Kamerstuk 31522-5

Wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/ 2000 (PbEU L 324/79)

Dossier: Wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/ 2000 (PbEU L 324/79)

Gepubliceerd: 24 oktober 2008
Indiener(s): Hirsch Ballin
Onderwerpen: burgerlijk recht europese zaken internationaal recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31522-5.html
ID: 31522-5

31 522
Wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken («de betekening en de kennisgeving van stukken»), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/ 2000 (PbEU L 324/79)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 oktober 2008

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de Kamer. Op de daarin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen ga ik in het navolgende graag in.

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie constateren dat de verordening waarop dit wetsvoorstel is gestoeld de werking van een eerdere verordening op dit terrein wil verbeteren. Deze leden vinden het nog onduidelijk op welke punten deze nieuwe verordening afwijkt van de oude en vragen op dit punt een nadere uitleg.

De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen zien op het opnemen van een termijn waarbinnen kennisgeving en betekening dient plaats te vinden en van verder te ondernemen pogingen na ommekomst van deze termijn (artikel 7), de beperking van een van de twee weigeringsgronden voor inontvangstneming van stukken en het regelen van de gevolgen van de weigering (artikel 8), de verruiming van de gevallen waarvoor ten behoeve van de aanvrager de datum van betekening en kennisgeving volgens het recht van de lidstaat van de aanvrager wordt bepaald in plaats van het recht van de aangezochte lidstaat (artikel 9), de verplichting tot vaststelling van een vaste vergoeding per lidstaat voor de bijstand van de deurwaarder (artikel 11), het opnemen van de wijze waarop betekening of kennisgeving per post kan plaatsvinden (artikel 14) en het aangeven wanneer rechtstreekse betekening of kennisgeving mogelijk is (artikel 15). Hieronder wordt op deze wijzigingen nader ingegaan.

In het in verordening 1393/2007 gewijzigde artikel 7, tweede lid, is opgenomen dat de ontvangende instantie de nodige stappen neemt om te bewerkstelligen dat de betekening of kennisgeving van het stuk zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een maand na ontvangst ervan geschiedt. Indien de betekening of kennisgeving niet heeft kunnen plaatsvinden binnen een maand na de ontvangst, deelt de ontvangende instantie dit onmiddellijk aan de verzendende instantie mee. De toevoeging «en in ieder geval binnen een maand» is nieuw in verordening 1393/2007. Op grond van artikel 7, tweede lid, van verordening 1348/2000 dienden handelingen ter betekening of kennisgeving van het stuk zo spoedig mogelijk te worden verricht en diende in ieder geval de ontvangende instantie, indien de betekening of de kennisgeving niet binnen een maand na de datum van ontvangst had kunnen plaatsvinden, dit aan de verzendende instantie mee te delen.

In de nieuwe verordening is voorts aan artikel 7 toegevoegd dat de ontvangende instantie vervolgens de nodige stappen blijft zetten voor de betekening of kennisgeving van het stuk, tenzij anders aangegeven door de verzendende instantie, wanneer de betekening of kennisgeving binnen een redelijke termijn mogelijk lijkt. Om te voorkomen dat de ontvangende instantie tot in het oneindige verplicht blijft het nodige te doen voor de betekening of kennisgeving van het stuk, heeft de verzendende instantie de mogelijkheid om in het aanvraagformulier (onder punt 6.2) een termijn op te nemen waarna de betekening of kennisgeving niet langer verplicht is.

Volgens artikel 8 van verordening 1393/2007 mag, net als volgens artikel 8 van verordening 1348/2000, een stuk worden geweigerd als het niet gesteld in de officiële taal van de lidstaat van ontvangst. De tweede weigeringsgrond genoemd in verordening 1348/2000, het niet gesteld zijn van het stuk in een taal of het niet vergezeld gaan van een vertaling in een taal van de lidstaat van verzending die degene voor wie het stuk bestemd is begrijpt, is gewijzigd. Onder de nieuwe verordening mag het stuk alleen worden geweigerd als het niet is gesteld of niet vergezeld gaat van een vertaling in een taal (anders dan een officiële taal van de lidstaat van ontvangst) die de geadresseerde begrijpt, ongeacht of dit de taal van de verzendende lidstaat is of een heel andere taal. Dit kan zelfs een niet-lidstaat taal zijn zoals Turks, mits de geadresseerde deze taal maar begrijpt.

Aan artikel 8 zijn voorts een nieuw derde tot en met vijfde lid toegevoegd die de gevolgen van een weigering regelen. Artikel 8, derde lid, van de verordening is de vastlegging van jurisprudentie van het EG Hof van Justitie over artikel 8 van verordening 1348/2000. In het derde lid van artikel 8 van verordening 1393/2007 is bepaald dat wanneer het stuk is geweigerd, de betekening of kennisgeving kan worden «geregulariseerd» (alsnog kan worden hersteld) door aan degene voor wie het stuk is bestemd, overeenkomstig deze verordening betekening of kennisgeving te doen van het stuk vergezeld van een vertaling in een taal zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 8. In dat geval is de datum van betekening of kennisgeving van het stuk die waarop de betekening of kennisgeving van het stuk vergezeld van de vertaling overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is geschied. Wanneer de betekening of kennisgeving overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, is de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking wordt genomen de datum van betekening of kennisgeving van het oorspronkelijke stuk overeenkomstig artikel 9, tweede lid van de verordening.

In een nieuw vierde lid van artikel 8 is bepaald dat regeling voor de weigering van stukken van de leden 1 tot en met 3 van toepassing zijn op de andere wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van stukken overeenkomstig afdeling 2 van de verordening. Verduidelijkt is hiermee dat ook bij een rechtstreekse verzending per aangetekende post door de verzendende instantie aan de geadresseerde, deze het stuk kan weigeren en vervolgens alsnog betekening of kennisgeving van het stuk vergezeld van een vertaling kan worden gedaan. Uit het nieuwe vijfde lid van artikel 8 van de verordening volgt dat de verplichting om de geadresseerde te wijzen op de mogelijkheid een stuk te weigeren als het niet in een taal is gesteld of niet vergezeld gaat van een vertaling in een taal bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening ook geldt voor de betekening en kennisgeving van stukken langs diplomatieke of consulaire weg of per post.

Artikel 9 van verordening 1393/2007 bevat een regeling voor het geval het nationale recht van de aanvrager ertoe verplicht dat stukken binnen een bepaalde termijn worden betekend of kennisgegeven en is aangepast en verbeterd. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van verordening 1393/2007 wordt, wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, bepaald door het recht van deze lidstaat (van de aanvrager). In verordening 1348/2000 was deze «dubbele datum»-bepaling (één datum ten behoeve van de aanvrager om zijn termijn te sauveren en één datum van daadwerkelijke betekening aan de geadresseerde in de andere lidstaat) beperkt tot het geval dat de betekening of kennisgeving van een stuk binnen een bepaalde termijn moet worden verricht in het kader van een in de lidstaat van herkomst in te leiden of hangende procedure. Lidstaten konden bij deze bepaling een voorbehoud maken. De strekking van de bepaling is in verordening 1393/2007 verruimd in die zin dat het systeem van de dubbele datum voor alle gevallen geldt waarin volgens het nationale recht binnen een bepaalde termijn een betekening of kennisgeving moet plaatsvinden, bijvoorbeeld ook voor het geval van conservatoir derdenbeslag. Lidstaten kunnen voorts niet langer een voorbehoud maken bij deze bepaling.

In verordening 1393/2007 is aan het tweede lid van artikel 11 toegevoegd dat de vergoeding van de kosten voor bijstand door een deurwaarder of van een overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat bevoegde persoon overeenkomt met een vaste vergoeding waarvan het bedrag vooraf door deze lidstaat wordt bepaald met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. Hiermee wordt voorkomen dat de kosten van betekening binnen een lidstaat sterk uiteen lopen.

In artikel 14 van verordening 1393/ 2007 is voor de betekening of kennisgeving rechtstreeks door postdiensten opgenomen dat dit bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op gelijkwaardige wijze geschiedt. De in het tweede lid van artikel 14 van verordening 1348/2000 opgenomen mogelijkheid dat een lidstaat zelf bepaalt onder welke voorwaarden de betekening of kennisgeving per post wordt aanvaard, is komen te vervallen. Dit betekent een verbetering voor de verzending van stukken naar lidstaten die onder verordening 1348/2000 veel aanvullende voorwaarden gesteld.

Artikel 15 van verordening 1393/2007 ziet op de mogelijkheid voor iedere belanghebbende bij een rechtsgeding de betekening of kennisgeving rechtstreeks te doen verrichten door deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte lidstaat, indien rechtstreekse betekening of kennisgeving is toegestaan door de wetgeving van de aangezochte lidstaat. De mogelijkheid voor een lidstaat om te verklaren dat hij zich tegen deze wijze van betekening of kennisgeving op zijn grondgebied verzet, die in artikel 15, tweede lid, van verordening 1348/2000 stond, is komen te vervallen. Voor de Nederlandse situatie brengt deze bepaling geen wijziging. Onder verordening 1348/2000 kon een belanghebbende zich al rechtstreeks vanuit het buitenland tot een deurwaarder in Nederland wenden. Onder de nieuwe verordening 1393/2007 komt hierin geen verandering. Om dit te verduidelijken is hiertoe in de utivoeringswetgeving een expliciete bepaling opgenomen. Zo is ook voor andere lidstaten aanstonds duidelijk dat rechtstreekse betekening is toegestaan, zonder dat hiervoor in de nationale wetgeving hoeft te worden gezocht of uit enige bepaling blijkt of rechtstreekse betekening wel of niet mag.

2. Werkingssfeer

De leden van de CDA-fractie constateren dat verordening 1393/2007 van toepassing is in burgerlijke en handelszaken en uitdrukkelijk niet in bijvoorbeeld fiscale, douane- en/of administratieve zaken. Deze leden vragen waarom het toepassingsbereik zo krap is gehouden en of de regering de mening deelt dat de kans had kunnen worden gegrepen om ook andere rechtsgebieden te laten profiteren van een efficiënte wijze van versturen van gerechtelijke stukken.

In artikel 1, eerste lid, van verordening 1393/2007 is opgenomen dat deze verordening met name niet van toepassing is in fiscale, douane- en /of administratieve zaken of in het geval van aansprakelijkheid van de staat voor handelingen of omissies bij de uitoefening van het overheidsgezag (acta iure imperii). Deze toevoeging is overgenomen uit andere recente verordeningen op het terrein van het civiele procesrecht, zoals verordening 805/2004 van 21 april 2004 (Europese Executoriale Titel, van toepassing sinds 21 oktober 2005), verordening 1896/2006 van 12 december 2006 (Europese betalingsbevelprocedure, van toepassing vanaf 12 december 2008) en verordening 861/2007 van 11 juli 2007 (Europese geringe vorderingen procedure, van toepassing vanaf 1 januari 2009). Met deze toevoeging is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van verordening 1348/2000. Beide verordeningen stemmen overeen met het toepassingsbereik van de hiervoor genoemde verordeningen. Voor verordening 1348/2000 volgde dit reeds uit de beperking tot burgerlijke en handelszaken. Met betrekking tot de verhouding van andere rechtsgebieden zij er op gewezen dat artikel 61 van het EG-verdrag onderscheid maakt tussen verschillende rechtsgebieden en spreekt over maatregelen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken als bepaald in artikel 65 EG-verdrag. Een van deze in artikel 65 genoemde maatregelen betreft de verbetering en vereenvoudiging van het systeem van grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken. De beperking tot het terrein van burgerlijke en handelszaken vloeit derhalve uit het EG-verdrag voort.

3. Schets van de belangrijkste wijzigingen in verordening 1393/2007 ten opzichte van verordening 1348/2000

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de beoordeling of de geadresseerde een bepaalde taal begrijpt. Zij menen dat voor de hand ligt dat de bewijslast dat de geadresseerde een taal begrijpt, die niet zijn eigen taal is, rust op degene die om betekening of kennisgeving heeft verzocht. Zij vernemen echter graag hoe de verzender dat in de praktijk kan aantonen. De leden vragen of dit pas speelt wanneer de ontvanger in verzet komt tegen het stuk dat opgesteld is in een andere taal dan de eigen taal of dat de kans daartoe verkeken is wanneer het stuk niet onmiddellijk is geweigerd.

Voorts vragen deze leden of de toevoeging van de Duitse taal (naast de Engelse taal) in artikel 4 van de uitvoeringswet gevolgen heeft voor de uiteindelijke ontvanger van het stuk, of slechts voor de ontvangende en verzendende instantie in Nederland. Indien dit laatste het geval is, willen zij weten of deze instanties daar dan toe in staat zijn en goed op voorbereid zijn.

Met betrekking tot de weigering van een stuk vanwege het niet gesteld zijn in een taal of het niet vergezeld gaan van een vertaling in een taal die wordt begrepen door degene voor wie het stuk bestemd is, kan het volgende worden opgemerkt.

De geadresseerde wordt door middel van een modelformulier in kennis gesteld van het feit dat hij kan weigeren het stuk waarvan betekening of kennisgeving moet worden verricht in ontvangst te nemen op het ogenblik van de betekening of kennisgeving of door het stuk binnen een week naar de ontvangende instantie terug te zenden. Een stuk kan geweigerd worden indien het niet gesteld is in of vergezeld gaat van een vertaling in een taal die degene voor wie het stuk bestemd is begrijpt (of niet gesteld is of vergezeld gaat van een vertaling in de officiële taal van de aangezochte lidstaat). Na het verstrijken van de termijn van een week kan het stuk niet meer geweigerd worden. Wordt het stuk betekend overeenkomstig artikel 2 van verordening 1393/2007, dan moet de ontvangende instantie de verzendende instantie in kennis stellen van een weigering door de geadresseerde. In dat geval kan op grond van het tweede lid van artikel 8 de betekening of kennisgeving worden geregulariseerd en alsnog in de juiste taal plaatsvinden.

Wanneer de gedaagde niet in de procedure verschijnt dan zal in beginsel in dagvaardingsprocedures geen verstek tegen hem verleend worden als hij het inleidend processtuk heeft geweigerd op grond van de taalvoorschriften van artikel 8 van verordening 1393/2007. In dat geval kan de eiser die meent dat de weigering ten onrechte was, stukken in het geding brengen of anderszins aantonen dat de gedaagde de taal waarin het inleidend processtuk is gesteld, wel degelijk begrijpt. Acht de rechter dit aannemelijk, dan kan hij alsnog verstek verlenen tegen de gedaagde. Kiest de eiser voor een nieuwe betekening om de vorige te regulariseren, dan zal bij een volgende betekening het gebruik van de juiste taal en de mogelijkheid van de weigering van de in ontvangstneming van het te betekenen stuk opnieuw aan de orde zijn.

Wanneer iemand een bepaalde taal begrijpt wordt door de verordeningen niet aangegeven. Niet duidelijk is of het gebruik van een taal in het dagelijkse leven voldoende is of dat ook de juridische terminologie moet kunnen worden begrepen. Ook is niet duidelijk wie de taal moet begrijpen als de ontvanger een rechtspersoon is. Een en ander zal door rechtspraak van het Hof van Justitie moeten worden verduidelijkt. Het Hof van Justitie heeft in de zaak Weiss und Partner GbR (8 mei 2008, C-14/07) naar aanleiding van prejudiciële vragen van het Bundesgerichtshof aangegeven dat een contractueel overeengekomen taal voor de correspondentie geen vermoeden oplevert dat de geadresseerde deze taal kent. Wel vormt dit een aanwijzing die de rechter in aanmerking kan nemen wanneer hij nagaat of de geadresseerde deze taal kent.

Naar aanleiding van de vraag naar de toevoeging in artikel 4 van de Duitse taal kan worden opgemerkt dat de toevoeging ziet op het gebruik van de Duitse taal in een formulier als bedoeld in artikel 4, derde lid, en een certificaat als bedoeld in artikel 10 van verordening 1393/2007.

Het gaat hier om een aanvraag bestemd voor een ontvangende instantie in Nederland (een deurwaarder of de KBvG), welke volgens een modelformulier wordt opgesteld en meegezonden wordt met het te betekenen stuk en om een certificaat betreffende de voltooiing van de handelingen dat door middel van een modelformulier aan de verzendende instantie (deurwaarder of gerecht) wordt gezonden. Er zijn geen gevolgen voor degene voor wie het stuk bestemd is. De toevoeging van de Duitse taal is opgenomen in overleg met de KBvG. De deurwaarders kunnen voldoende in staat worden geacht de formulieren in de Duitse taal te lezen. Met de toevoeging wordt een extra faciliteit geboden aan verzendende instanties voor wie Duits een makkelijker toegankelijke taal is dan Engels of Nederlands, zoals bijvoorbeeld het geval zal als een Duits gerecht een verzoek om betekening naar Nederland stuurt.

De leden van de VVD-fractie vragen nader in te gaan op de mogelijkheid van de verzendende instantie om in het aanvraagformulier een termijn op te nemen waarna de betekening of kennisgeving niet langer verplicht is. Zij wijzen erop dat in de memorie van toelichting is aangegeven dat het in de praktijk denkbaar is dat de verzendende instantie aangeeft dat de ontvangende instantie ten minste twee pogingen moet doen tot betekening in persoon en vragen hoe de «termijn» op het aanvraagformulier zich verhoudt tot de praktijk waarin een «aantal pogingen» wordt afgesproken. Voorts wensen de leden van de VVD-fractie te vernemen op welke wijze andere lidstaten uitvoering geven aan de mogelijkheid termijnen op te nemen. Zij vragen wat een redelijke termijn zou zijn en hoeveel tijd er tussen een «aantal pogingen» moet of mag zitten.

Hierover kan het volgende worden opgemerkt.

Op grond van artikel 7 van verordening 1393/2007 dient de ontvangende instantie de nodige stappen te nemen om te bewerkstellingen dat de betekening of kennisgeving van het stuk zo spoedig mogelijk – overweging 13 van verordening 1393/2007 spreekt van een betekening binnen enkele dagen na ontvangst van het stuk – en in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan geschiedt. Wanneer de betekening niet heeft kunnen plaatsvinden binnen deze termijn van een maand blijft de ontvangende instantie de nodige stappen zetten voor de betekening of kennisgeving , tenzij anders aangegeven door de verzendende instantie, wanneer de betekening of kennisgeving binnen een redelijke termijn mogelijk lijkt.

De verzendende instantie heeft zelf op grond van artikel 7, tweede lid, de mogelijkheid de verdere betekening of kennisgeving te staken. Deze kan vervolgens voor een rechtstreekse betekening conform artikel 14 of 15 kiezen. Een ontvangende instantie kan het nemen van verdere stappen beëindigen wanneer de betekening of kennisgeving niet binnen een redelijke termijn mogelijk lijkt.

In de bijlage bij verordening 1393/2007 wordt onder 6.2 gesproken van de datum of uiterste termijn die door de verzendende instantie kan worden aangegeven, waarna de betekening en kennisgeving niet meer vereist zijn. Hiermee wordt voorkomen, zo is in overweging 14 van verordening 1393/2007 aangegeven, dat een in tijd onbeperkte verplichting bestaat voor de ontvangende instantie het nodige te doen voor de betekening of kennisgeving.

De mogelijkheid om, in plaats van een termijn op te nemen, aan te geven hoeveel pogingen tot betekening dienen te worden gedaan, is ingegeven door praktische overwegingen. Het aangeven van een aantal pogingen is eveneens een manier om een in tijd onbeperkte verplichting om het nodige te doen voor de betekening of kennisgeving te voorkomen. Het geeft bovendien meer concreet aan wat van de ontvangende instantie nog wordt verwacht. Zo geldt bijvoorbeeld voor een betekening in persoon in Spanje dat de deurwaarder hiertoe ten minste twee pogingen moet ondernemen, waarvan de tweede desnoods met politiebijstand. Voor een zo soepel mogelijk gebruik van de betekening in Nederland in een Spaanse procedure, zou de Spaanse verzendende instantie aan de Nederlandse ontvangende instantie kunnen vragen om ten minste twee pogingen te doen tot betekening in persoon.

Welke termijn redelijk is, valt in zijn algemeenheid niet aan te geven. In de ene lidstaat verloopt de betekening en kennisgeving sneller en eenvoudiger dan in de andere lidstaat. Dit zal doorwerken op de termijn waarbinnen na een maand nog pogingen dienen te worden ondernomen. Het is niet nodig hierin op voorhand te voorzien. Dit kan worden overgelaten aan de praktijk. Navraag bij andere lidstaten leert dat ook zij geen specifieke invulling van deze termijn voor ogen hebben, maar de invulling hiervan willen laten afhangen van de concrete omstandigheden van het geval.

4. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat op dit moment verschillende voorstellen in voorbereiding of aanhangig zijn om de lasten voor het bedrijfsleven en burgers te verminderen op het gebied van het procesrecht. Zij vragen aan te geven om welke wetsvoorstellen het precies gaat en in welk stadium deze zich momenteel bevinden.

Het gaat hier, naast het onderhavige wetsvoorstel, in de eerste plaats om de Uitvoeringswet Europese betalingsbevel procedure (31 513), over welk voorstel onlangs de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer is verzonden, alsmede om de Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen (31 596), welk voorstel op 15 september 2008 bij de Tweede Kamer is ingediend. Met de komst van het Europees betalingsbevel procedure en de Europese procedure voor geringe vorderingen weten bedrijven dat zij hun grensoverschrijdende geldvorderingen of geringe vorderingen in elke lidstaat aanhangig kunnen maken volgens eenzelfde Europese procedure. Zij hoeven in die gevallen niet langer een dagvaarding te laten uitbrengen door een deurwaarder, maar kunnen hun vordering rechtstreeks indienen bij de griffie.

Ook het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de bevoegdheid van deurwaarders om informatie op te vragen en elektronisch te betekenen in geval van derdenbeslag (31 240) heeft een lastenverlichting tot gevolg. Invoering van het elektronisch exploot in geval van derdenbeslag leidt ertoe dat efficiënter tussen de deurwaarder en derde-beslagene kan worden gecommuniceerd en het derdenbeslag administratief sneller kan worden verwerkt. De memorie van antwoord bij dit wetsvoorstel is onlangs aan de Eerste Kamer gezonden.

Tot slot kan hier genoemd worden het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel over het digitaal aanbrengen van de dagvaarding, waardoor de communicatie met de gerechten op dit punt aanzienlijk zal vereenvoudigen.

ARTIKELEN

Artikel 6

De leden van de VVD-fractie merken op dat de vaste vergoeding voor betekening en kennisgeving via de Nederlandse ontvangende instantie in overleg met de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders is vastgesteld op € 65. Deze leden geven aan geen voorstander te zijn van een uniform Europees tarief, wat overigens ook niet haalbaar bleek, maar zij vragen wel nader inzichtelijk te maken hoe dit Nederlandse tarief zich verhoudt tot tarieven van andere lidstaten, met name lidstaten waarin de betekening en kennisgeving door de gerechten zelf plaatsheeft. Over de hoogte van het tarief heeft overleg plaatsgevonden met de KBvG en met collega’s uit andere lidstaten. Navraag bij deze laatste leert dat vele nog geen definitief standpunt hebben over de hoogte van het tarief. Duitsland heeft aangegeven bedragen tot € 20 te hanteren, afhankelijk van de wijze van betekening. Sommige andere lidstaten, zoals Tsjechië en voor het Verenigd Koninkrijk (dat uit drie verschillende jurisdicties bestaat), Engeland, hebben aangegeven geen kosten in rekening te brengen voor betekening. Overigens kennen de landen waarvan wel bekend is of zij een tarief in rekening brengen, geen van alle het systeem van betekening door de gerechtsdeurwaarder zoals wij dat kennen. Ik meen dan ook dat het tarief van € 65 voor de betekening door de gerechtsdeurwaarder in ons land een redelijk tarief is.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin