Vastgesteld 3 mei 2010
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 6 april 2010 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 29 oktober 2009 over beantwoording vragen van de commissie inzake de problematiek op de etherdistributiemarkt (31 412, nr. 15);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 21 december 2009 over evaluatie OPTA en inrichting van het toezicht op de markten voor elektronische communicatie en media (32 123 XIII, nr. 47);
– de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 21 januari 2010 over voortgang beleid commerciële etherradio (24 095, nr. 254);
– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 23 maart 2010 met advies en twee rapporten over supersnel breedband (26 643, nr. 150).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Timmer
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Franke
Voorzitter: Biskop
Griffier: Van der Velden
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Atsma, Biskop, Van Dam, Elias, Gesthuizen en Vendrik,
en minister Van der Hoeven van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Welkom bij het verzamel-AO Telecommunicatie. Ik heet de minister van Economische Zaken en de collega's welkom. Ik stel voor dat we een eerste termijn houden van vier minuten per fractie. Als iedereen zich daaraan houdt en bovendien het aantal interrupties beperkt, hebben we tijd voor een goed antwoord van de minister en een tweede termijn.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Er zijn een heleboel punten te maken. Ik begin met het glas. Nederland ligt nu voorop qua breedbandaansluitingen. We hebben het geluk dat we twee concurrerende breedbandnetwerken hebben: een gebaseerd op de kabel en een gebaseerd op het telefoonnet. Internet over de kabel is momenteel iets sneller dan internet via het telefoonnet, niet in de laatste plaats omdat de kabelexploitanten fors hebben geïnvesteerd. De telefoonmaatschappijen proberen nu gemeenten, provincies en het Rijk zo ver te krijgen dat zij gaan mede-investeren, om zo ook hun netwerk te upgraden door het te verglazen.
De rapporten die we hebben gekregen gaan over faciliteren, maar de stap van faciliteren naar spenderen is klein, zo blijkt. Zo is de gemeente Amsterdam medefinancier van een project om de haarvaten van het telefoonnet te verglazen. Hierover heb ik een aantal vragen aan de minister. Is overheidssteun om het telefoonnetwerk te upgraden geen oneerlijke concurrentie ten opzichte van de kabel? De kabelmaatschappijen hebben immers ook geen financiële steun gehad bij investeringen om het netwerk sneller te maken. Hoe zeker zijn we er eigenlijk van dat verglazing van het telefoonnetwerk de meest efficiënte wijze is om te voldoen aan de vraag naar breedbandverbindingen? OPTA waarschuwde al voor het te eng inzetten op glasvezel alleen. «Het lijkt wel of glas heilig verklaard is in Den Haag», zei de heer Fonteijn, voorzitter van OPTA. Kan de minister eens ingaan op de rol die bijvoorbeeld mobiel breedband zou kunnen spelen in het beantwoorden van de vraag naar breedbandverbindingen? De heer Fonteijn vindt verder dat het tot stand brengen van glasvezelverbindingen vooral een zaak zou moeten zijn van de markt. Ook in onderzoeksrapporten wordt slechts gerept van faciliteren. Wat vindt de minister hiervan?
Ik kom bij de problematiek op de etherdistributiemarkt. De voormalige staatssecretaris geeft in zijn brief een beschrijving van de verschillende hiërarchische deelmarkten waaruit deze markt bestaat, en de partijen die erop actief zijn. De situatie is als volgt. Er is een markt van betonnen torens, waarop slechts één privaat bedrijf actief is, namelijk Alticom. Op de torens staan masten van het staatsbedrijf NOVEC en aan die masten hangen weer antennes van de transmissiebedrijven KPN of Broadcast Partners. We hebben dus te maken met drie deelmarkten, waarvan er één te kenmerken is als een privaat monopolie, één als een publiek monopolie en één als een privaat duopolie. Ik moet zeggen: het lijkt me een uiterst ingewikkelde situatie, om niet te zeggen ongezond. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er tussen KPN en Broadcast Partners een klein oorlogje wordt uitgevochten om de gunsten van de toezichthouder en de politiek. Ook Alticom en NOVEC hebben ons van informatie voorzien. Alticom beklaagt zich over het in zijn ogen concurrentievervalsende gedrag van het staatsbedrijf NOVEC.
Voorzitter, ik slaak een heel diepe zucht. Wat een boel gedoe op zo'n kleine markt! Er spelen weliswaar grote belangen, maar het is een kleine markt. Wat wel verbazingwekkend is, is het ogenschijnlijke gebrek aan aandacht voor de private monopolist Alticom. Staatsbedrijf NOVEC en uiteindelijk ook transmissiebedrijven KPN en Broadcast Partners zijn afhankelijk van de betonnen torens van deze private monopolist. Deze monopolist kan eigenlijk elke prijs vragen die hij wil, zolang dat niet te veel aandacht trekt van de toezichthouder of de politiek. Er is een klacht bij OPTA ingediend door NOVEC over de tariefverhoging van Alticom. Wat is de stand van zaken daaromtrent?
Mijn punt is echter nog fundamenteler. Sinds de liberalisering van de etherdistributiemarkt hebben we dus een private monopolist en een privaat duopolie gecreëerd. Dat is bijna vragen om moeilijkheden. Ik heb hierover een aantal vragen aan de minister. Heeft zij een indruk van de kosten van deze moeilijkheden? Wat zijn de kosten van het gevecht om de gunsten van de toezichthouder en wat kost het toezicht? De minister ziet natuurlijk met mij dat er rechtszaak na rechtszaak wordt gevoerd en dat uiteindelijk de luisteraar, de belastingbetaler, daarvoor mag opdraaien. De politiek heeft gezegd dat er concurrentie zal zijn op die markt. Nu proberen partijen er een marktaandeel in op te bouwen en gaat dat alleen gepaard met een heleboel problemen. Die problemen zorgen voor rechtszaken en uiteindelijk zal de belastingbetaler daarvoor moeten betalen. Zou de minister derhalve eens willen evalueren wat deze privatisering ons heeft opgeleverd?
Mijn volgende punt is de evaluatie van OPTA. Het lijkt mij hier gepast om de minister een compliment te maken. De onderzoekers concluderen dat OPTA het goed doet. Ik plaats echter wel, met inachtneming van het voorgaande, de kritische kanttekening dat het in bepaalde gevallen niet goed of minder goed gaat. Dat zijn dan vaak slepende of pijnlijke zaken. Ik heb daarover een aantal vragen. Uit het onderzoek blijkt dat marktpartijen menen dat vooraf vaak onvoldoende duidelijk is waarom OPTA bepaalde informatie opvraagt, waardoor zij deze lasten als disproportioneel ervaren. Deelt de minister dit beeld? Ziet zij mogelijkheden om er iets aan te doen? Er wordt aangegeven dat OPTA per kwartaal de signalen evalueert die binnenkomen van de ConsuWijzer. Het is mij echter onduidelijk wat daarmee gebeurt. Kan de minister dat vertellen? Ten slotte heb ik een vraag over de salariëring van de mensen aan de top van OPTA. Uit de beantwoording van vragen gesteld bij de begrotingsbehandeling van Economische Zaken van het afgelopen jaar, bleek dat de voorzitter van de raad van bestuur veel meer verdient dan de balkenendenorm. Hij verdiende in 2008 een salaris van € 247 000; dat is € 66 000 meer dan de balkenendenorm. De SP vindt dat onaanvaardbaar. Hierover heb ik een aantal vragen. Sinds wanneer wordt deze functie beter betaald dan de balkenendenorm? Wat verdiende deze meneer in 2009 en wat verdient hij nu? Hoe zit het met de andere salarissen aan de top? Zijn er meer die boven de balkenendenorm komen?
Voorzitter, ik begrijp dat ik moet afronden. Dat doe ik met één laatste, algemene opmerking. Een aantal marktpartijen hebben aangegeven behoefte te hebben aan duidelijkheid, zodat ze kunnen bepalen welke langetermijninvestering ze moeten doen. Dit betreft met name de problematiek van het integraal spectrumbeleid en langetermijnzekerheden, en de verdeling van het spectrum. De investeringen die zijn gemoeid met uitbreiding van netwerkcapaciteit hebben een zeer lange terugverdientijd en vragen dus om een langetermijnplanning waarin sprake is van enige zekerheid. Anders blijven noodzakelijke investeringen achter en wordt het moeilijk om kapitaal aan te trekken voor financiering. Concreet wil ik de minister dit meegeven: helderheid over de rol van de overheid is essentieel, zowel bij breedbandinfrastructuur als bij mobiel internet. Wat is die rol? Waar wordt op ingezet in zowel landelijk als stedelijk gebied? Helderheid is nodig over wat er gebeurt met de opbrengst van digitaal dividend voor mobiele toepassingen in Nederland. Er moeten veilingen zijn van de 2,6 gigahertz voor een langere termijn dan tot 2015. De investeringen hebben immers een veel langere afschrijvingstermijn. Ik vrees echter dat we daaraan nog eens een apart overleg met de minister moeten wijden.
De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Dit is een verzameloverleg; een breed palet aan onderwerpen kan dus de revue passeren. Wij moeten daarbij wel in acht nemen dat we te maken hebben met een demissionair kabinet. Ik zal dus proberen om zo veel mogelijk lopende zaken te benoemen die naar mijn inschatting niet controversieel zijn. Ik begin met de problematiek op de etherdistributiemarkt. Ik verwijs naar een eerder door collega Elias en mijzelf ingediende motie over het stimuleren van het gelijke speelveld op de etherdistributiemarkt. Die motie raakt met name de artikelen 3.11 en 3.13 van de Telecommunicatiewet. Er is kennelijk een interpretatieverschil, ambtelijk en met anderen, bij de duiding van de motie. Het voegt weinig toe om nog eens uit te leggen hoe wij de motie hebben geduid. Sterker nog, dat staat in de motie. Ik overhandig dus de motie bij dezen nog eens. Het moet dan volstrekt helder zijn wat de indieners, die op een meerderheid van de Kamer konden bogen, met de motie hebben bedoeld.
Een ander punt dat niet controversieel is, is de overgang van analoge naar digitale radio en het proces waarlangs deze zou moeten worden georganiseerd. We hebben daar in het verleden vaak over gesproken. Na lang debat met oud-staatssecretaris Heemskerk hebben we eigenlijk gezamenlijk geconcludeerd dat de switch van analoog naar digitaal het beste gestalte zou kunnen krijgen door aan de commerciële partijen die nu een frequentie hebben, die frequentieruimte opnieuw te gunnen. Die verlenging moet uiteraard worden gekoppeld aan de zekerheid dat er in de digitalisering wordt geïnvesteerd en dat er een financiële regeling komt. De uitkomst van de financiële regeling is voorzien voor eind april. Daar hebben wij geen oordeel over; die zal ongetwijfeld door onafhankelijke deskundigen worden vastgesteld. Wij vinden echter wel dat er op dit punt volle vaart vooruit moet worden gemaakt. Daar was een meerderheid van de Kamer het ook over eens. We weten hoe ingewikkeld dit proces in de afgelopen jaren is geweest. Het zou spijtig zijn als het nu onnodig vertraging zou oplopen. Ik vraag de minister dus of zij in elk geval op dit dossier voortgang wil blijven maken.
Mijn volgende punt is de evaluatie van OPTA; mijn SP-collega heeft daar ook al op geduid. Als je de evaluatie goed leest, zie je dat er eigenlijk voortdurend een balans wordt gezocht tussen enerzijds het behartigen van de consumentenbelangen en anderzijds de concurrentiebevordering. Daartussen kan spanning zitten. Wij hebben dat ook hier en daar in de evaluatie gelezen. Marktpartijen vinden dat het behartigen van consumentenbelangen soms wat te ver is doorgeschoten, terwijl consumentenpartijen wellicht vinden dat er te veel naar de concurrentiebevordering wordt gekeken. Hoe het ook zij, een van de conclusies uit het evaluatierapport is dat de administratieve lasten voor marktpartijen in elk geval op een aantal onderdelen verlicht zouden kunnen worden. Wij zouden dat zeer toejuichen. Wij zijn ook benieuwd naar de reactie van de minister daarop. Waar zou je die verlichting moeten zoeken? Waarin zou je de marktpartijen verder tegemoet kunnen komen op het gebied van lastenverlichting?
Ik heb nog een aantal slotopmerkingen. De CDA-fractie heeft eerder aangegeven niets te voelen voor het uitrollen van frequenties voor FunX, zodat er een nagenoeg landelijke dekking ontstaat. Er is nog steeds sprake van schaarste. Regionale omroepen in Gelderland, Limburg, Zuid-Holland en Brabant hebben allemaal nog problemen met de dekking. Wij willen die absoluut eerst oplossen. Het geldt trouwens ook voor lokale omroepen. Als er dan nog ruimte blijft in de ether, moet de minister er eens over denken om die toe te kennen aan de zogenaamde vrije radio. Collega's van de SP hebben daarop in het verleden ook geduid. Regionale omroepen hebben in het algemeen moeite met het verkrijgen van een frequentie in de digitale omgeving. Nu heeft Caiway aangekondigd om dit jaar te stoppen met de analoge doorgifte. Dat betekent dat op basis van de Mediawet zowel de regionale omroep als de lokale omroep een gegarandeerde plek moet hebben in de digitale omgeving. Ik kan me niet voorstellen dat die niet wordt gegarandeerd. Op dit moment is die plek niet overal gegarandeerd. Daarnaast kunnen er ook nogal wat financiële consequenties zijn voor de gebruikers. Eenieder weet dat je nu, bij de analoge binnenkomst van het signaal meerdere tv- en radiotoestellen kunt aansluiten. Hoe zit dat bij het eenzijdig switchen naar digitale doorgifte? Ik denk dat het heel lastig wordt om dat kostenneutraal te organiseren voor de consument.
Mijn laatste opmerking gaat over het uitrollen van glasvezelnetwerken en alles wat daarmee annex kan zijn. De provincie Limburg heeft een hoog ambitieniveau. De minister kent dat ongetwijfeld. Voormalig Eurocommissaris Kroes heeft gezegd dat zij er geen moeite mee heeft dat ook overheden een steentje bijdragen, zolang de mededingingseisen en -voorwaarden in acht worden genomen. Zeker in de dunbevolkte gebieden in de plattelandsregio's kan dat soms een must zijn. Tegelijkertijd zien we echter dat een bedrijf als KPN door uitspraken van OPTA wordt gedwongen om tarieven met 200% of meer te verhogen. Dan is het dweilen met de kraan open. Dan regelen we niet wat we eigenlijk als ambitie zouden willen waarmaken.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik realiseer me dat we te maken hebben met een demissionaire minister van EZ. De boodschappenkar is dan altijd iets minder vol dan anders. Ik snap dat de minister ons in de brief van 23 maart schrijft dat ze de uitvoering van de motie-Vendrik/Van der Ham overlaat aan een volgend kabinet. Daar neem ik voor dit moment ook genoegen mee. Ik neem aan dat de minister zo sportief is om haar ambtenaren maximaal aan te sporen om de ruimte te nemen om een lekker pittig rapportje voor het volgende kabinet in elkaar te draaien. Dan kunnen een nieuwe Kamer en een nieuw kabinet daarmee voortvarend aan de slag. Ik zag vorige week namelijk een internationaal rapportje voorbijkomen over de breedbandigheid van landen overal ter wereld. Nederland is qua prestaties gezakt. We doen het vrij goed, maar het kan beter. Er ligt dus een belangrijke taak voor een nieuw kabinet om voortvarend het publieke en het private initiatief aan elkaar te koppelen en vaart te maken met een «verglast» of «verglaasd» Nederland.
Mijn belangrijkste punt is de verlenging van de radiofrequenties. Strikt genomen zou je je daarvan kunnen afvragen of het de taak is van een demissionaire minister van Economische Zaken. Ik maak echter een krachtige uitzondering op de gebruikelijke regel. Mijn vermoeden is namelijk dat uitstel van een besluit omtrent verlenging van de bestaande frequenties voor een groot aantal partijen behoorlijk wat schade kan betekenen. Ik zou de minister daarom willen aanmoedigen, en de politieke ruimte willen geven, om deze zaak voor de zomer rond te breien. Er moet dan nog wel even wat verzet worden.
SEO Economisch Onderzoek moet met de laatste versie komen van zijn onderzoek naar de waardering van de frequenties. Ik geloof dat de heer Van Wijnbergen nog speciaal is besteld om de controverse over de WACC-discontovoet te beslechten. Het is altijd interessant als de heer Van Wijnbergen zich ergens mee bemoeit; dat weet ik uit ervaring. Dat moet dus goed komen. Hier ligt ook eigenlijk een deal; laten we het maar even huislijk zeggen. De politiek laat zich van haar goede en snelle kant zien, want er is behoefte aan duidelijkheid over de commerciële toekomst van de betreffende stations. Daar hoort dan echter ook bij we er met de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de bevindingen van de heer Van Wijnbergen zo ongeveer wel zijn. We moeten dus niet weer eindeloos juridiseren; dat lijkt me erg onverstandig.
Ik zou de minister willen aanmoedigen om het besluit snel te nemen en ik heb het vermoeden dat dit ook in het belang is van de stations zelf. Want laten we eerlijk zijn: in het boeiende debat over de verdeling van de huidige frequenties in 2002 en 2003 is destijds gedacht dat je veel geld kon verdienen met radio. Dat is soms ook zo; het hangt een beetje af van het station. Het is echter op dit moment bepaald geen vetpot. Ik zou denken dat veel stations behoefte hebben aan duidelijkheid, sommige meer dan andere. Die duidelijkheid kunnen wij geven. Volgens mij is hierover geen politiek verschil van mening. Verleng de frequenties maar en neem SEO en Van Wijnbergen als uitgangspunt voor een vergoeding voor de komende periode, dan kunnen we door.
Misschien is dit iets voor de nieuwe Kamer, maar mijn fractie blijft benieuwd hoe de omschakeling van analoog naar digitaal er precies gaat uitzien. Er zit een optie in het plan dat oud-staatssecretaris Heemskerk ons ooit toestuurde, om in 2016 analoog uit te schakelen. Tegen die tijd wordt bekeken of dat inderdaad gaat gebeuren; het is een optie. Met al die analoge radiootjes in dit land luistert dit vrij nauw. Ik heb daar al eerder opmerkingen over gemaakt. Als je alles bij elkaar optelt, gaat het om een behoorlijk bedrag. Er moet dus een slim en handig invoeringstraject worden gevonden voor de digitale radio, in het belang van de consument. Misschien is dit ook een idee: als we toch kastjes gaan bouwen voor de kilometerheffing, bouw daar dan meteen een digitale radio in! Dan is het voor de consument ook nog leuk om die dingen in de auto te hebben.
De heer Elias (VVD): Ik geef u weinig kans!
De heer Vendrik (GroenLinks): En ik geloof dat de heer Elias er ook wel zin in heeft!
Ik maak nog twee opmerkingen. De eerste gaat over FunX. Geef FunX toch gewoon ruim baan, minister! Regel dat even! Doe dat nu toch gewoon. Het is hartstikke fijne publieke radio. Het komt allemaal goed. Doe dat! Dat mag ook in demissionaire tijden.
Dan mijn laatste opmerking. Ik sluit me aan bij mevrouw Gesthuizen wat betreft de partijen in het etherdistributiewezen. Het blijven duurzame scènes uit een slecht huwelijk. Daar zou eens iets anders op moeten worden verzonnen. De vragen en de bedenkingen van mevrouw Gesthuizen zijn de mijne.
De heer Elias (VVD): Voorzitter. Ik heb weinig spreektijd, dus ik zal het zo kort mogelijk houden. Ik sluit mij natuurlijk aan bij het herindienen van de motie-Atsma/Elias. Ik ben het ook eens met de opmerking van de heer Atsma dat er behoefte bestaat aan lagere kosten voor de ondertoezichtgestelden, om het kort te zeggen. Ik ben het eens met de vragen van de heer Vendrik over de frequentie.
Wat betreft de evaluatie van OPTA en van de toezichthouders in het algemeen is mijn fractie het wel eens met het commentaar van OPTA op de kabinetsbrief van 21 december 2009 dat marktpartijen ook weer niet te sterk bij de besluitvorming moeten worden betrokken. Het moet niet zo worden dat een toezichthouder als OPTA door de minister of door de Kamer in de figuur wordt gedrongen dat de kok uitputtend in gesprek moet gaan met de kalkoen over het kerstdiner. Er moet sprake blijven van afstand en zelfstandig opereren. Wij hebben liever 1 op de pakweg 200 keer een misser dan dat vooraf alles wordt dichtgepolderd met de sector of het bedrijf waarop men geacht wordt toezicht te houden.
Dat brengt mij op het tweede deel van de brief, een lijvige reactie op de vraag van mijn kant om wat minder wollig dan in de brief van 10 maart 2009 gebeurde – dat is alweer een jaar geleden, dat gaat zo snel – de toekomst van het toezicht op de elektronische communicatie en media te schetsen. De analyse en de toekomstverkenningen in de nieuwe brief, die we nu dus bespreken, zien er wat mij betreft goed uit. Nederland heeft te maken met het feit dat ICT, telecommunicatie en audiovisuele diensten naar elkaar toe kruipen en steeds vaker haasje-over springen via verschillende platforms, met verschillende apparaten. Met een duur woord noemen we dat convergentie. Het is deze convergentie die het onderscheid tussen markten doet vervagen, zelfs zodanig doet vervagen, zegt mijn fractie, dat nu al duidelijk is dat er in de komende jaren steeds minder aanleiding bestaat voor specifieke toezichthouders op specifieke markten. Deze zijn straks namelijk niet of amper meer specifieke markten, omdat het één grote, geconvergeerde elektronische, audiovisuele markt geworden is.
Naar de mening van mijn fractie, anders dan die van het kabinet, volgt uit de analyse en de toekomstverkenningen in de kabinetsbrief nu juist dat er wel reden is om toezichthouders te laten fuseren of in ieder geval te clusteren. Op pag. 20 van de kabinetsbrief is te lezen hoeveel dubbel werk er wordt gedaan en hoeveel coördinatie er nodig is tussen de ministers van Onderwijs en van Economische Zaken en hoe de samenwerkingsprotocollen tussen allerlei toezichthouders lopen. Dan rijzen me de haren te berge, zeker als ik erbij betrek dat in het negentiende rapport van de heroverwegingscommissie staat dat de toezichthouders NMa, OPTA, Agentschap Telecom, Commissariaat voor de Media, de Zorgautoriteit en de Consumentenautoriteit en nog een paar tot enkele blokken vallen samen te ballen, maar helaas noemen ze dat «clusters» in dat rapport. Dat alles leidt niet alleen tot bezuiniging en vermindering van de toezichtlasten, maar het hele systeem wordt er ook nog beter van. Nu zal mijn fractie, dat zeg ik de heer Vendrik na, niet van een demissionair kabinet verlangen dat het een concreet, kant-en-klaar plan op tafel legt, maar ik wil wel weten waarom de minister in de brief niet tot de conclusie is gekomen dat herinrichting van het toezicht niet alleen kan, maar zelfs verkieslijk is.
De minister was actief op tweede paasdag, want wij kregen gisteren informatie over de kosten van bellen met je mobieltje. De minister schrijft dat er voldoende concurrentie is. Dat ben ik met haar eens, maar dan moet ik als consument wel verdraaid goed weten waar ik aan toe ben, en daar wringt de schoen. De minister schrijft in overleg te zijn met marktpartijen. Dat is fijn, maar wanneer weet de consument nu exact hoe het zit met zijn tarief, c.q. wat kan en wil de minister doen als die marktpartijen geen of onvoldoende duidelijkheid verschaffen?
Dan kom ik op de bereikbaarheid van de publieke radio via de FM. Ons bereiken signalen dat de ontvangst op een aantal plaatsen niet in orde is. In de brief van 21 januari over het frequentiebeleid wordt slechts aandacht besteed aan één klacht, te weten in Gelderland-Bommelerwaard, maar er zijn ook klachten in andere gebieden waarvoor nooit een oplossing is geboden, namelijk Rijnmond-Kralingen, Omroep West-Leiden/Bollenstreek, Omroep Brabant-Breda en Omroep Limburg in Noord-Limburg. Dat zijn allemaal plaatsen waar de publieke omroep niet of niet goed te ontvangen is. Los van de eventuele bijbedoeling van degene die ons daarover informeert, vraagt dat om een oplossing. Graag een reactie van de minister.
Ik geloof dat ik nog ruimte heb voor één punt.
De voorzitter: U mag nog één enkele opmerking maken.
De heer Elias (VVD): Ik moet kiezen, maar dat zal dan zijn over glasvezel, verglazing of FTTH, Fiber-to-the-Home. Ik heb al die rapporten gelezen. Ik mis in de algehele discussie, en ik wil hierop graag een reactie van de minister, enigszins de notie dat wonen in een buitengebied voor- en nadelen heeft. Een van de nadelen zou weleens kunnen zijn dat je net iets minder sophisticated en snel toegang tot het net hebt. Ik lees in het TNO-rapport dat de kabel nog voor tientallen jaren goed kan worden opgewaardeerd en dat dit inderdaad net iets minder mooi is dan FTTH, dus glasvezel aanleggen. Is dat nu zo'n verschrikkelijke ramp? Omdat hier en daar in het buitengebied voor een suboptimale oplossing wordt gekozen, mag toch niet het idee ontstaan dat Nederland als land achter komt te lopen? Die ambities deel ik wel, dat is het probleem niet, maar overdrijven we niet een beetje?
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Er staan veel onderwerpen op de agenda en er is weinig tijd, zeker gelet op hoe wij in de afgelopen jaren met dit soort onderwerpen zijn omgegaan. Ik zal allereerst ingaan op een persbericht van gisteren dat de beantwoording van Kamervragen van mijn CDA-collega's begeleidde. De minister heeft ook vragen van mijn collega Vos en van mij gehad over het feit dat de drie grote telecombedrijven ineens, stom toevallig, tegelijkertijd overgaan op het afrekenen per minuut. Je belt niet meer voor de tijd die je daadwerkelijk hebt gebeld, maar je betaalt voortaan elke minuut vooruit, dus als je 61 seconden belt, betaal je ineens twee minuten.
In dat persbericht staat dat de minister graag meer duidelijkheid wil van die telecombedrijven, maar ik zou liever meer eerlijkheid willen van die bedrijven. De consument gaat door deze verandering ineens dik meer betalen. Dat is natuurlijk ook precies de reden voor die bedrijven om dat te doen; om flink wat extra geld te verdienen, allemaal uit de zak van de consument. De consument heeft geen keus, want de drie grote bedrijven doen het alledrie. Als je binnen Europa in het buitenland belt of roamt, hoef je nota bene niet per minuut te betalen, want in de Europese regels staat dat er in dat geval alleen per seconde mag worden afgerekend. Laten we het heel eenvoudig en vooral ook heel eerlijk doen; als je belt per seconde, reken je ook af per seconde en hoef je niet te betalen voor seconden die je niet belt en voor een dienst die je niet afneemt. Dat is toch de normale gang van zaken? Ik vraag de minister dus om haar standpunt te heroverwegen.
De heer Atsma (CDA): Ik denk dat het goed is dat u dit punt aankaart, want ik was het vergeten. Eigenlijk vind ik dat je dit ook in Europees verband zou moeten regelen, maar de minister voelt daar niet zo veel voor. Bent u ook van mening dat dit bij uitstek in Europees verband geregeld moet worden?
De heer Van Dam (PvdA): Het zou goed zijn om er in Europa op in te zetten dat in de telecomrichtlijn ook komt te staan dat je gewoon afrekent per seconde. Dit is typisch zo'n maatregel waar de consument de dupe van wordt. Volgens mij is er ook niets wat ons ervan weerhoudt om dit gewoon in Nederland te regelen. Het lijkt mij dat de NMa er maar eens goed naar moet kijken, want ik geloof niet zo in toeval in dit soort situaties. Als de drie grote marktpartijen dit gezamenlijk doen, lijkt het mij overduidelijk dat er geen sprake is van goede marktwerking, want je hebt als consument gewoon geen keus meer.
In het vorige overleg hebben we al gesproken over breedband. Het is begrijpelijk dat de minister dit overlaat aan het nieuwe kabinet, dat moet gaan zorgen voor verdere uitrol. Ik heb toen al gezegd dat er wat mij betreft een recht op breedband zou moeten komen, oftewel opname in de universele dienstverplichting. Dat kost de overheid niets en dat zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen, dus ook de mensen die in het buitengebied wonen, zoals de heer Elias zei. Zij hoeven het helemaal niet te doen met een minder goede verbinding, dat kan makkelijk. Dat zorgt er in elk geval voor dat Nederland in de kopgroep blijft. De heer Vendrik zei terecht dat we wat achterop dreigen te komen in de lijstjes. Volgens mij is het om zowel economische als maatschappelijke redenen ontzettend belangrijk dat we zorgen dat dit niet gebeurt.
De evaluatie van OPTA verdient eigenlijk een veel uitgebreidere discussie dan in vier minuten en zal in de komende periode nog wel terugkomen. Laat ik mij maar even beperken tot twee punten van zorg. OPTA is in de afgelopen periode gaan kiezen voor high trust-toezicht, zoals dat met een mooi woord heet, oftewel eigenlijk meer het maken van afspraken vooraf over het toezicht dan het toetsen en het eventueel bestraffen achteraf. Dit roept al een paar jaar de vraag bij mij op of dit nu een keus of een noodzaak is geweest, omdat OPTA het almaar voeren van rechtszaken niet meer aankon, zeker met de bezuinigingsdrift die soms ook bij de Kamer toeslaat ten opzichte van toezichthouders. Is dat kiezen voor high trust-toezicht niet gewoon noodzakelijk geweest, omdat men het niet aankon op de manier waarop het eigenlijk moest, omdat de toezichthouder met een klein apparaat staat tegenover miljardenbedrijven, waar men bakken met geld heeft om advocaten van te kunnen betalen? Kan de minister daarop ingaan?
De heer Elias sprak ook over de toekomstige inrichting van het toezicht. Ik blijf vinden dat de markten voor telecom en media, als inhoud, naar elkaar toegroeien. Het is dus niet logisch om die toezichthouders niet naar elkaar toe te laten groeien, want dan ben je straks met de ene toezichthouder op de mediamarkt toezicht aan het houden en met de andere op de telecommarkt, terwijl die twee markten in de praktijk één zijn. Dat hoef je niet van de ene op de andere dag te doen. Het toezicht moet gewoon blijven functioneren en niet belemmerd worden door een fusieoperatie. In de toekomst zullen OPTA, het Commissariaat voor de Media, misschien ook het Agentschap Telecom en in elk geval het College van toezicht auteursrecht naar elkaar toe moeten groeien.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik ben het ermee eens dat die toezichthouders meer naar elkaar toe moeten groeien. Als we dat vinden, zullen we dan om te beginnen de departementen wat meer naar elkaar laten toegroeien? Na 9 juni is daarvoor misschien een mooie gelegenheid. Wat vindt de Partij van de Arbeid daar eigenlijk van?
De heer Van Dam (PvdA): Volgens mij zijn er allerlei mogelijkheden voor departementale integratie die na 9 juni ongetwijfeld allemaal de revue zullen passeren, en ook in de verkiezingsprogramma's. Dat van ons komt morgen. Ik nodig u van harte uit om langs te komen bij de presentatie. Daar zult u ongetwijfeld een aantal van dat soort opties langs zien komen. Volgens mij moet je dan ook altijd bekijken waar integratie inhoudelijk logisch is.
De heer Elias (VVD): Deelt u de mening die ik namens mijn fractie heb uitgesproken, dat herinrichting van het toezicht niet alleen kan, maar zelfs verkieslijk zou zijn? Dat is iets dichterbij dan waar de heer Vendrik op duidde, dus misschien kunt u die vraag dan wel beantwoorden.
De heer Van Dam (PvdA): Ik kan het niet mooier formuleren dan u hebt gedaan. Het is verkieslijk, dat is een mooi woord.
Ik ben het eens met de heer Vendrik dat wij bij de radiofrequenties moeten doorgaan op de afgesproken weg. Er is lang genoeg over gesoebat. Ook ik was het niet met alle keuzes die in dit dossier zijn gemaakt eens, maar uiteindelijk moet je als politiek zeggen: we zijn met elkaar tot deze weg gekomen en dan is er ook geen reden meer om de uitgifte van digitale frequenties verder te vertragen.
Wat betreft FunX denk ik dat we nu een publiek radiostation hebben dat erin slaagt om juist die doelgroepen te bereiken, terwijl de rest van de publieke omroep daar niet in slaagt. Het enige wat men nodig heeft, is een beetje extra frequentieruimte. Ik begrijp dat de heer Atsma er moeite mee heeft, omdat het niet de NCRV of de KRO is, maar dat zou voor de rest van ons niet moeten gelden. Laten we ervoor zorgen dat FunX wordt geaccommodeerd en datgene kan doen waar het goed in is, namelijk die jongeren bereiken die door de publieke omroep al zo moeilijk worden bereikt.
De heer Atsma (CDA): Ik voel mij een beetje uitgenodigd om te reageren, omdat ik het principieel niet verstandig vind om een nieuwe publieke zender aan het radiobestel toe te voegen die niets toevoegt aan datgene wat al door de publieke en de commerciële zenders wordt geboden. Dat laat onverlet dat er maandelijks meer dan 450 000 unieke bezoekers naar de internetstromen van datzelfde FunX gaan, dus het is ook totaal niet nodig, even los van de schaarste waarop ik in mijn eigen inbreng ben ingegaan.
De heer Van Dam (PvdA): U geeft volgens mij nu zelf aan dat het een groot succes is en dat FunX groepen jongeren weet te bereiken die door de rest van de publieke omroep maar moeizaam worden bereikt. Je zit nu duidelijk op het punt dat je moet kiezen of je dit initiatief een landelijke grondslag probeert te geven. Dan is frequentieruimte vereist. Het blijft nu eenmaal zo dat veel mensen gewoon via de ether naar de radio luisteren en dat niet iedereen via internet luistert, maar dat hoef ik u niet uit te leggen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Ik ben nog een vraag vergeten. Wat is de politieke opvatting van de minister over het bestaan van retourcommissies voor radiostations of mediabedrijven die reclamepakketten maken? Die retourcommissies zijn in Frankrijk verboden en in Duitsland aan banden gelegd. Ik ben benieuwd of de minister daar een opvatting over heeft.
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik zal ingaan op zes onderwerpen. Eerst zal ik iets zeggen over het beleid rond analoge en digitale radio. Daarna zal ik achtereenvolgens ingaan op breedband, de etherdistributiemarkt, de stijging van de kosten voor mobiel bellen, de inrichting van het toezicht en tot slot op de evaluatie van OPTA. Ik doe het in die volgorde. Ik zal proberen in die clusters in te gaan op de vragen en opmerkingen van de Kamerleden.
Ik begin met het beleid rond analoge en digitale radio. Op 23 juni heeft de Kamer van de voormalige staatssecretaris een brief ontvangen over het beleid voor de analoge en digitale etherradio. Die brief is mede namens de minister van OCW geschreven. Er heeft een algemeen overleg plaatsgevonden en ook een VAO op 1 juli. Hierover is toen uitvoerig gesproken. Er is ook uitvoerig gesproken over de ambitie om tot digitalisering van de ether via het TDAB-platform te komen. De Kamer was het toen met mij eens dat een verlenging van de huidige vergunning de meeste zekerheid biedt voor de transitie naar digitale etherradio.
Er zijn bij die gelegenheid twee moties ingediend. In de motie-Atsma wordt de regering gevraagd om de frequentiebehoefte van lokale en regionale radio-omroepen te onderzoeken alvorens over te gaan tot toewijzing van de frequentieruimte aan FunX. In de motie-Atsma/Van Dam wordt de regering gevraagd om het succes van digitale radio te monitoren. Verder heb ik, conform een toezegging aan de Kamer, een onderzoek laten uitvoeren naar de impact van digitalisering en de impact op de luisteraar van een eventuele afschakeling van analoge radio. Een reactie op de moties en de toezegging heeft de Kamer ontvangen in de brief van 21 januari. Daarin hebben de leden ook kunnen lezen dat de ontvangstklachten van de landelijke en de regionale omroepen, onder voorbehoud van internationale coördinatie, worden opgelost per 1 september 2011. Dat is het moment dat de verlenging van de radiovergunningen ingaat.
Met de motie-Atsma wordt de vraag opgeroepen in hoeverre er sprake is van overlap tussen enerzijds de bekende ontvangstklachten van de lokale en regionale omroepen, en anderzijds de voor FunX gevonden frequenties. Het oplossen van deze ontvangstklachten gaat vóór de toewijzing van frequenties voor de uitbreiding van FunX; zo simpel is het. Daarvoor ligt een basis in de Telecomwet. In dertien steden is geen sprake van overlap tussen de ontvangstklachten en de voor FunX gevonden frequenties. Dat betekent dat naast de al bestaande frequenties in de vier grote steden, voor FunX een uitbreiding naar de genoemde dertien gemeenten mogelijk wordt. Daarvoor dient echter eerst de bestuurlijke inbedding door met name FunX te worden uitgewerkt. FunX valt immers niet onder de publieke omroep, waardoor een directe toewijzing aan FunX gewoon niet mogelijk is. De toewijzing van de frequenties zal dus per 1 september 2011 plaatsvinden. Daardoor zal dit door een nieuw kabinet worden behandeld.
Ik heb onderzoek laten doen naar de kosten voor huishoudens bij afschakeling van analoge radio. Dan moet men immers een radiotoestel kopen dat geschikt is voor ontvangst van digitale radio. Dat onderzoek is uitgevoerd door Dialogic. Het onderzoeksrapport was toegevoegd aan de brief van 21 januari. Daaruit blijkt dat de omschakelkosten zo'n € 45 per toestel zullen zijn. Daarbij gaat het om een berekening op basis van de huidige kennis. Wij zullen inderdaad de komende jaren informatie krijgen over de ontwikkeling van digitale radio in Nederland. Dat betekent dat de uitrol van digitale radio, de TDAB-techniek en het aantal TDAB-ontvangers in Nederlandse huishoudens wordt gemonitord. De Kamer wordt hierover gerapporteerd in de CBS-publicatie De digitale economie. Deze gegevens worden ook betrokken bij de evaluatie in 2016 van het digitaliseringsbeleid. De vergunning loopt in 2017 af. Bij de evaluatie, zeg ik tegen de heer Vendrik, bepalen we het eventuele afschakelmoment. 2016 is dus niet het afschakelmoment. In dat jaar wordt slechts geëvalueerd. De vergunningen lopen tot 2017. In 2016 bekijken we wat het eventuele afschakelmoment wordt.
De verdere realisatie van het digitaliseringsbeleid wordt op dit moment vormgegeven in overleg met publieke omroepen, de landelijke en niet-landelijke commerciële vergunninghouders en de middengolfvergunninghouders. Een eerste mijlpaal is inderdaad de uitkomst van het waardebepalingsonderzoek. Dat wordt uitgevoerd door een consortium van SEO Economisch Onderzoek, TNO-ICT en het Instituut voor Informatierecht (IVIR). De hoogleraren Van Wijnbergen, Bardoel en Hessel zullen het onderzoek begeleiden. Op 22 maart heb ik gesproken met de landelijke commerciële vergunninghouders en een delegatie van de niet-landelijke vergunninghouders en de middengolfvergunninghouders. Wij spraken over de methode die SEO hanteert voor het waardebepalingsonderzoek. In dat gesprek bleek dat de partijen zich goed kunnen vinden in de aanpak. Men heeft op een aantal punten extra input geleverd, onder andere over de verwachtingen over de omzet van de reclamemarkt. Deze aanvullingen worden op dit moment door SEO geanalyseerd. Inderdaad zijn de uitkomsten bepalend voor wat men moet gaan afdragen. Het is de bedoeling om de uitkomsten medio april per brief aan alle vergunninghouders individueel kenbaar te maken. Ik zal ook de Kamer hierover uiteraard informeren. Daarna wordt een van deze waarden afgeleide heffing verwerkt in een financieel instrument, als onderdeel van de verdere uitvoering van het digitaliserings- en verlengingsbeleid. De verdeelprocedure van de twee aan de Staat teruggevallen kavels kan dan ook starten.
De heer Atsma heeft vragen gesteld over Caiway, die stopt met de doorgifte van analoge radio. Wij spreken daarbij over de kabel. Digitale kabel enerzijds, en digitale ether anderzijds moeten wij los van elkaar blijven zien. Het gaat daarbij om twee verschillende technieken. Eigenlijk kan dit vergeleken worden met het verschil tussen digitale kabel-tv en tv van bijvoorbeeld Digitenne. Daarbij gaat het ook om twee los van elkaar staande digitale technieken. Wij moeten dat dus niet op één hoop gooien.
Ik heb al gezegd wat ik met het SEO-onderzoek ga doen. Hetzelfde geldt voor de ontvangstklachten. Tegen de heer Elias zeg ik dat er op dit moment ontvangstklachten zijn in vijf regio's, namelijk Alkmaar, Zwolle, Groningen, Rotterdam en Utrecht.
De heer Atsma (CDA): Er zijn ook ontvangstklachten in Noord-Limburg.
Minister Van der Hoeven: Oké, dan zijn er zes regio's met ontvangstklachten. De aangekondigde reparatie naar aanleiding van de ontvangstklachten in de Bommelerwaard en van Omroep Gelderland loopt goed. Er wordt gebruikgemaakt van een frequentie uit de vergunning van BNR Nieuwsradio. Dat is ook aangekondigd in de brief van juni 2009. Inmiddels is hiervoor een oplossing gevonden. Dit wordt momenteel internationaal gecoördineerd. Wij zijn in gesprek met Omroep Gelderland over de verdere afhandeling van die oplossing. Omroep Gelderland heeft gezegd dat men tevreden is met wat er nu is, ook met het oog op de calamiteitenfunctie.
In verband met de uitvoering van de motie-Atsma heb ik al gezegd dat er een overlap bestaat tussen steden waar enerzijds ontvangstklachten van de regionale en publieke omroepen zijn, en waar anderzijds frequenties van FunX gevonden zijn. Met de ROOS spreken wij over de vraag in hoeverre de nog overgebleven ontvangstklachten kunnen worden opgelost. Het Agentschap Telecom zal binnenkort in overleg treden met de betrokken publieke omroepen in Zuid-Holland, Noord-Brabant en Limburg.
Ik heb goed naar de Kamer geluisterd. De heer Atsma, de heer Elias en de heer Van Dam hebben mij geadviseerd om snel door te gaan met de verlenging van de frequenties. Ik heb in de brief geschreven dat dit in eerste instantie iets is voor een nieuw kabinet. Als ik de steun van de Kamer daarvoor heb, ben ik echter best bereid om dit te versnellen. Ik weet overigens niet of ik dit vóór de zomer kan realiseren. Ik heb immers ook te maken met allerlei verplichtingen, consultatierondes en wat dies meer zij. Ik wil dat niet overslaan, want dan loop ik de kans dat ik daarover gedoe krijg. Op die manier lopen wij het risico dat wij het paard achter de wagen spannen. Als ik echter merk dat een meerderheid van de Kamer hier vóór is, dan wil ik hierin graag de voortgang maken die ik kan maken. Dat zou betekenen dat het in ieder geval sneller kan worden gedaan.
De heer Vendrik (GroenLinks): Dat vind ik een belangrijke toezegging van de minister. Ook ik heb gevraagd om snelheid te maken, ondanks de demissionaire status van het kabinet. Is de te bezigen snelheid ook afhankelijk van de vraag hoe snel marktpartijen de uitkomst van het SEO-onderzoek en de bevindingen van de heer Van Wijnbergen zullen accepteren? Dat is wellicht ook een vertragende factor; dat duurt wellicht maanden. Vindt de minister dat het ook aan de marktpartijen zelf is? Moeten zij zich zo snel als mogelijk is aansluiten bij de uitkomsten van het onderzoek? Zegt de minister dat dit de uitgifte van nieuwe vergunningen bevordert?
Minister Van der Hoeven: Ja. Ik kan hieraan veel woorden besteden, maar ik kan ook gewoon ja zeggen. De heer Vendrik heeft het nu over de consultatieronde. Als dit snel kan worden afgerond, kan ik snel een besluit nemen. Als dit niet snel kan worden afgerond, om welke reden ook, dan wordt het wat lastiger. Wij hebben het inderdaad in dit geval over twee partijen die aan zet zijn, namelijk enerzijds de overheid en anderzijds de marktpartijen.
De heer Vendrik (GroenLinks): Hangt de uitgifte van de nieuwe vergunningen vooral af van het overeen te komen bedrag voor de vergoeding van de nieuwe concessieperiode? Of zijn er wellicht nog andere complicaties?
Minister Van der Hoeven: Daar gaat het uiteraard om. Op dit moment zijn de te betalen waardes nog niet bekend. Binnenkort worden de huidige vergunninghouders geïnformeerd over de uitkomsten van het waardebepalingsonderzoek. Daarna moeten we uiteraard verder. Ja, dat is het allerbelangrijkste. Mijn snelheid is afhankelijk van de mogelijkheden om snelheid te maken die de marktpartijen mij bieden. Voor de waarderingsmethoden hebben wij de hoor- en wederhoormethode met marktpartijen toegepast. Dat heeft ertoe geleid dat de methodiek door de markt wordt gedragen. Ik wil dat draagvlak graag behouden. Wij hebben ook nog de twee vrijstaande vergunningen. Ik verwacht niet dat er bij de verdeling daarvan grote verschillen zullen optreden. De partijen die interesse hebben voor deze vrijstaande vergunningen, zullen zelf hun bod moeten bepalen voor de periode tot 1 september 2011. Ik zeg echter nogmaals dat ik heel goed geluisterd heb naar de wensen van de Kamer. Ik ben het op die punten eens met de Kamer. De lengte van mijn polsstok is afhankelijk van wat mij door het overleg wordt geboden.
Over breedband heb ik uiteraard in een eerder stadium gesproken, zij het in een ander debat met niet exact dezelfde woordvoerders. Ik heb de Kamer op 23 maart het advies toegestuurd van de Taskforce Next Generation Networks. Ik heb ook de onderzoeksrapporten naar de Kamer gestuurd. Mijns inziens is dit een goed advies. Er zijn concrete actiepunten in te vinden, evenals keuzemogelijkheden over de volle breedte van het gemeentelijk beleid. Ik vind het goed dat de mogelijkheden om financieel te participeren erin worden behandeld. Gemeenten kunnen, geïnspireerd door dit advies, uiteraard een eigen ambitie vastleggen in een collegeprogramma. Daarmee kunnen zij volop aan de slag gaan. De rapporten heeft de Kamer ontvangen. Ik heb het daarbij over het TNO-rapport Vraag en aanbod Next-Generation Infrastructures 2010–2020 en het rapport van PricewaterhouseCoopers «De draad opgepakt». Mijns inziens is het echt aan een volgend kabinet om inhoudelijk te reageren op het advies. Dan moet mijns inziens ook worden gereageerd op de motie-Vendrik/Van der Ham van 29 oktober 2009. Die motie ligt er immers nog altijd. In die motie wordt de regering verzocht om in het voorjaar van 2010 te komen met een uitgewerkt plan voor de aanleg in de komende vijf tot tien jaar in Nederland van een landelijk dekkende netwerk van de volgende generatie. Dat kan worden gecombineerd in één reactie.
Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd of verglazing van het telefoonnetwerk de meest aangewezen weg is. Wij hebben uiteraard een goede positie ten opzichte van breedband. Er zijn immers twee concurrerende netwerken, namelijk het netwerk voor de vaste telefoon, dus het «koper», en de kabel. Het breedbandbeleid dat wij tot nu toe hebben gevoerd, is techniekneutraal. Mevrouw Gesthuizen moet niet verwachten dat ik ga zeggen via welk type netwerk de steeds hogere snelheden kunnen worden bereikt. Er zijn inderdaad verschillende mogelijkheden.
Mevrouw Gesthuizen heeft ook gesproken over de overheidssteun. Leidt die niet tot oneerlijke concurrentie ten opzichte van het telefoonnetwerk? Iedere financiële betrokkenheid van provincies, gemeenten of andere overheden bij breedbandprojecten moet voldoen aan de regels rond Europese staatssteun. Ook Commissaris Kroes heeft dit nog eens bevestigd in haar reactie op wat men in Limburg gaat doen. Mevrouw Gesthuizen heeft mijns inziens geen gelijk als zij spreekt over faciliteren en spenderen. Het gaat namelijk om mede-investeren. Dat moet voldoen aan de Europese regels rond staatssteun. Op die manier kan worden voorkomen dat bepaalde partijen worden bevoordeeld.
Mevrouw Gesthuizen vroeg ook welke rol mobiel breedband kan spelen, met name bij het breedbandbeleid van de overheid. Mobiel breedband is een aanvullende infrastructuur die echt grote groeimogelijkheden heeft, voor zover ik het op dit moment kan beoordelen. Er is dus echt een rol voor breedband over mobiele netwerken; dat wordt door mij gedeeld. Niet voor niets veilen wij de 2.6 GHz-band zo spoedig mogelijk. Daarmee komt extra frequentieruimte beschikbaar om nieuwe technologieën uit te rollen, zoals LTE en WiMAX.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Volgens mij ben ik in dit gezelschap zo'n beetje de enige die er niet van overtuigd is dat dit een heel goede investering is. De minister zegt dat zij alleen gaat faciliteren, en niet gaat spenderen. Van verschillende kanten heeft men mij verzekerd dat de overheid voor wat zij erin stopt, eigendom terugkrijgt. Dat klopt, maar er is ook een economische crisis gaande. Er moet gewoon worden bezuinigd. Als deze koers ertoe leidt dat gemeenten of provincies veel geld vrij gaan maken om Nederland te verglazen, dan wil ik wel zeker weten dat dit een heel verstandige investering is. Ik heb een aantal punten van kritiek. Deels heb ik die al naar voren gebracht door te zeggen dat we al koper, kabel en mobiel internet hebben. Wellicht wordt mobiel internet in de toekomst – ik weet het niet – veel populairder dan elke vaste aansluiting. Een van de zaken die uit het onderzoek bleek, is dat de huidige snelheid van mobiel internet voldoende lijkt te zijn om aan de grootste vraag voor hdtv te voldoen. Dat blijkt uit de grafiek op pagina 48 van het onderzoeksrapport. Ik ben er daarom niet van overtuigd dat dit nu de beste manier is om ons geld uit te geven. Dat geld kunnen we maar één keer inzetten. Ik ben het niet helemaal eens met de minister als zij zegt dat bijvoorbeeld mobiel internet een aanvullende functie heeft bij vast internet. Dat is mogelijk, maar over het algemeen maken mensen slechts gebruik van één internetverbinding. In een huishouding kunnen verschillende vormen voorkomen. Het gaat echter niet om twee infrastructuren die je allebei tot in het oneindige moet kunnen gebruiken om in een bepaalde behoefte te voorzien. Wij worden het waarschijnlijk niet eens, maar ik ben er niet van overtuigd dat dit de meest verstandige manier is om onze fiches in te zetten.
Minister Van der Hoeven: Met respect, maar de Kamer gaat niet over de keuzen die provincies en gemeenten maken inzake de besteding van hun geld. Maar als gemeenten en provincies besluiten om te investeren in welke vorm van breedband dan ook, dan moet dat wel marktconform gebeuren. Dat wordt ook geadviseerd door de taskforce. Het rapport van deze taskforce hebben wij zojuist besproken. De regels rondom overheidsparticipatie, staatssteun of marktconforme cofinanciering zijn strikt. Ze worden helder uiteengezet, zowel in de Handreiking als in het advies van de taskforce.
Mevrouw Gesthuizen vraagt voorts over breedband waarom één infrastructuur niet genoeg is en waarom sprake moet zijn van aanvullend mobiel. Het lijkt mij juist goed om verschillende infrastructuren te hebben, want dan kun je ook tegemoetkomen aan de verschillende vragen van gebruikers. Een mobiele infrastructuur zou een oplossing kunnen zijn voor de problemen die de heer Atsma zojuist schetste rondom de investeringen in de externe of perifere gebieden. Ik kan thuis wel een vaste verbinding hebben, maar als ik op stap ga, heb ik niets aan die vaste verbinding. Dan wil ik juist een mobiele verbinding hebben, dus het is en-en en niet of-of. Het belangrijkste is echter dat er op de een of andere manier gaat worden geïnvesteerd. Als dat dan gebeurt door provincies en gemeenten, dan gaan de lokale en de provinciale democratie daarover en niet de Kamer of ik.
Mevrouw Gesthuizen (SP): We hebben van de EU begrepen dat, als het marktconform gebeurt, de overheid mag investeren in verglazen. Maar als daarmee wordt doorgegaan, ziet de minister dan niet dat er mogelijk een concurrentievoordeel ontstaat voor partijen die gebruikmaken van het geld dat de overheid investeert in glas en dat zij worden bevoordeeld ten opzichte van bijvoorbeeld de kabelaars? Ik heb die kabelaars in de Kamer op heel veel punten bestreden, omdat ik vind dat zij het netwerk moeten opengooien, maar op dit punt vraag ik mij af of zij niet te maken krijgen met concurrentienadeel.
Minister Van der Hoeven: Eigenlijk wil mevrouw Gesthuizen dit niet. Zij wil niet dat overheden investeren in bijvoorbeeld verglazing.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vraag mij af of dat verstandig is. Dat is wat anders.
Minister Van der Hoeven: Mevrouw Gesthuizen vraagt zich af of dat verstandig is, maar het zit iets anders in elkaar. Het gaat erom dat je naast glas ook kabel hebt. Kijk naar het advies van de taskforce. In het rapport staat geen pleidooi voor glas. Er wordt een visie ontwikkeld waarin naast glas ook de kabel, als die zich blijft ontwikkelen, want anders lukt het niet, in 2020 in staat is om die groei van 30% bij te benen. Daarbij gaat het onder andere om capaciteit, om andere aspecten rond de toegankelijkheid voor andere aanbieders en om de kwaliteit van verbindingen. Als overheden daar ook in willen investeren, mits dat marktconform gebeurt en mits men voldoet aan de regels voor staatssteun, dan heb ik daar geen probleem mee.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Gaat de overheid dan ook investeren in de kabel?
Minister Van der Hoeven: Nee, wij hadden het over de investeringen die nodig zijn om te verglazen, maar een en ander kan ook betrekking hebben op de kabel, omdat het niet alleen gaat om de capaciteit, maar ook om de mogelijkheden die de kabel biedt. Ook dan gelden echter dezelfde aspecten rondom staatssteun. Als men zich daaraan houdt, of men nu in kabel wil investeren of in glasvezel, dan vind ik het prima.
Ik ben het met de heer Elias eens dat het wonen in een buitengebied voor- en nadelen heeft. Een nadeel is de eventueel mindere internetverbinding. Daar zijn wij ons van bewust. Dat is overigens ook een reden waarom wij niet pleiten voor opname van breedband in de universele dienstverplichting. Dan betalen andere gebruikers voor het gebruik van mensen op het platteland. Dat is eigenlijk een vorm van subsidie.
Ik weet dat de heer Van Dam daar heel anders over denkt. Dat heeft hij de vorige keer ook aangegeven. Iedere Europese burger moet gebruik kunnen maken van een kwalitatief goede internetverbinding. Nog niet zo lang geleden heeft de Europese Commissie een consultatie opgestart over het opnemen van breedband in de universele dienstverplichting, omdat iedere Europese burger het recht heeft op een breedbandige internetverbinding. De vraag is echter of zo'n zwaar instrument als de universele dienstverplichting de aangewezen weg is om dat te bewerkstelligen. Wie betaalt het? Hoe wordt die verplichting gefinancierd? Die vragen zijn nog niet beantwoord. Een aanvullende manier om de uitrol en het gebruik van breedband te versnellen, zit juist in het advies van de taskforce. Daarin spelen de gemeenten en de provincies een cruciale rol. Ik zal nog reageren op de publieke consultatie van de Commissie over de universele dienstverplichting met betrekking tot breedband. Deze sluit op 7 mei.
De heer Van Dam (PvdA): De minister zei dat de gebruikers de aansluiting van mensen in het buitengebied zouden subsidiëren. Ik weet niet of de minister een beeld heeft van de omzetten van kabelbedrijven en KPN, maar die omzetten lopen in de miljarden. Het enige wat gebruikers op dit moment subsidiëren, zijn de zakken van de aandeelhouders in de VS. Zij zorgen er met allerlei handige constructies voor dat ze hier geen winst maken, zodat ze hier ook geen belasting hoeven te betalen. Dan steekt het geld linea recta de oceaan over, in plaats van dat het hier blijft. De gebruikers subsidiëren dus vooral de aandeelhouders. Het zou fijn zijn als die aandeelhouders hun geld zouden investeren in Nederland. Daar zit geld zat om de aanleg van breedband veel meer te versnellen dan nu gebeurt. De enige reden waarom het nu niet gebeurt, is dat de markt ze er niet toe dwingt. Dat is logisch, omdat de markt momenteel nauwelijks concurrerend is met twee netwerken. Het argument dat de gebruiker andere gebruikers zou subsidiëren, lijkt mij dus niet valide als je kijkt naar de financiële cijfers van deze bedrijven.
Minister Van der Hoeven: Ik begrijp dat, maar dit is eigenlijk een kwestie van een andere orde. Het gaat erom of universele dienstverlening de juiste aanpak is om het probleem op te lossen en daar plaats ik vraagtekens bij. Daar gaat het om. Ik zal dat navragen bij de Europese Commissie. Ik zal dan ook vragen hoe het staat met de financiering en hoe dat gebeurt. Het zou uitstekend zijn als een ieder op een gegeven moment zo'n breedbandverbinding heeft, al is het nog de vraag welk soort, want ook wat dat betreft zijn er verschillende mogelijkheden. Ik poets het verhaal van de heer Van Dam dus niet weg, maar ik plaats het in een ander licht.
De heer Atsma (CDA): Even een andere benadering. Het is geen pretje om in een regio te wonen waar je geen kabel en geen breedbandige voorzieningen hebt; dat in de richting van degenen die denken dat dit wel heel erg handig kan zijn. Ik juich het dus toe dat daarin wordt geïnvesteerd. Ik neem Friesland even als voorbeeld. De provincie investeert samen met gemeenten in een breedbandige infrastructuur, Frieslandring, maar door een OPTA-besluit van ruim een jaar geleden wordt KPN gedwongen de tarieven met 200% tot 300% te verhogen. Het effect daarvan is dat de gebruiker, die eerst blij was dat hij werd ontsloten, nu afhaakt omdat de verbinding niet meer betaalbaar lijkt te worden; denk aan kleine middenstanders. Dit is een heel merkwaardig fenomeen dat ineens de kop opsteekt. Er is geen concurrentie, maar het Wholesale-breedbandbesluit van OPTA van eind 2008 heeft het kennelijk onbedoelde effect dat de tarieven moeten worden verhoogd.
Minister Van der Hoeven: Ik zeg heel eerlijk dat ik hierdoor word overvraagd, maar ik kom daar graag schriftelijk op terug. Dat lijkt mij beter dan nu een antwoord te geven, terwijl ik niet precies weet hoe de casus in elkaar zit.
De heer Atsma (CDA): Ik geef de minister de informatie.
Minister Van der Hoeven: Dat is prima.
Ik kom bij de etherdistributiemarkt en de vraag hoe die in elkaar zit. Eigenlijk weet de Kamer dat al. Op 1 september 1997 hebben wij het wettelijk monopolie van Nozema op de etherdistributie voor de omroep opgeheven. Daardoor ontstonden mogelijkheden voor anderen dan Nozema om de uitzending van programma's voor radio-omroepen te verzorgen. Het is voor derden echter lastig om tot die markt toe te treden. Ik onderken dat. Het uitzenden van radiosignalen gebeurt vaak vanaf hoge torens. Het is vrijwel ondoenlijk om die infrastructuren opnieuw aan te leggen. Dat is niet alleen duur, maar het is ook bijna onmogelijk om de benodigde vergunningen bij elkaar te krijgen. Neem alleen al de milieuvergunning. Toch is er een nieuwkomer, Broadcast Partners. Vanaf het begin was duidelijk dat die het niet gemakkelijk zou hebben. De infrastructuur is moeilijk te dupliceren, dus in feite was men in belangrijke mate afhankelijk van zijn enige concurrent, Nozema. In 1998 is de Telecommunicatiewet aangepast. Dat betekende dat de op houders van een vergunning voor frequenties rustende verplichting om antenne-opstelpunten te delen, werd uitgebreid naar partijen die zelf geen frequentievergunning hebben, maar wel in opdracht van dergelijke vergunninghouders omroepuitzendingen verzorgen. Dat houdt in dat Broadcast Partners om dat medegebruik kan vragen bij een partij als Nozema. Dat was echter niet voldoende, want soms was er gewoonweg geen ruimte meer in die hoge torens om nog antennes te plaatsen. In 2001 is de wet opnieuw aangepast. Daarna konden partijen als Broadcast Partners niet alleen de opstelpunten, maar ook waar nodig de antennesystemen van Nozema gebruiken voor het verzorgen van hun uitzendingen. Er is dus veel verbeterd, maar de positie van Nozema bleef dominant. In 2004 is Nozema daarom gesplitst in een infrastructuurbedrijf en een dienstenbedrijf. Het dienstenbedrijf is naar KPN gegaan en de infrastructuur is naar NOVEC gegaan. Een klein deel van de hoge, betonnen torens is door tussenkomst van de NMa in handen van Alticom terechtgekomen. NOVEC is nu onderdeel van TenneT en zorgt ervoor dat iedereen onder gelijke voorwaarden gebruik kan maken van de schaarse infrastructuur. Als een partij als Broadcast Partners het niet eens kan worden met NOVEC of Alticom over het medegebruik, dan kan dat geschil ter beslechting aan OPTA worden voorgelegd. De puntjes moeten nog wel op de i worden gezet. In hoofdstuk 3 van de wet die op dit moment ter behandeling in de Kamer voorligt, wordt in een extra waarborg voorzien voor het indirecte medegebruik. Die aanscherping ziet op het geval dat Broadcast Partners is aangewezen op de infrastructuur of voorzieningen van een partij die die infrastructuur of die voorzieningen zelf ook weer via medegebruik heeft verkregen. Het gaat er daarbij om dat de nieuwe regel voorkomt dat een partij waarmee Broadcast Partners zaken doet akkoord gaat met een te hoge medegebruiksprijs, omdat die toch kan worden doorberekend aan de klant, in casu Broadcast Partners. Voor indirect medegebruik mag voortaan alleen een redelijk kostengeoriënteerd medegebruikstarief worden berekend. Dat betekent dat als Broadcast Partners medegebruik vraagt van de antennesystemen van KPN, KPN de prijs die aan derden wordt betaald voor het gebruik van de ruimte waar deze antennesystemen zijn geplaatst alleen mag doorberekenen voor zover de prijs op kosten is gebaseerd. Op die manier wordt voorkomen dat KPN akkoord gaat met een te hoge prijs.
Op deze manier ontstaat een medegebruikstelsel dat alle kansen biedt aan partijen die actief willen zijn op de etherdistributiemarkt. Dit medegebruikstelsel biedt verder binnen de grenzen van het Europese recht, want daar gaat het ook om, maximale kansen voor concurrentie. Zouden er meer maatregelen nodig zijn – dat heeft de Europese Commissie ook aangegeven – dan kan dat alleen als de noodzaak daartoe blijkt uit een marktanalyse. OPTA heeft die marktanalyse uitgevoerd. De conclusie was dat er, naast het medegebruiksregime, geen extra maatregelen nodig zijn. De Europese Commissie deelt die analyse. Extra maatregelen blijven mogelijk als uit een marktanalyse blijkt dat daar gronden voor zijn. Ook de praktijk bevestigt overigens dat het medegebruiksregime effectief is, want Broadcast Partners heeft onlangs de aanbesteding van de publieke omroepen gewonnen, dus wat dat betreft zit dat wel goed.
De heren Atsma en Elias hebben op 1 juni 2009 een motie op dit punt ingediend. Daarin wordt de regering gevraagd de artikelen 3.11 en 3.13 zo te interpreteren dat de marktwerking wordt gestimuleerd en dit aan OPTA kenbaar te maken. Daarover moest voor 15 september 2009 worden gerapporteerd. Dat is gedaan, maar niet voor 15 september. Een en ander is geschied per brief van 29 oktober 2009. De vertraging had te maken met de gesprekken die de staatssecretaris heeft gevoerd met onder andere Broadcast Partners.
Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de stand van zaken rondom de klacht tegen Alticom. Bij OPTA is één klacht van NOVEC tegen Alticom in behandeling. OPTA heeft aangegeven dat de uitspraak deze maand volgt. Mevrouw Gesthuizen vroeg ook naar de kosten van de geschillen op de markt van de etherdistributie. Ook vroeg zij naar de kosten van de privatisering. Ik heb geen inzicht in de kosten van de individuele geschillen in de etherdistributiemarkt. Wij kunnen dat wel opvragen als mevrouw Gesthuizen mij dat vraagt en de Kamer daarover informeren, maar ik heb die informatie nu niet voorhanden. Ik hoor dat nog wel.
Mevrouw Gesthuizen vroeg of ik wil evalueren of de privatisering heeft gewerkt. De privatisering heeft gewerkt. Bij iedere gunning zijn in ieder geval twee kandidaten voorhanden, KPN en Broadcast Partners. Ik ben het ermee eens dat het een beperkte markt is. Het gaat om een klein aantal spelers, zowel aan de vraagkant als aan de aanbodkant. Daar komt bij dat sprake is van een infrastructuur die vrijwel niet te dupliceren is, ook vanwege de ruimte. Wat dat betreft mogen wij blij zijn met deze concurrentie.
Mevrouw Gesthuizen (SP): De minister merkte op dat het een heel lastige markt is. Daar ben ik het mee eens. Zij gaf ook aan dat het lastig is om toe te treden en dat Broadcast Partners het niet gemakkelijk heeft gehad. In de brief van 29 oktober van de staatssecretaris aan Broadcast Partners wordt gesproken over de drie criteriameetlat. Dat is iets dat heel duidelijk naar voren komt. Als er een ex ante-regulering nodig is vanwege OPTA, moet je eerst kijken naar de drie criteria die de EU voorschrijft. Ik ben dan benieuwd hoe dat precies werkt. Stel dat aan één van de criteria wordt voldaan, namelijk dat sprake is van een lastige markt, en dat concurrentie niet van nature aanwezig is, een tweede criteria, hoe werkt het dan precies? Moet dan alle drie criteria worden voldaan?
De minister zei ook dat KPN alleen een op kosten gebaseerd tarief kan doorberekenen, maar wie controleert dat en hoe gebeurt dat? Het lijkt mij dat OPTA dat doet, maar hoe gebeurt dat? De staatssecretaris gaf in antwoord op de vragen van de commissie aan dat KPN eigenlijk geen antennes heeft. KPN heeft wel gesteld dat, als de aanbesteding van de publieke omroep naar Broadcast Partners zou gaan, KPN de eigen antennes zou afbreken. Dat klinkt niet zo onlogisch, maar die antennes zijn wel met publiek geld opgehangen. De minister stelt dat het geen antennes zijn die met publiek geld zijn opgehangen, omdat KPN daar destijds voor heeft betaald. De minister ziet toch ook dat, als KPN de antennes weghaalt, er nieuwe zullen moeten worden opgehangen en dat de kosten ervan ergens verhaald moeten worden?
Minister Van der Hoeven: We moeten twee dingen niet uit het oog verliezen. In de eerste plaats gaat het om iets van private partijen en niet om iets dat des overheids is. Wat betreft de drie criteria het volgende. OPTA heeft gedaan wat mevrouw Gesthuizen vraagt, want er is inderdaad sprake van de drie criteria. Het gaat om hoge toegangsbelemmeringen die niet van voorbijgaande aard zijn. De marktstructuur neigt niet naar een daadwerkelijke mededinging binnen de relevante tijdshorizon en het mededingingsrecht alleen volstaat niet om de markt als zodanig voldoende te helpen. Naar het oordeel van OPTA voldoet de wholesale market voor de levering van radiotransmissiediensten niet aan deze drie criteriatoetsen. Mevrouw Gesthuizen kan dat ter discussie stellen, maar zij heeft de openbare marktanalyse van 21 januari 2009 kunnen lezen. Dat is het besluit rondom de marktanalyse van de etherdistributiemarkt. Omdat niet aan de drie criteria van de toets wordt voldaan, valt voor OPTA de bevoegdheid weg om de desbetreffende markten verder te onderzoeken op aanwezigheid van daadwerkelijke concurrentie en om over te gaan tot een ex ante-regeling op basis van hoofdstuk 6 van de Telecomwet. Kijk, er is verzocht om informatie. In de stukken staat ook dat een deel van de informatie is benut om de proportionaliteitstoets inzichtelijk te maken als de markt wel voor een ex ante-regeling in aanmerking zou komen. Dat is ook uitgewerkt in hoofdstuk 6 van het rapport. Wat mevrouw Gesthuizen nu suggereert dat ik zou moeten doen, is gedaan door OPTA. Dat ga ik niet overdoen.
De voorzitter: Dan gaan we over naar het volgende blokje, waarbij ik iedereen ertoe oproep te wachten met interrumperen tot aan het einde van het blokje, willen wij op tijd klaar zijn.
Minister Van der Hoeven: Mijn volgende blokje gaat over de stijgende kosten van het mobiel bellen. Het gaat mij er vooral om dat de informatievoorziening aan consumenten transparant moet zijn. De aanbieder moet helder maken wat de consument krijgt voor zijn geld. We hebben in Nederland nog altijd contractvrijheid. Contracten kunnen worden aangeboden en het is aan de consument of hij die contracten wil ondertekenen. Er is marktwerking op de nationale markt. In de EU wordt inderdaad de roaming geëvalueerd, omdat er geen grensoverschrijdende concurrentie is. Op basis van de informatie die ik binnenhaal, maak ik de balans op en bekijk ik of aanvullende regelgeving nodig is.
Ik ben het overigens eens met de heren Elias en Van Dam. Als het erop lijkt dat drie partijen afgestemd gedrag vertonen, moet de NMa daarnaar kijken. Ik ga de NMa er ook naar laten kijken, want het is mij ook opgevallen. Dat mag men rustig weten. Ik zal de NMa verzoeken te onderzoeken hoe het precies in elkaar zit. Dit verhaal is dus nog niet af.
Korter kan ik het niet maken, voorzitter.
De voorzitter: Fantastisch! Op naar het volgende blokje.
Minister Van der Hoeven: Ik kom bij de inrichting van het toezicht. De Kamer heeft vorig jaar van staatssecretaris Heemskerk een brief ontvangen over het functioneren van de toezichthouders en over de mogelijkheden voor een nauwere samenwerking tussen die toezichthouders. We hebben toen besloten om de huidige inrichting te continueren. We hebben drie vragen gesteld. Geeft de kwaliteit van het toezicht aanleiding tot maatregelen of een andere inrichting? Nee. Geven de toenemende raakvlakken tussen toezichthouders aanleiding tot een herinrichting? Nee. Geven de marktontwikkelingen nu en in de voorzienbare toekomst noodzaak tot een andere inrichting? Het antwoord op die vraag is ook nee. Op dit moment zie ik dus geen reden voor een herinrichting van het toezicht. Dat neemt niet weg dat de markt volop in beweging is. Je ziet dat telecom- en mediabeleid elkaar meer en meer overlappen. Het gaat om het beleid van twee departementen. Je moet er in ieder geval voor zorgen dat het beleid kraakhelder is en goed op elkaar afgestemd. Er moet geen licht tussen zitten. De inrichting van het toezicht is een van de onderwerpen die in de heroverwegingswerkgroepen aan de orde is gekomen. We hebben daar ook voorstellen voor gedaan. Ik denk dat dit onderwerp aan de orde komt bij de formatie van een nieuw kabinet. Daar wil ik het op dit moment even bij laten.
De heer Elias (VVD): Dat snap ik. Ik heb dat ook gezegd. Alleen, als je de brief goed leest, is er eigenlijk geen andere conclusie mogelijk dan dat in de brief van januari zou moeten staan dat we moeten bundelen. Maar wat staat er in de brief: nee, we gaan nog niet bundelen. Dat vind ik zo raar. Als je de brief goed leest, is die een optelsom van argumenten voor bundeling.
Minister Van der Hoeven: Dat is maar hoe je het bekijkt. Er zijn veel zaken die tot convergentie leiden, maar de verschillende onderwerpen die door de verschillende toezichthouders worden gedaan, zijn niet allemaal precies hetzelfde. De vraag is of je het beter kunt laten functioneren door een betere samenwerking of dat je inderdaad tot een fusie moet komen. Dan is nog de vraag hoe die clustering, die fusie eruit moet komen te zien, wat je allemaal bij elkaar gaat voegen. Ik denk dat een aantal modellen mogelijk is. Daarom wil ik er op dit moment niet op vooruitlopen. Ik kan mij echter goed voorstellen dat er nader over wordt gesproken en dat wordt gekeken naar hoe je het toezicht toekomstbestendig maakt. Dat moet wel zodanig gebeuren dat er niets tussen de wal en het schip valt. We moeten ook niet een enorme gigant creëren waar we later weer spijt van krijgen. Hierover is dus nog niet het laatste woord gezegd. Ik kan het echt niet mooier maken. Ik wil best wel wat vooruitlopen op het volgende kabinet, maar dat lijkt me niet verstandig.
In december heeft de Kamer van de staatssecretaris de resultaten van de evaluatie van OPTA gekregen. OPTA is doelmatiger geworden. Ze verricht goed werk, maar er zijn ook kritische kanttekeningen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het een veeg teken zou vinden als de markt alleen maar positief zou reageren. Een toezichthouder moet ook streng optreden waar dat nodig is. Ruimte voor verbetering is er zeker. Er is een aantal mogelijkheden aangegeven. Er kan bijvoorbeeld best meer gedaan worden aan de dialoog met de marktpartijen, maar, zoals de heer Elias zei: houd wel afstand. Je moet niet bij elkaar op schoot gaan zitten. Het zijn twee verschillende verantwoordelijkheden. Ik ben het er zeer mee eens dat men de dialoog aangaat – dat kan ook onnodige kou uit de lucht halen – maar je hebt wel afstand tussen enerzijds de markt en anderzijds de toezichthouder. Ik denk dat OPTA de aanbevelingen goed gaat oppakken. Ik zal via mijn reguliere gesprekken met haar de vinger aan de pols houden.
Door zowel de heer Atsma als mevrouw Gesthuizen zijn vragen gesteld over de gegevens. Wordt niet te veel informatie bij marktpartijen opgevraagd? OPTA heeft natuurlijk gegevens nodig om haar werk goed te kunnen doen. Ze komt daar alleen aan als ze aan marktpartijen vraagt om die gegevens aan te leveren. Ik ben het echter met de leden eens dat het terugdringen van de administratieve lasten belangrijk is. Verbeteringen zijn dat de omvang van de vragenlijst voor marktanalyses is verkleind, dat de informatieverzoeken zijn gedoseerd en dat wordt samengewerkt met de NMa voor de gegevensverzameling. Men is echter nog steeds kritisch. Ik heb OPTA gevraagd om dit actief met marktpartijen te bespreken om zo gezamenlijk te kunnen vaststellen waar je die lasten inderdaad nog kunt verminderen.
Toezicht is van groot belang voor de markt. Daar heeft iedereen voordeel bij. Het klopt dat daar door telecombedrijven ook financieel aan wordt bijgedragen, maar ze plukken er ook de vruchten van. De leden kennen het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet. Daarin is geregeld wat doorberekend mag worden op basis van de omzet van bedrijven. In februari heeft de rechter uitspraak gedaan over de bezwaren die door marktpartijen aanhangig zijn gemaakt tegen de vergoedingregeling. Toen is geconstateerd dat het uitgangspunt om alle toezichtskosten door te berekenen aan alle deelnemers in de markt die onder toezicht staat, op goede gronden is genomen. Ook de toepassing van OPTA van de regelgeving rondom het uitgangspunt dat de omzet als maatstaf wordt gebruikt voor de verdeling van de kosten over marktpartijen, is volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven juist geweest.
De heer Van Dam vroeg of de keuze voor high trust nood of een vrije keuze is geweest. Het is kabinetsbeleid. Bij het aantreden van het kabinet-Balkenende IV hebben we dat met elkaar afgesproken. De partij van de heer Van Dam zat daar bij. Het beleid wordt breed toegepast, niet alleen bij OPTA, maar ook bij de NMa en de AFM. Het is bewust. Het is ook goed dat je het vertrouwen geeft waardoor je de gedetailleerdheid aan het begin van het traject kunt verminderen. Als echter overtredingen plaatsvinden, ben je wel de pineut. Zo simpel is dat. Dan betaal je.
Dan de salariëring van de voorzitter van OPTA. Die was in de eerste termijn, 2005–2009, € 274 000 en is in de tweede termijn, 2009–2013, € 220 000. Overigens staat dat ook in de Staatscourant. Die informatie wordt gepubliceerd. Het klopt dat het boven de balkenendenorm is. Er is wel een aantal arbeidsvoorwaarden versoberd in 2009. Het salaris is gedaald en de vertrekpremie is teruggebracht tot de helft, van twee naar één jaar. Het is dus niet zo dat er geen ingreep heeft plaatsgevonden.
Mevrouw Gesthuizen vroeg: mag KPN antennes weghalen? Ja, je mag masten weghalen. OPTA heeft echter bepaald dat KPN de «multi-user»-masten, de masten die voor meerdere categorieën gebruikt worden, moet laten staan. KPN mag dus niet zeggen: als we in de toekomst een klant kwijtraken, halen we alsnog de mast weg.
Er is nog een vraag van de heer Vendrik die ik niet kon plaatsen. Hij vroeg wat mijn politieke opvatting is over retourcommissies. Retourcommissies is voor alle media. Het is een commercieel bedrijf. Je krijgt korting als je je pakket reclame inkoopt bij dat bureau. Het is ook een keuze van een commerciële partij om met dat bureau in zee te gaan. Als je als commerciële partij reclame inkoopt, krijg je korting naarmate je meer reclame inkoopt. Dan heb je eigenlijk kwantumkorting. Mag dat? Ja, het mag. Dat is overigens niet verboden in Frankrijk. Wat wel verboden is, is het maken van prijsafspraken. Ik wil wel nagaan of sprake is van prijsafspraken, want dat is een andere zaak. Het fenomeen op zich is echter niet verboden. Prijsafspraken zijn dat natuurlijk wel. Ook dit punt leg ik neer bij de NMa, want dat wil ik graag weten.
De voorzitter: We gaan door met de tweede termijn.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Ik begrijp dat zij zich zeer kan vinden in de zorg van de Kamer. Zij zal aan marktpartijen die afhankelijk zijn van het al dan niet bemachtigen van spectrum in de ether, zo veel mogelijk duidelijkheid geven over waar we op lange termijn naartoe gaan. Ik ga ervan uit dat zij over ieder punt dat zij meent te hebben gevonden om het nog beter te gaan doen, de Kamer direct zal informeren.
Er is nogal wat gezegd over de verglazing van Nederland, maar daar worden we het gewoon niet over eens. Ik laat het daar maar even bij. Ik vind het wel wat typerend om te zeggen: ik ga niet over datgene waar gemeenten en provincies hun geld aan uitgeven, maar ik vind het toch goed als ze het doen. Dat is toch wat dubbel.
Ten slotte maak ik nog een opmerking over de etherdistributiemarkt. De staatssecretaris heeft geschreven: ik ga niet OPTA voor de voeten lopen of zeggen dat ze haar werk niet goed heeft gedaan. Ik bevind mij ook niet in een positie om dat te kunnen doen, maar volgens mij zou veel van het zeer worden weggenomen als er gewoon, voordat men direct doorgaat naar de drie criteria en op basis daarvan zegt dat er ex ante-regelgeving nodig is, een goede marktanalyse komt, waarbij rekening wordt gehouden met feitelijk gedrag in de markt en met mogelijke belemmeringen. Ik heb er als Kamerlid ook behoefte aan dat we goed in kaart krijgen hoe die markt functioneert. De minister zegt dat zij het werk niet over wil doen. Ik druk haar toch op het hart om dat wel te doen, ook omdat anders kosten van rechtszaken die maar blijven slepen uiteindelijk toch bij de belastingbetaler terechtkomen.
De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de stevige toezegging dat wat haar betreft met volle kracht vooruit wordt gegaan als het gaat om de eerdere afspraken en de politieke consensus die hier is bereikt over het overgaan van analoog naar digitaal voor de etherfrequenties. Ik ben de minister daar erkentelijk voor. Ik heb het gevoel dat alle fracties die zich daarover hebben geuit, ook vinden dat met volle kracht vooruit moet worden gegaan, in de geest van oud-staatssecretaris Heemskerk. Dan kan iedereen ook verder. Dat geeft zekerheid en duidelijkheid.
Ook dank ik de minister omdat zij wil kijken naar de OPTA-regelgeving en de gevolgen, de onbedoelde neveneffecten daarvan voor plattelandsgebieden. Ik zal zorgen dat zij de informatie krijgt.
Collega Gesthuizen had een dubbel gevoel over de minister. Nu ben ik hier niet om de minister te verdedigen, maar ik merk toch op dat behalve breedbandige kabel en datgene wat mevrouw Gesthuizen over de mobiele voorzieningen heeft gezegd, wij sinds kort breedbandige internetvoorzieningen via de satelliet tot ons kunnen krijgen. Sterker nog, ik ben heel erg trots dat wij sinds twee weken een subsidieregeling hebben voor breedbandig internet via de ASTRA, met steun van de SP. Dus waar heeft mevrouw Gesthuizen het over? Zij krijgt mijn applaus voor die steun, maar zij moet niet te snel vergeten wat zij heeft gesteund.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik snap niet zo heel goed waar de heer Atsma naartoe wil.
De heer Atsma (CDA): U verwijt eigenlijk gemeenten, provincies, de minister dat proactief wordt meegedacht om een goede, breedbandige voorziening op het platteland te realiseren.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind het fantastisch dat iedereen meedenkt. Ik vind het fantastisch dat u meedenkt met bedrijven die menen daarmee vele miljoenen te kunnen gaan verdienen. Ik zou het alleen fijn vinden als u het dan vooral bij meedenken hield en u niet meteen wilt meefinancieren.
De heer Atsma (CDA): Ik leef mee met die bedrijven en die burgers die breedbandig internet moeten ontberen. Daar gaat het om, voor deze partijen moet je een voorziening creëren die ook betaalbaar is. Ik heb het niet over de bedrijven die dit moeten realiseren. Natuurlijk maken deze bedrijven hun eigen winst- en verliesrekening op. Wij moeten blij zijn dat binnen afzienbare tijd 16 miljoen Nederlanders en ik weet niet hoeveel huishoudens de beschikking hebben over breedbandige voorzieningen. Dat is het enige wat wij moeten zouden willen. U zou dat ook moeten steunen, mevrouw Gesthuizen.
Nog een laatste opmerking over FunX. Ik heb inderdaad gezegd dat het niet nodig zou moeten zijn. Ik heb gewezen op de eigen verhalen waaruit blijkt dat men succesvol is. Men meet dit af aan het internetgebruik. Ga daar vooral mee door, zou ik zeggen. De minister zegt terecht dat hier en daar nog gaten bestaan in de dekking. Zolang dat aan de orde is, kunnen wij geen nieuwe zaken optuigen met publiek geld. Ik ben dat helemaal met de minister eens. Ik heb haar ook horen zeggen dat in een aantal gemeenten die ruimte er wel is. Ik herinner mij dat de vorige minister van Economische Zaken aangaf dat er helemaal geen etherfrequentie meer beschikbaar was op lokaal niveau. Dit was namelijk de reactie van minister Brinkhorst op de suggestie van de fracties van het CDA en de SP om ruimte te creëren voor vrije radio of, zo men wil, etherpiraten. Dat was niet mogelijk, want er was geen millimeter ruimte meer in de ether. Die blijkt er nu wel te zijn. Ik herhaal dan ook mijn oproep in eerste termijn: denk nog eens na over een andere bestemming van de resterende restjes frequentieruimte.
De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb nog een paar opmerkingen. Wat de positie van OPTA betreft, dat punt laten wij over aan het nieuwe kabinet. Men weet, als het aan GroenLinks ligt gaan er niet alleen een paar departementen samen maar is het ook logisch dat in het verlengde daarvan een nieuwe communicatietoezichthouder ontworpen wordt. OPTA hoort daar uiteraard deel van uit te maken. Dus niet naar de NMa, maar juist een goede nieuwe toezichthouder voor de 21ste eeuw die de communicatiesector in de breedste zin van het woord onder handen neemt. Dit punt ga ik de minister echter niet voorhouden, dat is aan een nieuw kabinet.
Dat geldt ook voor de superbreedbandige netwerken waarvoor een aanvalsplan moet komen conform mijn motie. Eerlijk gezegd heb ik met een klein beetje verbazing naar mevrouw Gesthuizen geluisterd. Dit debat maak ik nu twaalf jaar mee. Al twaalf jaar heb ik beloftes gehoord over nog meer breedbandig internet, beschikbaar voor alle burgers, van bestaande infrastructuurpartijen. Ik heb allerlei plannetjes voorbij zien komen. Met commercieel geld zou men Nederland gaan verglazen. Daar is allemaal geen klap van terecht gekomen, echt helemaal niets. Ik vind het dan ook noodzaak dat de overheid – in 2005 hebben wij hierover een groot debat gevoerd met minister Brinkhorst – die eerst op afstand ging staan en niet meteen zelf ging investeren, nu actiever wordt. Daar ging mijn motie over, daar wil ik een plan voor hebben. Betekent dit dat de overheid alles betaalt? Nee, het betekent wel dat de overheid het voortouw gaat nemen en leiding gaat geven. De markt doet het immers gewoon niet. Het punt van de heer Van Dam, namelijk de bijna monopoliepositie van een aantal bedrijven in deze sector, speelt daarbij een heel belangrijke rol. Het is gewoon een melkkoe, laten wij eerlijk wezen. Men heeft geen zin om zichzelf concurrentie aan te doen. Wat zullen deze bedrijven moeilijk gaan doen om te investeren in superbreedband? Wij hebben daar maatschappelijk en economisch echter wel behoefte aan en daarom is dit plan nodig. Dat plan komt er en dat is goed nieuws.
Het volgende punt betreft de radio. Het is fijn dat de minister haast maakt, dat doet mij deugd. Volgens mij zijn wij het erover eens dat marktpartijen hieraan kunnen bijdragen door niet eindeloos lang te blijven zeuren over de vergoeding die straks uit het SEO-traject komt. Neem die maar voor je kiezen, die snelheid is commercieel ook wat waard, zou ik dan maar denken.
Ik heb nog één vraag over de verplichting die de nieuwe vergunninghouders in de nieuwe periode aangaan om mee te werken aan de introductie van digitale radio. Ik heb begrepen dat behalve een vergoeding die nog wordt vastgesteld er een aftrekpost komt voor de kosten van digitalisering. Over welke kosten hebben wij het dan precies? Wie bepaalt welk digitaliseringstraject gevolgd wordt? Ik heb begrepen dat de publieke omroep in het te kiezen type digitale invoering leidend is. Ook in dit geval is mijns inziens snelheid nodig. Kan de minister mij verzekeren dat ook sprake van snelheid is?
Ik ben blij te horen dat het fenomeen «surco» bij de NMa wordt neergelegd. Ik ben heel benieuwd hoe de marktanalyse uitvalt: zijn er prijsafspraken of is er misschien zelfs misbruik van een economische machtspositie?
De heer Elias (VVD): Voorzitter. Over waar een demissionair kabinet niet gaat, zal ik niet spreken. Ik heb er wel duidelijke opvattingen over, maar die laten wij maar voor wat ze zijn. Ik heb enkele punten, te beginnen met frequenties voor de radio. Rond de erfenis van de staatssecretaris af, dat signaal geven wij als oppositie. Uiteindelijk is er iets op tafel gekomen waar mee te werken valt. Het heeft onze instemming om dit ook af te maken.
De redenering van de minister ten aanzien van het mobiel bellen is ook de onze. Er moet concurrentie zijn, er moet transparantie zijn en er moeten overstapmogelijkheden zijn. De minister gaat streng praten met de partijen en dat is haar vast wel toevertrouwd. Ik miste echter een deadline. Wanneer moet er iets bereikt zijn? Daar zou ik iets meer over willen weten. Het is niet de bedoeling dat wij een paar maanden of een halfjaar over en weer gaan zitten praten zonder dat er iets gebeurt.
Tot slot. Hoor ik mevrouw Van Gesthuizen nu zeggen: doe als overheid niet wat de markt ook zelf kan doen? Zo ja, is dat een beleidswijziging bij de SP, die door ons van harte wordt toegejuicht?
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind het geweldig dat ik al deze interrupties van de heren krijg. Ik had het fijner gevonden als u bij het begin van het algemeen overleg aanwezig was geweest. In mijn eerste termijn had ik er namelijk rekening mee gehouden. Dit is inderdaad onderdeel van het pleidooi dat ik heb gehouden: doe niet als overheid wat de markt kan doen.
De heer Elias (VVD): Daar zal ik u nog vaak aan helpen herinneren.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Wij zijn voor marktwerking daar waar de markt kan werken.
De heer Elias (VVD): Kijk aan, het wordt alleen maar beter.
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Voordat het heel onoverzichtelijk wordt en de VVD en de SP elkaar beginnen te vinden in een visie op marktwerking: snel verder. Laat ik beginnen bij het mobiel bellen: betalen per seconde of per minuut. De minister heeft mijn standpunt gehoord in eerste termijn. Ik wil de minister vragen wanneer wij iets horen van haar: binnen een maand? Dat lijkt mij niet al te ambitieus als de minister eerst een gesprek moet hebben met deze drie bedrijven. Ik neem aan dat ze meteen komen opdraven als de minister ze belt. Kunnen wij vernemen wat deze gesprekken hebben opgeleverd? Zelf denk ik dat ze niet zo veel zullen opleveren. Als dat inderdaad het geval is, moeten wij mijns inziens echt overwegen om de wet te wijzigen op dit punt. Ik vind het ongehoord dat je moet betalen voor iets wat je niet gebruikt.
Dan het punt van het doorgeleiden naar de NMa. Dat is uiteraard zeer positief, daar lijkt mij alle reden toe.
Over breedband hoorde ik de minister zeggen dat zij in de consultatieprocedure van de Europese Commissie een visie namens Nederland moet inbrengen op het opnemen van breedband in de UD. Ik weet niet of ik dat helemaal goed begrepen heb. Het lijkt mij goed dat wij inbrengen dat wij er op zich geen bezwaar tegen hebben dat breedband wordt opgenomen in de UD. In principe is dit een nationale kwestie; landen moeten dit zelf bepalen. Volgens mij is het slechtst denkbare scenario dat Brussel bepaalt dat wij dat niet mogen. Stel dat Brussel dit voor de hele EU wil. Daar kun je nog over discussiëren, zolang men het maar niet blokkeert.
In eerste termijn zei ik al dat wij de evaluatie van OPTA niet zo heel veel recht doen. Ik neem het enorme risico dat ik dit met één opmerking kort door de bocht dit nog erger maak. Mij moet wel één ding van het hart. Ik vind OPTA er de afgelopen jaren niet krachtiger op geworden. Ik heb de indruk dat OPTA minder krachtig is en ik heb ook de indruk dat de markt zich minder zorgen maakt over wat OPTA vindt dan een aantal jaren geleden. Dat kan te maken hebben met het gegeven van «high trust»-toezicht, het kan te maken hebben met het feit dat de praktijk rond het toezicht nu eenmaal sterk te maken heeft met juridische procedures en OPTA dus ook wat voorzichtiger is geworden. Die indruk wordt wel gewekt. Ik kan niet zeggen dat ik daar zo ontzettend gelukkig mee ben. Als de overheid een niet perfect functionerende markt toch als markt wil laten functioneren, vergt dat een krachtige toezichthouder. Ik vind dit een uitdaging voor de komende jaren.
Dan heb ik nog een laatste punt. Het is positief dat de minister vaart wil maken met het dossier van de radiofrequenties. Wat FunX betreft, ik blijf vinden dat er wel een schepje bovenop zou mogen. Dat zouden wij per motie kunnen doen, maar volgens mij hebben wij al eens een stemverhouding gehad die er net om spande. Misschien kunnen wij beter wachten tot na 9 juni.
De heer Atsma (CDA): Die motie heeft het toen niet gered, daar moet je gewoon eerlijk over zijn.
De heer Van Dam (PvdA): Juist. Dus kunnen wij misschien beter wachten tot na 9 juni. Mochten de heer Vendrik en ik het samen voor het zeggen krijgen, dan komt het volgens mij wel goed op dit vlak.
Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik beginnen met het punt van de frequenties dat door bijna alle sprekers is genoemd. Ik maak daar haast mee, maar een en ander hangt, zoals de heer Vendrik terecht zei, voor een deel af van de snelheid waarmee de betreffende partijen reageren en van de conclusies die men trekt. Snellere bekendwording, snellere besluitvorming heeft een commercieel voordeel, daar ben ik het zeer mee eens.
Mevrouw Gesthuizen heeft enkele vragen gesteld over de marktanalyse van de etherdistributie. Er is een marktanalyse gedaan door OPTA. Deze is goed. Het is niet aan de minister van Economische Zaken om dat nog eens over te doen. Trouwens, het mag ook niet volgens de EU-richtlijnen. Deze bepalen namelijk dat de marktanalyse gedaan moet worden door een onafhankelijk orgaan, een orgaan dat ook onafhankelijk is van de politiek. OPTA dus. Dit is ook conform de kaderrichtlijn telecom.
Mevrouw Gesthuizen vroeg voorts om duidelijkheid over de frequenties. Dat heb ik aangegeven. Een en ander moet tijdig gebeuren.
In antwoord op de vraag van zowel de heer Van Dam als de heer Elias stel ik voor dat ik de Kamer de uitkomsten daarvan voor het verkiezingsreces laat weten, dus voor vrijdag 21 mei.
De heer Van Dam (PvdA): Nog net iets daarvoor, zodat wij ...
Minister Van der Hoeven: Ja, dat snap ik, niet op 20 mei.
Dat brengt mij bij de vraag van de heer Atsma. Ik kom terug op de onbedoelde effecten van het OPTA-besluit.
Ik denk dat de heer Vendrik en ik het meer met elkaar eens zijn dan eerder dit jaar. Dat is ook wel eens leuk om te horen.
Dan resteert nog een vraag van de heer Atsma over de frequentieruimte voor FunX. Wij hebben de huidige verhoudingen tussen publiek en commercieel als uitgangspunt genomen bij de keuze om de huidige vergunningen te verlengen. Wij hebben een uitzondering gemaakt voor FunX. Mede op verzoek van de Kamer hebben wij aangegeven dat het oplossen van de ontvangstklachten boven het toewijzen van ruimte gaat. FunX is geen publieke omroep en zal haar kwestie aan de orde moeten stellen via de publieke omroep, dat weet de Kamer net zo goed als ik. Op dit moment is het maar de vraag of de FM-band die behoorlijk efficiënt is ingepland nog veel ruimte biedt die voor commerciële omroepen interessant is. Ook de voor FunX gevonden frequenties hebben maar een heel beperkt bereik.
De heer Van Dam vraagt naar de consultatie van de Commissie. Ik ben het met hem eens dat een en ander niet geblokkeerd mag worden. Dat zou immers betekenen dat je geen nationaal beleid meer kunt voeren. Niet blokkeren dus, dat punt zal ik zeker meenemen in mijn reactie.
Ik ben het met de heer Van Dam eens dat OPTA iets moet voorstellen. Als men geen tanden heeft, kan men niet bijten en dan gebeurt er niets. Ik deel de mening van de heer Van Dam niet, maar ik ben het wel met hem eens dat de toekomstige toezichthouder, hoe deze er ook komt uit te zien, tanden moet hebben.
Ik ben nog op zoek naar het antwoord op de vraag van de heer Vendrik over de aftrekposten. Het antwoord komt eraan, zie ik. Op de vraag of de vergunninghouders de investeringskosten fiscaal kunnen aftrekken is het antwoord ja. Daar wordt in het waardebepalingsonderzoek ook rekening mee gehouden, omdat dit onderzoek gebaseerd is op kasstroom.
De heer Vendrik (GroenLinks): Dan zit ik op één punt goed. Naar ik begrepen heb zijn er nogal verschillende modellen van digitalisering die ook verschillende kostenpatronen met zich meebrengen. Ik heb begrepen dat de publieke omroep leidend is in het vormgeven van de digitale introductie. Daar vloeien dus kosten uit voort voor de commerciële exploitant. De vraag is hoe dit precies in elkaar zit.
Minister Van der Hoeven: Nu moeten wij even terug naar 2003, toen in samenspraak met de Kamer is bepaald dat de landelijke publieke omroep een voortrekkersrol heeft in het kader van TDAB. Men zendt al uit via TDAB. De publieke omroep is dus leading in het geheel.
De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de beraadslaging.
– De minister zal de Kamer medio april per brief informeren over de uitkomsten van het waardebepalingsonderzoek van SEO.
– De minister zal de Kamer schriftelijk informeren over de besluiten van OPTA in Friesland met betrekking tot kabel op het platteland.
– De minister zal de NMa vragen om te kijken naar de stijgende lasten bij mobiel bellen en de uitkomsten daarvan voor het verkiezingsreces naar de Kamer te sturen.
– Voorts zal de minister de NMa voorleggen of sprake is van prijsafspraken bij «surco's».
– De minister zal, voor zover dat mogelijk is, de verlenging van de radiofrequentieverdeling versnellen.
Mevrouw Gesthuizen (SP): De minister heeft ook toegezegd om de Kamer inzichtelijk te maken welke kosten gepaard zijn gegaan met de privatisering van de etherdistributie.
Minister Van der Hoeven: Nee, volgens mij heb ik dat niet toegezegd.
Mevrouw Gesthuizen (SP): U zei: ik weet niet uit mijn hoofd wat dat allemaal voor kosten zijn geweest, maar als u daar prijs op stelt, wil ik u dat wel ...
Minister Van der Hoeven: Nee, ik heb iets anders toegezegd. Ik zal dit even precies nagaan. Ik heb niet toegezegd wat u opsomt.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vraag erom.
Minister Van der Hoeven: Dat was het punt: u vraagt erom. Ik zal kijken wat ik aan informatie heb. Die zal ik de Kamer doen toekomen.
Voorzitter: Ik dank de minister en de collega's.