Ontvangen 9 juni 2009
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag.
De CDA-, PvdA- en SP-fracties hebben niet zozeer vragen over de verdragswijzigingen die ter goedkeuring voorliggen, maar meer over het verdrag zelf. Deze fracties vermoeden dat, als gevolg van de Nieuw-Zeelandse wetgeving inzake de «superannuation», het verdrag de lasten tussen Nederland en Nieuw-Zeeland niet eerlijk verdeelt.
Zoals vermeld in de eerder gehouden schriftelijke vragenronde over dit onderwerp (Kamerstuk 31 448, nr. 3) ben ik van mening dat het verdrag de financiële lasten evenredig over beide landen verdeelt. Nieuw-Zeeland brengt inderdaad alle wettelijke ouderdomspensioenen, waaronder de AOW, volledig in mindering op zijn superannuation. Daar staat tegenover dat Nieuw-Zeeland op grond van het verdrag de verplichting heeft om de superannuation naar Nederland te exporteren. Naar Nederland teruggekeerde emigranten, die doorgaans geen of slechts een beperkt AOW-pensioen hebben opgebouwd, behouden daardoor de Nieuw-Zeelandse superannuation en komen niet ten laste van de Nederlandse schatkist.
In het verslag verwijzen de fracties van het CDA, de PvdA en de SP naar een rapport van het Nieuw-Zeelandse Ministry of Social Development, waarin het betreffende Ministerie vermeldt dat de Nieuw-Zeelandse wetgeving de sociale zekerheidslasten niet proportioneel verdeelt. Tevens wordt geconstateerd dat een aantal landen (Duitsland, Oostenrijk Zwitserland) om deze reden geen verdragsrelatie met Nieuw-Zeeland wil aangaan en dat sommige landen (zoals Groot-Brittannië) wel een clausule met Nieuw-Zeeland overeen zijn gekomen waardoor beperkte groepen uit beide landen een pensioen kunnen blijven ontvangen. Verder signaleren de hierboven vermelde fracties dat Nieuw-Zeeland bezig is om de superannuation voor 100% van de waarde exporteerbaar te maken, ongeacht of er een verdrag met het woonland bestaat. De fracties vragen de regering om, alles in ogenschouw genomen, Nieuw-Zeeland te verzoeken om een systematiek in te voeren die de lasten proportioneel verdeelt.
Naar aanleiding van het verslag van 30 maart 2009 van uw Kamer, ben ik bereid om samen met Nieuw-Zeeland te onderzoeken of er aanleiding bestaat om de verdragsafspraken op het gebied van de AOW nader te bezien. In dit kader zal ik tevens ik inlichtingen inwinnen bij de door de Kamerfracties vermelde landen over hun verdragsrelatie met Nieuw-Zeeland.
Over de uitkomsten zal ik uw Kamer zo spoedig als mogelijk informeren.