Vastgesteld 3 oktober 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 26 juni 2014 over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren houdende een verbod op het gebruik van pluimvee voor productie waarop ingrepen zijn toegepast die niet zijn toegestaan (Kamerstuk 31 389, nr. 143).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 september 2014 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 2 oktober 2014 zijn ze door hem beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben naar aanleiding hiervan nog een aantal vragen. Allereerst lezen zij dat er op verschillende momenten ingreepverboden in werking zullen treden. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de gestelde termijnen gehaald zullen worden? Is de Staatssecretaris bereid de inspanningen van pluimveehouders mee te nemen in het proces wanneer de ingangsdatum voor een verbod niet reëel is? Bijvoorbeeld wanneer de fokprogramma’s ondanks een positieve inzet minder spoedig verlopen? Zo nee, waarom niet? Deze leden nemen kennis van de Europeesrechtelijke aspecten en de verschillende ontwikkelingen bij andere EU-lidstaten. Kan de Staatssecretaris per verbod aangeven of er EU eisen zijn en indien dat het geval is, wat deze Europese eisen inhouden en hoe de Nederlandse eisen zich daartoe verhouden? Stellen andere lidstaten dezelfde verboden in als Nederland inclusief dezelfde termijnen? Zo nee, waarom wijkt de aanpak van de Staatssecretaris af van andere lidstaten? Kan de Staatssecretaris in een overzicht aangeven welke maatregelen andere lidstaten nemen en in hoeverre deze afwijken van de Nederlandse voorstellen? Zo ja, wil zij deze met de Kamer delen? Daarnaast constateren de leden van de VVD-fractie dat Nederland voorop loopt met extra eisen en controle op het gebied van dierenwelzijn. Hierdoor ontstaat er een ongelijk speelveld voor de Nederlandse pluimveehouders. Deze leden constateren namelijk dat de naleving en controle in andere lidstaten te wensen overlaat. Als voorbeeld zijn er de legbatterijeieren die in Europa officieel verboden zijn, maar nog steeds geïmporteerd en gebruikt worden in de voedselmiddelenindustrie. Wat gaat de Staatssecretaris doen om de Nederlandse ondernemers in een Europa met een gelijk speelveld te laten ondernemen? Hoe past de uitbreiding van deze regels in de ambitie van het kabinet en wat gaat de Staatssecretaris doen om de daarbij behorende lastendruk te verminderen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren houdende een verbod op het gebruik van pluimvee voor productie waarop ingrepen zijn toegepast die niet zijn toegestaan. Deze leden steunen het verbod op een aantal ingrepen bij pluimvee van harte omdat hiermee een forse verbetering in het dierenwelzijn worden gerealiseerd.
Zij zijn zeer te spreken over de voortvarende aanpak van de Staatssecretaris en hebben verder geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren houdende een verbod op het gebruik van pluimvee voor productie waarop ingrepen zijn toegepast die niet zijn toegestaan. Deze leden hebben verder geen vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Staatssecretaris aangaande de uitvoering van de motie Ouwehand (PvdD) / Van Dekken (PvdA) waarin de regering verzocht wordt de vrijstelling van het verbod op ingrepen in de pluimveesector tot 2021 te herroepen en het verbod op 1 januari 2015 onherroepelijk van kracht te laten worden. Zij merken op dat dit ook meer dan terecht is, aangezien het Ingrepenbesluit al in 1996 bekend was en vanaf 2001 de verboden tot op heden maar liefst drie maal uitgesteld zijn. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Staatssecretaris.
De leden van de PvdD-fractie waarderen de ambities van de Staatssecretaris om te komen tot een pluimveehouderij waar ingrepen niet langer zijn toegestaan. Het houden van kippen in de bioindustrie in overvolle hokken zonder de mogelijkheid tot het vertonen van natuurlijk gedrag zorgt voor stress en afwijkend gedrag. Door het toepassen van ingrepen wordt het dier aangepast aan zijn omgeving in plaats van dat de omgeving wordt aangepast aan de behoefte van het dier. Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris deze ernstige aantastingen van het dierenwelzijn, zoals snavelkappen, niet langer meer toe zal staan, maar moeten helaas constateren dat de pluimveesector voor de vierde maal uitstel krijgt van drie jaar. Zij vinden het van groot belang dat de Staatssecretaris te allen tijde volledig op de hoogte is van de voortgang die de sector al dan niet maakt om te voldoen aan de eisen die vanaf 1 september 2018 gaan gelden. Een vijfde uitstel is onbespreekbaar en zou ook oneerlijk zijn ten opzichte van de pluimveehouders die al wel voldoen aan de nieuwe normen. Welke concrete maatregelen heeft de pluimveesector dit jaar genomen en wat staat op stapel voor 2015? Welke maatregelen neemt de pluimveesector op het gebied van huisvesting, het aantal dieren die worden gehuisvest en het uitoefenen van natuurlijk gedrag? Is de Staatssecretaris bereid om een brief naar de Kamer te sturen waaruit blijkt welke stappen de sector maakt om het naleven van dit verbod te waarborgen? Welke stappen gaat de sector nemen om ervoor te zorgen dat het wettelijk verbod op het verwijderen van de achterste tenen bij hanen in 2021 door de hele sector gerespecteerd gaat worden? Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de stappen die nu gezet worden? In de bioindustrie worden dieren dusdanig gefokt zodat zij zoveel mogelijk produceren; koeien leveren een onnatuurlijke hoeveelheid melk en worden in een paar jaar letterlijk uitgemolken en afgedankt voor de slacht. De varkenshouderij kweekt superzeugen met extra tepels omdat het fokbeleid er toe geleid heeft dat er te veel biggen in een worp zitten. Plofkippen zijn zo gefokt dat het hart na 6 weken onnatuurlijk harde groei het begeeft en het dier door zijn poten zakt. Erkent de Staatssecretaris dat het fokken met dieren in de bioindustrie onethisch is, de integriteit van een dier aantast en niet past in haar visie op een duurzame veehouderij? Is de Staatssecretaris bereid om een eindtijd vast te stellen voor de sector waarop er een einde moet zijn gemaakt aan de onnatuurlijke groei van de dieren. Is de Staatssecretaris bereid om met een plan van aanpak te komen voor de verschillende sectoren om een einde te maken aan deze onethische fokpraktijken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven in hoeverre de gestelde termijnen gehaald zullen worden en of de Staatssecretaris bereid is de inspanningen van pluimveehouders mee te nemen in het proces wanneer de ingangsdatum voor een verbod niet reëel is, bijvoorbeeld wanneer de fokprogramma’s ondanks een positieve inzet minder spoedig verlopen.
Antwoord:
Het Besluit Diergeneeskundigen dat op 1 juli jl. van kracht is geworden geeft aan op welke termijn de ingrepen bij de verschillende categorieën pluimvee worden verboden. Ik heb eerder uw Kamer een duidelijk signaal afgegeven dat met de sector wordt toegewerkt naar het verbod op deze ingrepen. Op basis van onderzoek zijn maatregelen bepaald waarmee het verbod op snavelbehandeling in 2018 voldoende kan worden nageleefd op een voor het welzijn van pluimvee verantwoorde manier. In deze periode worden onbehandelde koppels gemonitord op praktijkbedrijven. Zoals aangegeven in de beantwoording van het verslag van het schriftelijk overleg ingrepen pluimvee van 12 augustus 2013 (Kamerstuk 31 389, nr. 132) zijn de tot nu toe verkregen resultaten dusdanig dat ik er vertrouwen in heb dat de pluimveehouders voldoende gelegenheid krijgen om ervaring op te doen met onbehandelde koppels. In 2017 zal een evaluatie van de geschiktheid van de bovengenoemde maatregelen worden uitgevoerd op basis van de resultaten van deze monitoring. In deze evaluatie worden de effecten van de fokkerij ook meegenomen. Het uitvoeren van deze evaluatie is eerder afgesproken met de Stuurgroep Ingrepen bij pluimvee en was onderwerp van de aangenomen motie van de leden Geurts en Dik-Faber (Kamerstuk 31 389, nr. 138).
Ik vind het een goede ontwikkeling dat steeds meer pluimveehouders zich voorbereiden op het ingrepenverbod door nu al ervaring op te doen met onbehandelde koppels.
Ten aanzien van het voorliggende besluit merk ik op dat het gebruiksverbod geldt vanaf het moment dat de ingreep verboden is.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris per verbod kan aangeven of er EU-eisen zijn en indien dat het geval is, wat deze Europese eisen inhouden en hoe de Nederlandse eisen zich daartoe verhouden? Stellen andere lidstaten dezelfde verboden in als Nederland inclusief dezelfde termijnen? Zo nee, waarom wijkt de aanpak van de Staatssecretaris af van andere lidstaten? Kan de Staatssecretaris in een overzicht aangeven welke maatregelen andere lidstaten nemen en in hoeverre deze afwijken van de Nederlandse voorstellen?
Antwoord:
De Europese wetgeving (Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen) geeft aan dat elke vorm van verminking van pluimvee verboden is. Om pikkerij en kannibalisme te voorkomen, kunnen de lidstaten echter het inkorten van snavels toestaan bij kuikens jonger dan tien dagen die voor de leg bestemd zijn, mits dat uitgevoerd wordt door gekwalificeerd personeel. Het staat dus lidstaten vrij om strengere regels in te voeren op dit gebied. Nederland en andere landen in Europa hebben hiervoor gekozen. De situatie is heel divers.
− In sommige lidstaten is het inkorten van de snavels al jaren verboden zoals in Finland, Noorwegen en Zweden. In dit laatste land zijn ingrepen bij hanen in de vermeerdering ook verboden behalve het verwijderen van een deel van de achterste tenen van zware vermeerderingshanen die bestemd zijn voor de productie van vleeskuikens.
− Andere lidstaten bereiden een verbod op deze ingreep voor, zoals Duitsland. In deze lidstaat is het behandelen van snavels bij leghennen al verboden. De regionale veterinaire diensten kunnen echter een vergunning afgeven voor de ingreep bij koppels indien nodig en blijken dit nog regelmatig te doen, eventueel met beperkingen betreffende de gebruikte methode. De deelstaten Nedersaksen en Mecklenburg-Vorpommern overwegen een verbod zonder de huidige uitzonderingsmogelijkheden voor het snavelbehandelen per 1 januari 2017. Beide deelstaten beschikken samen over 75% van de leghennenplaatsen in Duitsland. Verwacht wordt dat de rest van Duitsland snel zal volgen. Het kwaliteitskeurmerk KAT heeft in het verlengde daarvan besloten tot een verbod op het snavelbehandelen per 1 januari 2017 voor de aangesloten bedrijven. Gesprekken vinden plaats met de retail over de etikettering van eieren van niet behandelde hennen. Verder overweegt Nedersaksen een houdverbod voor behandelde hennen, zoals in Nederland geregeld wordt met dit ontwerpbesluit.
− In het Verenigde Koninkrijk is het eerder besloten verbod op snavelbehandelen uitgesteld tot tenminste 2016. Het verbod zal ingaan als gebleken is dat het houden van onbehandelde leghennen op praktijkbedrijven geen groter risico vormt voor hun welzijn dan de ingreep zelf. De overheid zal in 2015 na een evaluatie een beslissing nemen over het verbod.
− In andere lidstaten kiest het bedrijfsleven zelf voor het beperken of verbieden van ingrepen zonder dat een verbod vastgelegd is in de regelgeving. In Oostenrijk wordt het inkorten van de snavels in de praktijk bijna niet meer uitgevoerd onder invloed van private keurmerken. In Denemarken heeft de belangenorganisatie van de legsector in juli 2013 besloten tot het niet meer behandelen van de snavels van legkippen. De Deense overheid geeft aan dat wetgeving op dit gebied te verwachten is in de komende jaren.
Deze leden constateren dat de naleving en controle in andere lidstaten te wensen overlaat. Als voorbeeld zijn er de legbatterijeieren die in Europa officieel verboden zijn, maar nog steeds geïmporteerd en gebruikt worden in de voedselmiddelenindustrie. Deze leden vragen wat de Staatssecretaris gaat doen om de Nederlandse ondernemers in een Europa met een gelijk speelveld te laten ondernemen op het gebied van controles op dierenwelzijn.
Antwoord:
De Nederlandse overheid werkt actief mee bij de verbetering van de Europese dierenwelzijnsregelgeving met als doel verbetering van het dierenwelzijn in de EU-lidstaten en een verbetering van het gelijke speelveld. Ik pleit daarbij ook voor een Europees verbod op ingrepen bij pluimvee. Voor wat betreft de naleving van het Europese legbatterijverbod verwijs ik u naar de antwoorden op Kamervragen van het lid Geurts over de noodsituatie van kippenboeren (verzonden d.d. 2 oktober 2014).
Deze leden vragen hoe de uitbreiding van deze regels past in de ambitie van het kabinet en wat de Staatssecretaris gaat doen om de daarbij behorende lastendruk te verminderen.
Antwoord:
Zoals aangegeven in de nota van toelichting van dit ontwerpbesluit leidt de uitbreiding van de regels niet tot een wijziging van administratieve lasten, nalevingskosten of toezichtlasten. Het te zijner tijd niet mogen gebruiken voor productie van pluimvee dat buiten Nederland een in Nederland verboden ingreep heeft ondergaan, kan een effect hebben op de winst van het bedrijf, bijvoorbeeld door hogere uitval. Om dit en in het algemeen een verslechtering van het welzijn te voorkomen, is het in het belang van de pluimveehouders dat ze tijdig de juiste managementmaatregelen leren in te zetten bij onbehandelde koppels. Ik verwijs u hiervoor naar de eerdere beantwoording van vragen van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie vragen welke concrete maatregelen de pluimveesector dit jaar heeft genomen (huisvesting, het aantal dieren die worden gehuisvest en het uitoefenen van natuurlijk gedrag) en wat op stapel voor 2015 staat?
Antwoord:
Dit jaar is de Stuurgroep ingrepen bij pluimvee waarin de pluimveesector en de Dierenbescherming zijn vertegenwoordigd, doorgegaan met zijn inspanningen op dit gebied. Er loopt een project waarbij onbehandelde koppels worden gemonitord op praktijkbedrijven met als doel het bepalen van de beste praktijken om verenpikkerij en kannibalisme te voorkomen. Een soortgelijk project loopt voor de monitoring van hanen met intacte snavels (vermeerdering). Verder is een monitoringsinstrument van de praktijkeffecten van het ingrepenverbod ontwikkeld. Dit wordt gebruikt voor een brede monitoring van koppels van de verschillende pluimveesoorten. Daarnaast zijn bedrijven in de pluimveesector ook bezig met eigen projecten, waarbij leghennenhouders experimenteren met onbehandelde koppels. Concrete volledige aantallen zijn mij niet bekend.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is om een brief naar de Kamer te sturen waaruit blijkt welke stappen de sector maakt om het naleven van dit verbod te waarborgen.
Antwoord:
Voor de stappen die de sector maakt om het naleven van dit verbod te waarborgen, verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vorige vraag. Indien nieuwe ontwikkelingen zich voordoen, zal ik uw Kamer in mijn voortgangsbrief dierenwelzijn hierover informeren.
Voorts vragen deze leden welke stappen de sector gaat nemen om ervoor te zorgen dat het wettelijk verbod op het verwijderen van de achterste tenen bij hanen in 2021 door de hele sector gerespecteerd gaat worden en hoe de Staatssecretaris de stappen beoordeelt die nu gezet worden.
Antwoord:
De huidige inspanningen van de pluimveesector op het gebied van ingrepen betreffen vooral het houden van pluimvee met intacte snavels in het perspectief van het verbod op de snavelbehandeling in 2018.
De vleeskuikenouderdierensector is daarnaast bezig met het zoeken naar voorlopers om alternatieven voor het verwijderen van een deel van de achterste tenen van hanen in de vleesvermeerdering te onderzoeken (zoals het knippen van de nagels van deze hanen), maar dit blijkt lastig vanwege de grote risico’s voor het dierenwelzijn. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat weglaten van deze ingreep bij mannelijke vleeskuikenouderdieren kan leiden tot ernstige veer- en huidbeschadigingen bij de hennen en daarmee tot verhoogde uitval.
Dit is ook recentelijk gebleken bij een experiment met onbehandelde hanen in het Verenigd Koninkrijk.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris erkent dat het fokken met dieren in de bioindustrie onethisch is, de integriteit van een dier aantast en niet past in haar visie op een duurzame veehouderij.
Ze vragen of de Staatssecretaris bereid is om een eindtijd vast te stellen voor de sector waarop er een einde moet zijn gemaakt aan de onnatuurlijke groei van de dieren en of de Staatssecretaris bereid is om met een plan van aanpak te komen voor de verschillende sectoren om een einde te maken aan deze onethische fokpraktijken.
Antwoord:
Sinds het ontstaan van de landbouw fokt de mens dieren om onder andere te voorzien in veilig en voldoende voedsel. Hierbij wordt altijd gefokt op een bepaald fokdoel dat in de praktijk vaak vele jaren verder ligt. Van tijd tot tijd wordt het fokdoel aangepast afhankelijk van nieuwe ontwikkelingen in de markt en de maatschappij.
De fractie van de Partij voor de Dieren noemt een aantal terechte vraagstukken in de sector die verbetering behoeven en relateert deze aan de fokkerij. In tegenstelling tot de vragenstellers zie ik de fokkerij als een kans en mogelijkheid om verdere stappen te zetten naar een duurzame veehouderij. Een voorbeeld hiervan is het fokken op sterkere botten dat ertoe heeft geleid dat vleeskuikens niet meer door de poten zakken en de sterfte fors is teruggedrongen.
Ik vind het positief dat het Nederlandse fokkerijbedrijfsleven in het kader van de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij samen met maatschappelijke organisaties, overheid en wetenschap de Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij heeft ingesteld. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan ethische vraagstukken. Blijvend aandachtspunt hierbij is dat deze bedrijven op de wereldmarkt actief zijn waarin verschillende inzichten gelden als het gaat om ethiek. Ik constateer dat de partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Aandacht voor ethische vraagstukken heeft er onder andere toe geleid dat de Initiatiefgroep invulling heeft gegeven aan het adviesrapport Fokkerij en voortplantingstechnieken (2010) van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) om bijvoorbeeld een ethisch afwegingskader te ontwikkelen voor fokkerij. Dankzij de Initiatiefgroep heeft dit inmiddels z’n plek gevonden in het fokkerijbedrijfsleven.
Over de voortgangsrapportage die de Initiatiefgroep Duurzame Fokkerij op 1 oktober a.s. zal uitbrengen, zal ik u, zoals aangekondigd in mijn brief van 4 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 729) op korte termijn in de toegezegde stand van zakenbrief dierenwelzijn informeren.