Kamerstuk 31389-145

Stand van zaken positieflijst zoogdiersoorten

Dossier: Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

Gepubliceerd: 2 juli 2014
Indiener(s): Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA)
Onderwerpen: dieren landbouw
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31389-145.html
ID: 31389-145

Nr. 145 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2014

In mijn brief van 16 december 2013 (Kamerstuk 31 389, nr. 141) heb ik u geïnformeerd over de uitwerking van de positieflijst, en hoe het traject tot het moment van in werking treden van de positieflijst eruit ziet. Het doel van een positieflijst is het reguleren van soorten die uit oogpunt van dierenwelzijn en risico’s voor de mens verantwoord gehouden kunnen worden. Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken.

Achtergrond

In 2008 is aan Wageningen Universiteit (WUR) gevraagd een transparante systematiek te ontwikkelen die voldoet aan het Andibel-arrest uit 2011 en waarmee per diersoort een welzijns- en gezondheidsrisico-inschatting voor mens en dier kan worden opgesteld. Aan de hand van de criteria uit het concept Besluit houders van dieren is een wetenschappelijke inventarisatie van de behoeftes van de diersoort in haar natuurlijke en gehouden omgeving uitgevoerd. En is een inschatting gemaakt van welzijnsrisico’s voor zoogdiersoorten wanneer deze als gezelschapsdier door een niet-gespecialiseerde particulier gehouden worden. De systematiek moest inzichtelijk kunnen maken op grond van welke bevindingen een bepaalde risico-inschatting heeft plaatsgevonden.

Diersoortspecifieke houderijvoorschriften voor zoogdiersoorten

In mijn brief van 19 juni 2013 (Kamerstuk 31 389 nr. 130) heb ik u geïnformeerd over de uitwerking van de positieflijst. Hierin is aangegeven dat deze geresulteerd heeft in twee categorieën. Ten eerste de lijst voor diersoorten die, uitgaande van het WUR-advies, gehouden mogen worden zonder speciale randvoorwaarden. Ten tweede de lijst voor diersoorten die niet zonder meer gehouden mogen worden, maar mogelijk wel onder speciale randvoorwaarden.

Ik heb op 3 juli 2013 de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) gevraagd voor de tweede categorie de randvoorwaarden in de vorm van diersoortspecifieke houderijvoorschriften te benoemen. Deze dienden opgesteld te worden op grond van diersoortspecifieke bevindingen die door experts als kritische welzijns- en gezondheidspunten aangemerkt zijn en die door de WUR in een database opgenomen zijn.

In aanloop hiernaar toe heeft de RDA op 5 december 2013 eerst een interimadvies uitgebracht met daarin voorstellen op welke wijze houderijvoorschriften ten algemene kunnen worden opgesteld. Hierna heeft de RDA zich gebogen over het benoemen van de gevraagde diersoortspecifieke houderijvoorschriften. In mijn brief van 16 december 2013 (Kamerstuk 31 389, nr. 141) heb ik u hierover geïnformeerd.

Naar is gebleken biedt de door de WUR ontwikkelde database onvoldoende mogelijkheden om achteraf inzichtelijk te maken op grond waarvan een bepaalde risico-inschatting heeft plaatsgevonden. Er is bij de ontwikkeling van de database niet gevraagd om ook inzichtelijk te maken of bepaalde risico’s geminimaliseerd kunnen worden met diersoortspecifieke houderijvoorschriften. De RDA heeft mij per brief van 1 april jl. geïnformeerd dat zij hierdoor geen overtuigende en juridisch houdbare houderijvoorschriften kunnen benoemen waarmee het ingeschatte gezondheids- en welzijnsrisico kan worden geminimaliseerd (zie bijlage 1)1.

In overleg met de RDA en stakeholders heb ik besloten om de onderliggende systematiek van welzijns- en gezondheidsrisico’s opnieuw te laten bekijken zodat het noodzakelijke inzichtelijk kan worden verkregen en tevens meer draagvlak wordt gecreëerd bij de stakeholders.

Aanpassen onderliggende systematiek

De aangepaste methode is op 10 juni jl. met een peer review getoetst door een onafhankelijke wetenschappelijke werkgroep bestaande uit prof. Van der Straeten, oud-voorzitter van de werkgroep Belgische positieflijst, prof. Frans van Knapen, emeritus hoogleraar Faculteit der Diergeneeskunde, prof. Jaap Koolhaas van de Rijksuniversiteit Groningen, onder voorzitterschap van prof. dr. Ludo Hellebrekers, waarmee specialistische kennis op het gebied van dierethologie en risico-inschattingen gewaarborgd is.

Voorafgaande aan de toetsing is de aangepaste methode ook voorgelegd aan de deelnemers van het Bestuurlijk Overleg positieflijst (Dibevo, Platform Verantwoord Huisdierenbezit (PVH), Stichting AAP, Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) en de Dierencoalitie. Dibevo en PVH hebben schriftelijk gereageerd.

De database met daarin de risico-inschatting voor de diersoorten wordt opnieuw gevuld. Daarbij blijft het kunnen uitoefenen door de diersoort van het natuurlijk gedrag leidend. Ook blijft de risico-inschatting gebaseerd op de meest betrouwbare wetenschappelijke bevindingen aangevuld met informatie vanuit de houderijpraktijk over soorten (gedrag en gezondheid in de natuurlijke en in de gehouden omgeving en gevaar voor de mens in de gehouden omgeving).

Experts van de stakeholders worden vanaf het begin intensief betrokken bij het aanleveren van diersoortspecifieke bevindingen waarmee de database gevuld gaat worden. De experts stellen ook de hierbij behorende welzijns- en gezondheidsrisico-inschatting op. Wanneer dat van toepassing is zullen ook diersoortspecifieke houderijvoorschriften worden toegevoegd waarmee de vastgestelde risico’s geminimaliseerd worden. Het door deze expertcommissie opgestelde advies over eventuele aanwijzing van de zoogdiersoort op de positieflijst, in combinatie met eventuele diersoortspecifieke houderijvoorschriften, zal worden voorgelegd aan een in te stellen adviescommissie, de Positieflijst Advies Commissie (PAC) die verantwoordelijk zal zijn voor het opstellen van het definitieve advies. De PAC zal bestaan uit deskundigen op het gebied van diergedrag, diergezondheid, zoönosen en ethiek. Hiermee wordt gewaarborgd dat in het advies van de PAC verschillende invalshoeken zijn meegewogen. De PAC houdt toezicht op het hele afwegingsproces en zal een belangrijke rol spelen in die gevallen waarin de leden van de expertcommissie niet tot overeenstemming hebben kunnen komen over de plaatsbaarheid of het omschrijven van diersoortspecifieke houderijvoorschriften van de onderzochte zoogdiersoort.

De werkgroep, onder voorzitterschap van prof. dr. Ludo Hellebrekers, stelt dat bovengenoemde aanpak een zo goed en reëel mogelijke inschatting van welzijns- en gezondheidsrisico’s biedt, gebaseerd op de mening van experts en met inachtneming van zowel de (internationale) wetenschappelijke literatuur als relevante kennis en inzichten uit de praktijk. De werkgroep is ook van mening dat de wijze waarop de wetenschappelijke en praktijkkennis in de systematiek is geborgd, voldoende garantie geeft voor kwalitatief goede uitkomsten. De argumenten voor en tegen plaatsing van soorten op de lijst kunnen voldoende worden verantwoord en zijn afdoende bestand tegen willekeur.

De werkgroep heeft zich ook gebogen over de schriftelijke reactie van Dibevo en het PVH voor zover het inhoudelijk en procesmatige aspecten van de methode betrof. De werkgroep geeft naar aanleiding van deze reacties aan alle vertrouwen te hebben om te komen tot een goed werkbare positieflijst en dat daarvoor voldoende draagvlak kan worden gegenereerd.

Beoordeling geïnventariseerde in Nederland gehouden zoogdiersoorten

De in Nederland aantoonbaar gehouden zoogdiersoorten zijn geïnventariseerd en zullen beoordeeld gaan worden. Om te voorkomen dat er door de toepassing van de aangepaste methode een onderscheid ontstaat in de uitvoering van de risico-inschatting met de oude methode heb ik besloten om van de al beoordeelde diersoorten nogmaals een risico-inschatting te laten plaatsvinden.

Na de beoordeling wordt over deze diersoorten een besluit genomen of ze worden aangewezen of niet. De aangewezen diersoorten zullen inclusief de productiediersoorten, de hond en de kat op de positieflijst geplaatst worden. De expertcommissie zal voor de soorten waarover zij positief heeft geadviseerd, indien noodzakelijk, diersoortspecifieke houderijvoorschriften voorstellen.

Voor de productiediersoorten, honden en katten is niet zozeer de vraag van belang of ze gehouden kunnen worden maar onder welke voorwaarden. Aan het houden van hond en kat zijn in het Besluit houders van dieren al aanvullende voorwaarden verbonden. Voor productiedieren gelden naast de algemene voorwaarden diersoortspecifieke Europese welzijnsregels.

Op advies van de RDA en de stakeholders zal middels de aangepaste methode bekeken worden in hoeverre voor de als gezelschapsdier gehouden landbouwhuisdieren, hond en kat nog aanvullende diersoortspecifieke houderijvoorschriften opgesteld dienen te worden.

De positieflijst zal na het in werking treden gefaseerd worden aangevuld met beoordeelde en voor plaatsing aangewezen diersoorten. Voor de nog niet beoordeelde op de geïnventariseerde lijst vermelde zoogdiersoorten zullen tot er een besluit is genomen over de aanwijzing geen restricties gelden.

Inwerkingtreding positieflijst

Met ingang van 1 juli jl. zijn het Besluit houders van dieren alsmede de Regeling houders van dieren in werking getreden. Het op deze datum tevens van kracht laten worden van de positieflijst bleek als gevolg van het aanpassen van de systematiek niet haalbaar. Ook zal een verbod op het houden van diersoorten die niet op de positieflijst staan moeten worden genotificeerd bij de Europese Commissie (EC). Hierbij moet een reactietermijn voor de EC van drie maanden in acht worden genomen. Gelet hierop en de benodigde tijd om de beoordelingen van de zoogdiersoorten volgens de aangepaste methode daadwerkelijk in gang te zetten, kunnen de regels over de positieflijst niet eerder dan per 1 januari 2015 in werking treden.

De desbetreffende bepalingen zullen per 1 januari 2015 a.s. in de Regeling houders van dieren worden ingevoegd en het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.2, eerste tot en met vierde lid, Wet dieren en artikel 1.4 van het Besluit houders van dieren zal op die datum worden gesteld.

Overgangsregeling

De houders van een op 1 januari 2015 in Nederland geïnventariseerde, maar nog niet beoordeelde zoogdiersoort worden vrijgesteld van het houd- en fokverbod tot een besluit is genomen over aanwijzing of niet-aanwijzing van de soort.

De te beoordelen zoogdiersoorten worden als bijlage in de regelgeving opgenomen om er zorg voor te dragen dat alleen in Nederland gehouden zoogdiersoorten onder de overgangsregeling vallen.

De niet in de bijlage vermelde diersoorten worden niet in de beoordeling meegenomen en mogen vanaf het in werking treden van de positieflijst niet in Nederland gehouden worden. Houders van aantoonbaar in Nederland gehouden zoogdiersoorten die niet op de lijst staan hebben tot 1 januari 2015 de tijd om hun dieren te melden waarna de diersoort alsnog toegevoegd zal gaan worden aan lijst van nog te beoordelen zoogdiersoorten.

Bij het in werking treden van de Positieflijst Zoogdieren zijn nog niet alle daarvoor in aanmerking komende diersoorten, te weten de zoogdiersoorten die op 1 januari 2015 in Nederland worden gehouden, beoordeeld. Voor deze geïnventariseerde soorten waarover nog geen besluit is genomen om ze aan te wijzen of niet aan te wijzen, geldt het verbod niet.

Vanaf de bekendmaking van het besluit om een diersoort niet aan te wijzen, is het houden van dieren die behoren tot deze niet aangewezen soort verboden. Houders van dieren die niet worden aangewezen mogen deze dieren echter houden totdat de dieren overlijden. Zoals aan uw Kamer is toegezegd zal aanvullend een fokverbod gaan gelden.

Ik heb met deze verdere aanpassing van de systematiek en procedure een belangrijke stap genomen in de ontwikkeling van een houdbare en breed maatschappelijk gedragen dynamische positieflijst zoogdiersoorten. Een stap die zorg draagt dat het oorspronkelijke doel van de positieflijst zoogdiersoorten, het reguleren van soorten die uit oogpunt van dierenwelzijn en risico's voor de mens verantwoord gehouden kunnen worden, bereikt kan gaan worden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma