Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2014
Op verzoek van uw vaste commissie voor Economische Zaken (29 januari 2014) geef ik hierbij mijn reactie op een rapport van Natuurmonumenten met resultaten van een «groot-wild-enquête».
Het rapport presenteert resultaten van een enquête onder de achterban van Natuurmonumenten over het beheer door Natuurmonumenten van soorten grote zoogdieren. Dat zijn hier in het bijzonder: edelhert, damhert, ree en wild zwijn.
De enquête onderzocht hoe wordt aangekeken tegen het beheer van genoemde grote zoogdieren en beheermaatregelen in verschillende contexten. Die betroffen onder meer: het lijden van grote zoogdieren bij voedselschaarste, schade door de dieren aan flora en fauna of aan landbouw en andere belangen, risico op aanrijdingen in het verkeer, jacht en menselijke consumptie van de dieren. Ook waren er vragen over ervaringen met de genoemde grote zoogdieren.
Ik vind het goed dat Natuurmonumenten het initiatief heeft genomen om bij hun achterban te peilen wat men vindt van het beheer en de lastige keuzen die daarin gemaakt worden. Veel mensen hebben gereageerd, wat mij sterkt in de gedachte dat natuur echt leeft bij het publiek. De resultaten vind ik op zichzelf interessant, maar deze zijn vooral van belang voor Natuurmonumenten zelf. Het betreft immers de houding en mening van de eigen achterban van Natuurmonumenten ten opzichte van de manier waarop Natuurmonumenten in haar eigen gebieden met de grote zoogdieren zou moeten omgaan.
Daarnaast vindt beheer van edelhert, damhert, ree en wild zwijn plaats met door gedeputeerde staten verleende ontheffingen op basis van artikel 67 of 68 van de Flora- en faunawet. Het is dus in eerste instantie aan provincies om te bekijken in hoeverre zij de enquêteresultaten eventueel willen beoordelen in relatie tot hun eigen beleid hierin.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma