Vastgesteld 24 april 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 21 maart 2013 vervolgoverleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over voortzetting algemeen overleg Voedsel en voedselprijzen.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Houwers
Griffier: Peen
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Houwers, Van Gerven, Dik-Faber, Lodders, Dijkgraaf, Dikkers, Geurts, Schouw en Ouwehand,
en staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 11.00 uur
De voorzitter: Hartelijk welkom allemaal. Dit is een voortzetting van een eerder AO; we beginnen nu met de tweede termijn. De heer Klaver heeft zich afgemeld wegens verplichtingen elders.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen uit het eerdere AO. Ik wil nog ingaan op twee punten: voedselverspilling en eerlijke prijzen voor boeren.
Ik kijk uit naar de visie van de staatssecretaris op de verduurzaming van de voedselketen, en naar het actieplan om voedselverspilling tegen te gaan. In juni 2009 hebben we daarover al een afspraak gemaakt: 20% vermindering van voedselverspilling in 2015. Het is teleurstellend om te horen dat nu vier jaar later voedselverspilling in de keten nog helemaal niet in kaart is gebracht en dat bovendien de haalbaarheid ter discussie staat. Ik moet helaas vaststellen dat we de afgelopen vier jaar eigenlijk helemaal niets zijn opgeschoten. Ik hoop dan ook dat de Monitor voedselverspilling die dit jaar verschijnt, harde cijfers heeft. We mogen niet tornen aan de oorspronkelijke doelstelling. Ik proef bij de staatssecretaris groot ongenoegen over de gang van zaken. Daarom lijkt het me goed dat er een Kameruitspraak komt, als steun in de rug tegenover de marktpartijen die openheid van zaken moeten geven en die nu gewoon aan de slag moeten gaan met de aanpak van voedselverspilling.
Uit onderzoek blijkt dat consumenten thuis nog veel weggooien. Jaarlijks 800 miljoen kilo voedsel, oftewel € 145 per persoon. Ik neem aan dat de staatssecretaris ook dit meeneemt in haar actieplan.
Ik kom toe aan eerlijke prijzen voor boeren, en begin met een casus. Een pluimveehandelaar vraagt drie eierhandelaren om offertes voor de verkoop van eieren. Aan hem wordt eerst gevraagd aan welke handelaar hij nu levert, en daarna komen ze alle drie met exact dezelfde prijs. Deze pluimveehandelaar voelt zich met de rug tegen de muur staan, en dat begrijp ik. Het komend jaar willen de staatssecretaris en de minister van EZ niet verder gaan dan zelfregulering middels een vrijwillige gedragscode. Zelfs een ombudsman die hierop moet toezien, gaat de minister te ver. De staatssecretaris wil wel kijken hoeveel ruimte er zit in de mededingingsregels voor samenwerking tussen primaire producenten, als daarbij ook publieke belangen als dierenwelzijn en duurzaamheid gediend zijn. Dat is goed, maar de discussie over eerlijke prijzen gaat natuurlijk niet alleen over verduurzaming. Boeren hebben sowieso recht op een goede prijs en een goed inkomen. Volgens deskundigen is het mogelijk om binnen het mededingingsrecht een aparte positie te creëren voor primaire producenten. Is de staatssecretaris bereid daarnaar te kijken?
Bovendien moet de NMa zich niet alleen richten op de prijs voor de consument, maar ook op zaken als kwaliteit, diversiteit en voedselzekerheid. Nu meldt de NMa trots dat haar optreden elk huishouden in 2012 € 33 heeft opgeleverd, maar welk deel daarvan wordt opgehoest door de agrariërs? Ook ben ik benieuwd wat de staatssecretaris verwacht van de nieuwe mogelijkheden die het Europese GLB biedt op het terrein van producentenorganisaties. Hoe past dit in de Nederlandse mededingingswetgeving?
Er is geen sprake van perfecte marktwerking en dus zijn er spelregels nodig, en een marktmeester die zorgt dat partijen zich houden aan deze spelregels. Ik hoop dat de staatssecretaris dat met mij eens is.
Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ook van mijn kant dank voor de antwoorden van de staatssecretaris in eerste termijn en voor de aanvullende brief.
In eerste termijn heb ik aangegeven wat de VVD verstaat onder duurzaam voedsel. Ik zal nu aangeven hoe wij de toekomst van de Nederlandse landbouw zien. De landbouw- en tuinbouwsector in Nederland is het meest productieve en duurzame systeem in de wereld. Naast hoge productiviteit en efficiency is sprake van de minste input en de laagste uitstoot per kilogram product. Ik heb al gezegd dat een Nederlandse zeug vervangen zou moeten worden door twee zeugen elders in de wereld om dezelfde varkensvleesopbrengst te realiseren. Met het oog op de verdubbeling van de vraag naar voedsel valt de landbouw in Nederland niet weg te denken en zou ze juist daarom nog intensiever moeten zijn dan nu het geval is.
De VVD heeft gisteren kennisgenomen van de toespraak van de staatssecretaris bij de inontvangstneming van het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur over ruimte voor duurzame landbouw. Ze pleit voor een versnelde verduurzaming van de land- en tuinbouw, waarbij de overheid een faciliterende rol, maar soms ook richtinggevende rol moet hebben. De VVD deelt deze opvatting niet. De Nederlandse landbouw is al heel duurzaam, en een verdere verduurzaming zal veel meer aan de sectoren moeten worden overgelaten. Je ziet ook dat de sectoren dat zelf oppakken. Ik heb in eerste termijn het voorbeeld van de Nederlandse zuivelsector genoemd: het Project Duurzame zuivelketen. Meer recent heeft ook de Nederlandse pluimveesector, samen met de Nederlandse supermarkten, nadere afspraken gemaakt over verdere verduurzaming van de kip in de Nederlandse supermarkten. De overheid heeft wat ons betreft dus slechts een faciliterende rol, in plaats van een sturende rol. Wij juichen het daarom toe dat de overheid zich heeft teruggetrokken uit het Platform verduurzaming voedsel, omdat zo voldoende vertrouwen aan de sector wordt gegeven om dit zelf op te pakken. Echter, de VVD heeft signalen ontvangen dat de overheid toch weer voornemens is om in te stappen in het overleg. Klopt dit en zo ja, wat is de reden?
Mijn collega De Liefde heeft in het AO over oneerlijke handelspraktijken gepleit voor de mogelijkheid van anoniem klagen door ondernemers over de supermarkten. Deze week kwam het bericht dat Jumbo haar directe leveranciers met 3% wil korten. De VVD heeft daarover reeds schriftelijke vragen gesteld. Maar de mogelijkheid om anoniem te klagen is nog niet gereed. Kleine leveranciers durven geen kritiek te uiten, omdat ze bang zijn dat daarmee hun relatie met de bedrijven op het spel wordt gezet. In welke relatie staat de actie van Jumbo tot de recent aangenomen motie van collega Graus over een beter verdienmodel voor boeren, in samenwerking met de retail, en de motie-Dijkgraaf over beleidsregels voor de NMa? Hoe staat het met de uitvoering van deze moties?
Welke vorderingen zijn gemaakt door de Regiegroep duurzame veehouderij en agroketens, die onder andere kijkt naar verbetering van het verdienmodel van de boer? Wanneer kan de Kamer de uitkomsten tegemoet zien?
De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Er is, ook de afgelopen week, weer wat nieuws naar voren gekomen waarvan je kunt zeggen dat daaruit blijkt dat het verdienmodel alleen maar belangrijker wordt. Ik noem de lastenstijgingen, de dalende inkomenstoeslagen en het LEI-rapport van gisteren. We moeten ons zorgen maken als we er niet in slagen het inkomensmodel voor elkaar te krijgen. Je kunt ook positief redeneren: als je er wel in slaagt om het inkomensmodel te verbeteren, zijn de boeren dolblij. Als we erin slagen alle subsidies af te bouwen en het gewoon via de markt te doen, is iedereen beter af, zeker de boer.
Het EP heeft mooie voorstellen aangenomen over de versterking van de positie van producentenorganisaties. Tot op heden is het marktordeningsbeleid voor de landbouw nog redelijk binnen de regels voor het mededingingsrecht, dat voor iedereen geldt. Ik durf de stelling aan dat we boeren in het mededingingsbeleid niet gelijk moeten stellen aan autodealers. Terwijl ze op een wereldmarkt opereren, stellen we extra eisen aan dierenwelzijn en milieu, waarvoor investeringen nodig zijn die ze niet terug kunnen verdienen. De staatssecretaris heeft de vorige keer gezegd dat ze de belangen van de producentenorganisaties wel inziet. Ik stel een kritische vraag, die niet per se kritisch hoeft te zijn. In het verslag van de vorige Landbouwraad zie ik daar niets van terug. Het kan zijn dat het op dat moment niet opportuun was om een bredere discussie te voeren, maar hoe zit dat?
De Europese mededingingsautoriteiten zijn kritisch over de voorstellen van het EP. Dat mag, maar in artikel 5b van de Mededingingswet wordt de regering de bevoegdheid gegeven om de NMa instructies te geven over de Europese advisering. Zijn de bewindslieden bereid gebruik te maken van die bevoegdheid om te voorkomen dat de mededingingsautoriteiten zich weer zo negatief uitlaten? Wij maken ons zorgen over de specifieke landbouwkennis in die regionen.
Jumbo en AH zijn wel heel springende voorbeelden van hoe het mis kan gaan. We hebben een verbodsbepaling op het misbruiken van een economische machtspositie, maar daarvoor is een marktaandeel van minimaal 40% vereist. Daar komen zelfs deze bedrijven niet aan. Is er geen ruimte voor een wettelijke versterking van de genoemde verbodsbepaling? Het gaat hier om nationale problematiek, en volgens mij is er dan ruimte om over aanscherping van de norm te discussiëren.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Dank voor de beantwoording, mondeling en schriftelijk.
De staatssecretaris zegt, binnen het GLB, graag in te zetten op versterking van de producentenorganisaties. Nederland heeft een ontzettend goed georganiseerde landbouwsector met een systeem dat wereldwijd wordt gekopieerd, maar het probleem in Nederland is nu juist dat coöperatieve systemen geen afspraken mogen maken. Wat verwacht de staatssecretaris hiervan, en hoe denkt zij dat de producentenorganisaties hun positie ten opzichte van de inkopende partijen kunnen verbeteren, gegeven de NMa-regelgeving? De kaders van de NMa worden wettelijk door ons allemaal bepaald, althans door kabinet en Kamer, en ik vraag me af of niet eens moet worden bekeken of daar iets moet gebeuren. De staatssecretaris zegt dat de NMa op korte termijn met handvaten komt. Het zou andersom moeten zijn: wij zouden tegen de NMa moeten zeggen dat boeren een boterham moeten kunnen blijven verdienen. Het kan niet de bedoeling zijn dat het lijkt alsof wij gevangen zitten in de regels van de NMa. Een heel belangrijk instituut, en het is fijn dat het ons € 33 per jaar scheelt, maar ten koste van wie gaat die besparing? Welke kaders wil de staatssecretaris stellen?
De heer Van Gerven (SP): Ik heb vorige keer een vraag gesteld over voedselspeculatie. Als dat leidt tot honger, heeft uw voorganger De Lange gezegd, zou het voorzorgsprincipe moeten worden gehanteerd. Amerika kent de Dodd-Frank Act. Nederland heeft een staatsbank, ABN AMRO, die ook geld verdient met grondstoffenspeculatie. Vindt de Partij van de Arbeid niet dat dat moet stoppen?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Vorige keer heb ik al gezegd dat enige speculatie met grondstoffen ook zekerheid biedt aan de boer. Wij willen het kind niet met het badwater weggooien. Wel willen wij de uitwassen erg graag bestrijden.
De heer Van Gerven (SP): Bij die zekerheid gaat het om de directe productie. Maar het is toch idioot dat een product twintig keer wordt verhandeld voordat het op de markt komt? Ook ABN AMRO maakt zich daar kennelijk schuldig aan. Zouden we dat niet moeten aanscherpen? Anders zijn we wel heel raar bezig, zeker indachtig de uitspraken van uw voorganger De Lange. Het is tenslotte onze bank.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Wat ik al zei: wij willen erg graag dat de uitwassen worden bestreden. Maar als wij als SP en PvdA gaan zeggen dat de wereldmarkt aan banden moet worden gelegd, geloof ik niet dat dat heel veel verandert.
De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de staatssecretaris in eerste termijn en de schriftelijke afhandeling van de mondelinge vragen. Een eerlijke boterham is broodnodig. Ook heb ik in eerste termijn gesproken over de zorgen in het veld en bij mijn fractie over de totstandkoming van de voedselprijzen. Het CDA zet zich in voor een eerlijke prijs voor een eerlijk product. De staatssecretaris wil dat ook. Zij wil ook een eerlijker verdienmodel. Dat moet met stip in de regiegroep worden besproken. In eerste termijn werd duidelijk dat in de Kamer en daarbuiten al jaren over dit onderwerp wordt gesproken, maar dat er slechts weinig voortgang is te bespeuren. Verheugd was ik daarom toen de staatssecretaris, sprekend over de regiegroep, zei dat het vooral de bedoeling is om uit te wisselen en tot actie over te gaan, en niet om iets anders te doen. Wanneer komt de regiegroep met voorstellen naar onze Kamer? Welke onderwerpen gaat de staatssecretaris zelf als voorzitter van de regiegroep op de agenda zetten?
Van de week is weer een belangrijke stap gezet in de onderhandelingen over een GLB. Een onderdeel daarvan is de mogelijkheid om producentenorganisaties en interbranche-organisaties te erkennen. Hier zitten mogelijkheden om de kracht van onze agrarische sector verder te verstevigen. Wat worden de spelregels hiervoor? Wil de staatssecretaris ze naar de Kamer sturen en, zo ja, wanneer? Is zij het met mij eens dat haar inzet moet worden om producentenorganisaties een even groot marktaandeel te mogen laten vormen als supermarkten?
Over Jumbo had ik een mooi verhaal voorbereid. De 3%-korting voor leveranciers ging over huismerken. Klopt dat?
Ik sluit me ten slotte aan bij de woorden van de staatssecretaris die, vrij vertaald, waren: laten we tot actie overgaan.
De heer Schouw (D66): Voorzitter. We hebben twee grote debatten met deze staatssecretaris gevoerd: een over voedsel en voedselprijzen, en een over de voedselfraude. Aanstaande maandag is er weer een groot debat, dit keer over dieren en dierenwelzijn. De twee debatten over voedsel zijn naar de opvattingen van mijn fractie prima verlopen, omdat de staatssecretaris de problemen die de Kamer inbrengt serieus neemt en met visies, maatregelen en concrete toezeggingen komt. Wij vinden dat erg plezierig. We willen de staatssecretaris en vooral de organisatie echter niet overvragen. Wel heel erg duidelijk is dat er een beleidstransitie plaatsvindt in de beweging van duurzaamheid, kwaliteit en dierenwelzijn, wat wij heel erg op prijs stellen. Dat dat in stapjes gaat, begrijpen we. In het eerste deel van dit overleg kregen we een paar mooie toezeggingen van de staatssecretaris. Ik wil nog een paar puntjes op de i zetten. De eerste toezegging was dat er voor de zomer een visie zou komen op de verduurzaming van voedselproductie en -consumptie. Kunnen daarin de voedselveiligheid en eerlijke inkomens voor de producenten worden meegenomen? De tweede toezegging was dat er een actieplan voorkoming voedselverspilling zou komen. Ik wil graag dat dat geen proces-actieplan, maar een resultaat-actieplan wordt, met concrete doelen. De Kamer zou, als derde toezegging, worden geïnformeerd over de resultaten van de Taskforce voer- en mestkringlopen. Daarin mis ik een concrete datum. In eerste termijn heb ik iets gezegd over suiker: in te veel voedsel zit te veel onnodig suiker. De staatssecretaris heeft gezegd dat ze daar iets mee gaat doen, maar daarna ben ik de draad kwijt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): U vindt dat het actieplan concrete doelstellingen moet bevatten. Ik ben dat met u eens. De Alliantie verduurzaming voedsel heeft aangegeven dat de oorspronkelijke doelstelling – 20% reductie in 2015 – niet zal worden gehaald en moet worden doorgeschoven naar 2020. Bent u het met me eens dat dat onwenselijk is?
De heer Schouw (D66): Ja.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Wilt u met ons bekijken of het mogelijk is de oorspronkelijke doelstelling gewoon overeind te houden? Er is vier jaar lang helemaal niets gebeurd.
De heer Schouw (D66): Over sommige kwesties kan ik heel snel denken. Ook hier is het antwoord «ja».
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Voedsel is een mensenrecht. Tussen de vorige keer en nu heeft de milieuorganisatie van de VN opgeroepen tot vleesvermindering in het rijke Westen, dus hier. Ik heb in eerste termijn al gevraagd naar de visie van de staatssecretaris op de kwantitatieve component van het voedseldebat: wat eten we, hoeveel eten we en wat betekent dat voor de toegang tot voedsel voor andere mensen in gebieden in de wereld waar het allemaal veel moeilijker ligt, en voor toekomstige generaties? Ik ben geschrokken van de smalle benadering van de staatssecretaris. Mensen moeten zich volgens haar bewust zijn van dierenwelzijn als ze vlees kopen in de supermarkt, maar dat is maar een fractie van het probleem. Het moet minder en beter, en beide heel fors. Halvering van de vleesconsumptie is nodig, er moeten echt forse stappen worden gezet. Wij missen een integrale visie. Gaat de staatssecretaris de handschoen oppakken, of laat ze het initiatief bij de sector liggen? Als ze het laatste doet, treedt ze in de voetsporen van haar CDA-voorgangers, en dat is niet wenselijk. Ik zou graag wensen dat deze staatssecretaris, uit een goed sociaal nest en van een partij met ruime aandacht voor dierenwelzijn en voor wereldwijde solidariteit, het voedselrechtendebat in het licht van de mensenrechtenkwestie kan oppakken. Ik heb haar collega van Infrastructuur en Milieu al gevraagd of deze een gesprek wil entameren met Olivier de Schutter, de VN-rapporteur over het recht op voedsel. Heeft dat gesprek al plaatsgevonden?
Tijdens de Grüne Woche, een grote marketingshow voor voedsel, hoorden we van de FAO dat juist excessieve voedselconsumptie, veroorzaakt door marketingstrategieën, zorgt voor druk op de voedselmarkten. Ik denk dat het tijd wordt om geen belastinggeld meer in de Grüne Woche te steken.
De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik begin met de positie van de voedselproducent. De boer krijgt 7% tot 13% van de uiteindelijke prijs in de supermarkt. Misschien kan het staatje waarin dit wordt getoond, bij de stukken worden gevoegd. Dat geeft de slechte positie van de boer in de hele keten aan. Wat gaan we daaraan doen? Hoe gaat de staatssecretaris de problemen bij Jumbo oplossen? Het voorstel van SP en CDA voor een ombudsman is getorpedeerd door de coalitiepartijen. Is het niet verstandig dat voorstel wel over te nemen? Er moet immers iemand zijn die de prijsvorming en de verdeling van de koek in de gaten houdt. In Frankrijk is een instituut dat die marges onderzoekt. Zou dat iets zijn voor Nederland?
Over de voedselspeculatie heb ik nog een tweede mooi plaatje, met de verhouding tussen de voedselproductie in 1998 en die in 2008. In 1998 ging het in 80% van de gevallen nog gewoon om voedsel, en in 2008 was dat nog maar 31%. Ook dat wil ik toevoegen aan de stukken om aan te geven dat het probleem almaar groter wordt. Wat gaan we daaraan doen? We hebben bijvoorbeeld ABN AMRO, die zich op het gebied van voedselspeculatie begeeft. Moet dat niet in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen een halt worden toegeroepen? Het is niet in het belang van de voedselproducenten en ook niet in het belang van de consumenten. Moet de marktspeculatie niet worden gelimiteerd via regelgeving? Dat moet zeker niet aan de sector of aan de banken worden overgelaten.
Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Dank voor deze tweede termijn. Nederland heeft een grote verantwoordelijkheid wat betreft de verduurzaming van voedselproductie en -consumptie. De heer Schouw zei terecht dat we best veel beloofd hebben. Dat moet kwalitatief goed gebeuren. Aan een stapeling van nog meer vragen komt ooit een einde, ook gelet op de terechte wens van de Kamer om de overheid lean and mean te houden. Voor de zomer komen we met een visie op de verduurzaming van de voedselketen, wat niet iets is wat je zomaar even uit je mouw schudt. Ondertussen gebeurt er heel veel op het terrein van vlees, vis, het terugdringen van de antibiotica en het bevorderen van de mededinging. Tegen mevrouw Lodders zeg ik dat hierbij inderdaad heel goede stappen zijn gezet. Maar een aantal zaken, zoals de ontwikkelingen bij Jumbo, zijn veel minder gelukkig. Ik kom daar nog op. Samen met het bedrijfsleven moeten we kijken waar we stappen kunnen zetten en hoe we kunnen versnellen.
Welke concrete stappen hebben we tot nu toe beloofd? We komen met de Monitor voedselverspilling en het Actieplan voedselverspilling. Verder is er een innovatieregeling voor ondernemers om innovatieve oplossingen voor voedselverspilling te vinden. De NMa is gestart met de Kennisbank duurzaamheid, die informatie geeft aan ondernemers over de al bestaande ruimte binnen de mededingingsregelingen. Dat zijn handvaten voor duurzaamheidsinitiatieven, die ook richtinggevend zijn voor iets anders wat we de Kamer hebben toegezegd, namelijk de beleidsregels voor de NMa. Voor de zomer krijgt de Kamer daarvoor een voorstel. Ik ben uiteraard aan de slag met de motie-Graus over het verdienmodel. Ook daarop krijgt de Kamer een reactie voor de zomer. Wij zijn bezig met het antibioticadossier. De reductie van 50% in 2013 ten opzichte van 2009 ligt binnen handbereik, en we streven naar een reductie van 70% in 2015. De Kamer krijgt daarover binnenkort meer informatie. We hebben voor de visserij in het kader van de verduurzaming een aanlandplicht ingevoerd, waarmee overigens niet iedereen even blij was. We gaan op Europees niveau de visserijstanden beheren. We hebben in Brussel bepleit dat er maatregelen worden genomen om de neonicotinoïden aan te pakken. Het Convenant weidegang en het behoud van de 70%-weidegang worden bereikt in samenwerking met maatschappelijke organisaties en bedrijven. We zijn met de biologische sector in gesprek over een ambitieuze groeiagenda. We zetten ons in EU-verband in voor het bevorderen van de handel in biologische producten. De Kamer heeft in dat verband 5 miljoen euro gereserveerd voor onderzoek. In het kader van de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij gaan we regelen dat alle nieuw te bouwen stallen vanaf 2015 integraal duurzaam zijn. We komen met een nota dierenwelzijn. Dan is er nog een aantal samenwerkingsvormen, zoals de Alliantie verduurzaming voedsel en de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij, waarbij we met mensen uit de keten aan tafel zitten om ervoor te zorgen dat er stappen worden gezet. Duurzaam vlees in 2020 staat in het regeerakkoord, en we zijn nu aan de slag om ervoor te zorgen dat dat gaat lukken. Er gebeurt dus heel erg veel en er wordt op ons departement heel hard gewerkt. We hebben steeds concreet afgesproken met de Kamer wanneer zij daarvan hoort.
Mevrouw Ouwehand vindt mijn voedselvisie te smal: het moet niet alleen gaan om de consumentenvrijheid, er moet ook een vermindering van de consumptie worden gerealiseerd. De voedselvisie die de Kamer ontvangt, is breder dan ze denkt: het gaat over veilig voedsel, over verantwoord voedsel en over voldoende voedsel. Ook beschrijven we onze inzet ten aanzien van verduurzaming. Mevrouw Ouwehand en ik verschillen van mening over de meest effectieve aanpak van vleesconsumptie. De vorige keer heb ik gezegd dat het consumenten vrijstaat om keuzes te maken. Vlees dat nu in de schappen ligt, voldoet aan de nu geldende normen, maar dat neemt niet weg dat we graag verdergaande stappen willen zetten – dat staat ook in het Verbond van Den Bosch – om het aanbod te verduurzamen. Dan heb je nog geen antwoord gegeven op de vraag of je de consument minder vlees wilt laten eten. Ik denk dat je dat niet vanuit de overheid kunt afdwingen. Ik weet ook niet welke regels ik moet invoeren om dat effectief te doen. Als je daarover spreekt met mensen uit de retail zie je twee ironische dingen. Het eerste is dat, iedere keer als Wakker Dier bijvoorbeeld aandacht besteedt aan de plofkip, de verkoop van goedkope kip de volgende dag stijgt. Ik schrok er nogal van toen ik dat hoorde. Dat moeten we wel even weten. Het tweede is dat beïnvloeding van gedrag van mensen het meest effectief is als je mensen intrinsiek overtuigt, en overtuiging bereik je nooit met afdwingen. De heavy consumers schijnen niet de mensen te zijn die het meest verdienen. Daar zit nog een heel wrang element in. Ik vind dat je mensen moet overtuigen, maar het blijft wel hun keuze. We moeten consumenten duidelijk maken welke gevolgen hun keuzes hebben, maar nogmaals: het blijven wel hun keuzes.
Over het verdienmodel: ik deel de zorgen van de Kamer over de prijs die boeren, tuinders en vissers ontvangen. Dus zijn we daarover met de regiegroep aan de slag. We kunnen primaire producenten ondersteunen om hun positie te versterken. Binnen de huidige mededingingsregels is al ruimte die niet wordt gebruikt. We zullen mensen beter moeten vertellen wat de mogelijkheden zijn. Er komen beleidsregels voor de NMa aan. Er moet meer prijstransparantie in de keten komen. Dat is een punt dat ik op de agenda zet in mijn gesprekken met de sector. Verder zijn er vanuit de sector duurzame initiatieven die wij steunen. Waar ik publiek de ruimte krijg, spreek ik sector en consumenten aan op hun verantwoordelijkheid. Immers, het stellen van hogere eisen aan dierenwelzijn en milieunormen is niet gratis, ook niet voor de consument. In Nederland betalen we relatief gezien nog steeds heel weinig voor voedsel. Dat eerlijke gesprek zullen we ook moeten blijven voeren. We volgen de prijzen door de keten heen. Het LEI-rapport daarover zal waarschijnlijk pas half april gereed zijn; aangezien we daar nog een reactie op moeten geven, zal dat in mei bij de Kamer komen. De eerder genoemde datum in maart zal niet worden gehaald. Sorry daarvoor, maar daar kunnen we niets aan doen.
Mevrouw Dik-Faber heeft een vraag gesteld over de voedselprijzen. Daar zien we een divers beeld. Het gaat in vergelijking met 2011 weer een ietsje beter met de agrarische ondernemers, maar de sector blijft gevoelig voor stijgingen van de productiekosten. In het bijzonder geldt dat voor de niet-grondgebonden veehouderij.
Mevrouw Lodders verwees naar mijn speech gisteren bij de aanbieding van het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Zij vindt dat verdere verduurzaming aan de sector moet worden overgelaten; de overheid moet geen richting geven. Maar mevrouw Lodders en ik doen dat samen wel in het regeerakkoord. Daarin staat immers dat we het Verbond van Den Bosch omarmen, waarin staat dat al het vlees in 2020 duurzaam moet zijn. Natuurlijk moet de sector dat uitvoeren, wij gaan niet op de stoel van het bedrijfsleven zitten. Daarover zijn we het volstrekt eens. Maar mijns inziens is zo'n uitspraak ook richtinggevend. Als we hier bijvoorbeeld met elkaar uitspreken dat er een goed verdienmodel moet komen, dan geven we richting. Vervolgens gaan we niet bepalen voor de sector hoe die dat moet uitvoeren. Ik denk dus dat we het meer eens zijn dan u suggereert.
Verder is gevraagd of de overheid weer in de alliantie stapt. In het kader van de begroting hebben we in januari al meegedeeld dat we het leiderschap van die alliantie niet meer hebben en dat de alliantie privaat doorgaat, maar dat we als overheid wel aan tafel zitten, gewoon als deelnemer. De regiegroep komt dit voorjaar weer bij elkaar. De eerstvolgende bijeenkomst gaat helemaal over het verdienmodel. In de beleidsbrief die voor de zomer komt, gaan we meedelen wat de voorstellen zijn die we concreet naar de Kamer willen sturen.
Ik ben het met de heer Schouw eens dat het onderwerp suiker aandacht verdient. De minister van VWS is degene die wanneer het gaat om te veel zout of suiker in voedsel, de lead heeft. Je kunt je heel goed voorstellen dat datgene wat er nu ten aanzien van zout gedaan is, ook voor suiker zou kunnen gelden. Het is dus aan de minister van VWS, maar ik ben best bereid om, gehoord datgene wat hier gezegd is op dit punt, aan mijn collega te melden dat er breed in de Kamer belangstelling is voor dit onderwerp.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dank aan de staatssecretaris dat ze uitgebreid antwoord heeft gegeven op mijn vraag over de vleesconsumptie. Helemaal aan het eind van haar antwoord ging het een beetje goed. Daar proefde ik namelijk in dat het kabinet wel degelijk de noodzaak tot vleesvermindering ziet. Worden in de voedselvisie de rapporten van VN-rapporteur De Schutter leidend? Mogen we er bovendien op rekenen dat de staatssecretaris alles zal doen wat ze kan zonder dat ze het gaat opleggen? Ik heb namelijk niet gevraagd om een afgedwongen vleesvermindering, maar er zijn wel ontzettend veel mogelijkheden – ik denk aan wat er ten aanzien van roken en gloeilampen is gedaan – waarnaar de staatssecretaris zou kunnen kijken. Kan dat de belofte zijn die zij vandaag doet?
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil juist heel terughoudend zijn met beloven. Om te beginnen kan ik u niet beloven dat het VN-rapport uitgangspunt wordt; ik ken het zelf nog niet. Bovendien heb ik nog niet een initiatief van mijn collega richting ons gehoord om uitgenodigd te worden voor het gesprek. Dus ik hoor dat vandaag voor het eerst. Ik vind het van belang dat consumenten zich bewust zijn van hun keuzes. In de manier waarop je als overheid communiceert kun je daaraan bijdragen. Het blijft een keuze die de consument maakt. We komen er in de brief overigens op terug. Het is dan aan u allen om te beoordelen of dat wel of niet voldoende is. Ik wil daar nu dus niet verder op vooruitlopen. In het verleden zijn er ook vanuit uw fractie voorstellen gedaan rondom zoiets als een vleestaks. Daar zullen wij in ieder geval niet mee komen. Ik doe bij dezen maar even aan verwachtingenmanagement, zodat u weet waarover u moties kunt gaan opstellen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoop dat de staatssecretaris zich uitermate aangemoedigd voelt om met andere instrumenten dan een vleestaks het resultaat van vleesvermindering te bereiken. Ik denk wel dat ik haar met een motie een nog steviger duwtje in de rug zou kunnen geven.
Mevrouw Lodders (VVD): Over de faciliterende rol zijn de staatssecretaris en ik het heel erg eens. Dat betreft namelijk ook de afspraak in het regeerakkoord. Het rapport van de commissie-Van Doorn fungeert daarbij als richtinggevend adviesdocument. De commissie legt de verantwoordelijkheid heel sterk bij de sector neer, waarbij we als overheid faciliterend optreden om te zorgen dat de noodzakelijke inzet ook wordt gepleegd.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is zo. Zeker als het gaat om het traject van de commissie-Van Doorn zullen we dat ook conform het regeerakkoord doen. Desalniettemin is het op het dossier van verduurzaming van voedsel en dierenwelzijn bijna onvermijdelijk dat de overheid richting geeft. Als we discussiëren over bijvoorbeeld ingrepen bij dieren, dan is dat richting geven. Daarbij zal je zien dat er uiteindelijk altijd een situatie is waarin er mensen in de sector zijn die vooroplopen en die de richting van de overheid niet als druk ervaren en er mensen zijn in de sector die het wel ervaren als druk. Verder moeten we niet doen alsof er vanuit de sector zelf geen richting wordt gegeven. Bijvoorbeeld ten aanzien van de vergroening van het landbouwbeleid is er in de sector een heel groot besef dat dit de juiste route is om uiteindelijk de wereldwijde concurrentiekracht van Nederland voor langere tijd hoog te houden. Dus ik zit daar zelf heel ontspannen in, in de zin van vooral goed overleg voeren, maar als politicus heb je natuurlijk wel een mening en die wordt hier en daar ook gegeven. U roept mij daar ook heel vaak toe op en dat ervaar ik als een groot genoegen.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik daag de staatssecretaris uit om te benadrukken dat Nederland wellicht wel het meest duurzame landbouwsysteem van de wereld heeft. Er zijn al voorbeelden van genoemd, dus laten we dat niet onder stoelen of banken steken. Nederland is op de goede weg. In het kader van het regeerakkoord is er op het gebied van dierenwelzijn sprake van verankering van de commissie-Van Doorn.
Staatssecretaris Dijksma: Dat is dan precies de reden waarom we mevrouw Ouwehand straks weer vreselijk gaan teleurstellen. Wat mij betreft gaan we bijvoorbeeld de Grüne Woche namelijk niet afschaffen. Ik zeg er overigens wel meteen bij dat dit ook een podium is om in de toekomst na te denken over ons biologisch deel van de landbouw. Daar kunnen we heel veel aandacht aan besteden. Wat betreft het in het zonnetje zetten van onze duurzame sector, denk ik niet dat ik tot nu toe op enigerlei wijze onder stoelen of banken heb gestoken dat we het in Nederland op dat punt goed doen. Ook hierbij geldt overigens: het goede is niet de vijand van het betere. We hebben afgesproken dat we in deze periode op al die fronten nog een stapje verder gaan zetten. Ik denk dat dit voor onze economische kracht uiteindelijk heel goed is. We hadden het er al eerder over dat de kwaliteit in Nederland groeit. Welnu, die gaan we samen versterken.
De voorzitter: Dan gaan we nu over naar het volgende blok en dat gaat over verspilling.
Staatssecretaris Dijksma: Mevrouw Dik-Faber had terecht al vastgesteld dat ik aan het mopperen was over het feit dat we via de monitor die we nu hebben, niet heel goed kunnen kijken naar wat er echt aan de hand is op het terrein van verspilling. Dat komt omdat we de gegevens van het bedrijfsleven nodig hebben, terwijl er nu sprake is van een educated guess op basis van onze afvalreststromen. Dus als we de vooruitgang goed willen kunnen meten, dan moeten we de primaire data hebben. Ik verwacht ook en ik spreek de bedrijven er ook op aan dat ze hieraan gaan meewerken en inzicht verschaffen in hun verspillingsstromen. Op dat moment kunnen we dan goed zien waar de knelpunten zijn en kunnen we elkaar wellicht ook helpen om ze weg te nemen. Dus dat actieplan krijgt u. Ik houd met u vast aan de 20% minder verspilling, maar dan wel met het eerlijke verhaal dat het waarschijnlijk ongelofelijk moeilijk zal zijn om dat voor elkaar te krijgen. Het is dus een inspanningsverplichting van onze kant en geen resultaatsverplichting. Dus die winstwaarschuwing krijgt u van mij, omdat we nu eigenlijk niet precies weten hoe haalbaar het percentage is, maar ik zou het flauw vinden om het nu los te laten. Er is al die jaren wel het een en ander in kaart gebracht, maar er moet nu toch echt wat gaan gebeuren.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat ze de sector zal aanspreken omdat ze de cijfers nodig heeft die uit die sector komen. Wij krijgen graag inzicht in het verloop van de discussie met de sector, ook om na te gaan of er vanuit de Kamer nog een steuntje in de rug gegeven moet worden om de sector te overtuigen om met die cijfers te komen.
Staatssecretaris Dijksma: Als u dat allemaal zo hardop zegt, dan helpt dat volgens mij. Tegelijkertijd denk ik dat we bij dat actieplan kunnen meegeven hoe dat gesprek gegaan is. Om een opeenstapeling van brieven te voorkomen, zou mijn voorstel zijn om van het verloop van dat gesprek verslag te doen in dat actieplan.
De voorzitter: Ik constateer instemming bij mevrouw Dikkers.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben blij met de inzet van de staatssecretaris. Zij wil vasthouden aan de 20% reductie van voedselverspilling. Daarbij ga ik er van uit dat de oorspronkelijke doelstelling van 2015 geldt. De sector zal het soms als een druk ervaren, maar dat kan ook wel goed zijn. Het is goed in het oog te houden dat druk vanuit de politiek iets in gang kan zetten.
Staatssecretaris Dijksma: Dat laatste is zo. We moeten onze eigen invloed nooit onderschatten. Als we dat wel zouden doen, is het einde echt zoek. Waar ik ten aanzien van die 20% spreek over «vasthouden», heeft dat ook betrekking op de termijnen. Nadrukkelijk geldt wel dat het gaat om een inspanningsverplichting. Ik steek mijn hand er niet voor in het vuur dat we het resultaat zullen halen, maar het signaal om het los te laten zou ook slecht zijn. Het is echt nodig dat we nu beter inzicht krijgen in wat er op dit moment werkelijk gaande is en waar precies de problemen zitten, want dan kunnen we gezamenlijk ook actie ondernemen. Dus ik houd er aan vast en zet ook grote druk op iedereen om te leveren wat die moet leveren. Daarmee kunnen we misschien ook goede stappen zetten, want voor ons is dit onderwerp nu nog van een te grote abstracte en dat is niet goed.
De voorzitter: Dan gaan we verder naar het volgende blok, mededinging en producentenorganisaties.
Staatssecretaris Dijksma: In de onderhandelingen van de afgelopen weken hebben we een tekstvoorstel aangeleverd, dat ook in de brief zit die u meteen de nacht na de onderhandelingen hebt gekregen. We beogen daarmee dat de producentenorganisaties meer ruimte krijgen om onder andere op het terrein van dierenwelzijn en plantgezondheid te kunnen acteren. Dat is ook belangrijk bij de discussie die we nu voeren over wat ons te doen staat nu de productschappen uit beeld verdwijnen. Vanuit de sector is aan ons gevraagd om dat goed te regelen, ook in Europese wetgeving. Om die reden hebben we er een enorme toer van gemaakt. In mijn zogenaamde trilateraal, het overleg met de Commissie en het Voorzitterschap, is dat ook het eerste punt geweest en dat hebben we ook binnengehaald.
Dan de vraag over wat nu precies de positie is van de primaire producenten. Hebben die recht op een aparte positie binnen het mededingingsrecht? Misschien is het goede nieuws dat de landbouw al een aparte positie in de mededinging inneemt via de gemeenschappelijke markttoetreding. Er is dus meer ruimte om samen te werken in coöperaties. Wat we nu eigenlijk georganiseerd hebben, is dat het op meer terreinen kan. Daarnaast wordt er aan de beleidsregels gewerkt en die zijn we nu aan het uitwerken. Dus, zo zeg ik tegen de heer Dijkgraaf, stellen we boeren niet gelijk aan autodealers. Ze hebben een andere positie. Dat heeft te maken met die gemeenschappelijke markttoegang.
Mevrouw Dik-Faber heeft gezegd dat er eigenlijk een marktmeester nodig is. Ik denk dat je moet vaststellen dat de overheid geen marktmeester is. Vraag en aanbod zijn in eerste instantie een zaak van de marktpartijen. Dat neemt niet weg dat er wel de mogelijkheid is dat ketenpartijen afspraken maken over eerlijke handelspraktijken. Ik vind ook dat ze dat moeten doen. Ik was recent bij een bijeenkomst die Europarlementariër mevrouw De Lange organiseerde. Daar hebben we met allerlei betrokkenen uitgebreid over dit onderwerp gesproken. We hebben ook meegedeeld dat Nederland op dit terrein bezig is om een experiment te starten, waarbij voedsel een van de twee thema's is, teneinde ten aanzien van de eerlijke handelspraktijken tot een soort gedragscode te kunnen komen. Mijn voorstel aan u is om dat een kans te geven. Men zit aan tafel en men werkt aan die gedragscode. Zo moeten we het doen. Er is eerder een motie met betrekking tot het aanstellen van een ombudsman ingediend, maar volgens mijn informatie is die niet aangenomen.
Dan de 3%-korting op de leveranciers aan Jumbo. Hiervoor geldt dus ook dat het voor ons heel erg belangrijk is dat de nationale gedragscode voor faire handelspraktijken, waar dus alle betrokken ketenpartijen voor aan tafel zitten, haar werk gaat doen. Na de zomer komen er twee pilots, de een voor voedsel en de ander voor mode en textiel. Ik merk hierbij op dat ook de Europese Commissie op dit moment met de koepels bezig is om hierover afspraken te maken. Die heeft een groenboek uitgebracht waarop nog een reactie van ons komt. Als partijen er onderling niet uitkomen, moeten we terugvallen op wat ik maar noem plan B. Dan kan je altijd een gedragscode omzetten in regelgeving. Zo zit ik daar ook gewoon aan tafel. Dus ze krijgen de kans om het zelf te regelen maar als ze dat niet doen, hebben we plan B. Dat zeggen we nu ook tegen de mensen die op dit moment – ik noem die supermarkt niet bij naam – op deze manier met anderen in de keten omgaan, want dat is gewoon niet goed. En bovendien: het is slechte reclame. We hebben er niets aan als sommige partijen elke keer weer met het slechte nieuws komen. We hebben nu de ruimte voor dit experiment om de sector en de gehele keten onderling te laten komen tot genoemde eerlijke handelspraktijken. En als het een soepzooitje wordt, dan weten wij ook nog wel een andere manier om er te komen.
Mevrouw Dikkers heeft gevraagd wat er gegeven de NMa-regelgeving verwacht kan worden van de producentenorganisaties. Het Europees kader voor die producentenorganisaties is in principe nu duidelijk. Men mag afspraken maken over het reguleren van het aanbod binnen de producentenorganisaties. Dat kan echter nooit gaan tot 100% van het aanbod want anders heb je echt een probleem met de mededingingswetgeving. Er is nu echt het een en ander gaande, ook vanwege onze eigen inzet, om de positie van de producentenorganisaties te versterken en qua thematiek uit te breiden.
De heer Geurts heeft gevraagd of de marktomvang van de producentenorganisaties niet dezelfde moet zijn als die van de supermarkten. Volgens onze gegevens is het niet zo dat de leveranciers een lagere concentratiegraad is toegestaan dan supermarkten. Bij een fusiebeoordeling kijkt de NMa altijd of ondernemingen die samengaan de mededinging op de Nederlandse markt of een deel ervan op een significante manier belemmeren. Als er sprake is van significante belemmering kan fusie in die vorm geen doorgang vinden. Die toets wordt voor zowel supermarkten als leveranciers door de NMa op dezelfde wijze uitgevoerd.
Dan de voedselspeculatie. Banken en pensioenfondsen investeren ook in financiële derivaten die gebaseerd zijn op landbouwproducten. Er wordt een verband gelegd tussen deze beleggingen en de stijging van de wereldvoedselprijzen. Het lastige is dat dit verband niet onomstotelijk is aangetoond. Dat blijkt uit een LEI-studie van maart vorig jaar. Daarnaast blijkt dat wetenschappers van mening verschillen over de vraag of er een direct verband is. Toch vind ik – daar naderen we elkaar – dat financiële instellingen een verantwoordelijkheid hebben om hier voorzichtig mee om te gaan, al was het maar vanuit een soort voorzorgsbeginsel. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen moeten ze ook een goede afweging maken. Sommige pensioenfondsen doen dit ook bewust, zoals een klein pensioenfonds in de mediawereld. Op Europees vlak wordt nu gewerkt aan regelgeving. Op dit moment wordt onderhandeld over de Markets in Financial Instruments Directive. Die stelt limieten aan de handel in derivaten. Nederland vindt dus ook dat er positielimieten moeten worden gesteld en dat er toezicht moet zijn van de Europese toezichthouder en van onze nationale AFM. De ministers van Financiën hebben hierin het voortouw. Het debat moet dus daar voor een deel gevoerd worden. Verwacht wordt dat de onderhandelingen dit jaar worden afgerond.
De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zou willen beginnen met de staatssecretaris een enorm compliment te geven. Ik merk dat er heel veel meters worden gemaakt op dit dossier. We zijn eigenlijk anderhalf jaar bezig. We hebben toen een pracht van een motie ingediend die het niet eens gehaald heeft, maar die wel uitgevoerd wordt. Dat zijn altijd de mooiste moties. Ik wil dus oprecht een compliment geven aan de staatssecretaris. Wel heb ik nog een vraag. De geluiden die wij krijgen van mededingingsautoriteiten, waaronder onze eigen NMa, gaan de heel andere kant op. Ik vind dat jammer, omdat dat de boel in de sectoren opnieuw op scherp zet. Het zou zo mooi zijn als die geluiden een beetje parallel gaan lopen. Kan de staatssecretaris bijvoorbeeld met een beroep op artikel 5b van de Mededingingswet daar niet eens wat gaan masseren?
Staatssecretaris Dijksma: Ten eerste vind ik dat u deze vraag moet stellen aan de minister die verantwoordelijkheid draagt voor deze organisatie. Iedereen heeft zijn eigen rol. Als de NMa vooral bepleit dat er goed op de prijs gelet moet worden, is dat zeker in de agrarische sector tegen heel wat zere benen, omdat heel veel van de primaire producenten een andere beleving hebben. Wat ik kan doen, heb ik gedaan. Dat is namelijk dat openlijk gewoon zeggen. De NMa heeft het recht om opvattingen te hebben. Het is een organisatie die ook een zekere onafhankelijkheid heeft, hetgeen op zichzelf in dit land een groot goed is. We hebben dus ook het recht om van mening te verschillen. Er zijn wel twee grenzen. De eerste is dat wij degenen zijn die de beleidsregels bepalen. Daar hebt u ons voor aan het werk gezet en dat doen we dus ook. Daarmee verschuift voor een deel de focus, ook die van de organisatie zelf, omdat wij die aansturen. De tweede is dat het binnen de agrarische sector niet zo kan zijn dat bijvoorbeeld delen van oogsten vernietigd worden om de prijs van een product kunstmatig hoog te houden. Dus indien de NMa dan ingrijpt, is dat zeer gerechtvaardigd, want dan moeten we met elkaar ook verantwoordelijkheid nemen voor de positie van in dit geval de consument. We doen nu dus eigenlijk ons ding hier rondom het verdienmodel, de beleidsregels en de versterking van de producentenorganisaties. Dat is een politiek antwoord dat we geven op de huidige situatie in de sector. Ik vind het zinvoller om al onze energie daar op te richten dan om via een soort «tot de orde roepen»-artikel de discussie te gaan voeren met de dames en heren van de NMa. Laten we onze energie nu stoppen in de dingen die nodig zijn.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik schrok een beetje van de opmerking van de staatssecretaris dat de overheid geen marktmeester is. Volgens mij is de overheid bij uitstek marktmeester. Ze schept voorwaarden, stelt regels en maakt wetten. Het lijkt mij dan evident dat het verder aan de markt is om daarmee aan de slag te gaan.
De keten mag de afspraken maken en de staatssecretaris heeft daarbij gezegd dat ze zal ingrijpen als het een soepzooitje wordt. Ik ben benieuwd wanneer zij een soepzooitje verwacht. Is er een moment waarop zij zegt: nu moet het echt klaar zijn?
Staatssecretaris Dijksma: Dat experiment met het afspraken maken over eerlijke handelspraktijken gaat na de zomer starten. Medio 2014 is dan bekend of dat al dan niet gelukt is. Dat is ook het moment om vast te stellen of het een groot succes is. Als dan blijkt dat het niet gelukt is, staat ons iets anders te doen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Prima.
De heer Geurts (CDA): Ik had in de tweede termijn de vraag gesteld over spelregels voor producentenorganisaties en de interbrancheorganisaties. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat producentenorganisaties gebruik zouden kunnen worden ten behoeve van bijvoorbeeld plantgezondheid en dierenwelzijn, terwijl dit in mijn beleving juist iets is voor de interbrancheorganisaties. Dus ik herhaal mijn vraag. Kan de staatssecretaris die spelregels naar de Kamer sturen en zo ja, wanneer?
Staatssecretaris Dijksma: Ik kan er iets over schrijven en mijn voorstel zou zijn om dat te doen bij het verslag van de volgende Landbouwraad. Daar komt dan een aparte paragraaf over.
De voorzitter: Ik zie aan de heer Geurts dat hij daarmee kan instemmen.
De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog een tweetal punten. Dat betreft allereerst de ombudsman. De staatssecretaris heeft gezegd dat de Kamer de motie daaromtrent niet heeft aangenomen, maar ik zeg er dan wel bij dat zij deze zelf heeft ontraden. Zij had dus ook kunnen zeggen dat zij het een goed idee vond.
Verder had ik nog een vraag gesteld over de margeverdeling. Ik heb haar daarbij een staatje overhandigd. Zou de staatssecretaris daarop nog willen ingaan? Zou het niet goed zijn om het Franse voorbeeld te volgen?
Dan het punt van de speculatie. De staatssecretaris geeft aan dat de geleerden het onderling niet eens. Gelukkig kwam ze wel zelf met het voorzorgsprincipe, in de zin dat als er risico's zijn, er goed over moet worden nagedacht. Sinds 2000 zijn de voedselprijzen twee keer over de kop gegaan. Daarnaast zien we dat de speculatie is toegenomen. Nu behoeft er geen relatie tussen te bestaan maar het is ook niet uit sluiten dat die er is, want in de jaren ervoor hadden we niet die enorme prijsschommelingen. Op mijn vraag of de staatssecretaris op dit punt niet meer inzicht kan geven in wat de banken doen, zegt zij dat ik hiervoor bij de minister moet zijn. Nu hebben we een staatssecretaris gehad en die heette Bleker.
De voorzitter: Ik stel voor dat u nu een afrondende vraag stelt.
De heer Van Gerven (SP): De heer Bleker heeft op verzoek van de Kamer onderzoek gedaan naar de beleggingen van de pensioenfondsen. Dat viel weliswaar wat buiten zijn terrein, maar hij heeft dat toch willen doen en daarover hebben we ook een uitgebreide brief gehad. Dus zou de staatssecretaris dat ook willen doen voor de banken?
Staatssecretaris Dijksma: Wat ik nu begrijp, is dat die toezegging destijds van de heer Bleker ging over het fenomeen land grabbing. Dat is wel een onderwerp dat ook in Europees verband door de ministers van Landbouw besproken wordt. Dus zo ver buiten zijn boekje ging de staatssecretaris daarmee weer niet. Ik heb u de opvatting van Nederland al meegedeeld, namelijk dat er positielimieten moeten worden gesteld, dat er toezicht moet zijn en dat de AFM daarop ook moet toezien. Dus volgens mij doet de Nederlandse minister van Financiën al datgene wat u vraagt. Als u dat niet voldoende vindt, zou ik u vriendelijk willen verwijzen naar hem, want ik zit niet aan de tafel waar die onderhandelingen plaatsvinden. Het is toch echt effectiever om met degene te spreken die daar wel zit.
Wat betreft die Franse proef neem ik aan dat u doelt op een proef waarbij naast de schapprijs ook de prijs voor de boer op het product komt.
De heer Van Gerven (SP): L'Observatoire de la Formation des Prix et des Marges des Produits Alimentaires.
Staatssecretaris Dijksma: Exactement! De reactie daarop is dat het interessant is wat ze daar doen, maar dat het voor een heel beperkt aantal producten mogelijk is, zoals eieren en verse groenten. Voor een heel groot deel van de producten geldt dat het traject van het product vanaf de boerderij tot en met het moment dat het in de schappen ligt nogal complex is. Er is namelijk van alles mee gedaan. Er zit een hele keten tussen. Bovendien wordt er altijd waarde toegevoegd. Het gaat dan niet alleen om de verwerking maar ook om de verpakking, sortering, logistiek et cetera. Als je die twee prijzen naast elkaar zet, is dat in veel gevallen symbolisch. Het kent een hoog aantal administratieve lasten. Uiteindelijk is het ook onduidelijk – dat vind ik wel het meest relevant – of het de positie van de boer echt ten goede komt. De vraag voor mij is dan ook voor welk probleem dit precies een oplossing is. Ik zou denken dat je het doet om de positie van de boer te verbeteren, maar als de relatie tussen zo'n actie en het verbeteren van die positie er aantoonbaar niet is, vraag ik mij af waar je dan aan begint. Het is een enorme toer en het kost heel veel werk, terwijl onduidelijk is of het echt iets oplevert. Dus ik word er niet meteen heel erg enthousiast van.
De heer Van Gerven (SP): Nog even op het punt van de speculatie en de pensioenfondsen. Het ging daarbij nadrukkelijk niet alleen over land grabbing, maar wel degelijk ook vooral over pure speculatie. De staatssecretaris heeft ons toen een ruimhartige toezegging gedaan. Als u die nu niet voor uw rekening kunt nemen, verzoek ik u mijn vragen op dit punt in ieder geval door te geleiden, zodat we er op een andere manier op terug kunnen komen.
Staatssecretaris Dijksma: Ik wil met alle plezier minister Dijsselbloem vertellen dat er bij u vragen leven. Dat is echt geen punt. Echter, het zou best effectief zijn als u bijvoorbeeld schriftelijke vragen zou stellen of een brief zou vragen, hoewel ik u natuurlijk niet behoef uit te leggen hoe u uw werk als Kamerlid moet doen. Dus ik ben van harte bereid om het te doen maar het werkt gewoon veel beter als u het zelf doet. Toch?
Mevrouw Dikkers (PvdA): Verschillende fracties hebben in eerste termijn aandacht gevraagd voor de pilot in Frankrijk. Ik zou het daarom toch jammer vinden als de staatssecretaris dit nu als een niet effectief instrument terzijde schuift. De pilot in Frankrijk loopt nog. Dus de effecten ervan zijn nog niet bekend. Als het fantastisch blijkt te werken, zou ik dat prijsje erg graag op de producten willen zien.
Staatssecretaris Dijksma: U hebt gelijk dat die proef nog afgerond moet worden. Wij kunnen ons ook best laten informeren over wat de uitkomsten daarvan zijn en die aan u doorgeleiden. Daar heb ik echt geen bezwaar tegen. Als u denkt dat het alsnog een briljante oplossing is voor een probleem, dan kijken we er uiteraard naar. Ik heb u zo-even echter al aangegeven wat, wanneer je over zo'n proef nadenkt, de betekenis ervan zou zijn en wat de effecten daarvan zouden zijn. Het enthousiasme op het departement van EZ wordt dan niet heel groot, omdat we te veel beren op de weg zien en eigenlijk de verwachting hebben dat het te weinig doet voor die eerlijke prijs. Dat die eerlijke prijs noodzakelijk is, daar zijn we het over eens. Het is ook niet zo dat we wat betreft dit onderwerp aan het achteroverleunen zijn. Met elkaar hebben we daarvoor onze eigen route, marsroute zo u wilt, afgesproken om er ook werk van te maken.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik wil toch nog even terugkomen op die casus die ik naar voren heb gebracht over die pluimveehouder. Ik was maandag in Nijkerk in een zaal vol boeren vanuit diverse sectoren. Ik heb daar de oproep gedaan om input te leveren over waar het in de keten misgaat. Mij is toen deze casus voorgelegd van een pluimveehouder die offertes opvraagt bij eierhandelaren en dan drie identieke offertes krijgt. Hij voelt zich echt met de rug tegen de muur staan. Als die persoon aan de bel trekt is die direct ook zijn afzetmogelijkheden kwijt. Een agrariër is in bepaalde mate ook afhankelijk van die eierhandelaren. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook hoe we dit met elkaar kunnen oplossen. Wat kan ik deze persoon als ik hem straks een mail stuur, meedelen? Welke mogelijkheden zijn er voor deze boer, die overigens absoluut niet alleen staat, om zijn positie te versterken?
Staatssecretaris Dijksma: Ja, ik denk dat het lastig is om op uw individuele casus in te gaan, want ik heb dat gesprek met die boer niet gevoerd. Overigens geloof ik graag dat er meer zijn. Aan de ene kant werken we aan het versterken van de producentenorganisaties waardoor ook coöperaties van boeren beter kunnen gaan onderhandelen met leveranciers. Als je je niet organiseert sta je ook minder sterk. Aan de andere kant wijs ik erop dat we met al die mensen in de keten wel degelijk de spelregels tegen het licht houden en afspraken willen maken over eerlijke handelspraktijken. Als die afspraken er straks liggen en mensen zich er niet aan houden, heb je ook een gemakkelijker titel om hier werk van te maken. Melkveehouders doen het volgens mij behoorlijk goed; die organiseren zich en hebben dus ook een sterke positie om over prijzen te onderhandelen. Dat is niet altijd gebruikelijk maar het is wel verstandig, want samen sta je sterker.
De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording.
Ik constateer dat er een VAO zal worden aangevraagd met als eerste spreker mevrouw Ouwehand.
In de vorige sessie is al een aantal toezeggingen met u allen doorgenomen. Die zullen nog wat worden aangescherpt voor zover dat mogelijk is. Verder heb ik nog twee extra toezeggingen genoteerd.
De eerste is dat bij het volgende verslag van de Landbouw- en Visserijraad ingegaan zal worden op de spelregels voor producentenorganisaties.
De tweede toezegging is dat de uitkomsten van de proef in Frankrijk naar de Kamer zullen worden gestuurd.
De heer Geurts (CDA): Wat betreft de eerste toezegging gaat het niet alleen om producentenorganisaties maar ook om interbrancheorganisaties.
De voorzitter: Ja, dat wordt er dan bij genoteerd.
De heer Schouw (D66): Ik zit even met een wat meer procedureel punt. De heer Dijkgraaf, die inmiddels weg is, heeft een VAO aangevraagd over de wolhandkrab. We hebben een brief binnenkregen van de staatssecretaris en de minister van Volksgezondheid die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat. Ik zou eigenlijk de heer Dijkgraaf willen verzoeken om dat VAO te heroverwegen en de uitkomst daarvan aan zijn collega's te laten weten. Nu is mijn procedurele vraag hoe ik dit aan de orde stel. Gaat dit via de voorzitter? Moet ik een mail sturen? Gaat het via de Griffie?
De voorzitter: Ik denk dat de beste weg is dat u zich daarover rechtstreeks met de heer Dijkgraaf verstaat omdat hij naar mijn beleving de enige is die hierop de actie kan ondernemen die u vraagt.
Mevrouw Lodders (VVD): Ik denk dat dit een terechte suggestie is. De heer Dijkgraaf is er nu niet en anders hebben we altijd nog de regeling van werkzaamheden. Ook is er nog de mogelijkheid van een spoedprocedurevergadering.
De heer Van Gerven (SP): Nee, nee, als er een VAO is aangevraagd is het de aanvrager die er over gaat of dat al of niet doorgaat. Dus u moet zich rechtstreeks verstaan met de heer Dijkgraaf.
De heer Schouw (D66): Dat zal ik dan doen.
De voorzitter: Dan geef ik dat als tip mee en is dat meteen een mooie afsluiting van dit algemeen overleg. Allen dank voor de inbreng en tot de volgende gelegenheid.
Sluiting 12.37 uur.
Volledige agenda
1. Beantwoording resterende vragen algemeen overleg Voedsel en voedselprijzen
31 532-96 – Brief regering d.d. 26-02-2013
staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
2. Aanbieding Monitor Duurzaam Voedsel 2011
31 532-89 – Brief regering d.d. 19-06-2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
3. Uitkomsten G20 landbouw en voedselzekerheid
32 708-23 – Brief regering d.d. 25-06-2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
4 Reactie op de uitspraak van Louise Fresco over diervriendelijk versus milieuvriendelijk produceren in het licht van de verduurzamingdiscussie
32 708-24 – Brief regering d.d. 10-07-2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
5. Stand van zaken van de onderhandelingen over de door de Europese Commissie op 20 oktober 2011 bekend gemaakte voorstellen voor een herschikking («recast») van de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) en voor de Markets in Financial Instruments Regulation (MiFIR), voor zover deze voorstellen betrekking hebben op grondstoffenderivaten(contracten)
31 532-90 – Brief regering d.d. 18-07-2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
6. Aanbieding Evaluatie Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten
31 532-91 – Brief regering d.d. 30-10-2012
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker
7. Aanbieding 3-jarenoverzicht Platform Verduurzaming Voedsel
32 708-25 – Brief regering d.d. 20-12-2012
staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
8. Toekomst Agrologistiek
28 141-12 – Brief regering d.d. 08-01-2013
staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
9.Volatiliteit op de agrarische grondstoffenmarkten
31 532-93 – Brief regering d.d. 17-01-2013
staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
10. Uitvoering van de motie El Fassed (33 000 XIII, nr. 132) over houdbaarheidsdata en voedselverspilling
31 532-94 – Brief regering d.d. 22-01-2013
staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
11. Beantwoording resterende vragen uit het AO over voedsel en voedselprijzen van 6 februari 2013
2013Z05607 – Brief regering d.d. 20-03-2013
staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma