Kamerstuk 31490-46

Verslag van een algemeen overleg

Vernieuwing van de rijksdienst

Gepubliceerd: 20 juli 2010
Indiener(s): Paul de Krom (VVD)
Onderwerpen: bestuur rijksoverheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31490-46.html
ID: 31490-46

Nr. 46 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 juli 2010

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 26 juni 2010 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken over:

  • de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2010 met een antwoord op de toezeggingen over externe inhuur op bestuursfuncties binnen de rijksdienst (28 497, nr. 54);

  • de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2010 met een overzicht waarin de ontwikkeling van de omvang van de ministeries wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de uitgaven voor externe

  • inhuur (31 701, nr. 30);

  • de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2010 met het Sociaal Jaarverslag Rijk 2009 (32124, nr. 14);

  • de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 4 maart 2010 over de toezeggingen naar aanleiding van het AO Vernieuwing rijksdienst en over de uitvoering van de motie-De Pater-van der Meer/Heijnen (32 123 VII, nr. 31) over socialezekerheidsvoorzieningen voor grensarbeiders en zelfstandigen (31 490, nr. 41);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 27 mei 2010 met de vijfde en zesde voortgangsrapportage Programma Vernieuwing Rijksdienst (31 490, nr. 43);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 19 februari 2010 over de vernieuwing van de publieke kennisinfrastructuur van Nederland (31 490, nr. 39);

  • de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 juni 2010 over de uitvoering van de motie-De Pater-van der Meer/Heijnen (32 123 VII, nr. 31) over de uitvoering van de EU-verordening voor coördinatie van de socialezekerheidsvoorzieningen (26 834, nr. 33).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Krom

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van Doorn

Voorzitter: Smilde

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Raak, Heijnen, Berndsen-Jansen, Van der Burg, Brinkman, Graus, Van Gent en Smilde.

en minister Hirsch Ballin van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, wij zijn nog in afwachting van de minister van BZK, maar we beginnen toch alvast, omdat het kabinet in de persoon van de staatssecretaris al wel aanwezig is. Ik heet de staatssecretaris hartelijk welkom bij deze vergadering van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, evenals de aanwezige Kamerleden en de mensen op de publieke tribune. Aan de orde is een algemeen overleg over de vernieuwing van de rijksdienst. Er staat een groot aantal brieven op de agenda.

Ik heb twee mededelingen. In de eerste plaats wil ik mevrouw Berndsen-Jansen van D66 welkom heten. Zij is nieuw in deze commissie. In de tweede plaats komt het lid Graus van de PVV naar dit AO. Hij is geen lid van de vaste commissie voor BZK, maar zal hier toch het woord voeren. Het is een goede gewoonte om van tevoren aan te geven wanneer collega-Kamerleden die geen lid van de commissie zijn, toch aanwezig zijn.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. Ik begrijp dat de minister in een andere vergadering zit, die uitloopt. Ik weet niet hoe lang die duurt, maar ik zal alles noteren.

De voorzitter: Dan is het misschien heel goed dat we al begonnen zijn. We gaan ervan uit dat het kabinet met één mond spreekt ...

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Absoluut!

De voorzitter: ... en dat u met vier oren hoort. Omdat we twee bewindspersonen hebben en drie uur vergadertijd, stel ik zes à zeven minuten spreektijd per fractie in eerste termijn voor.

Als eerste geef ik het woord aan de heer Van Raak, van de fractie van de SP.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Als de Kamer een motie aanneemt, moet de regering deze uitvoeren, zeker als het een demissionair kabinet betreft en zeker als die motie met algemene stemmen is aangenomen. Bij de ministeries heeft in korte tijd een explosie plaatsgehad van inhuur van externe medewerkers. In 2008 werd aan deze inhuur ruim 1,2 mld. uitgegeven. Dat is een stijging van 74% ten opzichte van 2001, toen het nog ging om een bedrag van 0,69 mld. Er wordt op dit moment een kabinet gevormd. Niemand weet hoe dat kabinet eruit gaat zien, maar er zal bezuinigd worden. Niemand weet precies welke bezuinigingen er komen. Eén bezuiniging weten we echter al wel: er zal flink gesneden moeten worden in de inhuur van dure externe medewerkers op de ministeries. Het gaat dan om mensen die voor soms wel € 3500 per dag hun werk doen. Het betreft vaak mensen die al bij het ministerie zelf werkten, vervolgens weg zijn gegaan en zichzelf opnieuw hebben laten inhuren. 30% gaat naar een commercieel bureau.

Hierop moet op bezuinigd worden. Daarom heeft Emile Roemer bij de laatste verantwoordingsdag een motie ingediend om een harde norm te stellen. Momenteel gaat ongeveer 13% van de totale personeelskosten naar de inhuur van externe medewerkers. De Kamer wil dit terugbrengen naar 10%. Dat levert veel geld op, wel honderden miljoenen. Deze motie-Roemer is Kamerbreed aangenomen, dus welke regering we ook krijgen, die partijen hebben zich altijd uitgesproken voor deze bezuiniging. Hier zit zowel staatssecretaris Bijleveld-Schouten als Kamerlid Bijleveld-Schouten. Ook haar fractie heeft zich uitgesproken voor deze motie. Ik snap dan ook niet dat het Kamerlid Bijleveld-Schouten zegt: «Die meneer Roemer heeft een goed voorstel», terwijl staatssecretaris Bijleveld-Schouten zegt: «Dat voorstel zullen we niet uitvoeren». Dat kan niet! We weten nog niet welke bezuinigingen er komen, maar één bezuiniging kan al worden ingeboekt, uitgevoerd en uitgezet: de inhuur van externen bij de ministeries mag niet meer bedragen dan 10% van de totale personeelskosten. Dat moet een harde norm worden waaraan gevolg wordt gegeven; het is geen vrijblijvende norm van 13%. Ik wil dus ook gewoon dat deze motie-Roemer wordt uitgevoerd. Ik zei al, het maakt niet uit welke regering we krijgen, want we zijn het in ieder geval altijd hierover eens. Als alle Kamerleden zeggen dat ze iets willen, heeft de regering dat uit te voeren. Ik heb berekend dat deze bezuiniging zo'n 300 mln. oplevert, maar misschien heeft de regering een ander bedrag.

Er zijn nog twee moties die niet worden uitgevoerd, de motie-Atsma/Waalkens uit 2009 en de motie-De Pater van der Meer/Heijnen uit 2009. Daarin wordt gezegd dat als het AID-hoofdkantoor te Kerkrade verdwijnt, er hoogwaardige nieuwe werkgelegenheid moet komen. Parkstad Limburg, met daarin Heerlen en Kerkrade, vormt een krimpgebied waar werkgelegenheid nodig is. In deze Kamer was een grote meerderheid voor de uitspraak dat als het AID-hoofdkantoor te Kerkrade verdwijnt, er bij de reorganisaties en ontwikkeling bij de rijksdiensten nadrukkelijk gewerkt moet worden aan het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid in deze regio. Minister Donner zegt dat hij dit niet gaat doen. Het moet niet te gek worden: als deze Kamer moties aanneemt, moeten die worden uitgevoerd. Ik wil dus ook graag dat deze motie wordt uitgevoerd.

Ik kom nog even terug op de kwestie van de externen. De SP heeft onderzoek gedaan naar externen bij provincies en gemeenten. Ook daar valt heel veel te halen. Bij de provincies is de gemiddelde inhuur 24%. Er zijn wel grote verschillen: in Flevoland en Zeeland is het 10% maar in Noord-Holland, Zuid-Holland en Gelderland bedraagt het meer dan 30%. Dit verschil geeft al aan dat de norm van 10% een redelijke is. Ik zou ook in het geval van provincies een norm willen stellen. Hetzelfde geldt voor gemeenten. De SP heeft onderzoek gedaan naar de 50 grootste gemeenten. Bij sommige daarvan, zoals Den Bosch, Sittard, Geleen, Soest en Doetinchem zit het percentage externe inhuur rond de 5. In andere gemeenten echter is dat percentage veel groter. In Zoetermeer en Utrecht gaat het om 27%, in Den Haag om 25%, in Almere om 30% en in Dordrecht om 40%. Dus 40% van iedereen in dienst van de gemeente Dordrecht is extern ingehuurd, of tenminste, 40% van het totale personeelsbudget gaat op aan externen. Dat is idioot. Waarom kan het in Den Bosch met 5%, maar moet het in Dordrecht met 40%? Ik heb ook in deze gevallen als norm 10% voorgesteld, hoewel het volgens mij nog lager kan. Er valt op deze manier heel veel te bezuinigen: honderden miljoenen bij de provincies, vele honderden miljoenen bij de gemeenten.

Is de regering bereid om in het kader van de bezuinigingen hierin te snijden, daarin het voortouw te nemen en samen met de gemeenten en provincies dezelfde afspraak te maken die wij met de regering hebben gemaakt, namelijk een norm van 10%? Er is veel te halen. Nogmaals, het is vaak beleidswerk. Soms, bij heel specifieke taken, moeten er mensen worden ingehuurd, maar 40% inhuur is idioot. We zien het ook bij de ministeries, waar gewoon beleidswerk vaak door externen wordt gedaan. Ik ken voorbeelden uit de deelraden in Amsterdam waar voor heel simpel beleidswerk mensen voor bijzonder veel geld worden ingehuurd. Dat gaat via bureautjes die een voet tussen de deur krijgen en zorgen dat er tegen de regels nieuwe externen worden ingehuurd voor vaak meer geld dan is afgesproken. We hebben dit bij de politie gezien bij de vtsPN, waarover we het gister nog hebben gehad. Het is daar totaal uit de klauwen gelopen.

De cultuur van inhuur moeten we stoppen, om twee redenen. Ten eerste lijkt het wel of managers niet meer serieus worden genomen als ze niet heel veel mensen extern inhuren. Aan die cultuur moeten we een einde maken, want die flauwekul kunnen we niet betalen. Ten tweede is het inhuren van externen slecht voor de organisatie. Je huurt mensen in, die vervolgens kennis opbouwen en contacten leggen. Na een tijdje echter gaan ze weg en nemen ze de kennis, kunde en contacten met zich mee. Bovendien krijg je een tweedeling in een organisatie van mensen die meer en minder betrokken zijn. Het is dus ook slecht voor de organisatie. Bij de ministeries gaat het dan ook echt niet goed. Bij de ministeries van VWS, EZ en BZK is de externe inhuur veel en veel te veel toegenomen.

Behalve mijn punt dat de motie-Roemer moet worden uitgevoerd evenals de moties over Limburg, heb ik nog wat korte opmerkingen over de beloningscultuur bij de overheid. We lezen in het sociaal jaarverslag dat ten opzichte van 2008 er een vermindering is van de speciale beloningen, maar we zien ook dat toch weer 15,4% van de mensen een bijzondere beloning heeft gekregen, waarvan 40% naar de hoogste schaal is gegaan, 17+. Ik vraag mij af welke wonderen al die ambtenaren hebben verricht: bijna de helft van de ambtenaren krijgt namelijk een «bijzondere beloning». Dat is dan dus geen «bijzondere beloning» meer, dat is gewoon geworden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het is bijzonder als je hem niet krijgt!

De heer Van Raak (SP): Inderdaad, het is heel bijzonder als je de bijzondere beloning niet krijgt: wat heb je dan wel niet misdaan? Ik vraag de minister en de staatssecretaris wat zij bedoelen met: er moet iets heel bijzonders zijn gebeurd als mensen een bijzondere beloning krijgen. Wat hebben al die mensen, die 40%, in de hoogste schaal, 17+, allemaal voor iets heel bijzonders gedaan?

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heren Brinkman en Graus van de PVV. Het is in overleg gegaan dat zij beiden nu het woord krijgen.

De heer Brinkman (PVV): Dank u, voorzitter. Dank aan mijn collega's hiervoor. Mede namens de PVV een warm welkom aan mevrouw Berndsen-Jansen van D66 in deze commissie. Het is fijn om haar hier te zien.

Ik heb hoofdpijn van het dossier over de inhuur van externen. Ik weet dat we er volgende week een spoeddebat over hebben, maar ik neem toch ook in dit AO de kans waar om er mijn frustratie en verontwaardiging over te uiten.

De voorzitter: Wij hebben afgesproken dat we in dit AO ook kwijt kunnen wat volgende week in het spoeddebat zou kunnen worden gezegd. Ik weet dus niet of er nog een apart spoeddebat komt. Misschien is het dus goed om uw ei hier te leggen.

De heer Brinkman (PVV): Dat ga ik doen, voorzitter. Overigens staat het spoeddebat op de agenda, en volgens mij gaat de voorzitter het absoluut regelen om het nog voor het reces te agenderen.

Ik wil mijn verontwaardiging over de inhuur uiten. De staatssecretaris heeft aangegeven de inhuur van extern personeel niet aan banden te leggen zoals de Kamer dat wil. De afdwingbare norm van 10% is volgens haar niet werkbaar. Zij schuift daarmee het probleem door naar het volgende kabinet. Wij vinden het ongekend dat dit kabinet op dit punt zijn verantwoordelijkheden aan de Kamer en de burger niet nakomt. Ik wil daar een helder en klaar antwoord over. Deze Kamer probeert de inhuur van externen bij het Rijk al een tijdje te verminderen. De ene partij gaat daar verder in dan de andere, maar de PVV heeft een duidelijke stellingname: wij willen gewoon binnen 4 jaar 80% minder inhuur. Deze enorme reductie is broodnodig gezien het feit dat de gezamenlijke ministeries in 2009 voor een bedrag van 1,2 mld. aan extern personeel inhuurden. Let wel, dan hebben we het alleen over het Rijk; allerlei andere sectoren, gemeenten en provincies komen daar nog bij. Dat is alleen al 65 mln. meer dan het jaar ervoor en impliceert een stijging van ruim 5%. Ik vind het echt een grof schandaal. Terwijl toch altijd, jaar in, jaar uit, gepleit werd voor vermindering van de externe inhuur – en dat ook beloofd werd – schijnt dit kabinet met deze staatssecretaris en minister daar niet in te slagen. Maar liefst zes ministeries, waaronder het ministerie van BZK, bleven boven de norm van 13%. Ik wil van de staatssecretaris kort horen waarom zij boven deze norm is gebleven en welke maatregelen zij neemt om de inhuur van externen op lange termijn aan te pakken.

Er is ook een feitelijk ding gaande over de duur van de externe inhuur. Het blijkt namelijk dat de extern ingehuurden steeds langer in dienst blijven. Ik vraag me weleens af waar het omslagpunt is. Wanneer wordt de situatie waarin je voordeel haalt uit de externe inhuur, bijvoorbeeld door de kennis van de ingehuurden of doordat er arbeidskracht tijdelijk moet worden opgevuld, een structureel extern inhuurmoment? Waar ligt die omslag? Er zijn mensen extern ingehuurd die al drie jaar lang op de salarislijst staan. Mij kan niet worden wijsgemaakt dat het goedkoop is om zo iemand niet aan te nemen. Ik wil er daarmee overigens niet voor pleiten om zo iemand vast aan te nemen, tenzij er dan drie ambtenaren weggaan.

De staatssecretaris geeft in de nieuwe voortgangsrapportage aan dat de afslanking van de rijksdienst volgens de planning verloopt. In totaal zijn er inmiddels ruim 6600 functies geschrapt. Even voor de duidelijkheid: functies schrappen is knap en 6600 functies schrappen is heel knap; ik weet vanuit de politie dat dit een gigantische operatie is die ontzettend veel rommel oplevert. Ik hoop niet dat dit à la de politie ook ontzettend veel gedoe met de bonden zal opleveren, wat het Rijk uiteindelijk heel veel geld kost. Het gaat ons echter niet om de functies, het gaat ons om de personen. We kunnen wel functies schrappen, maar misschien waren die functies helemaal niet opgevuld. Het gaat om de aantallen ambtenaren. Met alle respect, daar heeft dit kabinet niet al te best in gesnoeid.

De bureaucratie is een levensgroot probleem in Nederland. Administreren is een noodzakelijk kwaad ter controle van en verantwoording voor bestuurders. Daar waar administreren doel wordt, vloeit het over in bureaucratie en moet het worden bestreden. De PVV heeft in haar verkiezingsprogramma een bureaucratische brigade ingevoerd. Dit is een brigade die elk overheidsonderdeel onder de loep neemt. Onnodige bureaucratie moet wat ons betreft binnen vier jaar met 50% worden verminderd. Deze brigade hanteert ook een zogenaamd bureaucratiequotum. Voor uitleg daarover verwijs ik u graag naar ons verkiezingsprogramma. Het betreft de verhouding tussen executief dienstverlenen en beleid van de overheid. Deze verhouding moet wat ons betreft in het algemeen, met uitzondering van enkel sectoren, op 85–15 staan. Wij willen die bureaucratiebrigade invoeren onder verantwoording van één minister, namelijk die van BZK.

De voorzitter: Mag ik u even onderbreken? Komt de heer Graus ook nog aan het woord?

De heer Brinkman (PVV): Jazeker!

De voorzitter: De spreektijd bedraagt namelijk zeven minuten per fractie.

De heer Brinkman (PVV): Zeventien ... Zeven minuten per fractie? Wij zijn met z'n tweeën.

De voorzitter: Jawel. De spreektijd is zeven minuten per fractie. Dat is dus ongeveer 3,5 minuut per fractielid. U hebt nu vier minuten gesproken.

De heer Brinkman (PVV): Dan heb ik er nog twee en heeft Dion er één.

De voorzitter: Ik ga niet over de interne verdeling in de fractie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dit is een mooi kijkje in de keuken van de PVV!

De heer Brinkman (PVV): Dion is te gast! U weet hoe we over gasten denken ...

Voorzitter. De bureaucratiebrigade moet onder verantwoordelijkheid van één persoon komen, namelijk de minister van BZK. Voor alle helderheid: deze brigade moet hiërarchisch worden doorgevoerd. Als mensen in twee jaar tijd hun quotum niet halen, moet dat consequenties hebben voor hun functioneren c.q. hun aanstelling binnen de ambtenarij. Dit is harde taal, dat bent u van ons gewend en dat willen we graag zo houden.

Ambtelijke werkgroepen hebben interessante voorstellen gedaan om bepaalde ministeries te clusteren. De PVV is daar een groot voorstander van. Wij zien er voordelen in. Het is prima om ministeries als EZ, LNV en VROM samen te voegen of gedeeltelijk op te heffen. We willen graag een reactie van de staatssecretaris. Hoe staat het met de plannen?

We zien nog steeds dat heel veel topambtenaren boven de balkenendenorm zitten. Buiten het feit dat deze norm eigenlijk al ruim boven de norm van de heer Balkenende zelf zit – de minister refereerde hier gisteren nog aan – heb ik na drie jaar in de Kamer het idee dat er niet veel schot in zit. Hoe moeten we dit nou aanpakken? U mag het aan ons vragen, wij weten de oplossing.

De voortgangsrapportages laten zien dat deze staatssecretaris doorgaat met het diversiteitbeleid bij de rijksoverheid. Ik heb vaker gezegd dat het in sommige sectoren goed is om bijvoorbeeld vrouwen aan te nemen. Ik denk daarbij met name aan Defensie. Om echter alles in het werk te stellen om biculturelen bij de ministeries te verhogen, en zelfs zo gek door te slaan dat in sommige sectoren vrouwen en allochtonen mogen solliciteren terwijl de autochtone Nederlandse man wordt uitgesloten, vind ik echt een grof schandaal. Ik vind het echt schandalig. Ik kan mij niet voorstellen dat we anno 2010 op deze manier onze rijksdiensten willen vernieuwen. Ik weet dat het bij de politie gebeurt en niet alleen in de regio Friesland – of welke regio was het: mevrouw Berndsen-Jansen zal het wel weten –maar ook binnen andere regio's. Er zijn ook plannen om dit ook bij de rijksoverheid te doen. Ik wil gewoon klip-en-klaar van deze staatssecretaris horen dat dit niet zal gebeuren, dat zij dit abject vindt en dat zij dit probeert tegen te houden. Dit is pure discriminatie van de Nederlandse man.

De voorzitter: De zeven minuten zijn om, mijnheer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV): Kijk aan. Dan heeft de heer Graus nog één minuut.

De voorzitter: Heel kort, mijnheer Graus, want ik moet wel eerlijk zijn in de spreektijd.

De heer Graus (PVV): Dank u wel, voorzitter, dat ik hier als gast mag spreken. Ik ben immers geen lid van deze commissie. Ik kan u vertellen dat ik namens meerdere fracties spreek.

Mijn inbreng gaat over de moties die zijn ingediend ten behoeve van het behoud van werkgelegenheid in Parkstad Limburg, waar ik zelf ben geboren en getogen. Meerdere moties op dit punt zijn niet uitgevoerd. Ik vind het heel jammer dat de heer Van Raak in zijn opsomming mijn motie niet heeft genoemd, de beste van alle, waarin wordt gevraagd om compensatie vooraf. Deze motie is Kamerbreed gesteund, dus ook door de SP, maar is niet uitgevoerd. De motie-Atsma is niet uitgevoerd en zal ook niet worden uitgevoerd. Ook met de motie-De Pater-van der Meer is niets gedaan. Er hangen zwarte wolken boven de werkgelegenheid in Limburg. Namens meerdere Limburgse Kamerleden wil ik vragen om het balkon van Nederland, met name die regio, te ontzien bij het weghalen van arbeidsplaatsen. Ik verzoek de bewindslieden om alle drie de moties alsnog uit te voeren. Het zal het demissionaire kabinet netjes staan om dit alsnog te doen. Het gaat om een economisch achtergesteld gebied. Het vertrek van de AID, dat we helaas niet hebben kunnen tegenhouden, moet gecompenseerd worden door het scheppen van extra banen bij het Belastingkantoor te Heerlen en de Dienst Buitenland. Ik krijg hier graag een reactie op evenals een toezegging.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Het gaat vandaag om de vernieuwing van de rijksdienst. Dit onderwerp valt uiteen in de verbetering van het functioneren van de overheid en de taakstelling. Op het punt van de verbetering is veel bereikt, met name bij de integratie van de bedrijfsvoering. Er is daar echter ook heel veel in geïnvesteerd. Ik meen dat we per saldo zo'n 450 mln. beschikbaar hebben gesteld om tot deze verbetering te komen. Daartegenover staan dan de structurele bezuinigingen. Daarover straks meer.

Ik heb enkele opmerkingen over het rapport waarin de kwalitatieve aspecten van de vernieuwing rijksdienst aan de orde zijn. Ik heb hard moeten lachten om de conclusie van professor Korsten dat de stammenstrijd niet bestaat. Hij concludeert dit op basis van een onderzoek naar inhoudelijke interdepartementale samenwerking. Hij stelt vast dat er geen stammenstrijd bestaat: «Waar heeft hij het over». Echter, aan het einde van het rapport staat een waarschuwing dat als gevolg van de taakstelling er sprake is van een toenemende departementale focus en dat dit een tegengesteld effect heeft op de ontwikkeling van de rijksoverheid als concern. Ik geloof dat ik mij meer thuis voel bij de laatste waarschuwing, het departementaal denken, het niet denken vanuit de rijksoverheid als geheel, dan bij de conclusie van professor Korsten. Ik ben benieuwd wat de bewindspersonen daarvan vinden.

Ik heb nog enkele kleine opmerkingen. We streven naar één rijksauditdienst. In deze rapportage staat: hoera, vier departementen beschikken nu over één auditdienst. Geen woord over de oorspronkelijke ambitie. Ik zou het moeten nazoeken, maar ik sluit niet uit dat indertijd collega Schinkelshoek, ik en anderen bij motie de regering tot die ene rijksauditdienst hebben opgeroepen. Dit is dan opnieuw een motie waar niet eens aan wordt gerefereerd. Alsof we er al zijn met nog maar vier ministeries die een beroep doen op één auditdienst, terwijl we daarnaast nog acht afzonderlijke auditdiensten en in het slechtste geval negen, zullen hebben.

Een ander element waarop nog veel besparing mogelijk is, is het arbeidsmarktbeleid, de werving en selectie. Ook dat kan veel beter.

Ik beperk me tot deze twee punten wat betreft de verbetering en kom nu te spreken over de taakstelling. Eind 2009 waren we halverwege qua tijd en op een kwart van de taakstelling. In de ontwikkeling tussen 2008 en 2009, is het aantal formatieplaatsen echter gelijk gebleven. Dat kwart was dus eind 2008 al gerealiseerd. Het onderliggende beeld is heel verschillend. Inspecties blijven achter. Defensie wentelt de reductie af op de Krijgsmacht in plaats van op het beleid. Zo zijn er meer dingen te noemen. Verder zie je dat de reductie kan worden gerealiseerd door uitbesteding. LNV schrijft letterlijk: Onze taakstelling kunnen we halen als we de ICT kunnen outsourcen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg schrijft letterlijk: We gaan de taakstelling halen, maar we hevelen taken over naar een externe organisatie. Ik ben hier heel kritisch over. Gaan we elkaar nou voor de gek houden? Realiseren we de taakstelling van het aantal ambtenaren en realiseren we ook in financiële zin een reductie die niet ten koste gaat van andere dingen waartegen het parlement «ja» heeft gezegd of doen we dat niet?

Ik maak mij grote zorgen over de tweede helft van de vernieuwing rijksdienst, zeker in een situatie waarin het kabinet demissionair is en we alleen maar kunnen vaststellen dat dat zo is. In hoeverre is er iemand in de rijksoverheid die de departementen daadwerkelijk de mooie plannen laat uitvoeren die eind 2007 zijn vastgesteld en waarin de taalstelling werd voorzien? Ik zie nu het realiseren van de taakstelling als kunst- en vliegwerk en een beetje pleisters plakken en dan gaan we misschien formeel op een bepaalde manier die 12.500 fte bruto – netto maar 6.500 fte – eind 2011 halen.

De heer Van Raak (SP): Het is ook schandalig. Is het probleem echter niet dat we bezuinigen op poppetjes en niet op pegels, zodat de ministeries het goed hebben gedaan als ze minder poppetjes in dienst hebben, ook al kost het veel meer pegels? Zouden we de taakstellingen dus eigenlijk niet in geld moeten uitdrukken en voorschrijven hoeveel er mag worden besteed aan personeel? Misschien zou dat een reden zijn om in de toekomst niet langer € 3500 per dag aan externen uit te geven.

De heer Heijnen (PvdA): De heer Van Raak weet dat de vernieuwing rijksdienst een dubbel slot kent, zowel op formatie als op het realiseren van de financiële taakstelling. Het punt is dat dat laatste wel zal gebeuren. Ik heb alleen grote vraagtekens bij de manier waarop. In hoeverre gaat het ten koste van zaken die van belang zijn voor de mensen, zoals zorg in het geval van VWS of voor militaire inspanningen in het geval van Defensie? Het is mijn grote zorg dat het niet gaat om het efficiënter maken van de rijksoverheid, maar dat het ten laste komt van voorzieningen voor de burgers.

Voorzitter, ik vervolg mijn betoog met het onderwerp externe inhuur. Ik kan er begrip voor hebben dat een kabinet over een unaniem door de Kamer aangenomen motie zegt: het spijt ons, maar wij kunnen deze motie niet uitvoeren. Dat vergt dan echter wel van het kabinet dat het niet een briefje schrijft – zoals nu is gebeurd – waarin staat: we zijn demissionair en we kunnen het niet. Het vergt van een kabinet een ootmoedige brief, waarin het aangeeft dat de Kamer de afgelopen jaren bezig is geweest met het terugdringen van de externe inhuur en dat zij daarbij de norm van 13% heeft ontwikkeld in samenspraak met het kabinet, maar dat het kabinet nu moet vaststellen dat bij het ministerie van Justitie in één jaar tijd de externe inhuur met 23% is gestegen. Vervolgens moet het kabinet uitleggen waarom dat is gebeurd, welke omstandigheden dat met zich mee hebben gebracht. Vervolgens moet er in de brief staan dat het kabinet tegen die achtergrond doorgaat met het terugdringen van de externe inhuur of niet, maar dan moet het dat uitleggen. De manier waarop het nu is gebeurd, vind ik een affront voor het parlement, en dan druk ik mij nog netjes uit. Dit laat onverlet dat ik het respecteer als de staatssecretaris zou hebben gezegd de motie niet uit te kunnen voeren om allerlei redenen. In de politieke verhoudingen echter, ook met een demissionair kabinet, past dan een betere brief.

Dan het sociaal jaarverslag. De topformatie is tot nu toe gelijk gebleven. Er is een extra taakstelling op de rijksoverheid tot 250 mln., voortvloeiend uit het crisispakket: digitaal factureren, energiebesparing, externe inhuur – daar hebben we ’m weer – en gezamenlijke inkoop. Ik ben heel erg benieuwd of deze zaken wel op schema liggen.

Ik ben blij met de voorbeeldrol van de overheid bij het aannemen van 50-plussers.

Ik zie uit naar het realiseren van de 250 WSW'ers, Wajongers, eind dit jaar en tevens naar het invullen van het 1%-criterium vanaf 2011.

Ik heb vragen gesteld over de Rijkspas. De staatssecretaris antwoordde dat op dit moment het College Bescherming Persoonsgegevens zich beraad op wat het moet gaan doen. Het moet een hoorzitting houden in het kader van de handhaving. De bewindspersoon van Verkeer en Waterstaat mag dan uitleggen wat het ministerie doet om tegemoet te komen aan de bezwaren van het College Bescherming Persoonsgegevens bij het gebruik van het BSN in de Rijkspas. Ik begrijp dat de staatssecretaris dit niet wil. Ik vind dat een ongemakkelijke situatie en heb stellig behoefte aan meer informatie over de manier waarop de staatssecretaris dit probleem bij het College Bescherming Persoonsgegevens oplost.

Voor de motie over Limburg die ik heb ingediend, geldt een beetje hetzelfde. Talloze mensen, ook van diensten, zeggen dat de taak van de grensarbeid, sociale zekerheid, heel goed kan worden ondergebracht bij de Belastingdienst in Limburg. Wij krijgen echter een briefje waarvan ik niet het gevoel heb dat een bestuurder er echt naar heeft gekeken. Het is meer een briefje in de trant van «tja, het kan niet». En dit terwijl er net zulke inhoudelijke rapporten liggen waarin staat dat het wel verstandig is. In het briefje maakt het kabinet zich er met een jantje-van-leiden van af. Dat verdient Limburg niet. Het kan best zo zijn dat het gevraagde niet kan, maar overtuig ons daar dan van en doe dat niet op de manier waarop het nu is gebeurd.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. De minister schrijft dat het beeld van de taakstelling over het algemeen positief is. Toch zien we dat een aantal ministeries echt boven het plafond zit. Ik noem de ministereis van AZ, LNV en BZK. Mijn fractie is benieuwd hoe de minister in een nadere kwalificatie dat kan duiden.

Er is al veel gezegd over de inhuur van externen en de intensiveringen daaromtrent. De cijfers waarop ik zojuist doelde, vormen eigenlijk maar een gedeelte van het verhaal. Er wordt relatief veel extern ingehuurd, onder andere bij het ministerie van Justitie, waar het om 23% gaat. De heer Heijnen noemde het al. Ook het ministerie van Financiën huurt veel extern in, ruim 11%. Zelfs op het ministerie van BZK is er sprake van veel externe inhuur, 5%, terwijl dat departement toch een voorbeeldfunctie heeft bij de vernieuwing van de rijksdienst. Ook hierover wil ik graag een nadere toelichting van de minister, met name over de vraag wat op de langere termijn acceptabel gevonden wordt op het punt van externe inhuur.

In de voortgangsrapportage lezen wij dat vorig jaar intensiveringen van in totaal 1420 fte zijn goedgekeurd door het kabinet. In het licht van de koers waarop de laatste jaren werd ingezet, lijkt dat mijn fractie veel, nog los van de vraag of dit gedekt werd door overgebleven uitspraken uit het kabinet daarvoor. Mijn vraag is dan ook waarom dit getal zo hoog ligt.

Uit de media heb ik begrepen dat 7000 ambtenaren Europa gaan vertegenwoordigen in 130 niet-Europese landen, als onderdeel van de nieuwe diplomatieke dienst. Het is goed om te vernemen dat het Europees Parlement inspraak krijgt over budget en invulling van de dienst, maar dat werpt bij D66 wel de volgende vragen op. Hoe snel kunnen die EU-diplomaten taken zoals de uitgifte van paspoorten en andere consulaire ondersteuning overnemen van onze posten? Wat betekent dat voor de omvang op langere termijn van het ministerie van Buitenlandse Zaken?

Tot slot wil ik ingaan op het diversiteitsbeleid. De heer Brinkman nodigde mij daartoe zojuist uit. Ik ben blij met het beleid van de vorige minister betreffende diversiteit dat ook omarmd is door deze minister. Wat uitsluiting van autochtone, oftewel witte, mannen betreft, zoals de heer Brinkman dat noemt, kunnen we ook zeggen dat jarenlang anderen, zoals mensen met een biculturele achtergrond of vrouwen, uitgesloten waren van functies. Het voorkeursbeleid vindt dus al jaren plaats, alleen ten aanzien van witte mannen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Vandaag wil ik vijf onderwerpen aan de orde stellen, als dat lukt. Ten eerste de stand van zaken bij de vernieuwing van de rijksdienst, en de vraag wat er wel en niet is bereikt. Vervolgens de situatie met de inhuur van externen en de uitvoering van de motie-Roemer. Dan de uitvoering van de motie-Pater van der Meer/Heijnen en de motie-Weekers uit 2005 met betrekking tot socialezekerheidsvoorzieningen voor grensarbeiders en zelfstandigen. Dan het overzicht van kennisinstellingen en kamers en ten slotte, als dat nog lukt, de subsidies.

Ik begin bij het eerste onderwerp, de stand van zaken bij de vernieuwing van de rijksdienst. Na zo'n drie jaar zijn er ruim 2000 fte's minder, oftewel, min 1,4%. De externe inhuur zou verminderen met 1,2%, met name in fte's, door flink te snijden bij organisaties als het UWV maar veel minder bij de ministeries op het gebied van beleid; denk aan het ministerie van Defensie. Ik kan dan ook niet zeggen dat er sprake is van geslaagd beleid. Ik krijg graag een reactie van de bewindspersoon over de vraag op welke wijze het beleid dan wel succesvol is geweest. De VVD vindt dit indrukwekkend – ik bedoel dit spottend – en het verbaast haar ook niets, omdat er vanaf het begin geen keuzes gemaakt zijn in de taakstelling. Ik vind het teleurstellend wat er is bereikt.

Ik ga van het kwantitatieve naar het kwalitatieve deel. Op dat punt is een en ander in gang gezet. Mijn complimenten daarvoor. Er zijn ook resultaten geboekt op het terrein van de bedrijfsvoering. Echter, ook daar zie je dat onvoldoende wordt doorgezet richting de overheid als één concern. Daar zijn we toch met zijn allen voor bezig, ook voor de burger? We hebben het dan alleen nog maar over de rijksoverheid en nog niet eens over alle andere lagen.

Ik heb een aantal vragen over dit onderwerp. Waarom is er niet één e-mailadres voor het gehele Rijk? We zijn wel trots op het ene logo, maar waarom geen enkel e-mailadres? Waarom is er niet één werkplek? Waarom duurt dit allemaal zo lang? Waarom wordt de Rijkspas niet breed ingevoerd, in plaats van weer vrijwillig, terwijl er enorm veel geld aan besteed is, als we de problemen met het College Bescherming Persoonsgegevens hebben opgelost? Waarom vlot het niet met de aanstelling bij het Rijk in plaats van bij een ministerie? We krijgen een heel ingewikkeld verhaal, maar we moeten toch eens een keer doorpakken als we naar één overheid willen? Nu staat er weer «medio 2012». Zo loopt het weg. Zo wordt er veel geld uitgegeven en is het vrijblijvendheid troef. Mijn vraag is alleen maar, «waarom?». Kan de bewindspersoon toezeggen, uiterlijk 1 september 2010 de Kamer te rapporteren over een versnellingsslag op deze punten? We moeten echt tempo maken.

Ik ga naar het tweede punt, de externe inhuur en de motie-Roemer. In 2009 is bijna 1,3 mld. uitgegeven aan externe inhuur. Daarmee is de post externe inhuur wederom gestegen en wel met 65 mln. Dat zal ik eens in perspectief zetten, voorzitter. De gehele begroting, alle kosten van dit huis: van Tweede Kamerleden, van de ondersteuning, van het gebouw, noem maar op, staan samen op de begroting voor 125 mln. Dus de kostenstijging in één jaar van de externe inhuur bedraagt de helft van de begroting van het gehele parlement in Nederland. Dat is toch ongelofelijk? En dit terwijl de Kamer en ook dit kabinet zeggen er bovenop te zitten. Toch wordt elke keer het budget verhoogd.

Ook de norm van 13% van de totale personele uitgaven wordt door maar liefst vijf, feitelijk zes, ministeries niet gehaald. Het spijt mij om te zeggen, maar het ministerie van Justitie is echt een heel negatief voorbeeld. Ik wil graag uitleg. Ik zie dat het ministerie van Financiën ondanks de kredietcrisis, die reden kan zijn om heel specialistische mensen in te huren, redelijk binnen de normen blijft in verhouding tot het ministerie van Justitie. Hoe kan dat? Ook valt op dat als het aantal fte's omlaaggaat bij een ministerie, over het algemeen ook de inhuur omlaaggaat. Dat is ook opmerkelijk en ik wil dan ook hier graag een reactie op. Vice versa geldt hetzelfde overigens en dat is nog opmerkelijker. Ik wil horen wat de bewindspersoon hieraan gaat doen.

Ook wil de VVD weten of het klopt dat de externe inhuur voor implementatie van een aanbesteding onder de kosten van dezelfde aanbesteding wordt geboekt in plaats van onder «externe inhuur», om de cijfers te drukken. Verder wil de VVD weten waarom het marktplaatsconcept niet verplicht wordt gesteld in plaats van dat vrijblijvend als optie wordt aangereikt bij de inhuur van externen bij de ontwikkeling van het rijksinkoopportaal. De bewindspersoon weet vast wat ik bedoel. Uit experimenten van het UWV blijkt namelijk dat dit succesvol is, dat het transparantie vergroot, dat de kosten gedrukt worden en vooral dat er realtime inzicht is in de vraag waar extern wordt ingehuurd tegen welke prijs en hoe lang mensen er zitten. Dan hebben we onmiddellijk inzicht en hoeven we het niet met de oude cijfers te doen. Graag de toezegging dat dit niet als optie wordt gelaten, maar verplicht wordt gesteld voor de ministeries, zbo's et cetera, en dus ingebouwd wordt in dat inkoopportaal.

De Kamer krijgt de mededeling dat de unaniem aangenomen motie-Roemer niet wordt uitgevoerd. De cijfers die ik eerder noemde, maken duidelijk dat uitvoering van de motie-Roemer juist nodig is en dat «comply and/or explain» er juist uit moet. Het gaat immers maar door op een aantal ministeries. Ik krijg graag de toezegging dat de bewindspersoon de motie-Roemer wel per direct gaat uitvoeren en dat dit ook in de begroting voor 2011 wordt opgenomen. Anders verliezen we namelijk weer een jaar. Juist nu is het rustig en overzichtelijk, want er zijn niet zo heel veel ministers, dus die kunnen prima met elkaar overleggen. Er is ook niet zo heel veel te doen, want we zijn immers demissionair. Zo kan die norm prima worden geïmplementeerd en gehaald. Graag een reactie.

Dan kom ik op de mededeling dat de motie-De Pater-van der Meer/Heijnen betreffende de socialezekerheidsvoorziening voor grensarbeiders en zelfstandigen niet uitgevoerd kan en gaat worden. Daarmee worden de toezeggingen aan Limburg keer op keer een wassen neus en wordt het gestelde in de motie-Weekers werkelijkheid. Daarin stond dat indiener bang was voor een glijdende schaal met steeds minder rijksdiensten. Wat betreft de VVD-fractie kan en mag dit niet. Ook vraagt de fractie zich af of, zoals in de brief staat, de motie echt niet kan worden uitgevoerd in verband met efficiency. Daar zouden wij immers wel gevoelig voor zijn. Wij willen graag een reactie van de bewindspersoon op de volgende uitspraak van de minister van Financiën en de staatssecretaris die over de Belastingdienst gaat, ten tijde van de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen in de stadsschouwburg te Heerlen. «... dat de Belastingdienst Buitenland de socialezekerheidsvoorzieningen voor grensarbeiders en zelfstandigen buitengewoon goed kan en wil uitvoeren». Hoe verhoudt zich dit tot de brief? Is het niet gewoon zo dat de minister van SZW de stammenstrijd heeft gewonnen?

Bijkomend punt is dat de grensarbeiders nu van het kastje naar de muur worden gestuurd, met trieste gevolgen. Zij moeten zelfs hun AOW bevechten via allerlei instanties. Wij willen dat deze mensen één aanspreekpunt krijgen. Mensen als Theo Willemsen, die in het artikel wordt genoemd, moeten we niet zo in de kou laten staan. Ik vind het een schande dat wij die mensen zo van het kastje naar de muur sturen. Wat mij betreft is dit een prima reden om het bij de Belastingdienst te leggen. Wij willen graag horen of de motie toch, in lijn met de uitleg van de minister van Financiën, uitgevoerd gaat worden, en de bewindspersoon nu deze brief terugneemt en terugkomt met informatie over hoe de motie wordt uitgevoerd. Graag een toezegging, want we gaan er toch niet van uit dat dit verkiezingsretoriek was van de CDA-bewindspersoon?

Ik heb nog één punt. Na ruim twee jaar heeft de bewindspersoon, na herhaaldelijk aandringen, de toezegging gestand gedaan om een overzicht van kennisinstellingen en -kamers aan de Kamer te leveren. Ik heb deze toezegging in december 2008 gekregen. Ik krijg nu een brief met op grote lijnen informatie over waar die kennisinstellingen actief zijn, een e-mailadres en een naam. Een stagiair had deze informatie in drie maanden kunnen verzamelen. Ik vind het echt schandalig dat we dit soort informatie krijgen. Ik had gevraagd om het aantal mensen, de kosten, de overlap, de doelstellingen en de taken. Kan de bewindspersoon toezeggen dat we die informatie nu per 1 september krijgen? Anders vraag ik de collega's of we een motie kunnen indienen met het verzoek dat de Rekenkamer dit voor ons gaat uitzoeken, want ik ben het zat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Er is altijd veel op en aan te merken bij dit soort onderwerpen, maar voordat we in een soort «mopperronde» terechtkomen, moet ik toch zeggen dat er veel ambtenaren bij het Rijk werken die zich dag in, dag uit inzetten voor de publieke zaak, soms tegen de verdrukking in. Daar heeft de GroenLinks-fractie veel respect voor. Dingen kunnen altijd beter, maar zo houd je elkaar ook scherp; het hoort erbij. Er wordt echter veel belangrijk werk door deze mensen verzet.

Ik begin bij het behoud van de rijksbanen in Limburg. Ik als Groninger ben er al jaren geleden voor opgekomen dat dit echt beter moet. Dit soort discussies speelt in Groningen ook wel eens. Het is een serieuze zaak waar we rekening mee moeten houden. De werkgelegenheid staat in deze gebieden zwaar onder druk en ook de GroenLinks-fractie vindt dat het Rijk daar zijn verantwoordelijkheid in moet nemen. Zeker als de Kamer daarop ook aandringt, kan dat niet zomaar terzijde worden geschoven. Het moet echt beter en ik ben benieuwd welk antwoord we daarop krijgen.

Dan het punt van de externen. Het zal niemand verbazen dat ook de GroenLinks-fractie ervan baalt hoe dat gaat. Externen worden met exclusieve en soms zelfs excessieve beloning voor lange periodes in dienst genomen. Je zou kunnen zeggen dat het de beter betaalde, goud omrande flexbanen zijn, die soms ook nog jarenlang duren. Ik wil daar opheldering over. Kan het kabinet bijvoorbeeld aangeven hoeveel oud-ambtenaren worden ingehuurd als externe? Dat komt ook heel vaak voor: ambtenaren nemen of krijgen ontslag, met een goudomrande regeling, en worden vervolgens via de achterdeur of de voordeur weer ingehuurd als externe, maar dan wel voor een veel hogere prijs. Ook dat moet natuurlijk worden voorkomen, want dan zit je jezelf voor de gek te houden en moet je meer betalen dan wellicht nodig is. Mevrouw Van der Burg en anderen zeiden het al: het gaat hier natuurlijk niet om pepernoten; het gaat hier om hoge bedragen die aan externen worden uitgegeven. Het is uitermate belangrijk dat je ook blijft investeren in het eigen personeel. Als blijkt dat je niet altijd de juiste expertise hebt, kun je natuurlijk ook investeren door er voor de iets langere termijn voor te zorgen dat je de expertise wel intern aanwezig hebt. Het is namelijk gewoon duur en de Kamer baalt ervan. Zij heeft ook aangegeven dat 10% van de personeelskosten het maximum is dat je eraan zou moeten uitgeven. De staatssecretaris zegt nu dat het volgende kabinet het nog maar eens moet bekijken, maar dit proces is natuurlijk eerder ingezet. We zullen de komende tijd nog heel lastige afwegingen moeten maken over de vraag hoe de rijksdiensten eruit gaan zien en met hoeveel ambtenaren. Dat kun je niet laten voor wat het is; je zult er echt stevig bovenop moeten zitten en het uitermate serieus moeten nemen. Ik wil dus antwoord op deze vragen: waarom is dit niet voortvarend genoeg aangepakt? Zijn er wellicht nog geheime potjes die kunnen worden aangesproken om dit soort dure mensen voor zeer lange perioden te blijven betalen?

De inkrimping van het aantal ambtenaren bij het Rijk is hieraan enigszins gekoppeld. Het liep aardig, maar het zakt in als een plumpudding, is mijn conclusie. Ook hier is de voortvarendheid wat zoek. Reductie door uitbesteding spreekt mij niet aan als een soort algemeen thema. Het wordt er vaak niet beter van, maar wel duurder. Per saldo schiet je er dus weinig mee op, behalve dat het je eigen organisatie verzwakt. Het lijkt er inderdaad een beetje op dat er pleisters worden geplakt, terwijl er een fundamentelere operatie nodig is. Dat los je met een paar pleisters niet op, ook niet met pleisters van goede kwaliteit.

Dat de afslanking bij bijvoorbeeld inspecties niet zo snel loopt, snappen wij op zichzelf wel, omdat de Kamer regelmatig ook terecht aandringt op verscherping van het toezicht. Ik noem bijvoorbeeld de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Daarbij is de kwaliteitsafweging gemaakt die speelt bij de inkrimping van het aantal ambtenaren. Daar zit natuurlijk een politieke vraag achter: wat vind je belangrijk om te handhaven en wat vind je belangrijk om extra te verstevigen? Het is mij vaak onduidelijk of dit soort principiële, inhoudelijke keuzes wordt gemaakt of dat het alleen afvinken is zonder verdere onderbouwing. Ik ben het ook eens met degenen die zeggen dat efficiëntie niet ten koste mag gaan van de belangen van de burger. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de burger als eerste de rekening betaalt van een efficiencyslag, terwijl efficiency vaak ook op een andere manier te halen is.

Over de kosten moet mij ook van het hart dat er nog een aantal knelpunten moet worden opgelost. Ik schakel hiermee over naar het Sociaal Jaarverslag Rijk, dat de GroenLinks-fractie altijd met grote belangstelling leest. De GroenLinks-fractie vindt het onverteerbaar dat in 2009 nog 25 medewerkers een beloning hebben gekregen boven het ministerssalaris. Dat zijn er wel iets minder dan in 2008, maar het is nog best veel. Daar komt nog bij dat juist dit soort mensen vaak weer als eerste in aanmerking komt voor bijzondere toeslagen en beloning. Zo tikt het lekker aan. Ik wil daarover opheldering, vooral ook omdat dit zich allemaal in het hogere segment afspeelt. Ik noem bijvoorbeeld ook de politietop, nu minister Hirsch Ballin hier toch zit. Die kwestie heeft te maken met het op orde houden van de totale huishouding en met de vraag of je ook de top in de klauwen kunt houden als bijvoorbeeld de vuilnismannen vergaande acties moeten ondernemen om iets meer salaris te krijgen op een al niet al te riant salaris. Dit soort dingen wil ik wel eens tegenover elkaar zetten.

Tot slot vraag ik aandacht voor het aandeel vrouwen in de hogere functies. Dat trekt wat bij, maar in de schalen 14–16 is de verhouding 77% mannen en 23% vrouwen, en in de schaal 17+ is de verhouding 80% mannen en 20% vrouwen. Is er nog enige voortvarende actie te verwachten om dit gelijk te trekken? We hebben daar vaker discussies over gehad en dan werd gezegd: het algemene beeld is positief. Ik heb dat wel eens creatief boekhouden genoemd, want het gaat erom, veel meer evenwicht te bereiken in de top.

Voorzitter: Van Raak

Mevrouw Smilde (CDA): Voorzitter. We hebben ons ruim drie jaar geleden aan een zware en taaie klus gezet met de vernieuwing van de rijksdienst. Die is veelomvattend: afslanking, clustering van toezicht, burgergericht werken, bijvoorbeeld door begrijpelijke taal, terugdringing van administratieve lasten en wat al niet meer. Bovendien kunnen wij hier alleen spreken over de rijksoverheid, terwijl we ook verwachten dat gemeenten en provincies de handen uit de mouwen steken. Dat is noodzakelijk om de banden tussen burger en overheid sterker aan te trekken. De overheid moet kleiner maar slagvaardiger. Die slagvaardigheid moet ook zichtbaar zijn in het flexibel kunnen inzetten van ambtenaren. Randvoorwaarde hierbij is dat de rijksambtenaar in dienst komt van de rijksoverheid en niet meer van een bepaald ministerie. Het is echter onvoorstelbaar wat daarbij komt kijken. Wanneer kan dit geregeld zijn? Het is namelijk wel essentieel.

Wij danken de bewindslieden voor de voortgangsrapportage, maar wij houden ons hart vast bij het beheersbaar krijgen van de vele projecten en het regelen van het overzicht. En dan de bureaucratie. In het project «Publieke dienstverlening op de kaart» lezen we: het programma beslaat een periode van vier jaar en deze periode is verdeeld in vier plateaus; in de komende vier jaar zijn er zeven releases gepland van dit programma; plateau I is het operationeel krijgen van versie 1.0 van de PDOK-voorziening. Voorzitter, ik haak hier af. Hoe kunnen bewindspersonen aangeven hoe zij sturing op al deze processen hebben en houden? De CDA-fractie constateert dat rijksambtenaren de afgelopen jaren voortvarend hebben gewerkt aan verbeteringen, aan het terugdringen van toezicht en aan meer klantgerichtheid. Wat dat betreft sluit ik mij aan bij de complimenten waar mevrouw Van Gent mee begon. De projecten Begrijpelijke taal en MijnOverheid.nl zijn goede voorbeelden. Nu zijn dat ook projecten waar je fijn mee aan de slag kunt. Moeilijker ligt het bij projecten waarmee je in je eigen vlees moet snijden, wanneer ambtenaren eraan moeten meewerken om hun eigen baan overbodig te maken via bijvoorbeeld clustering of volledige decentralisering. Hoe zit het met de motivatie? Vooral in deze periode van het demissionair zijn van het kabinet kan een ambtenaar wellicht denken: nou, dit kabinet overleef ik ook.

Wij delen de waardering van het kabinet voor het vele werk dat wordt verzet, maar we hopen dat het meer zichtbaar wordt dan alleen in het ene logo. De voortgang van clustering en samenwerking van toezicht lijkt zich goed te ontwikkelen. Er zijn al inspectiediensten gefuseerd en verdere clustering zal haar beslag krijgen. Heeft dit ook al geresulteerd in zichtbaar ontlasten van de druk van de toezichthouders? Wat zeggen de bedrijven zelf? En hoe zit het met cultuur? Drie jaar geleden zeiden wij dat er een omslag in denken moest komen van wantrouwen naar vertrouwen. Is dat al zo? Zijn daarvan voorbeelden te geven?

De afslanking van de rijksoverheid ligt op schema, zo vermeldt de brief. De zwaarste inspanning moet echter de komende twee jaar worden geleverd, en die zal onder druk komen te staan door de economische crisis waardoor wellicht de gestelde doelen niet gehaald worden. Het risico dat de uitstroom daarbij achterblijft, is groot. De vraag is of het tempo van de afslanking echt kan doorzetten. Welke echte inspanningen doen de minister en de staatssecretaris om deze klus toch te klaren? Bij de inspectie lijkt er juist een toename te zijn van het aantal ambtenaren, waarbij ook de Tweede Kamer een rol speelt. Kan de minister hiervan concrete voorbeelden geven en aangeven hoe wij voortaan ons leven zouden kunnen verbeteren?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Mevrouw Smilde zegt dat we het gaan halen als het tempo kan worden doorgezet. Dat is toch helemaal niet zo? We hebben bijna nog niets gehaald. Het punt is juist dat nu nog het grootste deel van de afslanking gehaald moet worden. Dat tempo moet dus geweldig omhoog.

Mevrouw Smilde (CDA): Ik weet niet of ik met zoveel woorden heb gezegd dat het gehaald kan worden. Ik bedoel te zeggen dat de komende twee jaar de zwaarste inspanning moet worden geleverd. Dat lijkt mij een hele klus, ook met het oog op wat er toch nog toe is gedaan en op de economische crisis. We hebben ook in de brieven gelezen dat daar grote vraagtekens bij staan. Daarom vraag ik ook om extra inspanningen om de klus toch te klaren. Het ambitieniveau waarmee we bezig waren, moet altijd voor ogen worden gehouden. Daar ga ik voorlopig op in.

Over de moties is al het nodige gezegd, maar wij kregen een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het uitvoeren van de motie-De Pater-van der Meer/Heijnen, of liever het niet uitvoeren daarvan. Er is kennelijk een fors verschil van mening tussen het kabinet en de provincie. Het kabinet geeft aan dat bij de uitvoering van de nieuwe verordening nauwelijks werkgelegenheid is te verwachten en de provincie stelt dat er substantieel meer werk van komt. De provincie stelt ook dat zij de afgelopen periode meerdere ambtelijke politieke en bestuurlijke signalen heeft ontvangen die duiden op uitvoering van de motie. Hoe zit dat nu precies? De minister lijkt wel bereid om mogelijke extra taken die voortvloeien uit de verordening neer te leggen in Heerlen, maar hoe hard kan die belofte worden gemaakt? Kortom, hoe zit het met de uitvoering van de motie?

De vernieuwing rijksdienst is nog lang niet voltooid en zal het komende kabinet nog de nodige hoofdbrekens geven. Ik vraag deze bewindslieden welk testament zij aan hun opvolgers meegeven.

De heer Graus (PVV): Waarom heeft het CDA mijn motie niet gesteund voor het vooraf regelen van compensatie? Als het kalf verdronken is, dempt men de put; laten we heel eerlijk zijn. Waarom heeft men mij niet gesteund?

Mevrouw Smilde (CDA): Op welke motie doelt u?

De heer Graus (PVV): Ik heb vorig jaar de motie-Graus ingediend waarin ik de regering verzocht om vooraf compensatie te regelen voor de werkgelegenheid, indien het hoofdkantoor onverhoopt toch zou verdwijnen. Die motie is niet gesteund door het CDA.

Mevrouw Smilde (CDA): Dat zou hebben betekend dat wij op voorhand al compensatie zouden hebben geleverd, terwijl we niet wisten hoe groot de wegvloeiing van de werkgelegenheid zou zijn. Voor ons hebben altijd behoud en vervanging van werkgelegenheid voorop gestaan. Ik denk dat wij daarom die motie niet hebben ondersteund.

De heer Graus (PVV): Het was wel bekend hoeveel arbeidsplaatsen zouden verdwijnen. Het was niet bekend hoeveel er voor terug zouden komen. Daarom heb ik gezegd dat het vooraf geregeld moest worden. Die motie is niet gesteund door het CDA en ik denk dat dit een van de redenen is waarom het CDA een gigantisch pak op zijn broek heeft gehad van de Limburgse kiezer.

Mevrouw Smilde (CDA): Hiermee neemt de heer Graus een voorschotje op onze evaluatiecommissie. Ik zal het doorgeven. Wat betreft zijn motie vinden wij dat we in het algemeen op zoek moeten gaan naar vervanging van werkgelegenheid en niet op voorhand moeten compenseren. Bovendien weet je ook niet welk prijskaartje daaraan hangt en zoals de heer Graus weet, hebben wij problemen met het financieel rond krijgen van welk prijskaartje dan ook.

Voorzitter: Smilde

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Het is belangrijk, ook op dit moment, om te spreken over deze onderwerpen, waaronder de vernieuwing van de rijksdienst. Daar zal ik mee beginnen; de andere onderwerpen worden door mijn collega behandeld. Ik wil graag vooropstellen dat de aandacht voor dit onderwerp weliswaar in een ander kader is komen te staan door kabinetscrisis, verkiezingen, nieuwe Kamer en formatie nieuw kabinet, maar dat het werk eraan natuurlijk doorgaat. Ik zeg dat ook aan het adres van de heer Heijnen. Het betekent niet dat ik op een of andere manier de kabinetscrisis bagatelliseer. Die heeft natuurlijk allerlei gevolgen gehad, ook indirecte. Ik reken het echter tot mijn taak om het project vernieuwing rijksdienst voor de resterende duur van deze kabinetsperiode tot een afronding te brengen. Mevrouw Berndsen heeft terecht opgemerkt dat ik doorga met het realiseren van de diversiteit in de politietop en het verbreden daarvan tot de andere echelons van de politie. Het kan echter wel plotseling gebeuren dat we ons een voortreffelijke korpschef in het noordelijke deel van het land zien ontvallen, die behoorde tot degenen die we zo welkom hebben geheten omdat zij zo'n bijdrage leverden aan de diversiteit van de politietop. Ofwel: ik ben erg verheugd om mevrouw Berndsen nu hier te ontmoeten.

Ik kom bij de algemene uitgangspunten van wat ons op dit terrein te doen staat. Over de achtergrond van de vernieuwing rijksdienst is door mijn voorgangster een- en andermaal met de Kamer gesproken. Ik ben blij dat we kunnen constateren dat de uitvoering van de doelstelling goed op schema ligt. Dat schema was er wel een van oplopende omvang, maar het is niet anders dan in de planning zat van mijn voorgangster en zoals eraan is gewerkt in het kader van het project vernieuwing rijksdienst. Dat is dus gewoon goed. Daarbij neem ik graag ook ter harte de opmerking van mevrouw Van Gent. Dat was eigenlijk ook mijn gevoel: natuurlijk gaat het allemaal niet moeiteloos en rimpelloos, maar ik ben heel blij dat zij ook verwoordde dat wij niet moeten vervallen in een soort algemeen mopperen op de ambtenarij ten aanzien van het vervullen van vacatures, ook wanneer daar op onderdelen soms een uitbreiding in zit die niet was voorzien, maar zeker ook bij de uitbreidingen die waren voorzien, die onderdeel waren en zijn van het kabinetsbeleid. We moeten ons daarbij realiseren dat het gaat om de vervulling van de publieke taak. Het allerbelangrijkste is en blijft de goede vernieuwing van de publieke taak. Dat we dat kunnen combineren met een realisering van de doelstelling voor vermindering en opheffing van functies, is een verlies aan aantallen plaatsen dat winst is voor deze doelstelling.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het lijkt alsof wij het totaal eens zijn, althans op het punt van het «compliment van de dag». De minister zegt echter dat de inkrimping van het aantal ambtenaren prima loopt, en dat is niet het geval. Ik wil daarop graag een preciezer antwoord, want met peptalk komen we er niet.

Minister Hirsch Ballin: Nee, maar de kwantitatieve stand van zaken is dat de netto krimp van de rijksdienst per 31 december 2009 2133 was, en dat er van de investeringsruimte van het huidige kabinet, die 1210 was, 885 gebruikt is. Dat zijn de reële cijfers.

De heer Heijnen (PvdA): Daar heeft de minister gelijk in. Het kwart dat stond voor eind 2009 is gerealiseerd. Maar wat vindt hij ervan dat de reductie tussen 2008 en 2009 niet verder is doorgezet? De omvang is hetzelfde gebleven als eind 2008. Wat zegt dat over de kans dat het in 2010 en 2011, wanneer nog driekwart van de taakstelling moet worden gerealiseerd, wel gaat lukken? Ik zeg dat met erkenning van de opmerking van de minister dat hij daar volledig voor gaat. Baart het de minister geen zorgen dat het stagneert? Wat doet hij eraan om te voorkomen dat de stagnatie doorgaat?

Minister Hirsch Ballin: Onverminderd vasthouden aan wat is afgesproken. Dat geldt ook in de relatie tot mijn collega's. Maar ik zal ze niet plotseling confronteren met een andere doelstelling dan de doelstelling die we hadden.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De minister spreekt over onverminderd vasthouden aan de doelstelling. Kwantitatief kan hij zeggen dat hij doelen heeft gehaald, maar dat is niet op de gebieden waarop we het graag wilden. We hebben het de vorige keer in dit debat bijvoorbeeld gehad over het ministerie van Defensie. Daar is het probleem dat het doel wel bij de uitvoerende diensten wordt gehaald, maar niet waar het was bedoeld, namelijk op het beleid en in de top van het departement. Daar wil ik graag een reactie op, want dat debat was een jaar geleden en er is niets veranderd.

Minister Hirsch Ballin: Ik zal niet beweren dat de vermindering bij alle departementen in gelijke mate is gerealiseerd. Ik constateer echter wel dat de relatief grootste korting is gerealiseerd op het beleid, namelijk min 4,7%, op de inspecties, namelijk min 5% en op de uitvoering, namelijk min 1%. Voor de rijksdienst als geheel is dat gerealiseerd. Ik zal met mijn collega van Defensie uiteraard de contacten intensiveren over de discrepantie die er is ten opzichte van het totale beeld. Het is ook onze opvatting dat we het er juist in overhead moeten uithalen. Ik heb gisteren daarover uitgebreid gesproken in het debat over de politiebegroting. Ik zeg dat ook aan het adres van mevrouw Van Gent, die een paar punten aansneed die ik goed begrijp maar waarop ik gisteravond al heb gereageerd.

Mijn volgende punt is het adviesstelsel. Het eerste deel, met betrekking tot het overzicht van de ontwikkeling bij de kennisinstellingen, is in februari aan de Kamer gestuurd. Er moet nog een nadere analyse komen. Die krijgt de Kamer zo snel mogelijk, over twee à drie weken.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik wil graag weten wat daar dan in komt te staan. Mijn geduld is namelijk een beetje op na ruim twee jaar. Dit was ook een mooie kans om een aantal dingen te verbeteren op dat terrein. Staan in die analyse de kosten, de fte's, de overlap van taken en de effecten? Of krijgen we weer zo'n snel berichtje met wat informatie? Dan ga ik liever naar de Rekenkamer.

Minister Hirsch Ballin: Ik zal ervoor zorgen dat u zulke informatie krijgt, dat de behoefte om naar de Rekenkamer te gaan, wordt weggenomen. Uiteraard is het uw bevoegdheid om daarover te beslissen, maar ik zal me ervoor inzetten om die behoefte weg te nemen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dank u wel.

Minister Hirsch Ballin: Ik ga verder met de Hoge Colleges van Staat. Die maken geen deel uit van het programma vernieuwing rijksdienst. Strikt genomen is dit dus een andere rubriek. Uit oogpunt van volledigheid en consistentie heb ik de Kamer wel de cijfers gegeven in de zesde voortgangsrapportage. De Hoge Colleges van Staat sturen zelf op een efficiencytaakstelling van 5%. Ik noem de bezettingscijfers. Bij de Ombudsman is de bezetting gestegen van 130 naar 141. Bij de Kanselarij der Nederlandse Orden is er een stijging met 2. Bij de gouverneurs van de Antillen en Aruba is er een daling met 1. De Algemene Rekenkamer is gedaald van 295 naar 288. De Raad van State is gedaald van 558 naar 537 in het laatste jaar. De Eerste Kamer is gelijk gebleven en de Tweede Kamer ook. Dit geldt voor de vergelijking van 31 december 2008 met 31 december 2009. Ja, er zit per saldo een stijging in voor de Tweede Kamer, maar de vergelijking werd even gemaakt met 23. Maar zoals gezegd, valt dit er strikt genomen buiten; het is alleen ter informatie.

Mevrouw Berndsen vroeg waar de intensivering voor is gebruikt. Dat is onder andere voor UWV, SVB, AFM en Belastingdienst. Daar zitten ook de financiële-crisismaatregelen bij.

Mevrouw Van Gent vroeg naar de politieke keuzes die eronder zitten. Die werken uiteraard door in de verhouding van snijden en selectieve uitbreiding. Ik gaf daarvan zojuist een voorbeeld in antwoord op de vraag van mevrouw Berndsen. Er zullen verdere politieke keuzes moeten worden gemaakt. Het is niet aan mij om op dit moment vooruit te lopen op wat een kabinetsformatie zal opleveren, maar iedereen weet dat er ook uit financieel oogpunt nog wel het een en ander te doen staat. Er zijn inmiddels ook discussies over wat er uit oogpunt van doelmatigheid moet worden gedaan en over de departementale indeling. Daarvan hebben we ook verschillende beschouwingen gekregen. We hebben een heroverwegingsrapport op dit punt. Het is een geluid dat altijd opklinkt uit de leiding van de departementen, waarbij dan vaak wordt gezegd: voeg ons niet samen, want samen worden we niet vanzelf gelukkiger en beter dan wanneer we het afzonderlijk doen. Ik zou ook niet willen beweren dat het samenvoegen als een soort doel in zichzelf moet worden gezien, maar waar overlappingen zijn tussen departementen en waar dezelfde of sterk verwante taken door twee organisaties naast elkaar worden verricht, kan natuurlijk wel een zeer legitieme reden zijn om te komen tot samenvoeging of herschikking. Dat soort overwegingen en keuzes zullen wel moeten worden gemaakt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De vraag is dan of er een soort checklist is, waarin een en ander wordt afgewogen. Als die er is, zou ik die graag ontvangen; dat zal de minister begrijpen. Dat vind ik interessante informatie.

Minister Hirsch Ballin: U hebt die informatie. In heroverwegingsrapport nr. 19 komt die aan de orde. Natuurlijk staan in een heroverwegingsrapport varianten, waarover politieke standpunten kunnen worden bepaald. We hebben de afspraak gemaakt dat het kabinet in zijn demissionaire conditie geen standpunten zal innemen, maar anderen zijn hierover vast wel aan het vooruitdenken. Het is ook niet uitgesloten dat mensen die er geen standpunten over innemen als demissionair minister wel aan het denken zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Is dat nou een opluchting, of ...?

De voorzitter: Die weging laat ik aan een ieder!

Minister Hirsch Ballin: Mijn volgende punt is de efficiency. Die mag niet ten koste gaan van de burger. Daarop haakte ik al even in toen mevrouw Van Gent een enkele algemene opmerking maakte. Dienstverlening op een 7 is een belangrijk onderdeel. Daar gaat het goed mee en daar is dan ook behoorlijk in geïnvesteerd, waarmee ik niet wil zeggen dat daarmee het werk is gedaan, dat het niet meer verder hoeft en er geen hogere doelstellingen mogen komen.

Mevrouw Smilde vroeg hoe we de sturing op de projecten beheersbaar houden. Ik noem hierbij PDOK, Publieke Dienstverlening op de Kaart. Daarbij is bij «kaart» gedacht aan de landkaart en de activiteiten die we daarmee ontwikkelen. Er zit ook een grapje in: men wil het op de kaart zetten. Het is dus een leuke aanduiding voor het project. De ministerraad heeft onze collega van VROM hiervoor verantwoordelijk gemaakt. Zij is dan ook opdrachtgever. Er is een projectplan dat wordt uitgevoerd en dat geldt voor alle investeringsprojecten. Het dient ter verbetering van de verstrekking van geografische informatie.

Mevrouw Smilde (CDA): Mijn vraag was hoe we al die projecten beheersbaar houden. Wie houdt er sturing op? Daar was dit project een voorbeeld van.

Minister Hirsch Ballin: Dat doet in dit geval dus mijn collega van VROM. Er worden in de ministerraad afspraken gemaakt zowel over de ambtelijke als over de politieke verantwoordelijkheidsverdeling. Mevrouw Smilde spreekt nu met ons als bewindslieden van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de samenhang van het geheel.

Ik ga verder met de motivatie van de medewerkers, ook in demissionaire status. Het feit dat we hier zitten, betekent dat het programma vernieuwing rijksdienst niet behoort tot de controversiële onderwerpen waar de Kamer niet meer over wil spreken. Het programma gaat dus door en de medewerkers zijn onverminderd hard aan het werk, en de programmaorganisatie is intact gebleven.

Mevrouw Smilde vroeg naar de inspecties. Die zijn 5% in omvang afgenomen. Sommige, zoals de IGZ, zijn in omvang toegenomen; dat is waar. Een extra vraag van de Tweede Kamer heeft geleid tot extra personeel voor de VWA. Het risicogerichte toezicht wordt gedaan door de Inspectie van het Onderwijs. Het gaat dus om het beeld als geheel, maar er kunnen specifieke omstandigheden zijn die tot iets anders leiden.

Mevrouw Smilde heeft mij gevraagd naar mijn testament. Dat berust bij een notaris te Tilburg. Wat betreft mijn functie van minister van BZK is er in de ministerraad afgesproken, en ter voorkoming van misverstanden uitdrukkelijk door de minister-president onder ons aller aandacht gebracht, dat wij in functie geen testamenten dienen te maken. Desalniettemin vervullen wij natuurlijk wel onze functie, en die betekent dat er voor de vervulling van het ambt niet een tijdshorizon is, zoals de datum van het einde van de kabinetsformatie. Nog even afgezien van het feit dat wij die nog niet kennen. Het programma vernieuwing rijksdienst is het staande beleid en ik heb geen reden om aan te nemen dat op dit punt in de formatie zal worden afgesproken dat dit beleid zal worden doorkruist. Het zal de komende twee jaar worden afgemaakt. Dat betekent de uitvoering van alle verbeterprojecten en de taakstelling, waarvoor geldt wat ik eerder heb gezegd over 2010 en 2011. De vorming van één rijksdienst is daarmee nog niet compleet, al is het heel opmerkelijk dat we nu echt allemaal onder één logo en met één huisstijl werken. Die pas komt er ook, als er niet te veel problemen zijn met persoonsgegevens. Mijn collega zal daar straks op ingaan.

Graag geef ik op dit punt een kleine persoonlijke observatie over de vier jaar waarin ik ambten heb mogen vervullen die ik ook in een eerdere periode heb vervuld. Dat was slechts heel kort eerder als minister voor Binnenlandse Zaken, en langer als minister van Justitie. In het vermogen van mensen om interdepartementaal samen te werken, of vanuit de rijksdienst samen te werken met de gemeenten, zie ik een indrukwekkende verandering in de periode 2006–2010 vergeleken met de periode 1989–1994. Die was ook hoognodig, maar als ik de twee perioden vergelijk op het gebied van de preventie en bestrijding van criminaliteit en het verbinden daaraan van aandacht, zorg en re-integratie van mensen die vrijkomen, zie ik een indrukwekkende verandering, bijvoorbeeld in de verhouding tot gemeenten. Dat geldt ook op andere terreinen. Ik ben nu hier en daarom ben ik niet bij het overleg dat ongeveer gelijktijdig plaatsvindt over de aanbevelingen van de commissie-Mans over de handhaving op milieuterrein. Als ik zie hoe ik daarover heb gesproken en heb samengewerkt met eerst collega Cramer en vervolgens collega Huizinga, en hoe we het als gezamenlijk probleem beschouwen en neerzetten, dan is dat een indrukwekkende verbetering. Dat is overigens geen persoonlijke klacht ten opzichte van de vroegere collega's, maar gewoon een kwestie van attitude. Dat werk gaat door; een aantal aspecten daarvan heb ik al besproken.

Ik kijk even naar rechts, naar de staatssecretaris, want er zijn ook vragen gesteld over de inhuur van externen en het lijkt me redelijk om ervan uit te gaan dat wij vanuit BZK verwijzen naar de vakministers, ...

De heer Van Raak (SP): Voorzitter, hier maak ik ernstig bezwaar tegen.

Minister Hirsch Ballin: ... en nu zit hier toevallig een van die vakministers! Ik ben graag bereid om de punten die Justitie aangaan, met de Kamer te bespreken. Specifieke argumenten die gelden rondom de inhuur van externen bij een bepaald departement zal ik als minister van Justitie graag beantwoorden.

De heer Van Raak (SP): Wij gaan het vandaag hebben over de inhuur van externen bij de ministeries. U moet zelf binnen de regering maar aanwijzen wie daarover gaat. Volgens mij gaat de staatssecretaris erover. Wat ik in dit debat niet wil, is dat elk van de bewindspersonen verwijst naar een andere bewindspersoon. Als dat gebeurt, roep ik jullie allemaal, samen met de minister-president, naar de Kamer om jullie allemaal tegelijk te ondervragen.

De voorzitter: Ik maak even een rondje op dit punt, dan kunnen de bewindslieden erop reageren.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Het punt van de inhuur van externen is duidelijk gemaakt door mijn collega Van Raak. Ik heb nog een vraag. Is de minister nu klaar met het punt van de operatie rijksvernieuwing? Ik begreep dat hij die zou behandelen. Ik heb ook in de kwalitatieve sfeer een aantal heel duidelijke vragen gesteld en die zijn absoluut niet beantwoord. Die vragen gingen bijvoorbeeld over één e-mailadres, de rijkspas – daar is iets over gezegd – en de aanstelling bij het Rijk. Behandelt de staatssecretaris die onderwerpen of liggen ze bij de minister?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het is misschien een lollig bedoelde provocatie, maar voordat wij weer iemand moeten inhuren – dat kost ook geld – wil ik hier gewoon opheldering over. Dit is een lang slepend dossier waarover de Kamer «not amused» is. Er moet dus echt een goed antwoord op komen.

De heer Brinkman (PVV): Een grapje moet altijd kunnen, maar volgens mij zat het «m ook in het woordje «vakminister». Het gaat er namelijk juist niet om dat het een vakminister betreft, maar we hebben hierover al jaren gesproken en we hebben juist met elkaar afgesproken dat er één coördinerende minister zou zijn.

De voorzitter: Ik denk dat het gevoelen van de Kamer nu duidelijk is. Ik geef nu eerst het woord aan de minister van BZK, want mevrouw Van der Burg had nog wat vragen. Het verhaal over inhuur van externen laat ik maar even aan uw onderlinge afspraken over.

Minister Hirsch Ballin: Nou ja, dat gaat heel erg goed. We zijn samen voor het geheel verantwoordelijk. De verantwoordelijkheid van de staatssecretaris is onverminderd de mijne, als minister. Ik wilde u helemaal niet aandoen dat we nu met elkaar gaan zitten kwartetten. Dan zouden we bovendien nog twee collega's nodig hebben.

Mevrouw Van der Burg heeft vragen gesteld over de ene rijksdienst. Ik heb daar een deel van beantwoord. Ik beantwoord nu de rest. Kan op andere manieren sneller worden gekomen tot één rijksdienst? Waar het mij om gaat, is dat het niet alleen in de uiterlijke kenmerken aanwezig is, maar ook in de attitudes. Daarom had ik het na het logo en de pas over wat ik waarneem aan de manier van werken en samenwerken van verschillende departementen. Daarvoor is een programma gemaakt dat de strategische doelstellingen realiseert met interne en externe maatregelen. Daarbij horen: het Rijk als fiscale eenheid beschouwen, de ongehinderde overdracht van P-dossiers en de tijdelijke indienststelling van personeel. Die dingen worden in onze taakverdeling door de staatssecretaris gedaan; ook payroll en dergelijke. Dan is het inderdaad iets wat zich ook manifesteert in de wijze van aanstelling. Het ene e-mailadres is eigenlijk een puur praktische kwestie. Als men niet weet bij welk departement men terechtkan, is het zeer wenselijk dat er een mogelijkheid is om e-mail door te geleiden naar degene die erover gaat. Er moet natuurlijk wel een verdeling in de adressen zijn, zodat stukken op de goede plaats terechtkomen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dit zijn vrij algemene antwoorden. Je ziet bij het Rijk telkens initiatieven. Een aantal ministeries doet dan mee. De heer Heijnen gaf het voorbeeld van de Auditdienst. We investeren daar ontzettend veel geld in. Hetzelfde geldt voor de rijkspas. Nu wordt gezegd dat die wel voor iedereen wordt ingevoerd. Dan wil ik graag weten wanneer dat gebeurt, want daarover hoor ik verschillende berichten. Dat geldt ook voor die ene aanstelling. Daar zijn afspraken over gemaakt. Het kan allemaal wel heel ingewikkeld zijn, maar het is wel de basis om ervoor te zorgen dat mensen vrij flexibel kunnen schuiven tussen ministeries. Dat geldt voor zo'n e-mailadres ook. Zo heb ik ook nog de werkplek genoemd. Ik heb een paar voorbeelden gegeven. Wij investeren veel, stoppen dat in een gezamenlijk project en vervolgens is er dus kennelijk een mogelijkheid voor een heleboel ministeries en diensten om te zeggen: ach weet je wat, we hebben wel veel geïnvesteerd, maar we doen toch nog maar even niet mee. Dan volgen vertragingstechnieken. Dat wil ik hier aankaarten. Ik wil een concrete toezegging wanneer dit voor elkaar is, want het geld gaat er als een gek uit.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister, maar ik heb de indruk dat de staatssecretaris er ook op terugkomt.

Minister Hirsch Ballin: We gaan het niet dubbelop zeggen. De staatssecretaris zal spreken over aanstellingskwesties en dergelijke.

Ik kom bij het beeld van de inhuur van externen door Justitie. Dit tegen de achtergrond van het algemene beeld dat de Kamer nog krijgt van mijn collega. In 2009 is 294 mln. uitgegeven aan de inhuur van externen door Justitie. Dat is exclusief de bijdrage van de Raad voor de rechtspraak, 16,3 mln. in totaal. Uitgaven voor de inhuur van beveiligingspersoneel waren 47 mln., uitgaven voor P-Direkt 17 mln. en uitgaven voor Jeugd en Gezin, waarvoor de programmaministerconstructie geldt, 8,5 mln.

De rechtspraak is buiten de specifieke Justitieoverzichten gelaten. Niet omdat we de Kamer daarover niet willen informeren, maar omdat daarvoor een beperkte zeggenschap geldt. Met betrekking tot DJI heb ik de Kamer bij brief van 23 februari geïnformeerd over de specifieke reden om de kosten voor leveranciers van bewakings- en beveiligingsdiensten als van een andere aard te beschouwen. Die vormen een flexibele schil om het personeel waarover ik het volgende wil zeggen. Aan de algemene benadering en dergelijke hechten we grote waarde, maar dat betekent niet dat vervolgens het denken op nul moet worden gezet en we bijvoorbeeld beveiligingsproblemen voor onze penitentiaire inrichtingen moeten creëren. Dat heeft tot deze uitgaven geleid. Ik hoef niet te herhalen wat daarover staat in de brief van 23 februari.

Het verschil van inzicht met de Rekenkamer gaat dus niet over de onderliggende feiten, maar over de juiste toerekening. Wat is «facilitaire dienstverlening» en wat is «inhuur van externen»? Maar in beide situaties uiteraard met volstrekte openheid. Verwacht wordt dat de kosten voor externen bij DJI voor 2010 circa 50 mln. bedragen. Daarmee komen de kosten voor externen ruim 30 mln. onder de voor 2010 gestelde norm.

Ik ben hiermee gekomen aan het eind van mijn aandeel in de beantwoording.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. Ik zal eerst ingaan op de algemene kant van de externe inhuur. Ik sluit mij aan bij wat de minister heeft gezegd over de vernieuwing van de rijksdienst. Het blijkt best een weerbarstige materie te zijn.

Van 2008 op 2009 zijn de uitgaven voor externe inhuur licht gestegen, namelijk met 5%, bij een vrijwel gelijkblijvende omvang van fte's in de rijksdienst. Dat blijkt uit de gegevens die ik de Kamer heb gestuurd. Hieruit blijkt nog maar eens dat het terugdringen van de uitgaven voor externe inhuur geen gemakkelijke opgave is. Het sturingsinstrumentarium externe inhuur zoals dat in de loop van 2009 met de Kamer is afgesproken, en dan gaat het om de uitgavennorm van 13%, moet zijn vruchten nog afwerpen. 2010 is het eerste jaar waarin zichtbaar kan zijn wat het effect van de uitgavennorm is. In dat kader moet het antwoord worden gelezen op de vraag van de Kamer hoe de motie-Roemer wordt uitgevoerd. We hebben het overzicht gegeven. Het nieuwe sturingsmechanisme is in juni 2009 overeengekomen, volgens inderdaad het principe comply or explain. Dat werkt. Zes ministeries hebben uitgelegd waarom ze boven de norm zitten. Over één daarvan heeft de minister zojuist een toelichting gegeven. Het inhoudelijke debat is ook deels gevoerd bij de jaarverantwoording van BZK. Toen is de motie-Roemer ingediend die een verdere verlaging beoogt van de uitgavennorm, naar 10%. Daarover heb ik de Kamer een brief doen toekomen. We schreven niet dat we dat element niet willen uitvoeren, maar dat we het niet kunnen uitvoeren voor 2010. In de praktijk sturen wij nu op 13%. Dat is al weerbarstig. We laten het aan een volgend kabinet om voor 2011 te sturen op 10%. We realiseren ons dat de motie is aangenomen. We hebben echter gereageerd op de huidige stand van zaken. We kunnen het dus niet en een volgend kabinet moet sturen op uitvoering van de motie en de verwerking ervan in de begroting van het jaar erop.

De heer Van Raak bracht nut en noodzaak van externe inhuur ter sprake. De totale uitgaven voor externe inhuur voor 2009 bedragen 1,3 mld. Zeker 65% van die uitgaven wordt besteed aan uitzendkrachten. In de stukken staat een staatje. Het gaat dus niet alleen om interim-managers et cetera, zoals de heer Van Raak betoogt. Zo'n 65%, – 63,4%, om precies te zijn – is voor uitzendkrachten. Dat is een belangrijk deel. Dat zijn mensen die bijvoorbeeld de BelastingTelefoon opnemen. Zonder die mensen kunnen de gewoneburgerantwoorden niet worden gegeven. Dit staat in de bijlage bij de brief van 24 juni 2009. 15% van de uitgaven betreft ICT-personeel. Bij elkaar gaat het bij zo'n 80% van de externe inhuur om personeel dat nodig is om de gewone taken uit te voeren. Het gaat dus niet alleen om dure interim-managers.

Er is specifiek gevraagd naar de inhuur door BZK. Het gaat daarbij vooral om VRD-projecten die rijksbreed worden uitgevoerd. Dat staat ook in een brief aan de Kamer. Het gaat om 15%. Daar is die overschrijding aan te wijten.

We sturen voor de inhuur op 13%. Er is aangegeven welke departementen daaraan voor 2010 niet voldoen. Wij realiseren ons dat de motie is aangenomen, maar we kunnen die voor 2010 niet uitvoeren. Dat zou dan voor 2011 moeten zijn. Wij dachten destijds dat een volgend kabinet het zo snel mogelijk moet verwerken in de begroting. Dan kun je daar realiter weer op sturen.

Dat is wat ik in algemene zin over de externe inhuur kan zeggen.

De heer Van Raak (SP): Dit is in ieder geval een genuanceerder verhaal. Het is al beter dan de brief, maar we zijn er nog niet. Waarom zijn sinds 2001 de uitgaven aan externen verdubbeld? Ik snap best dat af en toe een superspecialist tijdelijk moet worden ingehuurd en ik kan mij zelfs voorstellen dat voor echt tijdelijke functies uitzendkrachten worden ingehuurd, maar er is een inhuurcultuur ontstaan. Die moet doorbroken worden. Dat moet vrij radicaal gebeuren. Het kan niet beetje bij beetje, want er is een cultuurverandering nodig. Daarom heeft de Kamer de motie-Roemer aangenomen. De regering heeft die uit te voeren. In het briefje dat we hebben ontvangen, schrijft de regering dat het niet kan. Dat is onacceptabel. Het kan wel. Als iets pijlsnel omhoog kan gaan, kan het ook weer pijlsnel omlaag. Dat zegt de staatssecretaris ook. Ze zegt dat het komende Prinsjesdag misschien nog niet lukt, maar de Prinsjesdag daarop wel. Ik wil dus een brief waarin het kabinet de Kamer netjes uitlegt: dames en heren Kamerleden, wij gaan die motie natuurlijk uitvoeren, maar om deze en deze redenen lukt dit niet voor de komende Prinsjesdag, maar om deze en deze redenen gaat het wel lukken in 2011, en daartoe hebben we dit en dat in gang gezet en zou het volgende kabinet dat en dat moeten doen om dat te realiseren. Ik wil een brief waarin staat hoe de motie-Roemer wordt uitgevoerd. Is de staatssecretaris bereid om zo'n brief te sturen?

De voorzitter: Ik verzoek u allen om kort te formuleren, want dan houden we een beetje het tempo erin.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Over 2010 heeft de Kamer de informatie gekregen. Wij sturen op de andere norm. De Kamer weet welke departementen daar wel en niet aan voldoen en wat de argumenten zijn. Het debat over de vraag waarom departementen de norm niet realiseren, moet met de vakministers worden gevoerd, zoals de minister van Justitie het zojuist voor zijn eigen departement aangaf. Met mijn voorganger is afgesproken dat wordt gestuurd op 13%. Er is een nieuwe afspraak. De aangenomen motie beoogt 10%. Ik geef aan dat we dat niet kunnen realiseren in 2010, omdat we nu eenmaal sturen op 13%, volgens het mechanisme van comply or explain. Het zal verwerkt moeten worden in de begrotingsvoorbereiding door een nieuw kabinet dat er vervolgens op gaat sturen. Zo staan wij erin. Waarom de norm van 10% wel gehaald kan worden voor 2011, kan ik natuurlijk niet aangeven. Dat is een rare manier van doen. Je moet erop sturen dat het dan gerealiseerd wordt. Dat is echt aan een volgend kabinet, anders regeren we wel erg over ons graf heen.

De heer Van Raak (SP): Dat is niet over het graf regeren, dat is uitvoeren wat de Kamer wil. Sinds Verantwoordingsdag is er een nieuwe norm. Die nieuwe norm is 10%. Dat is hartstikke veel geld. De regering moet de motie uitvoeren. Als de regering zegt dat het niet kan voor de komende Prinsjesdag, moet zij aangeven waarom het op Prinsjesdag maar 13% kan zijn en in 2011 wel 10%. De regering moet ook aangeven hoe we in 2011, Prinsjesdag volgend jaar, de nieuwe norm gaan halen. Nu moeten dingen in gang worden gezet. Wat gaat de regering in gang zetten om ervoor te zorgen dat komende Prinsjesdag 13% wordt gehaald, maar vooral ook om ervoor te zorgen dat de volgende Prinsjesdag, in 2011, 10% wordt gehaald? Dat moet de regering aangeven.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voor 2010 is het gewoon niet realiseerbaar. Dat is helder gemaakt in de brief. Voor 2011 gaat het om meer dan alleen sturen op geld. Het demissionaire kabinet maakt een beleidsarme begroting. Alleen grote problemen worden opgelost. Als je hierop wilt sturen, moet je niet alleen sturen op geld, maar ook op het afstoten van taken. Voor de organisatiekant, het samenvoegen van functies, moeten echt keuzes worden gemaakt, ook door een nieuw kabinet. Daarom is het zo opgeschreven. Dat wil niet zeggen dat ik het wegwuif. De heer Van Raak weet dat ik vind dat hier echt op gestuurd moet worden, maar meer kunnen wij op dit moment niet doen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik constateer dat de staatssecretaris aangeeft dat het in de begrotingen voor het volgende jaar wordt geregeld. Dat is goed nieuws. Ik denk echter dat de staatssecretaris verder kan gaan. Er is nog een halfjaar te gaan in dit jaar. Ik begrijp dat de norm van 10% niet wordt gehaald, maar je kunt er extra stringent op sturen en meters maken.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voor 2010 sturen we op de afgesproken norm van 13%. U vraagt of het niet stringenter kan. U hebt gehoord dat het al een hele hijs is om op die 13% te sturen. Dat doen we nadrukkelijk. Waar het niet lukt, moeten de debatten met de vakministers worden gevoerd. Dit is een coördinerende verantwoordelijkheid. Dat is altijd lastig. Uw opstelling helpt om specifieker te kijken naar de cultuur van het inhuren en om de druk op dat punt op te voeren. Wij zullen dit debat aangrijpen om nadrukkelijker het gevoelen van de Kamer over te brengen dat 13%, en liever meer, gerealiseerd moet worden. Dat is helder. Voor 2010 kunnen we het gewoon niet, maar voor 2011 behoort het tot de mogelijkheid om op een andere norm te sturen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Als er nog een halfjaar te gaan is, kun je wel degelijk naar 10%, gelet op de uitspraken van de Kamer. Ik begrijp best dat het formeel niet kan, maar wel qua attitude. Wat u aangeeft, betekent dat comply or explain niet werkt, want je moet erdoorheen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Wat de Kamer zegt, beschouw ik als een steun in de rug tegenover de departementen. Het gaat om houding, om cultuur. Daar zijn we het over eens. We zijn echter voor 2010 een norm overeengekomen met de Kamer. We moeten er alles aan doen om die norm te halen, en meer, want dat is wat de Kamer zegt. Maar dan moeten ook alle vakdepartementen waar deze discussies worden gevoerd, zo'n zelfde houding aannemen. Dat is de andere kant.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Mij is niet duidelijk waarom het voor 2010 niet te doen zou zijn. Heeft het met de contracten te maken? Zakken dan heel heftig bepaalde werkzaamheden in een zeer diepe put en gebeuren niet meer? Dat lijkt mij niet. Het gaat niet voor niets om mensen met flexibele contracten. Ik ben er dus niet van overtuigd dat het niet kan. Ik geef in overweging om de druk te verhogen en de ministeries glashelder te maken dat het budgettaire consequenties heeft als ze zich niet aan de aanspraken houden voor 2010, want met alleen lief vragen lukt het niet.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik heb zojuist gewezen op het staatje van de externe inhuur. Het gaat om taken die als ze niet meer worden uitgevoerd, leiden tot een slechtere dienstverlening. Als je minder uitzendkrachten wilt, moeten er maar minder mensen zitten bij de BelastingTelefoon. Dat is de werkelijkheid als je in het lopende jaar erop stuurt. Je moet dan taken afstoten. Voor een nieuw jaar kun je het in je begroting aangeven, anders kan het niet. Buiten de druk die er moet zijn, dat is helder.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Zo gaat het nou altijd. Dit horen we jaar in, jaar uit. Je krijgt een soort chantage met publieksdiensten die zouden wegvallen. Dat is leuk geprobeerd vanuit de ministeries, maar er kan wel degelijk een keuze gemaakt worden. Altijd wordt met veel gevoel voor dramatiek dit soort voorbeelden gegeven. Ik wil opheldering. Je kunt het ook elders weghalen. De Kamer zegt dat de publieksdiensten niet de dupe mogen worden. Er zijn nog een heleboel andere mogelijkheden. Ik vind dit iets te gemakkelijk.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: In het staatje bij de brief van 24 juni 2009 staat waaraan het geld besteed wordt. Daar moet je uiteindelijk keuzes in maken. Als het niet de uitzendkrachten zijn voor dit soort taken, het grootste deel dus, moet het ergens anders vandaan komen. Die debatten moeten met de vakministers worden gevoerd, normaliter bij de debatten over de voor- en najaarsnota en de begroting, want dan worden de keuzes gemaakt.

De heer Brinkman (PVV): De staatssecretaris brengt het op een manier die ik echt onacceptabel vind. Zij probeert ons te doen geloven dat 80% van de inhuur de lieve, aardige mensen betreft van de BelastingTelefoon, voorstellen waar wij allemaal voor zijn. «Als er ook maar één procentje van die reductie af moet, wordt de BelastingTelefoon de dupe en dat wilt u toch ook niet, Tweede Kamer?» Ik constateer dat de staatssecretaris op dit moment niets wil doen aan de reductie. Sterker nog, ze gooit het liefst alles over de schutting naar een volgend kabinet. Prima. Kan ik nog inkomen ook. Misschien zou ik hetzelfde denken. Maar kunnen we dan wel afspreken dat we van het volgende kabinet een goede brief krijgen met de huidige stand van zaken, met precies al die inhuur waarvan de staatssecretaris zegt dat die van uitzendbureaus afkomstig is maar niet allemaal crisismanagers betreft? Ik weet toevallig dat veel crisismanagers ook via uitzendbureaus, weliswaar bepaalde uitzendbureaus, het Rijk binnenkomen en ongelooflijk vet betaald worden. Ik wil precies weten om welke percentages het gaat. Ik laat mij de volgende keer niet weer het riet insturen met het verhaal dat het alleen om die arme mensen van de BelastingTelefoon gaat.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Er komt een brief over een maximumuurtarief. Daar sturen we op. Dat is een van de dingen waarnaar gekeken wordt. We rapporteren jaarlijks op deze manier, ook met percentages en om welk personeel en om welk type personeel het gaat. Wij zijn verantwoordelijk voor de coördinatie en sturen op de 13% die is afgesproken. Wij realiseren ons dat er een motie is waar we voor 2010 niet gemakkelijk op kunnen sturen, behalve bij taakafstoting, maar dat moet met de vakdepartementen worden besproken en anders worden verwerkt in de begroting voor 2011. Zo is bedoeld wat is geschreven in de brief. Ik wil wel toezeggen dat we gaan bezien of die uitsplitsing specifieker kan, maar er is al een degelijk overzicht van de externe inhuur bij de verschillende departementen.

De heer Heijnen (PvdA): Ik begrijp wat de staatssecretaris zegt over de opdracht om in 2010 de externe inhuur te beperken tot 10%. Er is echter één ding dat ik niet begrijp. Zij zegt dat een volgend kabinet maar aan de slag moet met het verder terugdringen van de externe inhuur. Als het demissionaire kabinet in barre financiële tijden niet de loon- en prijscompensatie uitkeert en voorstelt om ingrijpende bezuinigingen te realiseren in de zorg, kan datzelfde demissionaire kabinet naar mijn smaak bij de voorbereiding van de begroting voor 2011 bepalen dat de externe inhuur in 2011 wordt beperkt, zeker gelet op de unanieme motie van de Tweede Kamer ter zake. Wil de staatssecretaris daar eens op reageren?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik heb al gezegd dat de intentie was dat het vóór de begroting voor 2011 moet en dat de 10% dus daarin moet worden vormgegeven. Het idee ten tijde van het schrijven van de brief was dat een volgend kabinet het zou moeten doen. Ik realiseer me heus wat de Kamer op dit punt zegt. Als dit kabinet er dan nog zit, zal het met de motie in de hand sturen op 10%, omdat dat zo breed gedeeld wordt. Daar is geen misverstand over. Wanneer we het maximumuurtarief instellen, hebben we weer een belangrijk sturingsmechanisme op basis waarvan we echt kunnen sturen bij de departementen. Het is dus wel degelijk zo dat we een aantal maatregelen nu al nemen om te sturen in de omvang van het bedrag en om uiteindelijk tot minder budget voor externe inhuur te komen. Ik realiseer mij dat als er geen ander kabinet zit, dit een aangenomen motie is waarmee wij zelf aan de gang moeten bij de begrotingsvoorbereiding voor 2011.

De voorzitter: Na deze interrupties gaat de staatssecretaris verder met haar betoog.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Er was nog een vraag van de heer Van Raak over provincies en gemeenten en de redelijke norm. Die moet volgens hem ook op 10% liggen. Wij redeneren vanuit de autonomie van gemeenten en provincies. We sturen niet op taken. Er is een fonds. Gemeenten kunnen dat geld autonoom besteden, tenzij specifieke afspraken zijn gemaakt. Ik ben echter bereid om met gemeenten, provincies en waterschappen in het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen, dat begin juli is, het punt van de externe inhuur in te brengen, zodat ze daar nadrukkelijker op gaan sturen.

De heer Van Raak had nog een vraag over de bijzondere beloningen. Wat hebben die mensen allemaal voor bijzonders gedaan, zeker die in schaal 17-plus? Bijzondere beloningen zijn mogelijk op grond van arbeidsmarktoverwegingen. Het gaat dan om werving en behoud van mensen en om zaken in de bijzondere functiekenmerken, zoals een hoog afbreukrisico. Het gaat om eenmalige bijzondere prestaties: afronding van projecten en programma's, bovenmatige inzet en algeheel goed presteren, waar normaal ook naar gekeken wordt bij functioneringsgesprekken. Bijzondere beloning kan in twee vormen worden gegeven: als periodieke toeslag en als eenmalige toeslag. In de 17-plusgroep heeft 40% een bijzondere beloning gekregen in 2009. In 2008 was dat nog 64%. Er is dus al een behoorlijke daling ingezet. Een deel van de beloningen betreft periodieke toeslagen die vaak meerjarig zijn toegekend op grond van de arbeidsmarkt. Daar is niet gemakkelijk wat aan te doen. De eenmalige toeslagen zijn van 2008 op 2009 echter gedaald van 50% naar 19%. Het beleid is heel nadrukkelijk gericht op beperking. Dat heeft, juist omdat we op die eenmalige toeslag wel konden sturen, zijn effect gehad.

De heer Van Raak (SP): De vorige keer dat we hierover spraken, zei de staatssecretaris over bijzondere beloningen: er moet iets heel bijzonders zijn gebeurd wil je zo'n beloning krijgen. Het gaat dus niet over arbeidsmarkt of wat dan ook. Nee, er moet iets heel bijzonders zijn gebeurd. Blijkbaar heeft 40% van de ambtenaren in de schaal 17-plus – daaronder dus blijkbaar niet, maar daarboven bijna de helft – iets heel bijzonders gedaan. Wat is dat dan allemaal? Ik wil met de staatssecretaris afspreken dat je alleen nog maar een bijzondere beloning krijgt als je ervoor zorgt dat de inhuur van externen wordt teruggedrongen. Dat is de enige reden om nog een bijzondere beloning te krijgen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik kan dat niet geweest zijn, want ik heb dit onderwerp tot op heden niet behartigd.

De heer Van Raak (SP): De minister dan.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: De minister heeft dat denk ik inderdaad gezegd. Maar ik begrijp dat ik de rechtsopvolger van de minister ben in dezen. Daarom heb ik aangegeven waarop gestuurd wordt. Aan meerjarige afspraken kan ik niet gemakkelijk wat doen, aan eenmalige toeslagen wel. Daar is wat aan gedaan. Het beleid is erop gericht om die zo ver mogelijk terug te dringen. Daar zijn we het over eens. Ik zal overigens nog eens over uw suggestie nadenken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Net kwam de BelastingTelefoon als voorbeeld naar voren. Ik ben benieuwd naar voorbeelden waaruit zo'n bijzondere prestatie blijkt. Het lijkt namelijk een automatisme dat die beloning in bepaalde kringen gewoon wordt uitgekeerd.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Het kan nooit de bedoeling zijn dat het een automatisme is. Ik ben het in die zin helemaal eens met mevrouw Van Gent. Als het een bijzondere beloning is, moet het ook een bijzondere beloning zijn. Daarom wordt er ook op gestuurd. De eenmalige toeslag is al nadrukkelijk teruggedrongen. Je kunt rechtspositioneel niet komen aan gemaakte afspraken. Er wordt dus strikter de hand aan gehouden, zoals ik dat zelf in een vorig leven, in ambtelijke zin, toen ik daar eens meer naar gekeken heb, ook deed. Ik kan mevrouw Van Gent nu geen voorbeeld geven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Je gaat bijna struikelen over het woord «bijzonder», maar ik wil toch bijzonder graag weten onder welke voorwaarden en wanneer het gebeurt. Het lijkt mij belangrijk om te weten. We zijn er kritisch op, want vaak zitten er wel vormen van automatisme in. Die moet je doorbreken, want het gaat hier om mensen die toch al in een prettige schaal zitten. Van hen wordt al veel verwacht voor hun salarisniveau, zonder dat je daarvoor ook nog een extra vergoeding binnen moet tikken.

De voorzitter: Die prettige schaal is al bijzonder genoeg, wilt u zeggen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik begreep mevrouw Van Gent ook zo, voorzitter. Ik ben het daar helemaal mee eens. Je moet het heel strikt doen en het beleid moet zijn werking hebben. Het lijkt me te ver gaan om individuele voorbeelden te geven. Ik ken die overigens ook niet. Het gaat om het beleid en dat is geheel en al in lijn met wat mevrouw Van Gent wil.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het hoeft niet naar de persoon, maar ik ben wel benieuwd naar de voorbeelden en naar de cultuur die erachter zit. Het lijkt me van belang om het te weten.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: We zijn het erover eens dat die cultuur moet worden doorbroken. Een bijzondere beloning mag nooit een automatisme zijn. Wij sturen daar heel strikt op.

De heer Brinkman (PVV): Het debat blijft een beetje in het midden hangen en dat komt doordat we niet concreet worden. Nou denk ik dat het heel gemakkelijk is om een concrete afspraak met deze staatssecretaris te maken. Er zijn in de praktijk beloningen omdat mensen hun werk uitvoeren volgens hun salarisschaal of de functie die ze uitoefenen. Ze halen gewoon hun resultaten. Punt. Dat schijnt in de ambtenarij al zo bijzonder te zijn dat je daarvoor een toelage krijgt. Laat de staatssecretaris alsjeblieft niet zeggen dat het niet waar is en dat het niet bestaat, want dan ga ik haar de bewijzen leveren. Het bestaat namelijk wel degelijk. Er zijn sectoren binnen de overheid waarin mensen beloond worden puur en alleen omdat ze aan het eind van een jaar hun prestaties halen. Dat is geen extra, bijzondere beloning waardig. Ik zou het prettig vinden als de staatssecretaris dat uitspreekt en kenbaar maakt dat het daarmee afgelopen moet zijn. Dan heeft zij volgens mij al een heleboel van die bijzondere beloningen ondermijnd.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik heb al tegen mevrouw Van Gent en de heer Van Raak gezegd dat het beleid werkt. Het mag nooit een automatisme zijn. Mensen worden betaald voor een functie. Daarbij horen functie-eisen. Daar hoeft niets bij te horen. Er is een aantal structurele punten waar ik niet aan mag komen. De eenmalige toeslag is echt teruggedrongen, met grote stappen. In die zin werkt het beleid. U vraagt mij er nog een keer iets over te zeggen in bredere zin. Ik deel wat u erover hebt gezegd. Ik zal het nog een keer nadrukkelijk onder de aandacht brengen bij de mensen die daarover gaan. Er is geen misverstand over dat bijzonder echt bijzonder moet zijn.

De heer Heijnen (PvdA): Ik wil iets meer balans brengen in de discussie. Voor de PvdA-fractie is het probleem niet de bijzondere beloning als zodanig, maar het feit dat 40% van de mensen met schaal 17-plus die ontvangt en maar 11% van de mensen in schaal 1 tot en met 4. Wij zijn er voorstander van dat ambtenaren die zich onderscheiden een bijzondere beloning kunnen blijven ontvangen. Wij staan voor die hardwerkende ambtenaar. Ik geloof echter niet dat alleen mensen in hogere schalen bijzondere dingen doen en mensen in lagere schalen niet. Ik steun dus niet de oproep van de heer Brinkman om het helemaal af te schaffen. Het gaat om een relatief bescheiden bedrag van het gehele personeelsbudget van de rijksoverheid, maar het moet daar terechtkomen waar het nodig is en waar het hoort.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik ben het daar helemaal mee eens. Het is niet de bedoeling dat het alleen terechtkomt bij de mensen met hoge schalen. Als je een beleid voor bijzondere beloning hebt, moet het overal evenwichtig terechtkomen. Daarop wordt ook gestuurd. Er moet meer evenwicht komen in de staatjes in de jaarverslagen. Het is helder dat het geen automatisme moet zijn.

De voorzitter: Ik stel voor dat we de staatssecretaris haar betoog laten vervolgen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik ben gewoon met de beantwoording van de specifieke vragen bezig en wil nu het onderwerp van de diversiteit behandelen. De heer Brinkman heeft mij gevraagd hoe dit beleid is vormgegeven. We hebben speciale diversiteitsafspraken gemaakt. Het beleid is heel nadrukkelijk dat wij kiezen op basis van kwaliteit. Daar zijn de inspanningen op gericht.

Mevrouw Van Gent heeft een vraag gesteld over de verhouding tussen mannen en vrouwen in hogere schalen, in schaal 14, schaal 16 en schaal 17+. Het beleid is er inderdaad op gericht om meer vrouwen in de hogere functies te krijgen. Dat wordt ook doorgezet. Mevrouw Berndsen en de minister hebben hier zojuist ook over gesproken. Dit beleid werpt gestaag zijn vruchten af. De helft van het kandidatenprogramma van de Algemene Bestuursdienst bestaat nu bijvoorbeeld uit vrouwen. Dit geldt ook voor de meeste management-developmentprogramma's. Je ziet dus dat hier echt beweging in is. Natuurlijk bestaat er wel een spanning tussen inkrimping van de organisatie en het streven naar meer vrouwen in een aantal functies. Dit is altijd lastig. Daardoor is er bijvoorbeeld weinig ruimte voor zij-instromers. Je moet het dus hebben van de mensen die al in de dienst werken en van de scholen. Op pagina 29 van het Sociaal Jaarverslag Rijk 2009staat een staatje. Het is goed om dit te bekijken. Als je kijkt naar de opbouw van mannen en vrouwen en de verdeling in leeftijdscategorieën zie je dat in de groep half veertig tot half vijftig heel veel mannen zitten. Het betreft hierbij vaak de schalen waarover mevrouw Van Gent het had. Doordat deze vrouwen wel in de kandidatenprogramma's zitten, zul je zien dat als daar uitstroom plaatsvindt, de instroom en doorstroming ook gaat plaatsvinden. Het is dus een traject dat zijn tijd nodig heeft.

De heer Brinkman (PVV): Wat gaat de staatssecretaris zeggen tegen die politieregio's die vacatures niet openstellen voor mannen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: De minister heeft daarover al gezegd dat dit niet mag. Dat hebben wij klip-en-klaar gezegd. Alles wat de heer Brinkman daarover in de krant heeft gelezen – er stond in dat het ministerie of de minister dit zou steunen – is onjuist.

De heer Brinkman (PVV): Maar gaat dit nu dan ook stoppen? Ik weet namelijk dat ook andere regio's hierover aan het nadenken zijn en met dat beleid willen verdergaan. Gaat het stoppen? Gaat er vanuit BZK een directief komen met de strekking: dit mag gewoon niet, dit gaat tegen de wet in, u dient daarmee te stoppen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat algemene directief is er. Dat is helder en klip-en-klaar: dit mag niet. De specifieke casus zit niet in mijn portefeuille, maar in die van de minister.

De heer Brinkman heeft verder een vraag gesteld over het aantal ambtenaren boven de vastgestelde norm. De minister vertelde dat hij gisteravond in het politiedebat heeft gezegd dat hij het vervelend vindt dat de term balkenendenorm wordt gehanteerd. Dat vind ik zelf ook, omdat minister-president Balkenende zelf niet eens die norm verdient. Het aantal mensen met een salaris boven de vastgestelde norm is gedaald van 32 naar 25. Er wordt niet meer ingestroomd. Je ziet dus dat het beleid werkt. Hoe werken wij daaraan? Op dit moment kennen wij twee normen: die van de Wopt, die een publicatieplicht regelt, en de maximuminkomensnorm van 130% van het ministerssalaris. Zowel in 2008 als in 2009 is er niet beloond boven de norm van 130% van het ministerssalaris. Voor de Wopt waren er in 2009 25 medewerkers die boven de norm verdienden. Over de maximumnorm heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding. De maximumnorm zal in de Wet normering topinkomens een wettelijke basis krijgen. Het wetsvoorstel ligt voor advisering bij de Raad van State. Met deze wet hebben wij het voor eens en altijd goed geregeld. Ik zal het verkiezingsprogramma van de PVV op het punt van de bureaucratische brigade nog eens nalezen. Ik zeg er wel dit bij: wij hebben in de afgelopen jaren met een aantal leden voortdurend over bureaucratie en terugdringen van regeldruk et cetera gesproken. Er zijn meer partijen die daarover uitgebreide passages in de verkiezingsprogramma's hebben opgenomen. Daarnaar wil ik de heer Brinkman op zijn beurt verwijzen. Maar dat hierin een slag moet worden gemaakt, zijn wij met elkaar eens. Dit zal bij de kabinetsformatie moeten gebeuren.

Mevrouw Van der Burg heeft een vraag gesteld over het voorschrijven van het marktplaatsconcept bij de inhuur van personeel. Wij experimenteren hiermee. Om dit in verschillende organisaties rijksbreed voor te schrijven gaat wel ver. Als dit goed loopt, wordt dit snel ingevoerd. Zo zit ik in elkaar. Dat heb ik ook bij andere experimenten gedaan.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De staatssecretaris zegt dit als optie mee te nemen. Er wordt nu juist een systeem gebouwd, EBF2, waarin het marktplaatsconcept als optie in het programma van eisen is opgenomen. Kan dit er niet als verplichting in? Anders lopen we namelijk weer achter de muziek aan. De staatssecretaris weet zelf ook dat als ICT-systemen gebouwd zijn, het weer jaren duurt voordat er iets in vernieuwt. Ik krijg hierover graag een toezegging van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik herken wat mevrouw Van der Burg zegt over het gebruik van ICT. Wat ik voor ogen heb, is dat ik wil bekijken hoe de experimenten lopen. Als ze goed gaan, wil ik het systeem zo snel mogelijk overal invoeren. Die lijn staat mij voor ogen. Ik wil nu dus niet tot voorschrijven of tot andere opties komen. Wat mij voor ogen staat, is geheel en al in lijn met de intentie die mevrouw Van der Burg ook had, namelijk om dit soort dingen zo snel mogelijk ingevoerd te krijgen.

Mevrouw Van der Burg heeft verder een vraag gesteld over de kosten van aanbesteding van inhuur. Aanbesteding wordt door eigen personeel gedaan en wordt dus niet als kosten voor inhuur verantwoord.

Ik kom te spreken over de rijkspas. Ik heb hem hier. Hebben de Kamerleden hem al eens bekeken? Als het goed is, doet hij het, maar hij doet het nog niet overal; dat is een van de problemen. De heer Heijnen heeft gezegd dat wij niet in bezwaar en beroep zouden willen gaan bij het CBP. Dat is geenszins waar. Wij gaan wel in bezwaar en beroep. Ik ben het namelijk echt niet eens met wat het College bescherming persoonsgegevens heeft gezegd. Ik heb hierover zelf ook contact gehad met de voorzitter van het college. Hij bleef bij zijn uitspraak. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat wij de bezwaar- en beroepsprocedure zeker zullen voeren. Verkeer en Waterstaat zal dit als eerste doen en BZK zal dit vanuit de verantwoordelijkheid voor het gehele traject ondersteunen. Wij zullen daar dus wel degelijk tegen in actie komen.

Voor de invoering en de planning bij de kerndepartementen bestaat een schema. De rijkspas moet januari 2011 overal ingevoerd zijn. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft hem al. Ook Buitenlandse Zaken en Algemene Zaken hebben de pas al.

De heer Heijnen heeft ook een aantal vragen gesteld over hoe het loopt met de Wajongers. In 2009 waren er bijna 330 WSW'ers werkzaam bij het Rijk. Ruim een zesde van hen was in dienst via een begeleid-werkenconstructie, de overigen via een detacheringsconstructie. In 2009 waren 117 Wajongers in dienst van het Rijk. We zijn van plan om voor het begin van het nieuwe parlementaire jaar een brief te sturen over de voortgang, naar aanleiding van de moties die zijn ingediend bij het verantwoordingsdebat. Op die manier stellen we u helemaal op de hoogte van de stand van zaken. Dit punt gaat ons aan het hart.

De heer Heijnen heeft verder vragen gesteld over de stand van zaken rondom de extra taakstelling van 250 mln. voor de bedrijfsvoering. Deze taakstelling is belegd in specifieke projecten, zoals elektronisch bestellen en factureren, huisvesting en energieverbruik. De taakstelling is dus ingeboekt en wordt ook gerealiseerd. Dit ligt op schema.

Mevrouw Van der Burg heeft een vraag gesteld over de ene werkplek. De minister is hier al op ingegaan, maar te weinig naar het oordeel van mevrouw Van der Burg. Naar aanleiding van de motie-Ortega-Martijn is een uitgebreide brief aan de Kamer gestuurd op 3 maart 2010, waarin het hele programma voor de ene rijksdienst is uitgelegd. Als voorbeelden staan in deze brief het ene e-mailadres, de ene aanstelling, de rijkswerkplek et cetera. Er is een heel programma op gemaakt om dit tot een goed einde te brengen. Aan alle punten wordt ook gewerkt, gericht op het maken van minder kosten en het daadwerkelijk realiseren voor iedereen. Dat staat ons voor ogen. Dit is volgens mij redelijk goed op schema.

De voorzitter: Ik sta geen interrupties meer toe, maar maak een uitzondering voor mevrouw Berndsen. Zij heeft namelijk nog geen enkele maal geïnterrumpeerd. Anders zou het niet aardig zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik reageer omdat de staatssecretaris zegt dat zij al mijn vragen beantwoord heeft. Ik weet niet zo goed wat de taakverdeling is tussen de minister en de staatssecretaris.

Minister Hirsch Ballin: Als wij het maar weten!

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb twee vragen gesteld over de 7000 ambtenaren die Europa gaan vertegenwoordigen in niet-Europese landen en wat dat betekent voor het personeelsbestand bij Buitenlandse Zaken.

De voorzitter: Vindt u het goed dat deze vraag in tweede termijn wordt beantwoord, mevrouw Berndsen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Deze vraag moet inderdaad door de minister beantwoord worden. Hij heeft hem niet beantwoord, maar zoekt nu het papier erbij.

Overigens is het overnemen van paspoorten niet zo'n eenvoudige taak. Ik ben voor het paspoort verantwoordelijk in Nederland. We proberen het paspoort zo snel mogelijk handiger te maken voor mensen. Daarom experimenteren we bijvoorbeeld aan de grenzen in Nederland. Echt-Susteren is daar een voorbeeld van. Maastricht en Enschede ook. We gaan ook een post maken op Schiphol. Dit zal dus niet zo eenvoudig zijn. Het antwoord wordt opgezocht. Alle andere vragen van u had ik al beantwoord. De vragen die aan mij gesteld waren, gingen namelijk alleen over de externe inhuur.

Volgens mij heb ik de vragen over Limburg nog over. Dit is een lastige kwestie, omdat het reacties op een brief van minister Donner betreft. Maar laat ik u zeggen wat er de afgelopen tijd mee gebeurd is. Tijdens een wetgevingsoverleg op 23 november 2009 met minister Ter Horst is over dit onderwerp gesproken in de vaste commissie voor BZK. Daarna is een motie ingediend door mevrouw De Pater-van der Meer en de heer Heijnen, waarin de regering wordt verzocht om de Europese verordening voor de coördinatie van de socialezekerheidsvoorzieningen voor grensarbeiders en zelfstandigen te laten uitvoeren door het kantoor Buitenland van de Belastingdienst in Heerlen. Dit had wel degelijk te maken met de overweging van het behoud van werkgelegenheid in een krimpregio. Het dossier «krimp» behoort ook tot mijn verantwoordelijkheid, zeg ik ook in de richting van de heer Graus. Ik ben afgelopen woensdag overigens nog in Parkstad Limburg geweest om over een aantal zaken te spreken en om te bekijken hoe we de experimenten et cetera zo goed mogelijk kunnen opstarten. We experimenteren daar wel degelijk ook op het terrein van werkgelegenheid. We bekijken hoe wij daar zo goed mogelijk wat aan kunnen doen.

De uitvoering van de motie valt primair onder de verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de staatssecretaris van Financiën, die nu minister is, de heer De Jager. Minister Ter Horst heeft beide bewindspersonen in een brief verzocht om een reactie te formuleren. Deze reactie hebt u ook gekregen. Ik heb in de brief van 3 maart 2010 nog eens gemeld hoe toen de stand van zaken van de uitvoering was. Nu is de brief van 18 juni gekomen van minister Donner, mede namens de minister van Financiën. Daarin reageren de ministers op de motie. Er staat in dat de uitvoering van de verordening nagenoeg geen extra fte's oplevert. Mocht echter blijken dat er extra taken zijn die voortvloeien uit de verordening en specifiek op het terrein van de Belastingdienst liggen, dan zal worden bekeken in hoeverre het mogelijk en efficiënt is om die taken in Heerlen te beleggen. Dat is ook wat de minister van Financiën heeft gezegd toen hij in Limburg was. Ik heb dit net nog even nagevraagd. Ik weet niet precies of de minister daar als CDA'er was, zoals mevrouw Van der Burg zei, of als minister van Financiën. Hij heeft wel degelijk gezegd dat als er extra fte's zullen zijn, deze naar Heerlen zullen gaan. Er wordt bekeken of dit mogelijk en efficiënt is. Bij de taaktoedeling moet altijd deze afweging worden gemaakt.

In het kader van economisch beleid in krimpregio’s heeft BZK ervoor gekozen om voor CAS, waar achterstanden in de archieven worden weggewerkt en archieven worden gedigitaliseerd, 50 extra arbeidsplaatsen in Winschoten te maken, ook een van de regio's die het moeilijk hebben. Mevrouw Van Gent had het over Groningen en herkende ook daar de problematiek. Daarom noem ik expliciet deze keuze van BZK, om juist aan die regio aandacht te besteden. Het debat over de extra fte's moet u verder met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Financiën voeren. Zoals het er nu voorstaat, zal, als er extra fte's zijn, naar Heerlen en de Belastingdienst worden gekeken.

De voorzitter: Ik maak ook een uitzondering voor de heer Graus. Ook hij heeft nog geen gelegenheid gehad om te interrumperen.

De heer Graus (PVV): Ik ben niet blij met wat ik nu hoor.

De heer Heijnen (PvdA): De heer Brinkman van de PVV heeft al wel geïnterrumpeerd.

De voorzitter: Ik verzoek de heer Graus wel om heel kort te formuleren. We willen nog een tweede termijn houden.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter, u laat zich toch niet door de PvdA corrigeren?

De heer Heijnen (PvdA): Bedankt voor de medewerking, mijnheer Brinkman.

De voorzitter: Ik laat mij door de tijd aanmoedigen om de heer Graus te verzoeken om een korte vraag te stellen, zodat er voor ons allemaal nog ruimte is voor een tweede termijn.

De heer Graus (PVV): Mevrouw de voorzitter, ik had net drie woorden uitgesproken toen ik al door u werd geïnterrumpeerd. Zo gaat het nog langer duren.

De staatssecretaris spreekt over eind 2009. Ik heb al in de zomer van 2008 een motie ingediend voor behoud van werkgelegenheid, met name in Zuid-Limburg. Parkstad Limburg is het zwaarst getroffen door economische achterstand. Dat weet de staatssecretaris als geen ander. Zuid-Limburg is dus de laatste plek waar wij werkgelegenheid moeten weghalen. Mijn motie is destijds door alle partijen gesteund, behalve door mevrouw Verdonk; zij was afwezig omdat zij met een grote boot door het land aan het varen was. Naderhand heb ik nog een motie ingediend, met de bedoeling om compensatie te realiseren. Ook deze motie is aangenomen. Daarna pas kwamen de andere moties, onder andere van het CDA, maar dat doet er even niet toe. Waarom wordt er niets gedaan met al die moties? Het zijn er inmiddels vier. Dit is een doodssteek voor de parlementaire democratie. Het is een infarct voor onze parlementaire democratie. Iedere keer zijn namelijk op een klein partijtje of twee partijtjes na al die moties gesteund. Ik zou graag de toezegging willen hebben dat de regering gaat zorgen voor een spoedige compensatie van de werkgelegenheid in Zuid-Limburg. Ik heb eerst al twee jaar lang achter de minister van LNV moeten aanrennen en daarna achter minister Donner. Nu ligt het bij BZK. Ik ga niet weer terug naar minister Donner. Van dat kat-en-muisspelletje heb ik namelijk schoon genoeg. Ik reken op een toezegging. Anders zal ik mij met mijn fractie gaan beraden op verdere stappen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik hoorde de heer Graus in zijn eerste termijn zeggen dat er niet gereageerd is op zijn moties. Er is wel degelijk een brief gestuurd door minister Ter Horst, namelijk op 16 september 2009. Daarin wordt ook ingegaan op de moties van de heer Graus. Deze brief is gewoon geagendeerd voor een overleg in de Kamer. De brief is afgehandeld. Er is verder geen woord over gesproken in de Kamercommissie. Die brief beschouw ik dus als in de Kamer aan de orde geweest en afgehandeld. De essentie van de brief is dat het kabinet geen regionaal economisch beleid voert. Dit valt overigens niet strikt onder de verantwoordelijkheid van BZK. Er is dus wel degelijk op de moties van de heer Graus ingegaan. Het is aan de orde geweest in deze Kamer.

De motie waarover in dit overleg wel gesproken wordt is de motie-Heijnen/De Pater-van der Meer. Collega Donner heeft op deze motie gereageerd door middel van een brief. Iedereen heeft vragen over deze brief gesteld. Ik wijs erop dat er wel degelijk een haakje zit in de brief. Ik vind dat haakje ook terecht. Daarom verwijs ik ook naar CAS, dat naar de provincie Groningen is gegaan. Ik heb zelf de verantwoordelijkheid genomen om daar vijftig extra arbeidsplaatsen neer te leggen. Met het haakje bedoel ik dat als er extra arbeidsplaatsen zijn op basis van de verordening, deze bij de Belastingdienst in Heerlen worden neergelegd.

De heer Graus (PVV): Ik ben het er niet mee eens. Ik had het niet over een brief. Ik heb gezegd dat vier moties niet zijn uitgevoerd. En die brieven met loze beloften, daar heb ik de kast van vol liggen.

De voorzitter: U krijgt nog een tweede termijn. Ik moet de vergaderorde nu even handhaven. Ik geef de minister van Binnenlandse Zaken nog even het woord voor de beantwoording van de vraag van mevrouw Berndsen. Deze vraag gaat over de Europese ambtenaren.

Minister Hirsch Ballin: Ik heb mevrouw Berndsen, die nu niet meer aanwezig is, bij het weggaan al de strekking van mijn antwoord weergegeven. We kunnen op dit moment nog niet zoveel zeggen over de mogelijkheden die er zijn voor het postennet. Het is wel denkbaar. Het zal ook in het oog worden gehouden. Mijn collega van Buitenlandse Zaken heeft op dit punt al een toezegging gedaan voor een brief naar aanleiding van de motie-Van Baalen. Op dit moment is nog discussie gaande over de bevoegdheden en de taken van de European Diplomatic and External Office. Aan de hand daarvan zal de nadere beoordeling plaatsvinden.

De voorzitter: Ik geef gelegenheid voor een tweede termijn. Elke fractie krijgt twee minuten spreektijd.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Voor volgende week staat een spoeddebat gepland over de uitvoering van de motie-Roemer om flink te bezuinigen op externe medewerkers bij de ministeries. Dat is hard nodig. In de brief die we gekregen hebben, laat de regering weten dat zij deze motie niet gaat uitvoeren. Nu zegt de staatssecretaris dat er een nieuwe norm is, die niet langer 13% is, maar 10%. De staatssecretaris zegt ook dat zij bereid is om de Kamerbrede motie uit te voeren. Gaat zij dit doen door de Kamer vóór het reces te informeren hoe zij ervoor gaat zorgen dat bij de volgende Prinsjesdag de norm van 13% wordt gehandhaafd? Het gaat nu pijlsnel naar boven. Ik kan mij voorstellen dat je een jaar nodig hebt om de stijging te keren, waardoor je in het jaar erop een daling bewerkstelligt. Ik wil dus weten wat met Prinsjesdag 2010 de plannen zijn, zodat 13% wordt gehandhaafd. Ook wil ik weten welke plannen er worden gemaakt om in 2011, het jaar erop, naar 10% te gaan. Het is wel heel opmerkelijk dat de minister voor Volksgezondheid vanuit een voetbalstadion in Zuid-Afrika voor de komende jaren bezuinigingen kan aankondigen op de zorg, terwijl de bewindslieden hier geen bezuiniging op de eigen ambtenaren zouden kunnen realiseren. Dat is totaal onacceptabel. Ik wil van de staatssecretaris de toezegging dat we vóór het reces een nieuwe brief krijgen, waarin staat hoe zij voor 2010 de 13% en voor 2011 de 10% gaat halen. Welke plannen onderneemt zij daarvoor en welke voorbereidingen worden daarvoor getroffen? Anders spreken we elkaar volgende week.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. We hebben eerst een motie ingediend voor behoud van de AID. Deze motie werd niet uitgevoerd. Daarna kwamen «second best»-moties. Daarin werd compensatie vooraf bepleit. Het CDA kwam met een motie waarin compensatie in de toekomst werd bepleit. Daar werd ook niets mee gedaan. Uiteindelijk kwam de motie van mevrouw De Pater-van der Meer en de heer Heijnen, die ik in eerste termijn ben vergeten te noemen; excuses daarvoor. Als vier moties zo breed aangenomen worden, is dat een signaal uit de Kamer, de volksvertegenwoordiging. Ik vind dat een kabinet, al is het demissionair, zo'n signaal niet mag negeren. Bovendien zal dit het vertrouwen in de parlementaire democratie en in de regering ontzettend schaden, met name in Zuid-Limburg. Dat is geen goede zaak. Het CDA heeft al genoeg pak op de broek gehad. Ik verwacht gewoon dat het nu netjes wordt opgelost en dat de beloftes aan de burgers, in dit geval de Zuid-Limburgers, worden nagekomen. We kunnen niet een economisch achtergesteld gebied als Zuid-Limburg hiermee gaan straffen. Dat is onmogelijk. Dat is niet juist. Dat is onfatsoenlijk. Ik reken hier gewoon op een toezegging. Anders zullen we ons beraden op verdere stappen. De PVV laat het er niet bij zitten. De PVV laat Zuid-Limburg niet in de steek.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Ik citeer het College voor zorgverzekeringen: «Dit alles bijeen brengt het College voor zorgverzekeringen tot de conclusie dat overheveling van de bijdrageheffing naar de Belastingdienst vanuit administratieve doelmatigheid sterk aanbeveling verdient». Het probleem is dat wij allerlei informatie hebben waaruit zou blijken dat het aanbeveling verdient om een aantal taken, zoals de sociale zekerheid van grensarbeiders, onder te brengen bij de Belastingdienst. Tegelijkertijd krijgen wij een brief van minister Donner, mede namens de minister van VWS, die verantwoordelijk is voor het College voor zorgverzekeringen, waarin iets wordt beweerd wat daar haaks op staat. Mijn verzoek is daarom of de staatssecretaris haar collega van VWS wil vragen of hij zelf een antwoord wil geven op de dringende suggestie uit Limburg, die heel pragmatisch en praktisch is: help ons nou om, waar het kan en waar het aanbeveling verdient, het verlies van werkgelegenheid bij de overheid tegen te gaan. Dat is in al zijn simpelheid het verzoek. Ik blijf bij mijn conclusie uit de eerste termijn dat ik niet het gevoel heb dat er bestuurlijk zwaar genoeg gekeken is naar deze gang van zaken.

Ik kom bij het tweede punt. De vernieuwing van de rijksdienst heeft mij geleerd dat wij een volgende keer de fasering anders moeten inrichten. Dat vond ik eigenlijk al in 2008. In overleg met de regering is de wijze van faseren gehandhaafd. Dat is ook heel moeilijk te veranderen, maar we gaan het nu anders doen.

Tot slot kom ik te spreken over de rijkspas: In de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer staat dat het burgerservicenummer voor bepaalde doeleinden niet mag worden gebruikt. De staatssecretaris zegt het volgende: omdat het bij de rijkspas gaat om een publiekrechtelijke taak – deze uitvoering vloeit voort uit de taak van de overheid – mag het wel. Maar geldt dit ook voor al die ingehuurde mensen? Geldt dit ook voor bedrijven die werk doen op de departementen? Geldt het ook voor de zbo's, die ook publiekrechtelijke taken uitvoeren? Mogen zij het burgerservicenummer gebruiken voor dit soort doeleinden? Ik wil geïnformeerd worden, ook vanuit het oogpunt van privacybescherming, over hoe de staatssecretaris verdergaat met de uitbreiding van de toepassing van het burgerservicenummer en de rijkspas. Deze informatie vraag ik ook omdat ik de uitbreiding van de toepassing van de rijkspas verkeerd vind tegenover bedrijven die het burgerservicenummer niet mogen gebruiken vanwege de wet. Het College bescherming persoonsgegevens gaat daarop ook handhaven. Ik wil dat de overheid intrinsiek goed acteert, ook als het gaat om het College bescherming persoonsgegevens.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik begin ook met Limburg. Ik heb zojuist geciteerd wat de minister van Financiën, alias de CDA-politicus, heeft gezegd in Heerlen. Dit was een citaat. Het kan niet zo zijn dat wij worden afgescheept met een brief waarin totaal het tegenovergestelde wordt beweerd. Het ging namelijk niet over een paar extra banen in de toekomst. Het ging erom dat de hele toestand prima uitgevoerd kon worden door de Belastingdienst Buitenland. De heer Heijnen heeft hier een aantal zaken aan toegevoegd. Ook andere collega's hebben dat gedaan. Ik wil de staatssecretaris vragen om de brief die er nu ligt in te trekken en in elk geval vóór woensdag 12.00 uur met een brief te komen waarin zij precies aangeeft hoe zij met deze situatie omgaat. Dan kunnen wij als Kamer zo nodig nog actie ondernemen. Het kan namelijk niet zo zijn dat moties keer op keer niet uitgevoerd worden.

Wij hebben net een discussie gevoerd over het concept van de marktplaats. We hebben een enorm probleem met de cultuur van externe inhuur. Wij worden met zijn allen – dit geldt zowel voor het kabinet als voor de Kamer – gehinderd door gebrek aan transparantie. De kosten rijzen de pan uit. We weten ook dat we de komende jaren te maken krijgen met een enorme opgave. Ik verzoek daarom dringend om het marktplaatsconcept niet als optie in de aanbesteding op te nemen, maar als verplichting. In de UWV-pilot is namelijk aangetoond dat dit enorme voordelen heeft. Ik vraag de staatssecretaris om deze toezegging hier te doen. Als zij dit niet doet, zal ik een VAO aanvragen, zodat ik hierover een motie kan indienen.

Ik kom bij mijn laatste punt. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de strategie om van de rijksoverheid één concern te maken op schema ligt. Zou de staatssecretaris mij kunnen aangeven wat de data precies zijn en kan zij mij toezeggen dat deze gehaald worden? Wanneer gaat de hele overheid daarop over? Het gaat om het e-mailadres, om de ene werkplek en om de ene aanstelling. Als dat nog niet duidelijk in de brieven staat, zou ik graag een brief krijgen, liefst ook volgende week, waarin precies staat wanneer we het halen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoord. Ik heb nog een paar vragen. Ik heb gevraagd of het mogelijk is om een heldere kosten-batenanalyse te maken. Hoeveel ex-ambtenaren worden op het moment bijvoorbeeld ingehuurd als externen met een hoger salaris? Hoe zijn deze verhoudingen? Daarover zou ik graag meer informatie krijgen. Ik ben er niet van overtuigd dat het niet mogelijk is om nog meer te doen in 2010. Heeft het met de contracten te maken? Ik vind het voorbeeld van de Belastingtelefoon eerlijk gezegd te kinderachtig voor woorden. Naar aanleiding daarvan wil ik opheldering van de vraag of er nog meer voorbeelden te noemen zijn. Onder dat mom wordt het verkocht vanuit de ministeries. Dat vind ik een wat makkelijke truc.

Ik sluit mij aan bij de heer Heijnen wat betreft zijn opmerkingen over Limburg.

Een vraag ben ik in eerste termijn vergeten te stellen. Daarom gooi ik deze er nu maar even in. Het gaat over het nieuwe werken bij de overheid, bijvoorbeeld door recht op flexibele arbeidstijden en recht op thuiswerk. Dit kan een mooie dubbelslag zijn. Door arbeid en zorg te combineren wordt sociaal beleid gevoerd en tegelijkertijd wordt mobiliteit teruggebracht.

Voorzitter: Van Raak

Mevrouw Smilde (CDA): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de vragen die in eerste termijn gesteld zijn. Vrijwel alle vragen zijn beantwoord. Ik begin met enige vragen over de werkgelegenheid in Limburg. Ik mag toch wel voorzichtig constateren dat de afstemming niet helemaal geweldig loopt. In de brief van het provinciaal bestuur staat dat ambtelijke, politieke en bestuurlijke signalen zijn ontvangen en dat er op zijn zachtst gezegd sprake is van misverstanden. Het lijkt mij heel goed dat we even duidelijk krijgen waarom het precies niet mogelijk is. De werkgelegenheid in Limburg staat namelijk onder druk. We moeten heel goed weten waaraan we toe zijn.

Ik heb ook een vraag gesteld over het zichtbaar ontlasten van de druk die bedrijven ervaren door toezichthouders. Rapporteren bedrijven al dat zij daarvan op aangename manier profiteren?

Het tempo van de uitstroom in de komende twee jaren zal extra aandacht vragen. Ik vraag mij af of de minister daarvoor extra inspanningen doet. Hij heeft gezegd dat hij voor deze taakstelling staat, maar dit lijkt mij best heel moeilijk.

Voorzitter: Smilde

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Als ik het goed zie, is er in tweede termijn één vraag aan mij gesteld, door mevrouw Smilde namelijk. Ik bevestig graag dat het knap moeilijk is om de taakstelling te halen. Maar wij zullen ons er volledig voor inzetten. Dit is ook een van de dingen die ik op mij heb genomen om in de resterende tijd van dit kabinet te doen. Ik doe dit echter ook als voorbereiding op het doorlopen naar de volgende kabinetsperiode.

Als het klopt dat de andere vragen zullen worden beantwoord door de staatssecretaris, zou ik de voorzitter willen verzoeken om mij te excuseren, zodat ik om 15.30 uur weer in de plenaire zaal kan zijn en ook aan de tussenliggende afspraak recht kan doen.

De voorzitter: Ik zie aan mijn collega's dat wij u met genoegen excuseren. Dank u wel voor uw aanwezigheid en voor het beantwoorden van de vragen. Ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. De heer Van Raak heeft nog eens gevraagd hoe ik kijk naar de motie-Roemer. Ik kan het volgende voor volgende week voorbereiden. Ik kan een brief sturen waarin ik schrijf hoe ik het proces voor ogen zie. Ik heb aangegeven dat ik voor het jaar 2010 niet op die norm kan sturen. In een brief kan ik aangegeven hoe de norm in het begrotingsproces voor 2011 wordt betrokken. Ik kan beide zaken in een brief aan de Kamer doen toekomen. Ik op mijn beurt vraag aan de heer Van Raak of dit voor hem voldoende is om hierover geen spoeddebat aan te vragen. Dit spoeddebat zou overigens met de minister moeten plaatsvinden, omdat ik er zelf volgende week niet ben.

De heer Van Raak (SP): Laten we het dan als volgt afspreken. We krijgen de brief bijvoorbeeld dinsdag. Dan kunnen we bij de Regeling dinsdag bepalen of we het spoeddebat wel of niet houden. Dan kan ik ook nog even met de heer Roemer zelf overleggen. Hij gaat over zijn motie. Kunnen wij de brief dus bijvoorbeeld maandagavond krijgen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Eerst zei u dinsdag ...

De heer Van Raak (SP): Ik wil de brief in ieder geval ruim vóór de Regeling van dinsdag hebben.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: We doen ons uiterste best om deze brief uiterlijk dinsdagochtend bij u te krijgen.

De heer Van Raak (SP): Als de regering haar uiterste best doet, ben ik altijd al heel tevreden.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat is heel mooi.

Ik reageer op wat de heer Heijnen heeft gezegd en op het citaat uit de brief dat hij voorlas. Ik zal aan de collega van VWS nog eens vragen om te reageren op wat nu voorligt. Ik zal hem ook vragen om een reactie te geven op de brief waaruit de heer Heijnen zojuist citeerde en daarbij de brief die aan de Kamer is gestuurd, te betrekken.

Mevrouw Van der Burg heeft gevraagd of ik mijn brief over Limburg wilde intrekken. Ik kan natuurlijk geen brief van een collega intrekken. Het is een rare vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Lijkt me wel lollig.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ja, het lijkt mij ook heel lollig. Ik heb wel eens de neiging om brieven in te trekken; dat weet u ook. Maar hiervoor zou mevrouw Van der Burg toch echt met mijn collega moeten spreken. Dat begrijpt zij ook wel. Ik ben wel bereid om aan mijn collega's nog eens over te brengen – overigens zijn er ook ambtenaren van beide departementen hier aanwezig – wat het standpunt van mevrouw Van der Burg is over dit vraagstuk. Ik heb nagevraagd – daarom moest ik tussendoor nog even mailen – wat de minister van Financiën heeft gezegd. Hij heeft gezegd dat als er extra fte’s zijn, hij aan Heerlen denkt. Daar bestaat geen misverstand over. Ik kan daar verder niet in treden. Ook dat moet de Kamer maar bespreken met mijn collega's. Het lijkt mij het handigste om de reactie van VWS te betrekken bij de andere reacties, zodat er op dat punt één brief komt. Ik heb begrepen dat die brief vóór woensdag 12.00 uur er moet zijn. Ik zal dus aan de collega's overbrengen hoe mevrouw Van der Burg hiernaar kijkt, met name ook in relatie tot de fte's en de problematiek daarvan. Dit is meteen een antwoord op de vraag van mevrouw Smilde over de wijze van afstemming.

Ik heb woensdag 12.00 uur genoteerd en zal datum en tijdstip aan de collegae overbrengen.

De heer Heijnen heeft gevraagd hoe de rijkspas zich verhoudt tot de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. We herinneren ons de behandeling van dit wetsvoorstel allemaal goed. Het gaat hierbij inderdaad om de publiekrechtelijke taak. Ik hoop dat alle mensen die voor ons werken dat doen in het kader van de publiekrechtelijke taak. Zo kijken wij daarnaar. Ik heb er geen bezwaar tegen om dit nog eens wat breder uit te leggen, maar dat zal niet allemaal voor volgende week kunnen gebeuren. Ik dacht ook niet dat dit de bedoeling was van de heer Heijnen.

De heer Heijnen (PvdA): Nee, dat mag wel even duren.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: We voegen hieraan de planning toe, waar mevrouw Van der Burg om vroeg. Dan maken we er een wat bredere brief van, die ook gaat over de planning van de introductie van de ene werkplek.

De heer Heijnen (PvdA): Ik ben de staatssecretaris erkentelijk, maar wil zij dan ook ingaan op de aanpalende vragen? Hoe zit het bijvoorbeeld bij zbo's of bij andere instellingen die publiekrechtelijke taken of, in het verlengde daarvan, uitvoeringstaken publiekrechtelijk uitvoeren? En wat is in de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer dan nog de titel waarop je het private bedrijven kunt ontzeggen om gebruik te maken van het burgerservicenummer? Ik wil dus dat het wat fundamenteler gebeurt. Dan heb ik er geen bezwaar tegen als dit voor de begroting hier ligt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik denk dat we dan beter twee brieven kunnen sturen. De vraag van de heer Heijnen heeft met meer te maken dan alleen de rijkspas. Zijn vraag gaat meer over de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer in relatie tot de visie van het College bescherming persoonsgegevens. Hoe het zit met de rijkspas, de planning, de werkplekken en dat soort dingen kunnen we apart aangeven. Er zijn ook andere mensen die zich bezighouden met de bepalingen over het burgerservicenummer in bredere zin bezighouden. Al vallen beide onderwerpen onder mijn verantwoordelijkheid, toch lijkt het mij handiger om over de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer en de relatie tot de publiekrechtelijke taak iets breder te schrijven.

De heer Heijnen (PvdA): Eigenlijk moet het bij elkaar. Stel nou dat het niet mag. Dan is het januari 2011, dan is er een heleboel geld besteed aan de rijkspas en dan moet in de plaats van het burgerservicenummer een ander uniek gegeven komen. Er is dus wel sprake van enige urgentie. Ik wil het in ieder geval grondig hebben uitgezocht. Daarom wil ik coulant zijn wat betreft de tijd. Maar er is wel een samenhang tussen beide zaken.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Hierover gaat het meningsverschil met het CBP ook. Ik ben van mening dat het mag. Het is niet voor niets dat wij in bezwaar en beroep gaan en desnoods naar de rechter. Wij hebben echt de opvatting dat het mag en kan. Ik wil de twee dingen daarom maar even los van elkaar laten.

De heer Heijnen (PvdA): Dat zei men van de Splitsingswet ook.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Die discussie moeten we maar even laten voor wat zij is. U krijgt de gegevens in ieder geval. Dan bekijken we wel even hoe de relatie tussen beide zaken is.

Aan mevrouw Van Gent ben ik een antwoord schuldig op de vraag hoeveel ex-ambtenaren als externe worden ingehuurd. Ik vind deze draaideurconstructie net als mevrouw Van Gent ongewenst. Daarom is er ook een verbod om in de periode tot twee jaar na ontslag een ambtenaar als externe aan te nemen. Ik heb er geen gegevens over of en hoe vaak het nog voorkomt. Daar zou gericht onderzoek naar moeten worden gedaan. Uit de rapportages blijkt dat veel externe inhuur uitzendkrachten en ICT-personeel betreft. Dat is vaak niet het personeel dat met zo'n constructie terugkomt. Helder is in ieder geval dat wij dit geen wenselijke situatie vinden en erop sturen.

Mevrouw Van der Burg sprak over het marktplaatsconcept. Wij doen hier experimenten mee. Zou het niet handiger zijn om een voortgangsrapportage te sturen? Ik begrijp dat mevrouw Van der Burg het concept nu al wil opnemen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Het probleem is dat de aanbesteding voor EBF2 in de zomer op de agenda staat. Er staat nu in het programma van eisen dat het een wens is, maar geen verplichting. Gegeven de effecten van de UWV-pilots ben ik van mening dat werken volgens het marktplaatsconcept een eis zou moeten zijn in het progamma van eisen. Anders lopen we namelijk gewoon achterop. Gezien alle problemen met de externe inhuur lijkt mij dit ook alleszins redelijk. Het wordt hier namelijk hartstikke transparant van en je kunt real time werken.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik begrijp uw punt en vind het terecht dat u het noemt. Ik onderzoek of het mogelijk is om het te veranderen. Dan hoeft u hierover geen motie in te dienen. Je moet namelijk omschrijven hoe het moet werken. Ons idee was steeds dat we dit door middel van de experimenten te weten kunnen komen. Ik ga in alle serieusheid onderzoeken of het mogelijk is om dit in de aanbesteding mee te nemen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dank u wel voor deze toezegging. In de aanbestedingsregels staat nu al dat het marktplaatsconcept een optie is. Een verplichting lijkt mij dus niet zo ingewikkeld. Zou de staatssecretaris ook zo coulant kunnen zijn om de uitkomsten van haar onderzoek voor woensdag te laten weten? Ik ben hier heel serieus over. Als dit namelijk niet geregeld wordt, lopen we jaren achter. De staatssecretaris weet zelf hoe het gaat met ICT-systemen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik laat sowieso weten of ik het snel kan uitzoeken en wanneer we de uitkomsten hiervan hebben. Ik moet toch vóór woensdag 12.00 uur iets anders aan u schrijven. Dit is geen probleem. Als ik dit in alle serieusheid toezeg, dan zullen wij dit ook serieus doen.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording.

Toezeggingen

  • Vóór de Regeling van 29 juni 2010 stuurt de staatssecretaris een brief over de inhuur van externen.

  • Vóór woensdag 30 juni 12.00 uur komt er een brief over «Limburg» en over het marktplaatsconcept.

  • Half juli komt er een brief over het kennis- en adviesstelsel van Nederland.

  • Er komt een brief over het maximumtarief van de inhuur van extern personeel.

  • Er komt een brief met gegevens over de planning van de introductie van de rijkspas en over de privacy-aspecten van het BSN.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik hecht eraan dat de reactie van de minister op mijn dringende verzoek, dat de kennisinstellingen betrof, ook als toezegging geldt. Anders krijgen we namelijk weer zo'n brief waar we niks aan hebben.

De voorzitter: In het verslag van dit AO staat deze reactie nog eens zwart op wit. Ik sluit de vergadering.