbeeld de totale voedselverspilling die gemoeid zijn met de productie van dierlijke eiwitten?
De heer Bosman (VVD): Nee, daar ben ik het niet mee eens.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat is teleurstellend, want Nederland wordt hier wel op gewezen door bijvoorbeeld de VN-rapporteur voor de mensenrechten, Olivier de Schutter. Hij spreekt over de noodzaak dat wij hier in het westen minder dierlijke eiwitten consumeren. Het kan een kwestie van opvoeding zijn, maar ik herinner mij nog dat als ik thuis zei: «ik wil om twee uur thuiskomen want iedereen mag dat», het antwoord van mijn ouders was: «daar hebben wij niets mee te maken, wij bepalen zelf wel wat wij voor u, jongedame, verstandig vinden». Ik kan mij bijna niet voorstellen dat de leden van de VVD zo veel anders zijn opgevoed dat zij geen idee hebben van het feit dat je ook zelf kunt bepalen wat je verantwoord vindt.
De heer Bosman (VVD): Wij zitten helemaal op één lijn, juist die laatste zin spreekt mij aan: wat je zelf verantwoord vindt. Het individu is verantwoordelijk en het gaat om de keuze die de markt maakt. Op die manier is dit essentieel. Ik ben dus heel blij met de opmerking die mevrouw Ouwehand maakt namens de Partij voor de Dieren. Het is inderdaad van belang dat iedereen zelf een keuze maakt en dat wij geen overheid hebben die zegt wat en hoe er moet worden geproduceerd. Ik ben het wat dat betreft helemaal eens met de Partij voor de Dieren.
In plaats van de vraag hoe wij de vraag naar duurzaam voedsel verder kunnen stimuleren, kunnen wij onszelf beter de vraag stellen hoe wij onze land- en tuinbouwsector de ruimte kunnen geven om te ondernemen en hoe wij kunnen voorkomen dat deze sector wordt beknot met steeds meer regelgeving. Uiteindelijk is dit ook een vraagstuk van de markt. De VVD-fractie is van mening dat de overheid een terughoudende rol moet spelen in de verduurzaming van de keten. De laatste jaren heeft het bedrijfsleven belangrijke stappen gezet in samenwerking met maatschappelijke organisaties. De zuivelsector is goed op weg met de duurzame zuivelketen, de vleessector heeft nieuwe concepten voor kip- en varkensvlees ontwikkeld en de akkerbouwsector verduurzaamt; ik noem het voorbeeld van de Stichting Veldleeuwerik. Er zijn tientallen initiatieven gaande op het terrein van voedselverspilling. Op dit laatste punt kom ik nog terug.
De VVD-fractie is van mening dat de overheid innovaties moet stimuleren en belemmeringen moet wegnemen. Er moet zeer terughoudend worden omgegaan met wetgeving als ontwikkelingen niet vanzelf gaan. Ik krijg graag een toezegging van de Staatssecretaris op dit punt.
Het terugdringen van voedselverspilling is vooral een verantwoordelijkheid van de samenleving. Ook hier moet de overheid terughoudend zijn. Haar inspanningen lijken ook niet het gewenste resultaat op te leveren, zo blijkt uit de Monitor Voedselverspilling in Nederland, want de verspilling neemt niet af. Bedrijven moeten zelf de handschoen oppakken en dat gebeurt ook. Zo zijn er goede voorbeelden van de catering in een aantal ziekenhuizen waar de verspilling inmiddels met 50% is afgenomen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik denk dat de overheid wel degelijk een rol heeft bij het terugdringen van voedselverspilling, al was het maar in het wegnemen van belemmeringen, ook de belemmeringen in wet- en regelgeving. Is de heer Bosman dat met mij eens?
De heer Bosman (VVD): Het lijkt erop dat mevrouw Dik mijn tekst heeft gelezen. Ik kom hier zo op terug. Wij zijn het helemaal eens.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik denk dat er wel degelijk een rol is weggelegd voor de overheid om te kijken naar het systeem om vast te stellen wat de oorzaken zijn van de voedselverspilling. Die moeten in kaart worden gebracht. Ik kan mij voorstellen dat daarbij niet alleen wordt gekeken naar het verminderen van wet- en regelgeving, maar ook naar onevenwichtigheden in het systeem. Ik zal daarop ingaan in mijn betoog, maar ik wijs er nu al op dat het erg goedkoop is om voedsel weg te gooien en te verbranden. Dat is veel goedkoper dan het weg te geven. Wil de heer Bosman meedenken over de vraag hoe wij verandering kunnen brengen in dergelijke onevenwichtigheden?
De heer Bosman (VVD): Wij zijn altijd bereid om mee te denken. Als er voedsel over is dat op een andere manier kan worden gebruikt, zou daar een markt voor kunnen zijn. Het is belangrijk dat de ketens gesloten worden doordat mensen producten op een zorgvuldige manier gebruiken, of het nu om toeleverings- of afvalproducten gaat. Je moet de volledige keten snappen en beheersen. Aan de hand daarvan kunnen mensen verstandige keuzes maken.
De overheid kan consumenten voorlichten, maar zij zijn uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de manier waarop zij met voedselverspilling omgaan. De overheid kan vooral belemmeringen wegnemen in economische, technische en wettelijke zin zodat het bedrijfsleven zijn verantwoordelijkheid kan blijven nemen.
Ik wil in dit debat niet lang stilstaan bij vleesfraudeschandalen. Mevrouw Dikkers heeft hierover recent een debat aangevraagd en in januari aanstaande zullen wij over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) spreken. Dit thema zal tijdens deze debatten uitgebreid aan de orde komen. Ik wil al wel een schot voor de boeg geven. Mijn fractie is van mening dat voedselveiligheid altijd voorop dient te staan en dat overtreders keihard moeten worden aangepakt. Ik teken hierbij wel aan dat wij niet mogen vergeten dat het in Nederland goed is gesteld met de voedselveiligheid. Ik heb een Minister horen zeggen dat 98% van ons voedsel veilig is. Het is aan de sectoren om de goede naam van Nederland niet te grabbel te gooien door te frauderen met vlees of vis.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb afgelopen vrijdag een minisymposium over voedselverspilling georganiseerd. De tijd van onderzoeken en investeren is nu wel voorbij. Wij moeten concrete stappen zetten om voedselverspilling tegen te gaan. Het was een effectieve bijeenkomst, waarin alle partijen samen kwamen om te spreken over de vraag hoe wij voedselverspilling kunnen tegengaan. De verschillende partijen hebben hierover volop ideeën en het is de taak van de overheid om die ideeën en initiatieven van de producenten en consumenten te steunen onder andere door belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen. Na het symposium hebben wij overigens, geheel in lijn met het thema, genoten van een no-wastelunch.
De Alliantie Verduurzaming Voedsel heeft 2014 uitgeroepen tot het jaar tegen voedselverspilling. Volgend jaar gaat ook de campagne over voedselverspilling van start, een initiatief dat ik van harte ondersteun. Op het minisyposium hebben wij gesproken over de effectiviteit van een dergelijke campagne. Uit de gesprekken bleek dat het vooral belangrijk is dat de campagne wordt geplaatst in de lokale en sociale context van consumenten en dat hij wordt gericht op natuurlijke beslismomenten. De consument is immers de grootste verspiller. Ook in het onderwijs kan hier veel meer aandacht aan worden besteed. Immers, jong geleerd is oud gedaan. Welke rol ziet de Staatssecretaris voor de overheid om dergelijke campagnes samen met de alliantie te ondersteunen?
Uit de evaluatie van de EZ-taken van het Voedingscentrum komt naar voren dat het Voedingscentrum zich zou moeten richten op gezondheid en voedselveiligheid. Mag ik ervan uitgaan dat het centrum ook voldoende aandacht en geld behoudt voor het thema duurzaamheid?
Een andere goede mogelijkheid om voedselverspilling tegen te gaan, is volgens de fractie van de ChristenUnie het opzetten van een meldpunt voedselverspilling waar consumenten hun ideeën kunnen opgeven, maar ook voorbeelden van voedselverspilling aan de kaak kunnen stellen. Deelt de Staatssecretaris die mening?
Communicatie over voedselverspilling is en blijft belangrijk voor zowel de consument als de supermarkten om voedselverspilling tegen te gaan. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid over de verschillende houdbaarheidsdata. De producent is hiervoor verantwoordelijk, maar het is voor de consument onvoldoende duidelijk waarop deze tgt's en tht's zijn gebaseerd. Daarbij komt dat voedselverspilling vaker voortkomt uit de interpretatie van wet- en regelgeving dan uit die wet- en regelgeving zelf. Zo is het volgens de wet geoorloofd om producten waarvan de tht-datum is verstreken, te verkopen, maar in de praktijk gebeurt dit niet. De private hygiënecode gaat soms dus verder dan noodzakelijk. Daarnaast krijgen producten die prima met een tht-datum toe kunnen, toch vaak een tgt-datum. In de nieuwe Europese verordening zijn hierover afspraken gemaakt. Ziet de Staatssecretaris nog mogelijkheden om de lijst uit te breiden van producten waarvoor een tht-datum mag worden gebruikt?
Tijdens het symposium kwam ook de vraag naar voren of wij op sommige specifieke punten niet te veel zijn doorgeschoten met onze voedselveiligheidsbeleid. Is de Staatssecretaris bereid om te kijken waar er mogelijkheden zijn om de regelgeving aan te passen? Ik noem bijvoorbeeld de twee-uursnorm in de catering. In het Verenigd Koninkrijk heeft men de tijd dat producten buiten de koeling mogen zijn, opgerekt tot vier uur. Dit blijkt zonder problemen mogelijk te zijn.
Ik zei al dat het nu helaas goedkoper is om voedsel weg te gooien en te verbranden dan het te doneren aan bijvoorbeeld voedselbanken. Financiële prikkels kunnen helpen om verspilling terug te dringen. De fractie van de ChristenUnie pleit ervoor dat schenkingen in natura aftrekbaar worden gemaakt zodat het aantrekkelijk wordt om voedsel te schenken. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat financiële prikkels een goede manier zouden kunnen zijn om voedselverspilling te verminderen? Is zij bereid om de mogelijkheden voor het fiscaal aftrekbaar maken van voedseldonaties te onderzoeken?
Vandaag kwam een rapport uit over de pluimveeketen. Daarin wordt geconcludeerd dat de grote focus op marktwerking verdere verduurzaming belemmert. De keten heeft een initiatief genomen voor de «kip van morgen», maar als wij niet oppassen wordt dit de «kip van overmorgen» of de «kip van de toekomst» terwijl het juist hard nodig is dat de partijen in de keten elkaar vasthouden om samen te werken aan vermindering van het antibioticagebruik, verbetering van het dierenwelzijn en vermindering van de milieudruk. Dit moet dan ook resulteren in een realistische prijs voor ons stukje kip.
De toenmalige NMa heeft vier jaar geleden onderzoek gedaan naar prijsvorming en margeverdeling in de voedselketen. Hieruit bleek dat supermarkten over het algemeen de hoogste marges behalen in de keten. De NMa wilde met dit onderzoek een gerichte discussie bevorderen over de werking van de voedselketens om daarmee de agrifoodsector als geheel transparanter te maken. Wat is er met dit rapport gebeurd? Is de Staatssecretaris bereid om in overleg met de Alliantie Verduurzaming Voedsel de Autoriteit Consument en Markt (ACM) te verzoeken om een update van dit rapport en meer specifiek ook te kijken naar de pluimveesector?
Tot slot vraag ik aandacht voor ggo-etikettering. Ik heb twee maanden geleden schriftelijke vragen gesteld over dit onderwerp. Ik ben teleurgesteld over de gemakkelijke antwoorden van de Minister van VWS. Is de Staatssecretaris het met de onderzoekers eens dat de negatieve mening van burgers/consumenten jegens ggo-voedingsmiddelen geen betrouwbare indicator is voor het werkelijke koopgedrag van consumenten? Met andere woorden, moeten wij de zorgen van de burgers/consumenten over ggo-voedsel maar met een korreltje zout nemen? Volgens mij is nu juist het probleem dat consumenten veel moeite moeten doen om erachter te komen of producten genetisch aangepaste bestanddelen bevatten en dit terwijl wij geen zicht hebben op het aantal ggo-producten in onze supermarkten. Delen de Staatssecretaris en de Minister mijn zorgen hierover? Zijn zij bereid te bekijken of dergelijke producten kunnen worden voorzien van een herkenbaar logo?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. De VION heeft ondanks eerdere ontkenningen toch vlees omgekat, in dit geval van gangbaar naar biologisch. Dit doet het vertrouwen van de burger geen goed. En er is blijkbaar meer mis bij dit bedrijf, zo blijkt uit onderzoek van Omroep Brabant. Grote afnemers zoals Johma zouden contracten hebben omgezet, omdat de kwaliteit van de producten onvoldoende zou zijn en er plastic en botsplinters in het vlees zouden zitten. Hierover is inderdaad een debat aangevraagd en in dat debat zullen wij hierover uitgebreid komen te spreken. Ik vind dat heel prettig, maar ik hoor graag of de Staatssecretaris in aanloop daarnaartoe al stappen zet in de richting van het bedrijf. Het bedrijf heeft allerlei interne procedures, maar die zijn niet in orde, zo blijkt nu. Ik verwacht dat er de komende tijd nog meer informatie over VION naar buiten zal komen. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris op dit punt zal ondernemen.
Ik dank haar voor de update van de Taskforce Voedselvertrouwen. Het actieplan van juni dit jaar stond bol van de daadkracht en de urgentie. Dat gaf mij een goed gevoel. Ik dacht: men gaat lekker aan de slag. Aan alle voornemens waren redelijke en nette termijnen gekoppeld en er was een goede communicatie. Ik was nogal teleurgesteld toen ik uiteindelijk het voortgangsrapport van de taskforce onder ogen kreeg; dit werd ons gisteren toegezonden. In het actieplan zijn zeventien heel concrete actiepunten opgenomen met een redelijke termijn waarbinnen gerapporteerd zou kunnen worden over de voortgang. Die kopjes zijn niet terug te vinden in de brief die wij van de Staatssecretaris hebben ontvangen. Bovendien wordt heel wollig gecommuniceerd over de resultaten die zijn bereikt. Welke stappen zijn gezet om het vertrouwen van de consument te herstellen? Er zou een gezamenlijke strategie komen en er zou worden gewerkt aan een dedicated supply chain, vertaald in actiepunt 3 in het actieplan, waardoor de mogelijkheid kon worden onderzocht om de ketens korter te maken. Hierover zou worden gerapporteerd in het vierde kwartaal van dit jaar. Hoe staat het daarmee? Is de Staatssecretaris bereid de Kamer een brief te sturen met een werkelijke update van de gang van zaken aan de hand van de actiepunten? Ik ben volksvertegenwoordiger en het is mijn taak te controleren of gebeurt wat is afgesproken, maar dat kan ik op deze manier niet doen. Ik krijg graag een nieuwe voortgangsbrief met daarin de voortgang van de actiepunten en met name van die punten die door het bedrijfsleven zouden moeten worden opgepakt. Ik lees veel over de punten die door het ministerie zijn opgepakt en over de voortgang die daarbij is geboekt, maar onze zorg betreft natuurlijk ook de andere kant.
Ik dank de Staatssecretaris voor de voedingsbrief van juli; ik heb daar een korte vraag over. Er staat bij het onderwerp voedselverspilling dat meten weten is. De Noren hebben een wet aangepast zodat bedrijven ook hun verspillingscijfers openbaar moeten maken. Hoever is de Staatssecretaris hiermee? Zij schrijft dat zij een reductie van 20% wil bereiken, maar als niet bekend is waar je vandaan komt, hoe kun je dan bepalen waar je naartoe gaat?
De consument heeft er recht op dat hij weet wat hij eet en drinkt en hij mag ervan uitgaan dat zaken deugen. Dit vertrouwen wordt keer op keer beschaamd. Wij zagen dit ook weer bij de VION. Dit baart mij echt zorgen. Ik heb hier een pak Coolbest powerfruit pomegranate and raspberry. Het staat gewoon in de Nederlandse schappen en het betekent: granaatappel en framboos. Ik ben eens gaan zoeken en ik heb gebeld met de Coolbestfabrikant. In dit pak zit 40% water met suiker en 60% sap; in die 60% sap zit slechts 20% granaatappel. Het pak pomegranate dat ik heb gekocht, bestaat dus voor 12% uit granaatappel en voor ongeveer 4% of 5% uit framboos. Voor het overige bevat het veel suiker, maar hoeveel is niet duidelijk. Ik heb Coolbest gebeld en men was alleszins bereid mij te informeren, maar niet over de hoeveelheid suiker want dan zou men de receptuur verklappen. Die receptuur mocht ik niet hebben voor het geval ik Coolbest zou willen namaken. Ik vind het lekker spul, maar ik besef dat ik appelsap met water en suiker drink. Dat kan ik aan de hand van het etiket vaststellen. Ik zou zo graag willen dat dit wordt aangepast. Ik spreek daar mensen op aan. Ik zeg dan: Coolbest is vooral appelsap, water en suiker, heerlijk spul, niets ten nadele van het product, maar er wordt geadverteerd met heel gezonde pomegranate, – zelfs de oude Egyptenaren worden erbij gehaald, die een lang leven was beschoren dankzij de pomegranate – terwijl er maar een paar procent van het spul in het pak zit. Dat lijkt mij niet helemaal deugen.
De consument heeft dus er dus recht op te weten wat hij eet en drinkt. De goedkopere merken appelsap worden gezuiverd met varkensgelatine. Dat is nergens terug te vinden. Als mensen willen weten wat zij eten, bijvoorbeeld mensen die bewust geen vleesproducten willen gebruiken of juist geen varkensvlees, kunnen zij aan de hand van het etiket vaak helemaal niet vaststellen wat het product bevat. Ik heb hier een zakje dropjes en in dit pakje suiker zit volgens het etiket E471, een emulgator. Ik zou zo graag zien dat er duidelijk op staat wat erin zit opdat de consument begrijpt wat hij eet. Op de website van het ministerie word je doorverwezen naar de website van het Voedingscentrum. Dat is heel goed. Daar vul ik die code in en dan krijg ik de benaming van het product. Dan weet ik eigenlijk nog niets. Ik moet dan nog verder zoeken om erachter te komen wat het is.
De consument heeft er recht op te weten wat hij eet en ik zou zo graag willen dat wij dat eens aanpakken. Is de Minister het ermee eens dat dit soort dingen als de verpakking van Coolbest eigenlijk niet kunnen? Is zij het ermee eens dat de consument moet weten wat hij eet? Wellicht moet de Warenwet op dit punt wat worden aangescherpt.
De heer Bosman (VVD): Tot welk niveau wil mevrouw Dikkers de informatie op het pak hebben? Hoe groot moet het pak dan worden? Hoeveel informatie moet de tekst bevatten? Het gaat dan ook om administratieve lasten. Wat mag de consument nog zelf uitzoeken?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik hoopte zo dat de heer Bosman die vraag zou stellen. Dit pak heeft zes zijden. Op de voor- en achterkant wordt ons verteld dat het allemaal pomegranate is en hier, in heel kleine lettertjes, kun je lezen dat dit er maar beperkt in zit. Ik zou willen dat dit duidelijk is. Er moet opstaan wat er in zit en dat moet kloppen. Dat mag best wat worden uitgebreid. Ik kan de heer Bosman het pak overhandigen opdat hij kan zien dat er op dit pak echt nog wel ruimte is om te vermelden wat erin zit.
De heer Bosman (VVD): Van deze afstand kan ik lezen dat er suiker in zit. Dat staat erop. Ik kan verder lezen hoeveel vet of koolhydraten erin zitten. Dat kan ik allemaal lezen. Welke informatie moet er nog meer op het pak? Of wil mevrouw Dikkers de vermelding groter hebben?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik wil dat de informatie klopt die erop staat. Het hoeft niet veel groter en ik vind het ook niet erg als ik er even naar moet zoeken, maar ik wil wel dat de informatie beschikbaar is. Dat kan prima. Er wordt veel ruimte op het pak gebruikt om mij te vertellen dat ik het moet aanschaffen omdat het gezond is en dat de oude Egyptenaren het al dronken, maar er is heel weinig informatie over bijvoorbeeld het exacte gehalte aan geraffineerde suikers. Dat wil ik beter en dat is de heer Bosman vast met mij eens.
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. In de brief lees ik dat de Taskforce Voedselvertrouwen moet werken aan transparantie. Het zou mooi zijn als de retail daar een handje bij helpt en de producenten van dit soort producten ons op weg helpen door ons beter te informeren. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft veel ideeën over hoe het beter kan. Ik hoor graag van de Staatssecretaris wat de mogelijkheden zijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mocht het onverhoopt bij de volgende verkiezingen niet goed gaan met de Partij van de Arbeid, kan mevrouw Dikkers naar mijn mening zo aan de slag bij de Keuringsdienst van Waarde. Misschien is het een leuk item om politici te laten bellen met producenten om te vragen wat er in hun producten zit. Mijn complimenten voor haar speurwerk. Wat vindt de Partij van de Arbeid ervan dat de Staatssecretaris heeft gezegd dat zij in haar voedselvisie zal terugkomen op de constatering van onder andere het PBL en de Verenigde Naties dat wij hier in het westen onze vlees- en zuivelconsumptie moeten terugdringen? De Staatssecretaris schrijft alleen dat de keuze voor duurzamer eten primair een zaak van de consument is. Past dit bij de solidariteitsbeginselen van de Partij van de Arbeid, nu wij weten dat wij met onze overmatige vlees- en zuivelconsumptie toch echt een te groot beslag leggen op de landbouwgronden die voor andere mensen op moeilijke plekken in de wereld bestemd zouden moeten zijn?
Mevrouw Dikkers (PvdA): De Partij van de Arbeid is een groot voorstander van het consumeren van ook andere producten dan vlees. Je ziet dat de consument daar steeds vaker voor kiest. Dat blijkt ook uit de stukken die de Staatssecretaris ons heeft toegezonden. Er staat steeds vaker vleesvervanger op het menu. Dat lijkt mij goed en het lijkt mij ook goed dat wij dit wat enthousiaster stimuleren. Dat doet de Partij voor de Dieren ook.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, maar de Partij voor de Dieren zit niet in de coalitie en zij heeft geen Staatssecretaris geleverd voor dit kabinet. Ik verwacht van de Partij van de Arbeid toch minstens dat zij zich zou schamen als zij onder de ambities zou blijven die zij destijds samen met het CDA heeft geformuleerd en waarvoor een CDA-landbouwminister verantwoordelijk was. Vandaag is er helaas geen woordvoerder van de CDA-fractie aanwezig. De PvdA-Minister voor milieu heeft destijds gezegd: laten wij de norm omdraaien, laten wij vegetarisch tot norm verheffen; als je vlees wilt, mag dat op ons ministerie maar dan moet je erom vragen. Waar blijft de werkelijke inzet van de Partij van de Arbeid voor het terugdringen van het consumeren van dierlijke eiwitten? Dit is een regelrecht solidariteitsvraagstuk.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben trots op de Staatssecretaris die, als ik het wel heb, vandaag precies één jaar zit. Ik ben van mening dat zij daadkrachtig aan de slag is gegaan met het verduurzamen en milieu- en diervriendelijk maken. Waar zij ook komt, keer op keer zegt zij dat er meer te eten is dan alleen maar vlees. Dat steunt mijn fractie van harte.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben blij met het pleidooi van mevrouw Dikkers voor de vermelding van de inhoud op de pakken. Ik zie een spanningsveld tussen de commerciële belangen van de bedrijven en eerlijke voorlichting voor consumenten. Ik heb in mijn bijdrage aandacht gevraagd voor de vermelding van ggo's op de etiketten. Kan ik de Partij van de Arbeid aan de kant van de ChristenUnie vinden in het pleidooi voor duidelijke voorlichting aan consumenten, ook op het etiket, als het product bestanddelen bevat met ggo's?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Daar kan mevrouw Dik op rekenen, wij zullen dat van harte steunen. In de nieuwe Warenwet, waarvoor ook regels uit Brussel komen, staat ook dat dit voor een deel op het etiket moet worden vermeld, namelijk als het meer dan 0,9% van het product uitmaakt. Wij zouden dat graag in duidelijker bewoordingen zien dan nu. Ja, dus volle steun.
De voorzitter: Om kwart voor drie begint een regeling van werkzaamheden en daarna gaan wij stemmen. Het zou mooi zijn als wij om drie uur de eerste termijn van de Kamer hebben afgerond. Ik zal proberen u daarbij te helpen.
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Het afgelopen jaar zijn wij een beetje van incident naar incident gehold. Vorige week was er nog het incident met VION. Het is jammer dat die incidenten er zijn, aan de andere kant is het goed dat beide bewindslieden er bovenop zitten, dat de Kamer er bovenop zit en dat wij stap voor stap werken aan verbeteringen. Wij hebben de afgelopen jaren heel intensief en vaak met elkaar over dit onderwerp gesproken. Dat kon niemand vorig jaar voorspellen. Dit is een eigenlijk een afrondend debat van dit jaar, waarin wij nog eens kunnen bekijken wat wij volgend jaar gaan doen. Mijn fractie heeft daarvoor een paar wensen.
De eerste wens heeft te maken met de ketenaansprakelijkheid. De fractie van D66 is van mening dat de voedselsector meer verantwoordelijk moet worden gemaakt voor de kwaliteit van de producten die hij levert en voor het antwoord op de vraag wat er allemaal in het product zit. Daarnaast moet er een grotere en zwaardere ketenaansprakelijkheid zijn. Als ik er nu naar kijk, zie ik dat certificering, controle en handhaving eigenlijk een lappendeken vormen. Wij hebben daar al eerder over gesproken. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat de huidige ketenaansprakelijkheid en de huidige certicificeringsystemen, die allemaal langs elkaar heen werken, een lappendeken laten zien?
Een vraag die daaraan kan worden gekoppeld is of de controle daardoor wel effectief kan zijn. Als het antwoord op die vraag «ja» is, waaruit blijkt dan dat die controle van die zelfsturende, deelcertificerende systemen effectief is? Een derde vraag is: zou het niet verstandig zijn als het kabinet werkt aan een wet ketenaansprakelijkheid, waarin dit formeel wordt vastgelegd? Voor zover het eerste probleem, het probleem van de ketenaansprakelijkheid.
Over het tweede probleem hebben wij ook al eerder gesproken. Er zijn kleine stapjes gezet, maar dat is nog niet genoeg. Dit betreft de transparantie over voedselveiligheid. De consument heeft immers het recht om te weten of voedsel veilig is. De Staatssecretaris en de Minister moeten werk maken van een wijziging in de Gezondheidswet die het openbaar maken van de controlegegevens mogelijk maakt. Ik heb vanochtend een half uurtje zitten scrollen op de website van de NVWA. Daar is heel weinig, vrijwel niets, te vinden over de onderwerpen die worden onderzocht en over de resultaten van die onderzoeken. De consument kan dus niet aan de informatie komen waar hij wel recht op heeft. Daarom dring ik erop aan dat openbaar wordt gemaakt waar het niet deugt, met naam en toenaam. Maak duidelijk wat er aan de hand is. Wanneer komt de Staatssecretaris daarmee?
Mijn derde punt heeft betrekking op het vervalsen van levensmiddelen, nepvoedsel. Ook daarover hebben wij al vaker gesproken. Het gaat dan bijvoorbeeld over vervalste bouillonblokjes, olijfolie, sojasaus, nepgorgonzola en ga zo maar door. Dan kan echt niet en de wetgever moet daar iets aan doen, want als je het aan het bedrijfsleven overlaat, komt er veel te weinig van terecht, zeg ik met een knipoog naar de heer Bosman. Kan het kabinet – bijvoorbeeld voor de zomer – inzicht geven in de omvang van dat nepvoedsel in Nederland? Kan het ook inzicht geven in de controle daarop? Of is dit een wereld van Wildwest waar de overheid maar beter uit moet blijven?
Het vierde punt gaat over misleidende etiketten. Mevrouw Dikkers heeft daar al duidelijk aandacht voor gevraagd, in geluid en beeld. Ik ben het van harte met haar eens. Wij hebben eerder Kamervragen over dit onderwerp gesteld en daar wil ik nog even op doorgaan. De NVWA heeft geconstateerd dat er in 2012 143 overtredingen hebben plaatsgevonden, maar er zijn maar 45 bekeuringen uitgedeeld voor misleidende etiketten. Ik ben benieuwd waarom twee derde van de overtreders hiermee ongestraft is weggekomen. Ik ben verder benieuwd waaruit die misleiding bestond. Blijven de overtreders tot in lengte van dagen anoniem? Dan loont het om te misleiden en dat willen wij toch niet.
Voor mijn vijfde punt over de taskforce Voedselvertrouwen sluit ik aan bij de opvattingen van mevrouw Dikkers.
Ik kan mijn zesde punt over voedselverspilling niet mooier onder woorden brengen dan mevrouw Dik dat heeft gedaan. Zij heeft daar zelfs een hele vrijdagmiddag aan opgeofferd voor een miniconferentie.
Ik heb de Minister het afgelopen jaar vragen gesteld over de overtreding van de normen voor residuen van gewasbeschermingsmiddelen in voedsel. Zij schrijft in haar antwoorden dat het probleem haar bekend is, maar de omvang ervan niet. Wat doet zij eraan om die omvang van het probleem meer in kaart te brengen? Residuen van gewasbeschermingsmiddelen in voedsel, dat is nogal wat, en wij naderen nu bijna de kritische grens. Wat zal zij doen? Welke acties heeft zij ondernomen? Is de Minister bereid om in Brussel een snelle herziening van de bestaande minimum residu level (mrl's) in dit kader te bepleiten?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Als wij een roze olifant zouden kunnen opeten, zou de VVD nog voorstellen om dat te doen. Het lijkt erop dat hij vandaag in de zaal staat, al doet iedereen alsof hij er niet is. Ik kom daar zo op terug.
Ik feliciteer de Staatssecretaris, want zij is vanochtend door Trouw uitgeroepen tot de krachtigste Staatssecretaris in dit kabinet. Van harte gefeliciteerd. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat ik vooral de Staatssecretaris vraag wat zij kan doen. Nu zij die titel mag claimen, zullen wij eens kijken of zij die volgend jaar kan prolongeren. Zonder uitdaging gaat dat niet, dus vooruit met de geit.
Het zal de Staatssecretaris niet verbazen dat ik namens de Partij voor de Dieren opnieuw aandacht vraag voor de grote noodzaak om ons voedselpatroon te veranderen. Ik heb het niet zelf verzonnen: ons voedsel is voor 20% tot 30% verantwoordelijk voor de milieudruk van elke consument en zelfs voor 50% van de verzuring. De veehouderij is verantwoordelijk voor 18% van de broeikasgasuitstoot en voor 30% van het biodiversiteitverlies wereldwijd, en bijna 50% van de wereldgraanoogst wordt aan dieren gevoerd. De veehouderij legt in totaal een beslag op 80% van onze landbouwgronden. Nog even ter illustratie: voor de productie van één kilo biefstuk heb je 25 kilo input aan voer nodig dat ook door mensen kan worden gegeten. Met de productie van één kilo rundvlees is 15.000 liter water gemoeid terwijl voor één kilo peulvruchten maar 4.000 liter nodig is.
Ik weet dat de Staatssecretaris die cijfers kent. Ik weet dat zij de rapporten heeft gelezen. Ik weet dat zij de noodzaak ziet om te komen tot een verandering van ons voedselpatroon, minder dierlijk een meer plantaardig. Zij schrijft echter aan de Kamer dat zij in haar voedselvisie onder andere op het VN-rapport terugkomt. In de brief van twaalf pagina's wordt hieraan een halve pagina gewijd, waarin de Staatssecretaris schrijft dat het kiezen voor duurzamer eten primair een zaak van de consument is. Daar hebben wij de power van de Staatssecretaris nodig. Zij kan niet langer verdergaan op dit pad. Dit laat haar status niet toe en het zou ook haar eer te na zijn. Dit pad is nu wel platgetreden.
Er zijn talloze ideeën om hierin verandering te brengen. De Staatssecretaris zegt altijd dat mensen echt niet minder vlees zullen eten omdat zij dat zegt. Dat klopt, maar dit betekent natuurlijk niet dat het denken daar kan ophouden. Ik wijs bijvoorbeeld op Henriëtte Prast van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, die terecht heeft gevraagd waarom de norm niet wordt veranderd. Op dit moment staat het iedereen vrij te eten wat hij wil. Dat moeten wij vooral zo houden, maar standaard is dat er vlees wordt aangeboden en dat je als je vegetarisch wilt eten, daarom moet vragen. Als je dat omdraait, verbied je niemand iets. De keuzevrijheid blijft in stand, maar je levert dan wel een bijdrage aan de cultuurverandering die kan helpen aan een verandering van ons voedselpatroon. Waarom kiest de Staatssecretaris niet voor dergelijke ideeën? Ik heb de woordvoerder van de Partij van de Arbeid er zojuist op aangesproken dat het een milieuminister van PvdA-huize was die dit op haar ministerie heeft doorgevoerd, nota bene in een kabinet met het CDA. Dat was best lef hebben, maar het lijkt er nu op dat de VVD de Partij van de Arbeid heeft teruggeschopt in haar hok en dat zij nu niet veel meer mag zeggen dan dat de Staatssecretaris het goed doet als zij zegt: er is iets anders te eten dan vlees.
De heer Bosman (VVD): Ik vind het jammer als dit de toon wordt. Ik ben heel benieuwd waar mevrouw Ouwehand eet, want in ieder restaurant waar ik kom, kan ik kiezen uit vlees, vis of vegetarisch. Daar hoef ik helemaal niet naar te vragen, dat staat gewoon op de menulijst. Misschien komt mevrouw Ouwehand in andere restaurants dan ik, maar waar ik kom, wordt het overal aangeboden en is het geen probleem. Wat wil mevrouw Ouwehand oplossen met die normverandering?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik eet veel thuis en dan doe ik zelf vegetarische boodschappen bij een zelfstandige natuurwinkel, waar je dat gedoe met die Coolbestetiketten ook helemaal niet hebt. Dat scheelt. Is de heer Bosman wel eens op werkbezoek geweest in Brussel of hier in overheidsgebouwen? Je gaat dan lunchen of krijgt een diner aangeboden. Dat is aardig, maar vlees is standaard. Dus als je zelf niet oplet en zegt dat je op de milieudruk let en op de gevolgen van het eten van vlees voor de wereldvoedselverdeling, heb je zomaar weer een bordje waar je geen nee tegen kunt zeggen. Je zou het kunnen omdraaien. Je zou ook iedereen standaard vegetarisch kunnen laten eten en als iemand dan toch graag vlees wil, hem daarom laten vragen. Dat voorstel doe ik bijvoorbeeld aan de Staatssecretaris. Minister Cramer heeft het destijds op haar ministerie ingevoerd. Nu de heer Bosman zegt dat het geen probleem is als je ergens om moet vragen, lijkt mij dat je dit gewoon kunt doen.
De heer Bosman (VVD): Ik ben voorstander van een keuze. Er wordt je niets opgedrongen en er wordt je niets van te voren aangegeven. Dat je zelf mag kiezen, lijkt mij een primaire beslissing. Dat is voor de VVD belangrijk: je kiest zelf.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dit grapje kan ik terugkoppen: dan is de heer Bosman het dus eens met de Partij voor de Dieren dat het geen enkel probleem hoeft te zijn als de overheid als zij dit soort maaltijden aanbiedt, de norm omdraait. Die keuzevrijheid bestaat nu, aldus de heer Bosman, maar als je de norm omdraait, blijft die keuzevrijheid net zo goed bestaan. Ik ben blij dat de VVD-fractie ons op dit punt in ieder geval zou kunnen steunen.
Ik vraag dus aan de Staatssecretaris om werk te maken van die verandering in ons consumptiepatroon, want wij zullen allemaal erkennen dat die nodig is, op de VVD na. Complimenten voor de collega's die zich inzetten voor het bestrijden van voedselverspilling zoals mevrouw Dik van de ChristenUnie. Kan de Staatssecretaris zeggen hoe de campagne gericht op duurzaam consumeren, waarover zij in haar brief schrijft, eruit zal zien? Kan zij ook aangeven of zij het lef heeft om in het kader van voedselverspilling aan de slag te gaan met het feit dat de grootste verspilling zit in het maag-/darmkanaal van dieren? Wetenschappers wijzen erop dat wij de wereldvoedselverdeling en de problemen daarmee niet kunnen oplossen als in het westen de te hoge consumptie van vlees en zuivel wordt gehandhaafd die leidt tot een verspilling van kostbare eiwitten. Ik doe een prangend beroep op de Staatssecretaris om daarmee creatiever om te gaan. Ik geef haar helemaal gelijk als zij zegt dat mensen niet luisteren als zij zegt dat zij minder vlees moeten eten. Dat moet zij ook niet op die manier doen. Ik geef haar gelijk als zij zegt dat dit niet van de ene op de andere dag geregeld kan zijn. Dat is ook waar, maar wij moeten nu wel beginnen, want de waarschuwingen zijn ernstig genoeg. Dit is het grootste probleem voor het klimaat, voor het behoud van de biodiversiteit en voor de voedselzekerheid in de toekomst.
Ik zie dus graag meer ambitie en meer lef. Ik vraag de Staatssecretaris eventuele weerstand van de VVD te trotseren. Dat kan zij gemakkelijk. Laat het niet over aan het bedrijfsleven. In een onlangs verschenen proefschrift wordt geconcludeerd dat bedrijven nooit verduurzaming zullen bereiken met initiatieven zoals de Roundtable on Sustainable Palm Oil of de Roundtable on Sustainabe Soy Oil. De Kamer heeft hierover al diverse malen haar zorgen geuit en wij hebben nu weer het bewijs dat het niet werkt als je het aan de bedrijven zelf overlaat.
Dus, kom op, Staatssecretaris, doe iets met de kennis die u hebt. U hebt die rapporten gelezen, u bent de krachtigste Staatssecretaris van dit kabinet. De fractie van de Partij van de Arbeid zou u voluit moeten steunen, maar als dat niet gebeurt, dan zal de Partij voor de Dieren nog wel iets harder drukken aan die kant.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Weten wij wel wat wij eten? De voedselschandalen schaden het vertrouwen van de consument in ons voedsel. Europese inktvisringen bleken afkomstig van een plek van het varken waar de zon niet schijnt. VION verkocht 11.000 kilo varkensvlees ten onrechte als biologisch. Wij waren de schrik nog niet te boven of nieuwe klokkenluiders dienden zich aan. Dit maakt duidelijk dat de opsporings- en controlecapaciteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit moet worden hersteld. Wij zullen daar op een later moment over spreken.
De omvang van voedselfraude heeft ook te maken met de anonimisering van ons voedsel. Het zijn bulkproducten op een wereldmarkt, die veel te vaak worden doorverkocht en waarvoor vooral de laagste prijs telt. De SP is voorstander van meer regionalisering van de voedselproductie, het sluiten van kringlopen en het herstellen van de band tussen consument en producent. Onderschrijft het kabinet dit uitgangspunt? Wil het in dit verband nog eens kijken naar mogelijkheden om initiatieven als «Original/Eurogenionaal» te ondersteunen? Dit is ook een warm aanbevolen initiatief voor de Minister, omdat ziekenhuizen daarvan kunnen profiteren.
Het kabinet moet investeren in verduurzaming. Des te vreemder is het dat op de begroting voor verduurzaming van de veehouderij minder geld beschikbaar is. Het budget is gedaald van 17,5 miljoen naar 4,8 miljoen. De doelstellingen voor een duurzame veehouderij zijn verzand en zoekgeraakt. Is het kabinet bereid om te investeren in verduurzaming van de veehouderij in Nederland? Concreet: wat zijn de doelstellingen, voor welk jaar en welk percentage? Hoe kunnen die worden bereikt als het budget wordt gekort?
Het kabinet duikt voor zijn verantwoordelijkheid voor duurzaam voedsel; het legt de verantwoordelijkheid voor zijn doelstellingen bij de consument. De sector neemt, gedreven door de consument, een aantal initiatieven. Ik stel vast dat het aandeel duurzaam voedsel is gestegen van 4,5% naar 5,5%. Chapeau! Dat is leuk voor de 5,5% van de kippen, koeien en varkens. Maar hoe zit het met de overige 94,5%? Alle andere kippenboutjes in de winkel zijn afkomstig van dieren die een kort en ellendig leven hebben gehad en die zo hard groeiden dat zij nog amper op hun pootjes konden staan en moesten worden volgespoten met antibiotica. Hoeft de 66% export niet duurzaam te zijn?
Dezelfde vraag kan worden gesteld voor de verwerking in producten. Ik noem een voorbeeld waarop de consument geen invloed heeft, de legbatterij-eieren. Naar mijn mening moet de Staatssecretaris hier ingrijpen. De Nederlandse verwerkende industrie gebruikt nog steeds dergelijke eieren voor de verwerking in producten als cake. Terwijl de legbatterijen in Nederland verboden zijn, gaat de verwerkende industrie nog steeds de boer op om die eieren te kopen. Wil de Staatssecretaris de sector en de producenten zeer dwingend vragen om dat niet langer te doen?
Erkent de Staatssecretaris dat de overheid systeemverantwoordelijk is, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving heeft gesteld? Het minste wat van de overheid mag worden verwacht, is dat zij niet de verkeerde dingen stimuleert. Helaas zijn wij nog niet zover. Ik noem in dit verband nog maar eens het subsidiëren van megastallen. Wij willen geen megastallen en wij zouden die dan ook niet moeten subsidiëren. Wat zal de Staatssecretaris doen om het topsectorenbeleid beter te laten aansluiten bij de duurzaamheidsdoelen zoals die door het Planbureau voor de Leefomgeving worden geadviseerd?
De boer moet een eerlijk deel van de marge krijgen. Dat is eerlijk en sociaal, maar het is ook een voorwaarde voor verduurzaming. Nu is de boer door de ongelijke machtsverhoudingen vaak niet in staat een reële prijs voor zijn product te bedingen. De Staatssecretaris kan dan in haar voedselbrief wel schrijven dat veranderingen in de prijs volgens het LEI efficiënt worden doorberekend naar de boer, maar een weinig meer van weinig blijft weinig. Hier moet echt iets gebeuren. Ik denk dat zij de boeren die aandacht vragen voor hun benarde positie ten opzichte van de supermarkten geen recht doet. Ik krijg hierop graag een reactie. Wil de Staatssecretaris in het kader van de prijzenmonitor ook de margeverdeling bestuderen? Wil zij bij de nieuwe beleidsregels voor de Autoriteit Consument en Markt bij de artikelen 2a en 2b ook de voordelen voor het dier als criterium invoeren? Ik overweg om op dit punt een motie op te stellen.
Jaarlijks lijden één miljard mensen aan overgewicht en lijden 1 miljard mensen honger, terwijl er genoeg eten wordt geproduceerd om iedereen te voeden. Armoede is de oorzaak en het helpt niet dat het kabinet zo rigoureus bezuinigt op ontwikkelingssamenwerking dat wij ver onder de internationale norm zakken. Zou het niet beter zijn om in plaats van voedsel tegen dumpprijzen te exporteren naar bijvoorbeeld derdewereldlanden waar men weinig geld heeft om voedsel te kopen, kennis te exporteren waaraan die landen echt behoefte hebben?
Ik kom nu bij het gezondheidsgehalte van ons eten. Veel van ons eten is te zout, te vet, te zoet en zit bomvol met E-nummers. Welk plan de campagne heeft het kabinet om dit te bestrijden? Is het kabinet bereid om met producenten om tafel te gaan zitten en afspraken te maken opdat minder zout, vet, suiker en E-nummers in het voedsel worden verwerkt? Dat kan en het moet, maar hoe doen wij dat? Wij hebben net een hele verhandeling gehad over de vraag wat er allemaal op een pak moet staan, maar ik weet niet of dat werkt. Ik lees dat nooit. Ik ben ook nooit ziek, dus ik heb geluk, hoop ik dan maar. Sommige mensen lezen het wel, maar wij moeten toe naar een eenvoudig systeem. Ik ben voorstander voor het Engelse systeem van het stoplicht: gezond is groen en fout is rood. Kunnen wij die kant uit?
Als allerlaatste vraag ik een reactie van het kabinet op de enorme verspilling van 5.000 waterflesjes die volgens het consumentenplatform Much per dag over de toonbank gaan. Kunnen wij daar iets aan doen? Wil het kabinet bevorderen dat in de horeca gratis kraanwater wordt verstrekt?
De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Ik heb het genoegen collega Dijkgraaf te mogen vervangen. Dat kan ik natuurlijk niet, maar ik kan wel een tekst voordragen. Ik zal mijn best doen. Ik wil mijn verhaal toespitsen op twee punten. In de eerste plaats: een eerlijke prijs voor eerlijke voeding, en in de tweede plaats: voedselverspilling.
Ik begin met een eerlijke prijs voor eerlijk voedsel. Vanochtend is een interessant rapport over de complexiteit van de kipketen verschenen van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV). Vele schakels zijn betrokken, er wordt geconcurreerd op prijs en er is weinig oog voor de kennis, duurzaamheid en positie van andere schakels. Wij hebben nu goedkope en CO2-efficiënte kipfilet, maar ook uitgemergelde kippenhouders voor wie het lastig is te investeren in meer dierenwelzijn, minder antibioticagebruik en duurzamer veevoer. Het is opmerkelijk dat de raad niet pleit voor een verbod op megastallen, voor invoering van een vleestaks of voor strengere regelgeving. De raad pleit wel voor een werkelijke transitie door nieuwe verdienmodellen. Zo lang er vooral wordt geconcurreerd op prijs zullen investeringen in dierenwelzijn niet terugverdiend worden en niet van de grond komen. Dit is ook al jaren de boodschap van de SGP. Strengere regels en een vleestaks doen geen recht aan de complexiteit van voedselketens en helpen de boer daarom niet vooruit. Samenwerking in de keten is nodig. Een belangrijke stap op weg daar naartoe is het loslaten van de eenzijdige focus op maximale concurrentie in het mededingingsbeleid.
De voorzitter: Het spijt mij, maar ik moet u nu onderbreken. Ik schors de vergadering voor de stemmingen. Ik stel voor dat u als eerste begint na de stemmingen. De bewindslieden kunnen deze tijd gebruiken om hun antwoord voor te bereiden. Ik ga ervan uit dat zij zo flexibel zijn dat zij uw vragen dan ook kunnen meenemen.
De vergadering wordt van 14.57 uur tot 15.15 uur geschorst.
De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Ik vat mijn eerdere betoog samen. Ik heb erop gewezen dat de praktijk het ondernemers nogal eens moeilijk maakt om te investeren in duurzaamheid, minder antibioticagebruik en meer dierenwelzijn. Ik heb gepleit voor samenwerking in de keten. Uit het rapport van de RIDLV blijkt dat daar te weinig oog voor is.
Ik vervolg met een krachtig statement: een overheid die steeds strengere regels oplegt, maar nauwelijks ruimte biedt voor afspraken over het terugverdienen van investeringen en hogere kosten, melkt haar ondernemers uit.
De SGP zet zich in voor samenwerking en voor verbetering van het verdienmodel. Ik zal dit op één punt concreet maken. De regering heeft conceptbeleidsregels opgesteld voor de ACM met daarin aanwijzingen voor het bieden van ruimte voor afspraken over duurzame ontwikkeling. Die beleidsregels zijn nog behoorlijk vaag. De voorzitter van de ACM heeft na het verschijnen van die regels kritiek geuit op de vaagheid waarmee de politiek duiding geeft aan het meewegen van publieke belangen als dierenwelzijn. Heeft de regering de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van de ACM inmiddels ontvangen? Ik neem aan dat hierin dezelfde kritiek zal doorklinken. Is de regering bereid om de beleidsregels concreter te maken, zodat ze in de praktijk ook echt meer ruimte bieden?
Het tweede onderdeel dat ik aan de orde stel, betreft voedselverspilling. Mijn tekst zal het betoog van mijn voorgangers misschien voor een deel overlappen. Het is verbazingwekkend hoeveel voedsel wordt verspild; meer dan 30% belandt in de afvalbak. Dat was anders toen ik klein was en moeder zei: jij eet je bordje leeg, want hier wordt geen eten weggegooid. Dat is de ware houding en die zie ik ook een beetje bij de Staatssecretaris. Zij wil inzetten op bewustwording bij consumenten en het bedrijfsleven, maar niet op de aanpassing van regelgeving. Dit laatste kan wel een instrument zijn. Die mogelijkheid kan naar de mening van de SGP-fractie beter worden benut.
De Programmamanager Duurzame Voedselketens van de Wageningen Universiteit wees tijdens het rondetafelgesprek op de zogenaamde Good Samaritan Law in de Verenigde Staten en Italië. Binnen randvoorwaarden worden supermarkten en producenten bij het doneren van overgebleven voedsel gevrijwaard voor voedselveiligheidsclaims. Dat klinkt goed. Dit zal ook in Nederland een win-winsituatie kunnen opleveren. Supermarkten en producenten hebben meer ruimte om voedselverspilling te voorkomen en voedselbanken kunnen beter aan de vraag naar voedsel voor minderbedeelden voldoen. Wil de Staatssecretaris zich inzetten voor bescherming van barmhartige Samaritanen in de Nederlandse voedselketen?
Supermarkten en andere verkoopkanalen moeten ook meer ruimte krijgen om producten te verkopen die de tenminstehoudbaartot-datum zijn gepasseerd – uiteraard met duidelijke vermelding van de verstreken datum – want dat voedsel is niet onbruikbaar geworden. Ik heb de indruk dat dit eerder in de weg wordt gestaan door de Europese richtlijnen, die zich vooral richten op uniformering van de etikettering, dan door onze eigen Warenwet. Wil de Staatssecretaris hieraan aandacht besteden en zo nodig krachtige maatregelen nemen? Ik begrijp dat zij daarvoor in de wieg is gelegd, volgens de uitslag van verkiezingen die vanmorgen is bekendgemaakt.
De Europese Levensmiddelenverordening laat weinig ruimte voor een eigen koers voor de vermelding van houdbaarheidsdata op voedselproducten, maar daarom hoeven wij nog niet stil te zitten. In bijlage 10 van de verordening wordt een aantal producten genoemd waarvoor geen vermelding van de houdbaarheidsdatum is vereist. Deze lijst kan worden uitgebreid met bijvoorbeeld producten die lang houdbaar zijn. Daarbij komt dat aanpassing van een bijlage eenvoudiger is dan aanpassing van de verordening als zodanig. Wil de Staatssecretaris zich in Brussel inzetten voor uitbreiding van deze lijst?
Het laatste onderdeel van dit punt gaat over cateraars en horecabedrijven, die moeten voldoen aan allerlei hygiënevoorschriften. Die voorschriften slaan soms door. Onderzoek wijst uit dat hier mogelijkheden liggen om verspilling aan te pakken. De bedrijven mogen verse producten niet langer dan twee uur niet gekoeld aanbieden. Hierop is ontheffing mogelijk, maar de lat ligt wel erg hoog. Is de Staatssecretaris bereid om in overleg met cateraars en horecabedrijven werk te maken van een versoepeling, opdat ook hier heel praktisch verspilling kan worden tegengegaan?
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik zal mijn beantwoording langs vier lijnen laten verlopen. Ik zal eerst iets zeggen over het onderwerp in brede zin en ik zal daarbij ingaan op de rol van de overheid en anderen in het voedselvraagstuk, het voorkomen van verspilling en dergelijke. Daarna zal ik apart aandacht besteden aan het thema voedselverspilling en de consument. Mijn derde onderwerp is de voedselzekerheid, waarover onder andere mevrouw Ouwehand heeft gesproken. Het vierde onderwerp betreft de opmerkingen over de taskforce.
Het voedseldebat kent in mijn ogen veel dimensies. Het is goed dat de Minister hier ook aanwezig is, want wij delen een verantwoordelijkheid op het terrein van de voedselveiligheid. De voedselkwaliteit speelt natuurlijk ook een grote rol. Daarnaast kijken wij steeds meer naar het thema duurzaamheid van de voedselproductie. De beschikbaarheid van voedsel, de voedselzekerheid, is wereldwijd een belangrijk thema. Daarbij hoort vanzelfsprekend ook het tegengaan van verspilling.
Met een aantal van de leden stel ik vast dat wij het afgelopen jaar noodgedwongen helaas veel aandacht hebben moeten besteden aan incidenten. Dit debat is niet gericht op die incidenten, maar daarover zijn wel een aantal vragen gesteld. Ik zal die meteen beantwoorden, maar ik ben blij dat de Kamer in januari een apart overleg zal houden over het verbeterplan van de NVWA. Daaraan wordt op dit moment de laatste hand gelegd. De heer Schouw sprak over ketenaansprakelijkheid, verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven, effectieve controle en de onderlinge aansprakelijkheid van bedrijven. Naar mijn mening moeten die thema's in dat debat volop aan de orde komen. Een vraag als: sluiten de vele kwaliteitssystemen goed op elkaar aan, kan voor een deel door het bedrijfsleven worden beantwoord door bijvoorbeeld onderling privaatjuridische afspraken te maken over ketenaansprakelijkheid. De discussie over het hele palet controlesystemen, die voor een deel ook privaat geregeld zijn, hoort naar mijn mening bij uitstek plaats in het debat over het toezicht op de voedselveiligheid. Dan komen vragen aan de orde als: wat is de rol van de overheid, waar is een rol voor het bedrijfsleven weggelegd, en is de huidige rolverdeling wel altijd even adequaat. Een aantal incidenten heeft laten zien dat dit niet het geval is. Die samenhang moet je wel in de discussie met elkaar bespreken. Controlesystemen moeten inderdaad beter op elkaar aansluiten en samenwerking is belangrijk. Ik zal nagaan of daarover in de taskforce nog nadere afspraken kunnen worden gemaakt.
De voorzitter: Wij hebben de tijd tot 17.00 uur en de leden willen vast nog een tweede termijn. Daarom stel ik voor dat wij proberen te volstaan met maximaal drie interrupties in tweeën.
De heer Schouw (D66): De Staatssecretaris had een fantastische cliffhanger. Zij zei dat wij in januari weer praten over de – in mijn woorden – lappendeken van kwaliteitssystemen, maar ik kan daar niet op wachten. Mijn vraag aan de Staatssecretaris was tweeledig. Is zij het eens met mijn observatie dat dit een lappendeken is en dat wij daar dus iets aan moeten doen? Wil de Staatssecretaris ook nadenken over een wat verplichtender karakter van ketenaansprakelijkheid?
Staatssecretaris Dijksma: Met dit laatste punt is nu men bezig. Het bedrijfsleven wil een bijna Amerikaans systeem introduceren, waarin de ketenaansprakelijkheid is opgenomen, compleet met alle gevolgen van dien als de ene partner in de keten de ander aansprakelijk stelt. Dit is ook met zo veel woorden in de recente voortgangsbrief van de taskforce weergegeven, maar misschien niet scherp genoeg.
Voor wat betreft het eerste punt van de heer Schouw: ja, ik zie daar een probleem. Het lijkt mij echter fair als wij over de vraag hoe daarmee verder te gaan, spreken in het kader van het herstelplan NVWA, omdat dit samenhangt met hetgeen de overheid wil doen c.q. wil overnemen. Hij heeft dus gelijk als hij zegt dat dit thema van de lappendeken scherp op ons netvlies staat. Ik zal daar graag een vervolgdebat met de Kamer over aangaan, maar niet vandaag. Hij zal nog even moeten wachten, niet zo lang hoop ik.
De heer Schouw (D66): Het wordt kerstreces, dus dat komt goed uit. Ik ben blij dat de Staatssecretaris zegt dat dit een lappendeken is en dat daaraan iets moet worden gedaan.
Ik vraag toch nog verder naar de ketenaansprakelijkheid, want anders ga ik mijn recestijd gebruiken voor het voorbereiden van een wet, want ik vind dat wij echt iets moeten doen. De Staatssecretaris sprak over een Amerikaans systeem dat hetzelfde kan bewerkstelligen. Wat zal dat betekenen? Dan hoef ik mijn kerstdagen misschien niet op te offeren.
Staatssecretaris Dijksma: Dat zal betekenen dat de juridische aansprakelijkheid tussen bijvoorbeeld retail en toeleveranciers of tussen toeleveranciers en primaire producent in de keten wordt georganiseerd. Als de ene partner aan de andere een product levert dat niet voldoet aan de normen van het eigen systeem, stelt men elkaar aansprakelijk, ook met financiële consequenties. De heer Schouw zal het ermee eens zijn dat een dergelijk systeem veel effectiever is dan wetgeving. Als je dan stelt: er zij ketenaansprakelijkheid, zal er weer snel naar de NVWA worden gekeken om dat allemaal te controleren en te handhaven. Daarover zullen wij nog een spannend debat voeren, want niet alles kan; er zullen echt keuzes moeten worden gemaakt. Als men het onderling regelt, inclusief de naming and shaming van degenen die niet meedoen, door alleen een witte lijst te maken van mensen die wel aan boord zijn – wat het werk van de NVWA vereenvoudigt – is de eerlijke vraag waarom wij de heer Schouw in het reces met die wet aan de slag laten gaan. Ik vraag hem daar nog eens over na te denken.
Mevrouw Dikkers heeft gevraagd naar de situatie bij VION. Ik neem de signalen van de klokkenluiders zeer serieus. Die worden op dit moment onderzocht door de NVWA. Als daartoe aanleiding is, zal men direct actie ondernemen. SKAL heeft VION inmiddels onder toezicht geplaatst voor het biologische deel van de keten.
De heer Bosman heeft gezegd dat de Nederlandse land- en tuinbouw wereldwijd niet alleen koploper is op het terrein van dierenwelzijn, maar op de keper beschouwd sowieso ook duurzaam is. Ik ben het meer dan eens met zijn oordeel dat wij wereldspeler zijn op het gebied van land- en tuinbouw, zowel uit oogpunt van duurzaamheid als uit oogpunt van economisch perspectief. Daar zit voor mij echter een «maar» aan: wij moeten dat wel blijven. Op dit terrein zijn voortdurend verbeteringen nodig. Ik ben ervoor dat wij geen onnodige regels opstellen en dat wij eerder moeten kijken naar het wegnemen van regels die belemmerend werken, zoals mevrouw Dik stelde. In het kader van de topsectoren kijken wij voortdurend waar kansen liggen en hoe wij die kunnen aangrijpen.
Mevrouw Dik en de heer Bosman hebben gevraagd of het kabinet een rol voor zich ziet weggelegd op het terrein van innovaties voor verduurzaming. Die zien wij inderdaad en dat niet alleen, wij doen ook iets. Wij stimuleren via de topsectoren agrifood en tuinbouw diverse publiek-private projecten om de verduurzaming verder te brengen. Tegen de heer Van Gerven zeg ik dat er wel degelijk een investeringsregeling duurzame stallen is. Wij kijken ook naar het wegnemen van belemmeringen. Verder werken wij aan de beleidsregels van de ACM.
Mevrouw Dik en de heer Bisschop hebben gevraagd wat er is gebeurd met een eerder rapport van de ACM over de verdiensten in de keten: wordt de eerlijke prijs voor een eerlijk product wel eerlijk verdeeld. Het rapport is besproken en heeft een vervolg gekregen in discussies over verdienmodellen onder andere in de Regiegroep Duurzame Veehouderij en Agroketen.
Ik heb toegezegd dat in februari een prijsmonitor beschikbaar komt. Daar zit bijvoorbeeld ook de prijs van kip in. Daarover kan ik twee dingen zeggen. Het onderzoek naar de marges zit niet in de prijsmonitor, maar ik ben bereid om met de ACM in overleg te treden over de vraag of het noodzakelijk is dat er na vier jaar een update wordt gemaakt van het eerdere rapport en om dan misschien specifiek te kijken naar de pluimveesector. Je merkt inderdaad dat het daar met name lastig is om de verduurzaming een extra boost te geven. Ik heb afgelopen week aan de Kamer gemeld dat in het kader van de artikel 68-middelen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid maar liefst 9,5 miljoen beschikbaar is voor verduurzaming van met name de pluimveesector. Wij proberen zelfs met overheidsmiddelen om de «kip van morgen», die zeker niet de «kip van overmorgen» moet worden, een grotere stimulans te geven. Wij merken wel dat het best lastig is om met marktpartijen een stap verder te zetten. Zelfs als je financiële impulsen biedt, is nog niet altijd gezegd dat dit een groot succes wordt.
De heer Bisschop heeft een aantal indringende vragen gesteld over de beleidsregels en de toets. Hij heeft gevraagd of wij de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van de ACM al hebben ontvangen. Verder heeft hij gevraagd of de regering bereid is om de beleidsregels concreter te maken. De toets is nog niet uitgevoerd. Op dit moment vindt de consultatie van de conceptbeleidsregels plaats. Op basis van die evaluatie worden de beleidsregels definitief vormgegeven en dan zal die uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets worden uitgevoerd. Het lijkt mij uitstekend dat de Kamer als betrokkene en misschien wel als aanjager van dit geheel, daarvan op de hoogte wordt gehouden.
De heer Bosman heeft gezegd dat voedselveiligheid altijd voorop moet staan. Daarmee ben ik het zeer eens. Hij zegt dat Nederland een goede naam heeft en waarschuwt voor het risico dat onze sectoren te grabbel worden gegooid. Mede daarom is het zo belangrijk dat de Nederlandse sectoren ook verantwoordelijkheid nemen. Zij doen dat overigens niet alleen in de taskforce, maar daar begint het wel mee. Het begint ermee dat bedrijven integer zijn bij het maken van voedsel en bij het verkopen van hun producten. Als bedrijven niet integer zijn, hebben wij echt een groot probleem.
De heer Van Gerven (SP): Ik kom nog even terug op het betoog van de Staatssecretaris over de marges. In bijvoorbeeld de varkensketen gaat 7% tot 13% van de prijs die in de winkel wordt gevraagd, naar de boer. Uit onderzoek van het LEI blijkt dat de retail spekkoper is. Die heeft een rendement van wel 22% terwijl dat voor de varkensboer, de directe producent, varieert van plus 5% tot min 0,3%. Dat is volgens mij in strijd met de eerdere opmerking van de Staatssecretaris dat de margeverdeling in de keten wel eerlijk zou zijn. Wil zij daar nog eens op ingaan?
Staatssecretaris Dijksma: De appreciatie van het eerdere rapport is zoals hij is. Ik heb zojuist al toegezegd dat ik de ACM om een update zal vragen. Laten wij daaruit aflezen hoe de huidige situatie is. Ik heb verder toegezegd dat ik daarbij specifiek zal kijken naar de pluimveesector, maar het kan ook breder. Het lijkt mij sowieso goed dat wij na vier jaar een update krijgen. Overigens zeg ik hier wel bij dat de prijzenslag in de supermarkten laat zien dat ook daar de marges steeds kleiner worden. In Nederland is voedsel relatief heel goedkoop. Verder hebben wij in Nederland relatief weinig over voor ons voedsel. Die twee dingen moeten wij misschien ook hardop tegen elkaar zeggen. Bovendien, als wij terecht meer eisen stellen op het terrein van bijvoorbeeld welzijn of verduurzaming, moet er tot en met de consument ook de bereidheid zijn om die prijs te betalen, want anders kunnen er steeds weer moties worden ingediend waarin de regering wordt gevraagd om allerlei verbeteringen door te voeren, maar dan betaalt de primaire producent de prijs voor die moties van de heer Van Gerven. Dat wil hij ook niet.
De heer Van Gerven (SP): De consument is niet de oorzaak. Dit wordt heel stelselmatig gedaan. Het ligt aan de mensen dat zij niet bereid zijn een bepaalde prijs voor een product te betalen. De samenstelling van de prijs van een product in de supermarkt laat zien dat het gedeelte dat naar de directe producent, de boer, gaat heel klein is. Ik heb specifiek het voorbeeld van varkensvlees gegeven. Daaruit blijkt dat de boer in het gevecht om de verdeling het onderspit delft, doordat hij te zwak is ten opzichte van de retailsector. Dan moet je niet de schuld geven aan de consument of aan een motie van mijn hand. Nee, dan moet de positie van de directe producenten worden versterkt.
De voorzitter: U krijgt in tweede termijn nog de gelegenheid voor een betoog. Interrupties zijn bedoeld om vragen te stellen. Gezien de tijd vraag ik u nu uw vraag te formuleren.
De heer Van Gerven (SP): Mijn vraag is of de Staatssecretaris bereid is om niet alleen de pluimveesector maar om alle sectoren in het oordeel mee te nemen.
Staatssecretaris Dijksma: Over dit laatste zal ik met de ACM overleggen wat mogelijk is.
De heer Van Gerven en ik hebben echt een ander beeld van dit vraagstuk. Ja, wij moeten de primaire producenten, de boeren, sterker maken in de keten. Daar ben ik het volstrekt mee eens. Daarom zijn de beleidsregels opgesteld. Ik kan met de heer Bisschop van mening verschillen of het misschien juist eens zijn over de vraag of die regels goed genoeg zijn, maar dat doen wij. Ik zou het echter jammer vinden als de heer Van Gerven serieus meent dat het probleem niet wordt veroorzaakt door het feit dat wij weinig betalen voor voedsel en dat de consument hier part noch deel aan heeft, want dat is niet wat ik waarneem. Iedereen in de keten moet zijn verantwoordelijkheid nemen, ook de retail. Ik ben de eerste om dat te erkennen. De Minister van Economische Zaken en ik zitten dan ook met vertegenwoordigers van de retail aan tafel als er een supermarktoorlog lijkt uit te breken en er sprake zou kunnen zijn van oneerlijke handelspraktijken. Daar zijn wij mee bezig, dus kom nu niet aan met de opmerking dat wij op dat terrein niets doen.
Het onderliggende punt is echter dat de consument ook bereid moet zijn om te betalen. Je ziet bijvoorbeeld bij kip dat de marge tussen biologisch en gangbaar heel groot is, ook in financiële zin. Daarom is het best lastig om die verduurzamingslag te maken in die sector, maar het moet wel gebeuren. Volgens mij werken wij naar dezelfde doelstelling, maar wij moeten onze ogen niet sluiten voor hetgeen in de samenleving speelt. Er zijn staatjes waarin de hoeveelheid geld die wij aan voedsel besteden en wat mensen in andere landen daarvoor uitgeven, met elkaar worden vergeleken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris heeft daarmee natuurlijk een punt. Ik heb al eerder tegen de Minister van Volksgezondheid in het kader van het bevorderen van een gezonde leefstijl gezegd dat je het daar niet bij kunt laten. De consument heeft zeker een eigen verantwoordelijkheid als burger, maar hij is ook overgeleverd aan Albert Heijn met drie verdiepingen marketeers die heel goed weten welke knoppen zij moeten indrukken om de consumenten de winkel in te lokken. Zij tekenen bijvoorbeeld op de verpakking van een kipfiletje uit de bio-industrie een groen blaadje, zodat je niet meteen ziet dat het iets anders is dan de biologische kip die zij ook proberen te verkopen. Die marketingstrategieën zijn heel effectief. Je kunt niet zeggen dat de consument meer moet betalen en verder niets doen.
Staatssecretaris Dijksma: Nee, dat doen wij dan ook niet. Het is niet zo dat wij die conclusie trekken en vervolgens niets meer doen. Ik heb al gezegd dat wij ook in de keten mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Er wordt wel degelijk actie ondernomen. Mevrouw Ouwehand vindt niet iedere stap altijd groot genoeg, dat begrijp ik. Voor kip bijvoorbeeld stimuleren wij extra duurzaamheidsmaatregelen niet alleen via samenwerking met marktpartijen; wij hebben deze week extra geld beschikbaar gesteld om een vliegwieleffect te verkrijgen. Wij nemen hier ook verantwoordelijkheid. Ik ga ervan uit dat de Minister zal antwoorden op de vragen die aan haar zijn gesteld over het gezondheidsdeel en dat zij daarbij zal ingaan op wat zij allemaal doet. Wij doen echt meer dan iedereen denkt.
De heer Van Gerven heeft gevraagd of er meer actie nodig is voor legbatterij-eieren die nu nog worden geïmporteerd. Ik heb op eerdere vragen van de VVD-fractie geantwoord dat wij geen importverbod kunnen organiseren. Wij kunnen wel de producent aanspreken. Ik zeg toe dat wij dat zullen doen.
De heer Van Gerven (SP): Nog even over het vorige. Dat kost mij weer een interruptie, maar dat moet dan maar. De Staatssecretaris wil toch ook nadrukkelijk de consument aanspreken. Vannacht hadden wij een drie d-moment: de dramatische draai van Duivesteijn. Die heeft tot gevolg dat grote groepen mensen in Nederland € 60 extra gaan betalen aan hun huur. Mensen die goed in de slappe was zitten, kun je heel goed vragen om extra te betalen voor bepaalde producten, maar voor veel mensen is die keuze veel moeilijker. Die mensen kunnen niet kiezen tussen dure duurzame producten en andere, goedkopere producten. Zij moeten er echter wel van uit kunnen gaan dat ieder betaalbaar product ook goed is geproduceerd. Is het niet belangrijker om het productieproces duurzamer te maken? Zou het niet beter zijn om de oplossing te zoek in de verdeling van de marge dan in het duurder maken van het product waardoor het voor veel mensen niet meer te betalen is?
Staatssecretaris Dijksma: Het is een kwestie van en-en. Je moet de hele keten verduurzamen en daarvoor moeten ook de acties worden ondernomen die de heer Van Gerven benoemt, vandaar de update ACM. Daarnaast moet je de consument aanspreken. Die moet een keuzemogelijkheid hebben. Het is waar dat met name mensen uit de sociaaleconomisch zwakkere groepen, mensen die weinig te makken hebben, sneller geneigd zullen zijn om goedkope kip te kopen in plaats van de duurdere soorten. Dat zie ik ook wel, maar het is belangrijk dat wij werken aan bewustwording.
De heer Van Gerven (SP): Dat is toch een elitair standpunt. Die goedkope kip is nog wel betaalbaar, maar een biologisch product is vaak wel twee keer zo duur. Veel mensen kunnen zich dat echt niet veroorloven. Dan is het toch zaak om ervoor te zorgen dat ook die goedkope producten goed worden geproduceerd en dat degene die ze produceert, ook een fatsoenlijke marge krijgt van de kostprijs?
Staatssecretaris Dijksma: Ik ben het daarmee eens, maar volgens mij moeten wij dit beide doen. Dat betekent eerlijke prijzen in de keten. De Kamer heeft het kabinet daarop aangesproken en daarover bestaat volgens mij ook geen verschil van opvatting. Wij zijn met de retail bezig en met de beleidsregels van de ACM, wij spreken over nieuwe verdienmodellen voor producenten en wij stellen het onderwerp in Brussel aan de orde. Ook aan die kant doen wij alles wat wij kunnen, maar dan nog blijft daarnaast een issue dat een consument ook invloed heeft. Wij moeten hem ook durven aanspreken. Dat doe ik wel en daar is helemaal niets elitairs aan. Mevrouw Ouwehand zou mij met pek en veren overdekt de zaal uitsturen als ik het niet zou doen.
De heer Bisschop (SGP): Ik denk dat mevrouw Ouwehand de veren achterwege zou laten.
Ik volg deze discussie geboeid, maar de koude schrik slaat mij om het hart als ik het gloedvolle betoog van de heer Van Gerven hoor. Dat is eigenlijk een pleidooi voor het instellen van een of ander centraal planbureau dat allerlei voorschriften oplevert die de prijsmarges bepalen. De Staatssecretaris zegt dat zij haar uiterste best doet, maar betekent dit dat het echt in de richting van een soort staatsdirigisme gaat dat zelfs in de Volksrepubliek China en in Cuba is afgeschaft? Komen wij daar nu mee in Nederland?
Staatssecretaris Dijksma: Nee, dat betekent het niet.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Dit is uitlokking.
De voorzitter: Het spijt me, maar dit moet u echt in de tweede termijn doen.
De heer Van Gerven (SP): Ik word aangesproken op staatsdirigisme. Kom op, zeg.
De voorzitter: Niks «kom op, zeg». U kunt dit in uw eigen termijn uitvechten. U wordt een beetje misbruikt en volgens mij kunt u daar heel goed tegen. De Staatssecretaris gaat nu verder, want anders is er straks geen gelegenheid meer voor een tweede termijn.
Staatssecretaris Dijksma: Dan kom ik als vanzelf bij het onderwerp voedselverspilling. Mevrouw Dik heeft als ambassadeur van de Kamer op het terrein van voedselverspilling hierover een aantal belangrijke opmerkingen gemaakt. Wij stimuleren inderdaad diverse initiatieven en innovaties via de SBIR-regeling. Kennis wordt via de alliantie verspreid. Verder bieden de topsectoren hiervoor mogelijkheden.
Zowel mevrouw Dik als de heer Bisschop heeft gevraagd of er wettelijke belemmeringen zijn en of het nodig is dat wij het goede doen voor de barmhartige Samaritaan. In de agenda met de alliantie is al een helpdesk voedselverspilling met informatie over voedselverspilling voorzien. Ik zal het idee van een meldpunt met de alliantie bespreken, Ik vind dit wel een zaak voor de alliantie en het bedrijfsleven, maar het is een prima idee.
Het voorstel voor een Good Samaritan Law is sympathiek, maar welke noodzaak is er voor wetgeving? Ik zal uitleggen waarom ik die vraag stel. Mevrouw Dik heeft volstrekt gelijk dat er echt meer kan worden gedaan om voedseloverschotten van bedrijven te geleiden naar de voedselbanken. Overigens zijn dat overschotten die voor iedereen consumeerbaar zijn. Ik wijs het idee van de hand dat je eten dat je niet meer zou willen verkopen, wel via de voedselbanken aan mensen geeft. Dat gebeurt ook niet. Ik ben hierover in gesprek met Staatssecretaris Klijnsma, FNLI en de voedselbanken. Bedrijven kunnen ook veel meer samenwerken met voedselbanken. FNLI heeft laten weten dat het bereid is om dit te doen. De alliantie heeft voorgesteld om met de voedselbanken om de tafel te gaan zitten. Zoals al gezegd, hebben Staatssecretaris Klijnsma en ik in een gezamenlijk gesprek verschillende organisaties met elkaar in contact gebracht. Volgens mij zit er schot in die samenwerking. Ik verwacht dat wij in januari resultaten te zien krijgen.
Mevrouw Dik heeft gelijk dat het ook een uitdaging is als supermarkten producten die tegen of over de tenminstehoudbaartot-datum zijn, verstrekken aan voedselbanken. Die producten kunnen nog prima worden geconsumeerd. Daarmee wordt geen enkele regel overtreden. Ik vind het van belang om dit hardop te zeggen, want daar is geen wetgeving voor nodig. Dit kan gewoon.
Mevrouw Dik heeft gevraagd naar de mogelijkheid van een fiscale maatregel om het doneren van voedsel te bevorderen. Eigenlijk is de conclusie dat dit al kan. Indien bedrijven gratis voedsel doneren aan de voedselbanken zonder dat zij daar iets voor terugkrijgen, wordt dit fiscaal gezien als een gift aan de voedselbank. Een voedselbank kan zich registreren als een ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) en de bedrijven kunnen dan gebruikmaken van de fiscale faciliteit van de giftenaftrek. Die gift kan onder voorwaarden worden afgetrokken. Ik stel mij voor dat het ook hier niet nodig is om met nieuwe wetgeving te komen. Misschien moet er wel wat meer aandacht aan worden besteed, zodat mensen weten dat het kan.
Mevrouw Dikkers heeft gevraagd of wij niet meer moeten meten en weten op het terrein van voedselverspilling. Het antwoord op die vraag is «ja». Zij noemde het voorbeeld van Noorwegen, waar bedrijven verplicht zijn om verspilling te melden. Wij volgen een andere route. In het kader van de Alliantie Verduurzaming hebben wij afspraken gemaakt over betere transparantie over voedselverspilling. Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar de optimale reststromen, maar het zou mooi zijn als er ook veel directere cijfers beschikbaar komen over verspilling. De cateraars bijvoorbeeld hebben hierover al in 2010 gepubliceerd. De alliantie werkt samen met de Universiteit Wageningen aan optimalisatie van de Monitor Voedselverspilling. Dit zou ook kunnen betekenen dat bedrijven dit met elkaar gaan monitoren. Wij zijn daar net mee begonnen, ook naar aanleiding van verzoeken van de Kamer. Laten wij dat proces een kans geven. Laten wij zien of het wat wordt, want ik verwacht eerlijk gezegd dat dit de snelste weg is.
De heer Bosman heeft gezegd dat consumenten ook zelf een verantwoordelijkheid hebben. Dat klopt, zeker in Nederland, want ook hier zien wij dat de consument in de keten de grootste verspiller is. Er wordt veel weggegooid. Daarom heeft de overheid een bewustwordingscampagne opgezet: Hoezo50kilo?. Ongeveer die hoeveelheid voedsel wordt per persoon per jaar weggegooid. Het Voedingscentrum gaat daarmee aan de slag. Daarnaast wordt een publiekscampagne opgezet gericht op duurzaam voedsel met de nadruk op verspilling. Binnen onze begroting blijft ruimte voor steun aan dit soort campagnes.
Mevrouw Dik heeft gevraagd of het Voedingscentrum wel voldoende geld heeft. Het budget is inderdaad afgenomen in het kader van de algemene bezuinigingen bij de overheid. Het Voedingscentrum kon daar ook niet aan ontkomen. Door slimme samenwerking, onder andere met de retail, zonder zich daarvan afhankelijk te maken, kunnen wel de projecten worden gedraaid die men wil draaien. Via de retail wordt de kennis van het Voedingscentrum verspreid.
Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd hoe de campagne duurzaam consumeren eruit ziet. Ik heb de campagne aangekondigd in de brief van 11 juli. Wij werken nu aan de vormgeving van die campagne. Ik ga ervan uit dat de Kamer hierover begin 2014 zal horen.
De grootste verspiller is inderdaad de consument. Het is belangrijk dat wij veel mensen bewust maken van dat feit. Wij moeten laten zien wat er wordt weggegooid en hoe dat kan worden voorkomen. Het is zo simpel. Als je brood invriest en je haalt het per boterham uit de vriezer, dan hoef je aan het eind van een of twee dagen geen brood weg te gooien.
Dan kom ik aan het belangrijke onderwerp van voedselzekerheid. Ik ben dankbaar voor en blij met de complimenten van mevrouw Ouwehand. Ik vroeg mij wel af of zij de uitdaging die zij mij voorstelde, naar voren bracht als de numero één van vrouwen met humor. Zij stond immers ook op een lijstje. Overigens is de nare dynamiek van deze lijstjes dat je heel hoog kunt scoren en dat je het jaar daarna meestal een probleem hebt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik stel voor dat ik een grap maakt en dat de Staatssecretaris dan het komende jaar haar imago waarmaakt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De Staatssecretaris refereerde aan de Good Samaritan Law. Ik heb die nu niet genoemd, maar wel een maand geleden. Ik heb dit initiatief toen gelanceerd, omdat ik verwacht dat dit een goede kans kan zijn om verspilling te verminderen. De Staatssecretaris zegt terecht dat het niet de bedoeling is om nieuwe wet- en regelgeving te introduceren, maar vooral om wet- en regelgeving weg te nemen. Ik ben dit nu aan het inventariseren.
Heb ik goed begrepen dat op veel plekken eerder sprake moet zijn van cultuurverandering dan verandering van wet- en regelgeving? Ik begrijp nu dat er op dit moment al veel mogelijkheden zijn, zoals de fiscale maatregel voor voedseldonaties.
Staatssecretaris Dijksma: Die mogelijkheden zijn er, maar ik kan mij voorstellen dat die niet altijd algemeen bekend zijn. Hier zou meer aandacht aan kunnen worden besteed.
Voor wat het eerste punt betreft, wacht ik graag de voorstellen van mevrouw Dik af.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Hoe zou je die cultuur kunnen doorbreken? Eén van de punten die vrijdag tijdens het symposium naar voren kwamen, is dat producenten aarzelen over de mogelijkheid dat supermarkten hun producten weggeven, want mocht er iets mis zijn, dan wordt niet de supermarkt daarop aangesproken maar de producent met de merknaam die dan te kijk komt te staan. Het is jammer dat door de angst voor iets wat in theorie bijna niet voorkomt, weinig voedsel wordt gedoneerd. Slechts 1% of zelfs nog minder van de voedselverspilling komt bij de voedselbanken terecht; de rest wordt allemaal verbrand. Hoe kunnen wij met partijen die cultuur veranderen?
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb destijds aan zowel FNLI als CBL gevraagd: hebben jullie die angst? Het gekke is dat zij die vraag niet bevestigend beantwoordden. Zij weten dat het kan. Het lijkt mij heel goed dat wij dit gesprek met producenten van voedsel en de supermarkten blijven voeren. Je kunt producten die over de tht-datum zijn, verstrekken omdat die prima veilig kunnen worden geconsumeerd. De inhoud van een blik waarop staat dat die tot 2013 goed is, kan ook in 2014 nog prima worden geconsumeerd. Dat weet men ook, maar men heeft bij ons niet aangegeven dat hier bijvoorbeeld behoefte bestaat aan extra waarborgen in de wetgeving. Ik heb het verkend in alle openheid, want ik heb daar geen vooropgezette mening over. Ik ben er wel voor dat als er geen probleem is dat met wetgeving moet worden opgelost, wij proberen dat met bewustwording en praten op lossen. Dat scheelt iedereen een hoop werk.
Mevrouw Ouwehand heeft gelijk als zij zegt dat de beslaglegging op land door de veehouderij groot is, niet alleen vanwege het gehouden vee, maar ook met name vanwege het veevoer dat daarvoor nodig is. Ik ben het er ook mee eens dat een wisselend menu een uitstekend uitgangspunt is; ik wijs op de flexitariër. Wij zijn het echter niet eens over de strategie. Het is niet aan mij om de consument te vertellen wat hij moet eten. Wij vragen het Voedingscentrum wel om informatie te geven over bijvoorbeeld de milieudruk van een bepaald eetpatroon. Verder zetten wij in op alternatieve eiwitten. Er is een green deal gemaakt over insecten. Wij lobbyen in Brussel voor het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving. Wij zijn bezig met climate smart agriculture die zich vooral richt op Afrika en misschien ook Azië opdat daar ook veel meer duurzaam voedsel kan worden geproduceerd waarbij minder water en natuurlijke hulpbronnen nodig zijn. Wij bevorderen dus de kennisexport. Wij proberen ook om dat bewustwordingsproces in Nederland een zet te geven. Op ons departement is biologisch de norm voor zover dit kan, want het kan niet bij alles. Het helpt volgens mij echter niet als wij dit debat aanvliegen vanuit een strategie waarin de overheid aan mensen vertelt hoe zij moeten eten. Misschien ben ik daar net iets te liberaal voor. Ik heb het gevoel dat het niet handig is om het zo te doen. Ja, de heer Schouw hoort het goed.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat argument had ik al benoemd, want dat hoor ik al een poosje van de Staatssecretaris. Ik heb al gezegd dat dit niet telt, want dat doen wij inderdaad niet. Ik vraag haar echter om creatiever te zijn. De overheid is wel vaker voor dilemma's gesteld waarbij zij de keuzevrijheid van individuele burgers niet wil aantasten. Toch wijst zij er wel bijvoorbeeld op dat het gebruik van gloeilampen een beetje zonde is van de energie en dat het ietsje beter is om met de fiets naar het werk te gaan dan met de auto. Ik wil de Staatssecretaris uitdagen. Zij zegt nu met andere woorden wat zij al eerder heeft gezegd en ik heb haar gevraagd om nu een stapje verder te gaan. Wat is dan het stapje verder?
Staatssecretaris Dijksma: Dit is een gevolg van het feit dat wij het niet eens zijn over de appreciatie van de stappen die wij al zetten. Ik probeer te laten zien dat wij op elk onderwerp al van alles doen, tot het stimuleren van het onderzoek naar kweekvlees aan toe. Mevrouw Ouwehand vraagt echter iets van mij wat zij niet kan krijgen. Ik snap het wel, want zij wil eigenlijk overheidsbeleid waardoor een enorme druk op consumenten wordt gelegd om geen vlees meer te eten. Mijn stelling is dat je die omslag echt niet voor elkaar krijgt met die benadering; je organiseert hooguit het verzet.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris doet het nu weer. Zij legt strategieën in mijn mandje en zegt dan: die wil ik niet. Ik heb haar gevraagd om creatiever te zijn. Zal ik dan een suggestie doen: ga in gesprek met de retail om na te gaan hoe groot het aanbod is, hoe groot die porties zijn, en of het mogelijk is om er met elkaar voor te zorgen dat de marketing meer wordt gericht op een plantaardige consumptie in plaats van het aan Albert Heijn over te laten om mensen over te halen zo veel mogelijk vlees te kopen. Zo'n gesprek moet toch mogelijk zijn?
Staatssecretaris Dijksma: Discussies over portionering en dergelijke worden al lang gevoerd. De retail is daar zelf ook mee bezig. Mevrouw Ouwehand kan het mij niet kwalijk nemen dat ik me niet bemoei met de marketingstrategie van de grootgrutter.
Ik kom bij het dumpen van voedsel. Ik moet de heer Van Gerven geruststellen of tegenspreken, het is maar hoe je het ziet. Dumping van landbouwproducten vanuit Nederland komt niet meer voor. Ik ben het met hem eens dat wij moeten inzetten op kennisontwikkeling. Dat is precies wat wij met onze climate smart agriculture agenda doen. Ik heb hier afgelopen maandag over gesproken met Kofi Annan. Wij gaan samenwerken met hem en met AGRA (de Afrikaanse landbouworganisatie), die voor een green revolution gaat, om precies op dit punt, het bevorderen van kennis, grote stappen te zetten, ook op dat continent. Volgens mij doen wij precies wat wordt gevraagd.
Het laatste punt heeft betrekking op de taskforce. Mevrouw Dikkers en de heer Schouw hebben zich hier kritisch over uitgesproken. Natuurlijk moet het actieplan tot concrete en zichtbare resultaten leiden. Op dit moment wordt op al die onderwerpen actie gezet, maar dat kan niet allemaal tegelijk. Wij hebben nu een eerste voortgangsrapportage gestuurd. Daarin hebben wij prioriteit gegeven aan de informatie over met name de private aansprakelijkheid in de keten. Dat is van groot belang, zo hebben wij zojuist ook nog weer vastgesteld. Ik wil met de Kamer afspreken dat in een volgende voortgangsrapportage die zeventien punten worden langsgelopen. Het alternatief is dat ik een brief aan de Kamer stuur, maar zij krijgt al zo veel brieven en ik weet niet of iedereen daar blij van wordt. Ik zeg toe dat de volgende voortgangsrapportage aan de hand van die zeventien actiepunten wordt opgesteld. Mevrouw Dikkers kan dan nog beter dan nu haar parlementaire controlewerk doen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Daar kijk ik naar uit. Op welke termijn kunnen wij die rapportage verwachten?
Staatssecretaris Dijksma: Die rapportage komt voor de zomer. De dedicated supply chains, de ketens zonder onnodige schakels, zullen daar ook onderdeel van uitmaken. Overigens zijn die niet per se regionaal of nationaal, maar wel korter. Iemand heeft eens gezegd dat je onnodige papierschuivers en dozenverschuivers die geen toegevoegde waarde in een keten hebben, er zo veel mogelijk moet uithalen. Het is ook aan het bedrijfsleven om dat te doen, maar het zou wel een mooi resultaat zijn als men daar op sommige plekken echt in zou slagen. Dat maakt die keten overzichtelijker.
Minister Schippers: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik ben het eens met de heer Schouw dat incidenten ongewenst zijn en soms meer dan dat. Wij kunnen er wel iets van leren, dan hebben wij er nog wat aan, dan leidt het nog ergens toe. Het heeft mij er wel bewust van gemaakt dat er al heel veel is. Op een gegeven moment moet je ophouden met regels stapelen en moet je misschien meer naar de handhaving of andere terreinen kijken. Ik kom uit de zorgsector en ik denk vaak dat er ontzettend veel regelgeving is in de zorg, maar dit terrein zit er ook vol mee. Iedere keer als ik aan mijn mensen vraag of wij misschien ergens een regel voor moeten maken, blijkt die er al te zijn. Ik ben het in ieder geval met de opmerkingen dienaangaande eens.
Mijn bijdrage aan dit debat heeft vooral betrekking op de aspecten gezond en veilig voedsel, het voorkomen van misleiding van de consument, en heldere en betrouwbare informatie voor de consument over de samenstelling van het voedsel. Ik ben verantwoordelijk voor de regelgeving met betrekking tot voedselveiligheid en etikettering. Ik heb het dan met name over de Warenwet en Europese verordeningen. Omdat wij één markt hebben, regelen wij ongelooflijk veel op Europees niveau. Dat is goed, want dan wordt het in één keer voor heel Europa geregeld, maar dat levert ook belemmeringen op; als je iets wilt veranderen, is dat een stuk moeilijker.
Bedrijven zijn primair verantwoordelijk, ook voor de naleving van de regels. De NVWA moet daarop toezien. Ondanks dit fijnmazige web van regelgeving en het feit dat het bedrijfsleven in het algemeen de regels goed kent en naleeft, gaat het soms mis. De Staatssecretaris heeft al gesproken over de taskforce die is opgezet om zo veel mogelijk met het bedrijfsleven en de NVWA te regelen.
Een aantal leden heeft gesproken over etikettering. Samengevat: weet de consument wat hij eet als hij het etiket leest, zijn de regels wel goed en worden ze goed gehandhaafd? Ik ga straks op de specifieke vragen in. De regelgeving op het terrein van etikettering is behoorlijk gedetailleerd en streng. Die is zeker niet af. Binnenkort worden weer nieuwe etiketteringsverordeningen van kracht waarop regels zijn gebaseerd. Die hebben onder andere betrekking op allergenenvermelding op niet-voorverpakte levensmiddelen, verplichte voedingswaarde op etiketten, herkomst etikettering voor vers vlees en aanscherping om misleiding te voorkomen. Die aanscherpingen zijn een belangrijk stap. De Europese Verordening Algemene levensmiddelenwetgeving regelt de tracering.
Wij kunnen veel regels maken en er zijn al veel regels op nationaal en Europees niveau, maar die regels moeten wel worden nageleefd en geborgd. Dan hebben wij het over het bedrijfsleven en de NVWA. De Taskforce Voedselvertrouwen speelt voor de borging een belangrijke rol. Het bedrijfsleven is daar primair verantwoordelijk voor.
Het is mijn oprechte ambitie om voor de kerst met een verbeterplan voor het toezicht door de NVWA te komen. De Staatssecretaris en ik werken daar hard aan, want de pakkans moet op een veel breder terrein omhoog. Ik zal parallel daaraan de boetes in de Warenwet verdubbelen. Voor de verhoging van het boeteplafond heb ik al een voorstel aan de Kamer voorgelegd. Dit kunnen wij op een ander moment met elkaar bespreken. Het plafond is nu vastgesteld op € 4.500 en het voorstel is het te verhogen tot € 78.000.
In Brussel is onlangs gestemd over de implementatie van regelgeving voor de wijze waarop de herkomst van vers vlees – varken, kip, geit en schaap – vanaf 15 april 2015 op het etiket komt. Voor andere categorieën zoals vlees als ingrediënt en zuivelproducten lopen nog haalbaarheidsstudies; die wacht ik af. Er gebeurt dus heel veel en er is al veel gebeurd op Europees niveau.
Ik kom nu op de communicatie. Er zijn verschillende voedselincidenten geweest en dan is communicatie over voedselveiligheid heel belangrijk. Een aantal basisprincipes lijkt uit het collectieve geheugen weg te zakken. Ik heb het dan bijvoorbeeld over de «vijf keer veilig»-regels: veilig kopen, veilig koelen, veilig wassen, veilig scheiden en verhitten. Ik leg die regels wel eens uit op televisie. Dan krijg ik wel sms'jes met de vraag: sinds wanneer kun jij koken? Het is natuurlijk de vraag wanneer je dit als Minister overbrengt en wanneer je dat aan anderen overlaat. Dit is nu zo'n moment waarop je kunt denken dat een incident soms ook goed kan zijn, omdat wij dan weer nadenken over de vraag of het allemaal goed is geregeld, of helder is wie wanneer wat doet, en of wij consumenten wel goed genoeg voorlichten. Je kunt dit wel regelmatig voor de camera zeggen, maar het is de vraag of ik dit moet zeggen of iemand anders. Wij hebben het hele traject nog eens goed onder de loep genomen en strakgetrokken. Ik heb het Voedingscentrum opdracht gegeven voor een aanvullend programma om de informatievoorziening aan de consument over risico's en voedselveiligheid te optimaliseren.
Wij hebben voor onze voedselveiligheid maar ook voor de integriteit van ons voedsel een sterk bedrijfsleven nodig dat transparant produceert, verwerkt en verhandelt. Bedrijven moeten elkaar aanspreken, weten waar wat vandaan komt en snel handelen als dat moet. Wij hebben dus ook een sterke toezichthouder nodig. Goed toezicht en effectieve handhaving zijn in het belang van de consument, maar ook van het bedrijfsleven dat de zaken wel op orde heeft. Dergelijke bedrijven zijn de dupe als zo'n incident losbarst. Fraude moet snel worden opgespoord met opsporings- en handhavingstechnieken die adequaat en up to date zijn en er moet voldoende capaciteit zijn. De organisatie moet flexibel zijn en snel kunnen opereren; er valt behoorlijk wat te verbeteren. Wij lopen daar niet voor weg. Wij zullen dit aan- en oppakken, structurele verbeteringen inzetten en de capaciteit uitbreiden. Over die plannen zullen wij op 23 januari met elkaar spreken.
Het is al gezegd, maar ik maak mevrouw Dik ook mijn complimenten voor de organisatie van het symposium over voedselverspilling. Ik heb veel respect voor het feit dat het haar gelukt is om dit te organiseren, ook al omdat zij deel uitmaakt van een kleine partij die het toch al zo druk heeft in deze weken. Het is belangrijk dat wij met elkaar de weg weten te vinden om verspilling tegen te gaan. Hoe kunnen wij dit doen met behoud van de veiligheid? Als wij de zaken soepel maken, maar dat leidt tot een incident, wordt alles weer omgedraaid en zullen wij het weer strakker willen reguleren. Wij moeten de goede weg vinden. Er zijn dan twee begrippen van belang: de «tht» en de «tgt». Die begrippen worden al tientallen jaren gebruikt. Ze zijn ook weer opgenomen in de nieuwe etiketteringsverordening die in 2014 van kracht wordt. Het is dus heel lastig om ze aan te passen, want dan krijg je weer nieuwe begrippen die mensen niet kennen. Iedereen weet dat «houdbaar tot» betekent dat het eten misschien niet lekkerder wordt, maar ook dat het wel veilig is en kan worden gebruikt.
De Europese Unie heeft nadere uitleg gegeven en het Voedingscentrum werkt hieraan. Wij kijken wel of de lijst van uitzonderingen op de tht-vermelding op lang houdbare producenten kan worden uitgebreid. Naast zout en suiker zouden bijvoorbeeld ook blikproducten kunnen worden uitgezonderd. Als de leden dat op prijs stellen, zullen wij de Kamer laten weten wat die inventarisatie heeft opgeleverd. Dan moeten wij natuurlijk naar Brussel ten behoeve van de Europese etikettering en de verordeningsdiscussie. Wij doen die exercitie en wij zullen de Kamer van de resultaten op de hoogte stellen.
Er is gesproken over de twee-uursnorm die in Nederland wordt gehanteerd terwijl in Groot-Brittannië een norm van vier uur wordt gehanteerd zonder dat dit problemen oplevert. De vraag is of wij niet strikter zijn dan nodig is. Onlangs is een rapport van Actal verschenen waarin in het kader van de administratieve lastenreductie ook de vraag wordt gesteld of de norm naar vier uur kan worden uitgebreid. Ik heb aangegeven dat ik zal onderzoeken in hoeverre langer bewaren van bederfelijke producten buiten de koeling mogelijk is. Het moet natuurlijk veilig zijn, maar ik ben bereid om hiernaar te kijken. Ik zal als het enigszins kan de Kamer hierover informeren in de berichtgeving over de tht-lijst.
Dan kom ik te spreken over de ggo-etikettering en het logo. Ik ben geen voorstander van een extra logo. Wij moeten het wel behapbaar houden. Je ziet dat het vinkje, dat toch behoorlijk bekend is, al veel inspanning vraagt. De huidige regelgeving en praktijk voorzien naar mijn mening in een adequate informatievoorziening aan de consument. De bestaande etikettering dient volgens Verordening 1829/2003 objectief te vermelden dat een voedingsmiddel geheel of gedeeltelijk uit ggo's bestaat of daarmee is geproduceerd. Het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen biedt voedselproducenten de mogelijkheid om gebruik te maken van de aanduiding «bereid zonder gentechniek». Voor consumenten die meer willen weten, geeft het Voedingscentrum op zijn website informatie over genetische modificatie en de etikettering.
Mevrouw Dikkers heeft haar betoog ook visueel gemaakt. Dat is aardig, want wij herkennen het allemaal. Wij zijn allen consument en wij willen allen serieus worden genomen Een aantal leden leest de etiketten niet. Ik ben allergisch voor bepaalde dingen en ik sta in de supermarkt met mijn bril op die tamelijk kleine lettertjes te ontcijferen. Ik doe soms heel lang over het boodschappen doen, omdat ik al die rijen af moet. Gelukkig is het wel zo geregeld dat de ingrediënten met het grootste aandeel bovenaan staan. Je hoeft niet eerst door de bessen heen om dan onderaan te vinden dat het grootste deel van het drankje uit appelsap bestaat. Daar zijn ook weer regels voor gemaakt. Wij zijn het erover eens dat de consument niet misleid mag worden. Dat is het uitgangspunt. Wij hebben daar regels voor. In artikel 29 van het Warenwetbesluit Etikettering levensmiddelen wordt gesteld dat aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen die doordat zij onjuist of onvolledig zijn of een onjuiste indruk wekken, misleidend zijn met betrekking tot de kenmerken van de betrokken eet- of drinkwaar en met name tot de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong, herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging, bij het verhandelen van eet- en drinkwaren en bij de aanprijzing ervan niet mogen worden gebezigd. In het geval van het sap dat mevrouw Dikkers heeft meegenomen, is de ondernemer niet verplicht een afbeelding van een appel top het pak te zetten. Appel staat vermeld in de ingrediëntendeclaratie. Zoals ik al zei: als er veel appelsap in zit, staat dit bovenaan.
Of er sprake is van misleiding, is subjectief. Die misleiding kan allerlei vormen aannemen. Dit moet uiteindelijk worden getoetst. Dit kan worden gemeld bij de Stichting Reclame Code of bij de NVWA. De Reclame Code Commissie doet publiekelijk uitspraak of er sprake is van misleiding. Mijn mensen kwamen een uitspraak van de Reclame Code Commissie tegen over een granaatappel/framboosdrank, overigens ook van Coolbest, waar ook veel appelsap in zat. Op de verpakking was geen appel verbeeld, maar in de ingrediëntenlijst was het appelsap wel vermeld. De commissie oordeelde, ook in hoger beroep, dat er geen strijdigheid was met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. De reclamecode beoordeelt de gehele verpakking en niet alleen de voorkant. Als de consument zich door de voorkant misleid voelt, bijvoorbeeld doordat er een bosbes, kiwi en appel op de voorkant staan, dan kan hij op de achterkant bij de ingrediënten kijken of dit klopt. Bedrijven houden zich aan die uitspraken en de NVWA volgt de uitspraken van de Reclame Code Commissie ook.
Als je deze situatie wilt veranderen om het nog een slag helderder te maken, zijn er een paar opties. Ze zijn allemaal lastig, maar niet onmogelijk. Ik ben bereid om in alle regelgeving te inventariseren welke stappen wij nog kunnen zetten. Ik noem er een paar. Je kunt optreden op grond van de huidige regels door de NVWA een proefproces te laten voeren. Op deze manier kunnen wij vaststellen welke ruimte er is binnen de regels. Een andere optie is om na te gaan of op basis van de Warenwet aanvullende richtlijnen kunnen worden opgesteld. Die aanvullingen moeten wel in Brussel worden genotificeerd en de Europese Commissie moet ermee akkoord gaan, omdat er geharmoniseerde regels voor etikettering zijn. Ten slotte kunnen wij kijken of in de Europese etiketteringsregelgeving aanpassingen mogelijk zijn. Dat vind ik eerlijk gezegd een theoretische mogelijkheid. De nieuwe etiketteringsregeling is pas vastgesteld en de kans dat je daarin verandering kunt brengen, is niet realistisch.
Ik begrijp het pleidooi heel goed. Daarom stel ik voor dat wij die inventarisatie maken. Ik zeg vooraf dat het lastig is, want dit valt allemaal onder de Europese markt, maar de vraag is welke ruimte er in de Europese regels zit. Ik zal dit in een brief aan de Kamer voorleggen. Daarin zal ik niet alleen in beeld brengen wat er al is, maar ook welke ruimte er is voor eventuele stappen. Wij kunnen dan praten over de vraag welke mogelijkheden wij zien.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben hier blij mee. Ik kijk uit naar de inventarisatie. Kan daar een termijn aan worden gekoppeld?
Minister Schippers: Ik wil een serieuze inventarisatie maken van wat een nationaal parlement hiermee kan doen. Je moet dan ook kijken hoe het in andere lidstaten gaat. Daar hebben wij toch wel een paar maanden voor nodig.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat vind ik prima. Dank u.
Minister Schippers: Informatie over de E-nummers is vrij simpel te verkrijgen; wij hebben het zojuist ook nog even geprobeerd. Wij hebben E170 opgezocht en dan wordt vrij helder omschreven wat het is, waar het vandaan komt, waarin het wordt toegestaan en waar het in zit. Hier staat: E 170, calciumcarbonaat, witte kleurstof om oppervlaktes van producten te kleuren, maar wordt ook gebruikt als vulstof en antiklontermiddel voor zout, komt uit kalksteen, in biologische producten toegestaan. Waar zit het in: bakproducten, kauwgum, snoep, suikerwerken, zout. Als je het wilt weten, kun je daar achter komen bij het Voedingscentrum. Die E-nummers zijn ook weer Europees vastgelegd en wij kunnen daar niet in shoppen.
Ook de taskforce werkt aan voorlichting over het etiket. Wij proberen de activiteiten van het Voedingscentrum en van de taskforce te zwaluwstaarten.
De overheid zet in op actieve openbaarmaking van alle controlegegevens van de NVWA. Dus ook de resultaten van overtreders worden gepresenteerd. Wij werken momenteel aan een wijziging van de Gezondheidswet. Zodra die is aangepast, wordt de werkwijze voor de NVWA een stuk minder belastend. De openbaarmaking kan dan worden geïmplementeerd daar waar die van toepassing moet worden verklaard. De presentatie zal worden aangepast. In dit kader wordt gewerkt aan een stoplichtmodel. Rood is een overtreder, bij oranje zijn verbeteringen nodig, groen is naleven en bij wit zijn er geen gegevens bekend. Zo kan een consument opzoeken hoe het ermee staat. Wij beginnen in februari met een pilot van dit stoplichtmodel in de horeca en de lunchrooms. Dit gebeurt op basis van de huidige Wet openbaarheid van bestuur. Die wet is heel bewerkelijk en zal worden aangepast. Wij hopen een voorstel voor verandering van de Gezondheidswet in 2014 met de Kamer af te handelen zodat wij dit breed kunnen uitrollen.
De voorzitter: Wij moeten deze zaal om 17.00 uur verlaten. Ik wil de leden graag de gelegenheid geven voor een tweede termijn. Daarom vraag ik de leden eventuele vragen voor de tweede termijn te bewaren.
Minister Schippers: Naar aanleiding van de vraag over de omvang van nepvoedsel in Nederland merk ik op dat het toezicht van de NVWA inderdaad met name op misleiding was gericht. Wij kennen de omvang van nepvoedsel dus niet. De NVWA trekt wel altijd meldingen en klachten na, ook als die over nepvoedsel gaan. De Kamer ontvangt binnenkort een plan van aanpak voor verbetering van de NVWA van de Staatssecretaris en mijzelf. Etikettering is een van de gebieden waarvoor ik versterking nodig acht. Ik kom nog terug op de vraag hoe die er precies zal uitzien.
Daarnaast is gevraagd of de 143 overtreders anoniem blijven. De NVWA maakt sinds 2006 pilotsgewijs trajecten openbaar. Over de wijze waarop dit moet worden gedaan, zijn ettelijke discussies gevoerd, want wij willen een begrijpelijke presentatie. Ik heb al gesproken over het stoplichtmodel. Vanaf februari 2014 zal dit model worden getest.
Je hoeft niet altijd een boete op te leggen, want soms is een overtreding heel klein. Als dan een aanpassing wordt doorgevoerd, hoef je geen boete op te leggen. Een boete is natuurlijk niet het enige instrument; er kan een hele reeks instrumenten worden toegepast. Ik noem: last onder dwangsom, schorsen, intrekken van erkenningen van inrichtingen, beperken of verbieden van het op de markt brengen van levensmiddelen, terugroepen of uit de handel nemen. Zo is er een hele lijst van de mogelijkheden van de NVWA. Als het echter om kleine dingen gaat die direct worden hersteld, is dat ook prima.
De vraag is gesteld wat ik zal doen om de residuen van gewasbeschermingsmiddelen in beeld te brengen. De mrl's voor resten van gewasbeschermingsmiddelen worden Europees vastgesteld. Ze worden periodiek herzien. De herziening van mrl's is een zorgvuldig proces. Nederland levert een belangrijke bijdrage aan de beoordeling van die mrl's. Wij zetten erop in dat de meest risicovolle stoffen als eerste worden herbeoordeeld. Dit is recent gebeurd voor de stof thiacloprid. Ik heb de Kamer daarover in juni geïnformeerd.
De heer Van Gerven heeft gevraagd of wij niet wat moeten doen aan het feit dat onze voeding te zout, te vet en te zoet is. In het kader van onder andere het preventieplan waarover Staatssecretaris Van Rijn en ik de Kamer een brief hebben gestuurd, zijn wij met het bedrijfsleven om de tafel gegaan om afspraken te maken over de reductie van zout, zoet en vet in eten. Ik zal de Kamer periodiek informeren over onze aanpak en de resultaten daarvan. Ik meen dat ik de Kamer nog recent heb geïnformeerd.
Het is waar dat aanpassingen van een bijlage eenvoudiger zijn dan aanpassingen van een verordening.
De voorzitter: Wij gaan nu over naar de tweede termijn van de Kamer. De leden krijgen ieder twee minuten spreektijd.
De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister en de Staatssecretaris voor hun antwoorden. Het is goed te horen dat dat de Staatssecretaris en ik het erover eens zijn dat onze land- en tuinbouw tot de toppers van de wereld behoort en dat wij dat moeten vasthouden. Daartoe moeten wij inzetten op innovatie en het wegnemen van regels.
Mijn fractie is niet voor een door de overheid gestuurd keuzemenu voor wat mensen zouden moeten eten. Bewustwording ontstaat door het maken van een bewuste keuze en niet door zo maar te accepteren wat wordt voorgezet.
Hetzelfde geldt voor de etikettering. Ik vergelijk het maar met de huidige etikettering van software. Volgens mij leest niemand die meer; vrijwel iedereen klikt onmiddellijk op «accepteren». Hoe kan de bewustwording dan toenemen? Mensen moeten bewust kiezen voor het product dat zij kopen. Dat doen zij door bijvoorbeeld te kiezen voor de plaats waar zij dat product kopen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun complimenten betreffende het symposium. Ik geef die graag door aan de medewerkers die hieraan hard hebben gewerkt en ook aan de partijen die aanwezig waren. Ook voor hen is dit een drukke tijd zo vlak voor de kerst. Bijna iedereen is gekomen, er was maar één afzegging. Ik dank de Staatssecretaris en de Minister ook voor hun toezeggingen.
Ik heb nog een vraag over tht. Er wordt een inventarisatie gemaakt van de producten waarop die vermelding niet meer voorkomt. Wanneer horen wij daar mee over?
De Minister zal de Kamer ook informeren over de vraag of de twee-uursnorm kan worden uitgebreid naar vier uur. Wanneer komt die informatie naar de Kamer?
Heb ik goed begrepen dat de Minister ervoor pleit om met veel realistischer tht-data te gaan werken? Zo kan rijst nog wel een jaar na de tht-datum worden gegeten en de tht-datum zou daarom realistischer moeten zijn.
Ik ben het niet eens met de Minister over de etikettering. Zij zegt dat zij haar bril moet opzetten als zij in de supermarkt het etiket wil kunnen lezen. Voor mij is de vermelding van ggo cruciaal, omdat het voedsel dan op een zodanige manier is geproduceerd dat de soorteigen grenzen worden overschreden. Dit is een principiële discussie en ik vind het heel belangrijk dat consumenten daarover goed worden geïnformeerd. Ik vind het belangrijk dat dit heel herkenbaar is door een logo, zonder dat de consument zijn leesbril hoeft op te zetten. Ik overweeg een motie in te dienen als de Minister hierover geen toezegging wil doen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister en de Staatssecretaris voor de beantwoording.
Ik ben gerustgesteld op een groot aantal punten, maar dat geldt niet voor de E-nummers. Ik zie dat volgens de nieuwe regels van Brussel de beschrijving van E-nummers waar azo-kleurstoffen inzitten, moeten worden uitgebreid met termen als «Zonnegeel» of «Ponceau 4R» of «Allurarood» om te laten zien welke kleurstof het is, omdat mensen daarop kunnen reageren. Dit hoeft echter niet voor dierlijke vetten. Ik zou het fijn vinden als wij straks op de producten kunnen lezen of die geschikt zijn voor vegetariërs of veganisten. Dat is nu nog niet mogelijk. Mensen moeten daarvoor nu nog naar het Voedingscentrum, terwijl de regelgeving de ruimte biedt om een claim «geschikt voor vegetariërs» of «geschikt voor veganisten» op te nemen. Je zou in plaats daarvan ook de claim kunnen opnemen dat het niet geschikt is voor die categorieën. Ik krijg daar graag nog een reactie op.
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor hun uitstekende en vooral ook gepassioneerde antwoorden. Ik heb nog een paar vragen.
De eerste heeft betrekking op de openbaarheid van de gegevens. Ik verwacht dat daarvan een belangrijke preventieve werking kan uitgaan. Wanneer kunnen wij een wetsvoorstel verwachten? Wat bedoelt de Minister precies met het stoplichtmodel? Kan dit pas gaan werken als de wet door beide Kamers is aangenomen? Vallen onder die openbaarmaking bijvoorbeeld ook de vleesverwerkers, de viswerkers, de Chinese restaurants die ook af en toe bezoek krijgen van de NVWA en soms een zwarte sticker op de deur krijgen? Dan kunnen alle consumenten dat zien op de website van de NVWA.
Mijn fractie zou het op prijs stellen als de regering toch wat meer de omvang van nepvoedsel wil inventariseren. Ik heb sterk de indruk dat dit steeds meer toeneemt, maar de NVWA weet niets over de omvang. Hij zou daar toch meer aan moeten doen.
Ik houd mij vast aan het concrete aantal overtredingen. Er zijn in 2012 143 overtredingen geconstateerd van fabrikanten die niet hebben geleverd wat op het etiket stond. Twee derde deel daarvan heeft geen boete gekregen. Dat vind ik gek. Zij overtreden de wet en zij krijgen geen boete. Wil de Minister dit nader analyseren? Waarom zijn die 143 niet bekend? Wie waren dat? Welke bedrijven waren dat? Zat daar Calvé pindakaas bij, zat daar Coolbest bij? Geen idee. Er gaat natuurlijk enorme publieke druk vanuit als wij dat wel weten.
Ik leg nog eens de casus van het speltbrood voor. Dat is op dit moment een hype. Iedereen wil aan het speltbrood, maar nu blijkt dat in veel van die broden geen spelt is verwerkt. De consument weet dat niet en proeft het niet, en het staat ook niet op het etiket. Wat kunnen wij hieraan doen? Kunnen wij de bakkers verplichten om dit op het etiket te vermelden? Hoe controleren wij dat? Hoe is het toezicht geregeld? Dit is een casus uit de praktijk waarmee veel wordt gerommeld. Hoe gaat het kabinet daarmee om?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Veel collega's hebben waardevolle punten ingebracht, die ik in de meeste gevallen onderschrijf. Ik moet echter constateren dat wij het de Staatssecretaris vandaag niet moeilijk maken. Niemand heeft immers ingebracht dat 1 miljard mensen op de wereld honger heeft en dat er een verband is met de manier waarop wij hier voedsel produceren en consumeren. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd om meer creativiteit en ambitie ten toon te spreiden om die uitdaging het hoofd te bieden. Zij heeft eerder al gezegd dat zij geen vleestaks wil omdat zij daar niet in gelooft. Zij zal ook niet aan mensen zeggen wat zij wel of niet mogen eten, want dat werkt ook niet. Is de Staatssecretaris bereid te kijken naar de effecten van de strategie waarin zij zegt wel te geloven? Ik voorzie dan wel een aantal problemen.
Als zij spreekt over het verdienmodel en de terechte vragen die zijn gesteld over de marges, zegt zij stoer dat consumenten een eigen verantwoordelijkheid hebben. Als ik haar echter vraag om in gesprek te gaan met de retail over hun bijdrage aan het eiwitprobleem, zegt zij dat zij niet over de marketingstrategie gaat. Dat bijt natuurlijk wel. Zij kan toch niet ontkennen dat de marketeers van de grootgrutter ontzettend slim zijn; zij krijgen toch niet voor niets hoge salarissen? De stoere opmerking van de Staatssecretaris «de consument heeft een eigen verantwoordelijkheid» zal daar niet veel tegenwicht aan bieden. Dat is wat mager.
Ik stel voor dat zij samen met de Minister op haar ministerie het goede voorbeeld geeft. De diners op EZ zijn voortaan vegetarisch. Vlees eten mag wel, maar dat moet je dan vragen. Dat is de rol die nu bij vegetariërs ligt. Ik stel voor dat zij dan toch nog maar eens kijkt naar de mogelijkheden van een vleestaks. Ik zal in moties nog wat suggesties aan de hand doen voor de oplossing van dit prangende vraagstuk.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik wil nog een paar punten aan de orde stellen. Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoord op mijn vragen over het dumpen van voedsel bijvoorbeeld in Afrika. Ik hoop dat het waar is dat dit niet meer voorkomt. Ik houd dit in de gaten, maar ik ben blij dat wij het hierover eens zijn.
Ik heb gesproken over de artikelen 2a en 2b in de nieuwe beleidsregels voor de ACM. Ik heb een concept van 26 juni voor mij liggen. Daarin komt het dier niet voor als een factor die moet meewegen. Ik heb hier uitdrukkelijk naar gevraagd en ik krijg hier graag een reactie op.
Ik heb nadrukkelijk gesproken over de E-nummers. Ik heb voorgesteld om die stoffen zo weinig mogelijk te gebruiken en dan alleen als ze veilig zijn. Ieder product dat je kunt kopen, zou in principe veilig moeten zijn. Dit betekent dat het regiment aan E-nummers zo veel mogelijk moet worden ingeperkt. Nu zijn het er gigantisch veel. Is hier nog winst te behalen?
Tot slot heb ik de suggestie gedaan dat kraanwater wordt verstrekt in de horeca. Dat kan misschien niet helemaal gratis, maar dan toch wel tegen een geringe vergoeding. Als dit wordt aangeboden, kan verspilling worden voorkomen.
De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Ik zal geen aanvullende vragen stellen. Het antwoord op de punten die ik heb genoemd, is afdoende. Ik ben dankbaar voor de toezeggingen en voor de antwoorden van de bewindslieden in het algemeen.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik dank de leden voor de opmerkingen en de steun.
Alleen mevrouw Ouwehand en de heer Van Gerven hebben nog vragen aan mijn adres gesteld. Ik begin met de opmerkingen van mevrouw Ouwehand.
Ik denk dat heel veel mensen, ook op ons departement, zich ervan bewust zijn dat er iedere dag bijna 1 miljard mensen met honger naar bed gaan. Wij weten ook dat er een relatie is tussen ons consumptiepatroon en de wijze waarop in de wereld voedsel wordt verbouwd. Juist om die reden voeren wij zo'n harde en naar ik hoop effectieve strijd om het begrip van klimaatslimme landbouw in Nederland, maar ook elders van de grond te krijgen. Volgend jaar zullen wij op maar liefst twee momenten internationaal acteren. Wij zullen dit doen door een conferentie die voedselverspilling en het tegengaan daarvan moet agenderen, ook in Europees verband. Daarnaast vragen wij aandacht voor de oceanen, de eiwitconsumptie in het kader van verduurzaming van de visserij en het kansen bieden aan kleine vissers in andere delen van de wereld. Ik neem aan dat hieruit blijkt dat wij wel degelijk een ambitieuze agenda hebben. Bij voedselverspilling denken wij ook aan post harvest lost, de verspilling van oogsten in die landen waar men met betere technieken – onze technieken, zeg ik daar dan trots bij – veel meer kan bereiken.
Wij bespreken deze agenda ook in Nederland als wij spreken over het tegengaan van voedselverspilling en het bewustmaken van de consument. Ja, wij zitten dus aan tafel met de retail. De ondernemers maken onderling afspraken, en soms komen wij daarbij, over bijvoorbeeld verdergaande verduurzaming van het aanbod van de producten. Dat is net iets anders dan dat wij de marketing van de retail voorschrijven. Daarover zijn wij het niet eens. Ik vervul een aanjaagfunctie opdat de keuzemogelijkheden van consumenten steeds groter worden. Ik heb al gezegd dat wij ook meefinancieren. Er is een potje geld voor het komend jaar om die «kip van morgen» vleugels te geven.
Ik kan paarden wel naar het water leiden, maar ik kan ze niet dwingen te drinken. Mevrouw Ouwehand wil dat toch. Zij zegt dat wij het effect van onze strategie moeten meten, maar dan moet ik wel weten wat ik moet meten. Als ik op individueel consumptieniveau zou moeten meten, moet ik 16 miljoen mensen ondervragen. Ik kan voorspellen dat het best lastig wordt om dat in beeld te brengen. Je kunt wel kijken naar de afzet van bepaalde producten. Die is booming; de biologische sector bijvoorbeeld is booming. Dat gaat echt steeds beter.
Wij doen het goed op het departement. Er zijn niet zo vaak diners, maar lunches zijn bij voorkeur biologisch. Dat vind ik prima. Of mensen daarbij vlees, vis of vegetarisch eten, is hun keuze. Ik ga dat niet in normen voorschrijven.
Dan het punt van de heer Van Gerven. Die beleidsregels zijn niet gericht op het dier, maar op de duurzaamheid. Wij hebben daarover een spannend gesprek met de ACM, maar het is zijn bevoegdheid om bij alles te checken of er geen marktverstorende afspraken of kartelvorming plaatsvindt. De ACM is daar heel scherp op. Via de lijn van de verduurzaming kun je dingen toestaan, maar de ACM is er niet specifiek op gericht om daarin dierenwelzijn mee te nemen. Dat doet het departement natuurlijk weer wel met allerlei maatregelen. Daarover is overigens ook vaak veel discussie in de Kamer, heb ik gemerkt.
De heer Van Gerven (SP): Dit is een spannende opmerking van de Staatssecretaris. De ACM is uiteindelijk een dienstverlenend orgaan voor de samenleving dat de overheden hebben ingesteld. Het aspect dierenwelzijn is ook een onderdeel van duurzaamheid; dat hoort bij het begrip duurzaamheid. Het gaat er bij mij niet in dat dit niet in de regels van de ACM kan worden opgenomen als wij daar allen voor zijn.
Staatssecretaris Dijksma: Om die reden hebben wij voor de bredere definitie van duurzaamheid gekozen. Als wij specifiek inzoomen op het dierenwelzijn, lopen wij tegen de grenzen van de ACM aan. De heer Van Gerven kan dan wel zeggen dat wij de regels maken, maar wij hebben ook een onafhankelijke toezichthouder die vervolgens kijkt of er sprake is van marktverstoring en kartelvorming. Dat hebben wij ook Europees afgesproken. Wij hebben gekeken wat kan en wij hebben maximaal ruimte gezocht bij de ACM. Wij gaan nu het traject van het toetsen van die regels in. Ik hoop van harte dat dit goed komt, maar je kunt de ACM niet alleen puur op het criterium dierenwelzijn aan de slag laten gaan.
Minister Schippers: Voorzitter. Mensen die de etiketten niet lezen, hebben daar het recht toe, maar sommige mensen zijn allergisch voor bepaalde bestanddelen van voedsel en anderen willen geen genetisch gemodificeerde voeding. Er worden dus eisen gesteld aan het voedsel en dan is het belangrijk dat je een goed etiket hebt. Ik hecht daar zeer aan; ik ben daar ook verantwoordelijk voor, maar in eerste instantie zijn de producenten daarvoor verantwoordelijk.
Mevrouw Dik heeft gevraagd wanneer de inventarisatie van de tht-lijst komt. Die zal ik meesturen met de brief die ik al toegezegd heb over de mogelijke uitbreiding van de twee-uursnorm. Die brief zal voor het zomerreces naar de Kamer worden gestuurd.
Zij heeft gevraagd of de tht-data realistischer kunnen worden gesteld. De producent is verantwoordelijk voor die data; hij moet inschatten tot wanneer zijn product goed houdbaar is. Daarna is het nog steeds eetbaar, maar misschien smaakt het dan anders of verandert het van kleur.
Over de ggo's verschillen wij van mening. Ik vind het belangrijk dat het op het etiket staat, want mensen moeten kunnen kiezen. De informatie staat op het etiket en als men er voor instaat dat er geen ggo's zijn gebruikt, kan gebruik worden gemaakt van de disclaimer. Dat is een positieve uiting. Ik vind het dus belangrijk dat op het etiket staat dat er gebruik is gemaakt van ggo's, maar ik ben geen voorstander van een apart logo. Je moet ervoor oppassen dat een pak op een gegeven moment vol logo's staat en niemand meer weet wat die logo's betekenen. Ik wil wel dat het goed op het etiket staat zodat iedereen die daarvoor belangstelling heeft of eraan hecht, kan kiezen, maar ik ben niet voor een logo.
Mevrouw Dikkers heeft nog gesproken over de E-nummers; zij heeft in dit verband gevraagd naar een expliciete vermelding van dierlijke vetten. Ik ga dit uitzoeken. Ik wijs erop dat de regels voor E-nummers in Europees verband tot stand zijn gekomen. Nederland kan niet in zijn eentje iets veranderen. Ik kan wel nagaan wat wij eventueel kunnen doen voor de vermelding van dierlijke vetten. Ook dit zal terugkomen in de brief die ik al heb toegezegd.
De heer Schouw heeft aanvullende vragen gesteld. De Gezondheidswet komt begin 2014 in procedure; het voorstel zal voor de zomer aan de Kamer worden voorgelegd.
Het stoplichtmodel wordt in een pilot beproefd om na te gaan of het werkt, of het helder is of dat er nog iets aan moet worden verbeterd. Dan kunnen wij het vooruitlopend op de nieuwe wet klaar hebben; wij hebben dan een goed model zodra de wet van kracht wordt. De pilot begint klein, maar wordt steeds breder. Het begint bij de lunchrooms. Wij kijken hoe het daar werkt en als dat goed gaat, kunnen wij een bredere pilot uitzetten. Als de wet van kracht wordt, moet het model klaar zijn.
De heer Schouw (D66): Wanneer krijg ik te horen welke vleesverwerker zich niet aan de wet houdt, welke visverwerker zich niet aan de wet houdt en welke Chinees er een zooitje van maakt?
Minister Schippers: Dat is afhankelijk van de vraag hoe snel de Tweede en Eerste Kamer de Gezondheidswet behandelen. Ik heb enige ervaring opgedaan met de Eerste Kamer: daar houdt men niet van nieuwe wetgeving. Wij willen dit model introduceren opdat iedereen kan zien hoe het ermee staat. De consument kan dan op internet zien dat een bepaalde producent of een horecagelegenheid een groen stoplicht heeft – alles is in orde – maar dat bij een ander de NVWA ernstige tekortkomingen heeft geconstateerd zodat er een rood stoplicht staat. Dat rood duurt hopelijk niet lang, want de instelling of producent moet dan natuurlijk maatregelen nemen. Tot slot kan er bij een lichte onvolkomenheid een oranje licht staan. Wij zullen alvast een pilot doen vooruitlopend op de wet, maar de vraag wanneer dit systeem breed kan worden ingevoerd, is mede afhankelijk van het moment waarop de wet in werking kan treden.
De heer Schouw heeft nog gevraagd om inventarisatie van de omvang van nepvoedsel. Ik heb niet voor niets een soort uitstelantwoord gegeven. De Staatssecretaris heeft al gezegd dat er zelfs na het inzetten van extra middelen in het kader van het verbeterplan voor de NVWA, prioriteiten moeten worden gesteld. Ik heb voorgesteld om daarover te spreken aan de hand van het verbeterplan. Dan is duidelijk waar specifiek veranderingen worden aangebracht, waar de capaciteit wordt uitgebreid en waar wij op inzetten. Daarom heb ik nog niet toegezegd dat wij zo'n inventarisatie zullen maken. Dat is een arbeidsintensief proces en alle mensen die daaraan werken, kunnen niet tegelijkertijd aan andere onderdelen werken. Wij moeten met elkaar goed kijken waarvoor wij de mensen willen inzetten.
Ik zal analyseren waarom voor twee derde deel van de 143 overtredingen geen boete is opgelegd. Wij kunnen dan bekijken welke afwegingen zijn gemaakt. Ik zal de Kamer van de resultaten op de hoogte brengen.
Op speltbrood in een zakje moeten de ingrediënten worden vermeld zoals voor alle voorverpakte voedingsmiddelen geldt. Als de consument een brood bij de bakker koopt, moet hij daar vragen wat erin zit. Er zit immers geen etiket op het brood. Overigens is «spelt» geen warenwettelijke benaming.
De heer Van Gerven heeft gevraagd of de E-nummers niet zo veel mogelijk uit het voedsel kunnen worden weggelaten opdat het veilig wordt. Voedsel met E-nummers is veilig, want als ze niet veilig zijn, mogen stoffen met E-nummers niet worden gebruikt. Wel kunnen mensen allergisch zijn voor bepaalde E-nummers, maar dat is geen reden om die voor iedereen weg te laten. De toelating van E-nummers gebeurt op basis van EFSA-beoordelingen. Die worden voortdurend gecontroleerd en geëvalueerd. Zo is onlangs aspartaam opnieuw beoordeeld en veilig bevonden. Overigens legt het Voedingscentrum alles uit over E-nummers. Het doet consumentenonderzoek om de perceptie van consumenten na te gaan. Vanaf februari wordt er extra informatie gegeven over toevoegingen. Wij hebben het Voedingscentrum gevraagd om samen met ons te kijken hoe de voorlichting kan worden verbeterd. De resultaten daarvan worden de komende tijd zichtbaar.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik was blij te horen dat de Minister van mening is dat je op een etiket moet kunnen lezen dat er gebruik is gemaakt van gentech. Geldt dit ook voor plantaardige oliën? Ik wil bijvoorbeeld geen palmolie in mijn producten, maar het is een hels karwei om daarachter te komen. Is de Minister van mening dat bij de vermelding van plantaardige oliën ook moet worden vermeld welke oliën het betreft opdat de consument weet wat hij koopt?
Minister Schippers: Ik kan de reikwijdte van deze vraag niet overzien. Zo kan een kant-en-klare maaltijd uit allerlei onderdelen bestaan die apart verpakt en herverpakt kunnen zijn. Dat is enorm ingewikkeld. Ik blijf het antwoord op die vraag nu schuldig. Aangezien ik toch met een brief kom, zal ik daarin ook op deze vraag ingaan. Ik waarschuw er wel voor dat die brief niet onmiddellijk na de kerst op de deurmat ligt.
De voorzitter: Wij wachten wel even.
Ik zal de toezeggingen herhalen. Ik begin met de toezeggingen van de Staatssecretaris.
− De Kamer wordt te zijner tijd geïnformeerd over de evaluatie door de ACM en de daarop volgende uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets.
− Begin 2014 ontvangt de Kamer informatie over de campagne Duurzaam consumeren.
− De reeds voor de zomer van 2014 toegezegde rapportage over de stand van zaken betreffende de acties van de taskforce zal langs de zeventien concrete actiepunten worden verlopen.
Staatssecretaris Dijksma: Ik heb ook toegezegd dat ik aan de ACM een update zal vragen van de marges in de keten.
De voorzitter: Ik meende dat dit onder de eerste toezegging valt, maar dat maakt niet uit. Deze toezegging is ook genoteerd.
Ik kom nu bij de toezeggingen van de Minister.
− De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de inventarisatie van producten waarvan de tht-datum kan worden uitgezonderd. In deze brief, die voor het zomerreces de Kamer zal bereiken, zal tevens worden ingegaan op een mogelijke verlenging van de tijd dat producten buiten de koeling kunnen blijven.
− De Kamer ontvangt een brief met een inventarisatie van de bestaande regelgeving en de ruimte voor een eventueel verdere stap in de regels voor etikettering. In deze brief wordt ook ingegaan op de vraag naar dierlijke vetten.
− De overtredingen worden geanalyseerd. De Kamer zal van de uitkomst daarvan op de hoogte worden gesteld.
Minister Schippers: In de ene brief zal ik de palmolie, de dierlijke vetten en de E-nummers meenemen, en in de andere brief zal ik de inventarisatie meenemen.
De voorzitter: Een aantal leden heeft gezegd misschien een VAO te willen. Als zij dat nu melden, kan het VAO vanavond plaatsvinden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat hoeft niet voor de kerst.
De voorzitter: Dan zal ik het niet doorgeven voor vanavond. Wij zullen een VAO na het reces aanvragen.
Ik dank de bewindslieden voor hun uitgebreide beantwoording. Ik dank de collega's voor hun flexibele opstelling, omdat wij ook nog moesten stemmen.
Sluiting: 17.05 uur
Volledige agenda
1. Aanbieding van het eindrapport betreffende de evaluatie van de EZ-taken van het Voedingscentrum Nederland (VCN)
Kamerstuk31 532, nr. 111 – Brief regering d.d.19 april 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
2. Aanbieding Monitor «Voedselverspilling in Nederland»
Kamerstuk31 532, nr. 115 – Brief regering d.d. 22 mei 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
3. Aanbieding van de Monitor Duurzaam Voedsel 2012
Kamerstuk31 532, nr. 116 – Brief regering d.d. 11 juni 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
4. Resultaten Taskforce Voedselvertrouwen
Kamerstuk26 991, nr. 361 – Brief regering d.d. 13 juni 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
5. Beleidsbrief Duurzame Voedselproductie
Kamerstuk31 532, nr. 118 – Brief regering d.d. 11 juli 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
6. Beantwoording vragen commissie over de Risicobeoordeling paardenvlees
Kamerstuk26 991, nr. 370 – Brief regering d.d. 5 september 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
7. Aanbieding rapporten «Innovatie in de levensmiddelenindustrie, een internationale benchmarkstudie» en «Innovatie in de Nederlandse levensmiddelenindustrie, de rol van het MKB»
Kamerstuk31 532, nr. 119 – Brief regering d.d. 27 september 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
8. RASFF-melding verboden runderseparatorvlees in de voedselketen
Kamerstuk26 991, nr. 373 – Brief regering d.d. 16 oktober 2013
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers
9. Aanbieding evaluatie van het Platform Verduurzaming Voedsel
Kamerstuk31 532, nr. 120 – Brief regering d.d. 18 oktober 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
10. Kabinetsreactie op berichtgeving in vleesfraudezaak
Kamerstuk26 991, nr. 384 – Brief regering d.d. 1 november 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
11. Heretikettering van vlees
Kamerstuk26 991, nr. 387 – Brief regering d.d 4 december 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
12. Voortgang en resultaten Taskforce Voedselvertrouwen
Kamerstuk26 991, nr. 390 – Brief regering d.d. 17 december 2013
Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma